OIMLR61N.doc - 2001-02-12 MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN Bestuur Kwaliteit en Veiligheid Afdeling Metrologie Metrologische Dienst Metrologische Reglementering OMZENDBRIEF aan de fabrikanten, de invoerders en de herstellers van discontinu doserende automatische weegwerktuigen (1997 05 20)
OIML_R61_omzendbrief Gecoördineerde omzendbrief aan de fabrikanten, de invoerders en de herstellers van discontinu doserende automatische weegwerktuigen. Onze referentie : E6/M/AM/am/976106 van 20/05/1997 De Internationale Organisatie voor Wettelijke Metrologie (OIML) heeft in het vierde kwartaal van vorig jaar de nieuwe aanbeveling "OIML R 61" gepubliceerd. Deze aanbeveling is van toepassing op discontinu doserende automatische weegwerktuigen. Er zijn vijf belangrijke wijzigingen: - de doseerklasse wordt op een andere wijze aangeduid; - de toleranties bij de dynamische testen (testen met materiaal) worden op een andere manier berekend; - er wordt een minimum instelgewicht vermeld; - het aantal te controleren dosissen wordt in de meeste gevallen verhoogd; - een doseerweegwerktuig kan voor verschillende producten en of verschillende instelgewichten een andere doseerklasse hebben. Op ieder van deze vijf punten wordt afzonderlijk ingegaan. Tenslotte volgen enkele regels over het gebruik van discontinu doserende automatische weegwerktuigen in het economisch verkeer en de toepassing van de ijklonen. 1. Vastlegging van de doseerklasse. De aanbeveling R61 voorziet in een "open systeem" voor de rangschikking in klassen van de discontinu doserende automatische weegwerktuigen en laat de Metrologische Diensten toe ter zake minimale eisen voor te schrijven. De doseerklasse wordt aangeduid met de letters "X(x)" waarbij x de klasseaanwijsfaktor is. De klasseaanwijsfaktor x moet gelijk zijn aan 1 x 10 k, 2 x 10 k of 5 x 10 k waarbij k een geheel positief of negatief getal is of nul is. Voor discontinu doserende automatische weegwerktuigen, gebruikt in het
economisch verkeer, wordt minstens de klasseaanwijsfaktor (1) geëist. Klasseaanwijsfaktoren die beter zijn (kleiner dan 1) worden toegelaten. Het staat de constructeur vrij, al of niet in overleg met de klanten, een betere klasseaanwijsfaktor aan te duiden. Ook moet bij het afleveren van nieuwe modelgoedkeuringsdossiers een referentiedoseer-klasse vastgesteld worden. In de praktijk is dit de nauwkeurigste doseerklasse die met het toestel kan gerealiseerd worden. De werkelijke doseerklasse X(x) zal in het beste geval gelijk zijn aan de referentiedoseerklasse. De referentiedoseerklasse "Ref.(x)" zal in de toekomst, na mogelijke omzetting van de aanbeveling OIML R 61 in Europese of nationale regelgeving, bij de modelgoedkeurings-proeven vastgesteld worden. 2. Testen - Foutgrenzen. 2.1. Statische testen. De statische testen worden uitgevoerd op grond van het koninklijk besluit van 4 augustus 1992 houdende een nieuwe regeling betreffende de niet-automatische weegwerktuigen.
2.2. Materiaaltesten. 2.2.1. Maximaal toelaatbare afwijking voor een individuele dosis ten opzichte van het gemiddeld van de dosissen: dmt. De maximaal toelaatbare afwijking voor een individuele dosis ten opzichte van het gemiddelde der dosissen (dmt) wordt in Tabel 1 weergegeven. Deze waarden worden vermenigvuldigd met de klasseaanwijsfaktor indien die verschilt van 1. Tabel 1 Instelgewicht M (g) Maximaal toelaatbare afwijking (dmt) voor iedere individuele dosis ten opzichte van het gemiddelde van de dosissen voor de doseerklasse X(1) Eerste ijk Herijk M 50 6.3 % 9 % 50 < M 100 3,15 g 4,5 g 100 < M 200 3,15 % 4,5 % 200 < M 300 6,3 g 9 g 300 < M 500 2,1 % 3 % 500 < M 1 000 10,5 g 15 g 1 000 < M 10 000 1,05 % 1,5 % 10 000 < M 15 000 105 g 150 g 15 000 < M 0,7 % 1 % Indien het stukgewicht van het product groter is dan 10 % van de maximaal toelaatbare afwijking bij herijk, dan worden de waarden afgeleid uit Tabel 1, in het geval van materiaaltesten, verhoogd met 1,5 maal het stukgewicht van het product. De bekomen maximaal toelaatbare afwijking mag in geen enkel geval groter zijn dan de klasseaanwijsfaktor (x) vermenigvuldigd met 0,09. Dit punt is niet van toepassing op de zogenaamde combinatiewegers (multihead-
weighers) omdat deze discontinu doserende automatische weegwerktuigen ontwikkeld zijn om de problemen met grote stukgewichten te verhelpen. 2.2.2. Maximaal toelaatbare afwijking van het gemiddelde van de dosissen ten opzichte van het ingesteld gewicht : epmt. Voor de discontinu doserende automatische weegwerktuigen die de mogelijkheid hebben een instelgewicht vast te leggen (gewenste nominale waarde van elke dosis) zal de afwijking tussen het instelgewicht en het gemiddeld gewicht van de dosissen niet groter zijn dan 25 % van de maximaal toelaatbare afwijking ten opzichte van het gemiddelde zoals bepaald in 2.2.1. voor de herijk. Dit geldt zowel bij de eerste ijk als bij de herijk. 2.2.3. Voorwaarden. 2.2.3.1. Symbolen. M Instelgewicht (gevraagd gewicht per dosis) x Gemiddeld gewicht van individuele dosissen n 1 x x = n i = 1 i xi Gewicht van een individuele dosis waarbij i = 1 tot n, met n = aantal gecontroleerde dosissen 2.2.3.2. Formules. Bij de materiaaltesten moeten de discontinu doserende automatische weegwerktuigen dosissen afleveren die voldoen aan de volgende voorwaarden: x - dmt x i x + dmt M - epmt x M + epmt
Indien er geen voorstelinrichting aanwezig is, dan wordt het werkelijk gemiddelde gedoseerd gewicht als instelgewicht beschouwd. In dit geval is de tweede voorwaarde niet van toepassing. 2.2.3.3. Berekeningen. Enkele voorbeelden worden gegeven als bijlage bij deze omzendbrief. 3. Minimum instelgewicht. Op elk toestel moet een minimum instelgewicht vermeld worden. Bij de materiaaltesten moeten de discontinu doserende automatische weegwerktuigen bij dit minimum instelgewicht zeker beproefd worden. De aanduiding van het minimum instelgewicht kan op twee manieren: - het minimum te doseren gewicht stelt men gelijk aan het minimum weegvermogen (Min). In dit geval is geen bijkomende aanduiding vereist. - het minimum te doseren gewicht wordt vermeld in de vorm: Min. instelgewicht =... kg 4. Aantal te controleren dosissen. Het aantal te controleren dosissen wordt bepaald in volgende tabel. Tabel 2 M 10 kg 60 dosissen 10 kg < M 25 kg 32 dosissen 25 kg < M 100 kg 20 dosissen 100 kg < M 10 dosissen
5. Opschriften. Elk discontinu doserend automatisch weegwerktuig moet naast de gebruikelijke metrologische kenmerken, de volgende bijkomende vermeldingen dragen: 5.1 : De naam van de producten welke met de machine zullen gedoseerd worden. 5.2 : Minimum instelgewicht indien dit verschillend is van het minimum weegvermogen. 5.3 : Doseerklasse in de vorm X(x). 5.4 : Cadans in dosissen per minuut. 5.5 : De referentiedoseerklasse Ref. (x) indien deze in de modelgoedkeuring vermeld is. Een toestel mag verschillende doseerklassen hebben die afhankelijk zijn van de verschillende instelgewichten, de verschillende te doseren producten als de verschillende snelheden waarmee het toestel werkt. In dit geval moeten bovenstaande gegevens 5.1, 5.2, 5.3 en 5.4 in tabelvorm op het toestel vermeld worden. Afhankelijk van het taalgebied waar de discontinu doserende automatische weegwerktuigen zijn opgesteld, moeten ze een van beide of beide opschriften dragen : "Nota van de Metrologische Dienst: De automatische werking van dit toestel werd onderzocht. De gebruiker van het toestel is verantwoordelijk voor de afgeleverde hoeveelheden." of "Note du Service de la Métrologie: Le fonctionnement automatique de cet instrument à été vérifié. L'utilisateur de l'instrument est responsable des quantités délivrées."
6. Gebruiksregels en administratieve maatregelen. 6.1. Gebruiksregels betreffende discontinu doserende automatische weegwerktuigen. De discontinu doserende weegwerktuigen die gebruikt worden voor het conditioneren van producten in voorverpakkingen die onderworpen zijn aan de voorschriften van het koninklijk besluit van 28 december 1979 betreffende het voorverpakken naar gewicht of naar volume van bepaalde producten in voorverpakkingen, [dosissen groter dan of gelijk aan 5 g (5 ml) en kleiner dan of gelijk aan 10 kg (10 L)] moeten niet noodzakelijk geijkt zijn wanneer de werkelijke inhoud van de voorverpakkingen gecontroleerd worden door middel van een ander goedgekeurd en geijkt meetwerktuig. Dit controletoestel moet een geschikte ijkeenheid hebben zoals bepaald in artikel 3 van het ministerieel besluit van 12 september 1980 houdende vaststelling van de modaliteiten voor de identificatie van het vulbedrijf, van het bedrijf dat de vulling heeft laten uitvoeren of van de importeur van de voorverpakkingen en van de modaliteiten van de bedrijfscontroles op de voorverpakkingen. Discontinu doserende weegwerktuigen die gebruikt worden voor het conditioneren van producten in voorverpakkingen met een nominale hoeveelheid groter dan 10 kg (10 L) moeten van een goedgekeurd model zijn en moeten voorzien zijn van een geldig ijkmerk. In die gevallen nochtans dat alle voorverpakkingen worden herwogen op een geijkt wettig controleweegtoestel hoeft het discontinu doserend automatisch weegwerktuig niet noodzakelijk geijkt te worden.
6.2. Administratieve maatregelen Deze gecoördineerde omzendbrief vervangt : - de omzendbrief 4M/915078 van 14 januari 1991. - de omzendbrief 4M/PDG/PDG/918006 van 20 november 1991. - de omzendbrief 4M/PDG/PDG/925881 van 8 april 1992. Deze omzendbrief wordt onmiddellijk van kracht. 6.3. IJklonen. De prestaties voor het ijken van een discontinu doserend automatisch weegwerktuig worden vergoed tegen 1200 F per uur, met een minimum van 4000 F per weegtoestel. De Directeur-generaal, a.i. Dr. H. VOORHOF