SUBSIDIEREGLEMENT VOOR DE AANLEG EN HET ONDERHOUD VAN KLEINE LANDSCHAPSELEMENTEN Hoofdstuk 1: definities en afbakening Artikel 1. Het gemeentebestuur van Wielsbeke wenst een toelage uit te keren, binnen de perken van de jaarlijks op de begroting voorziene en goedgekeurde kredieten, voor de aanleg en het onderhoud van punt- en lijnvormige elementen, om het divers landschappelijk karakter van de gemeente te verstevigen. Artikel 2. Het doel van dit reglement is het stimuleren van de aanleg en/of het onderhoud van kleine landschapselementen (KLE s) teneinde de landschappelijke en ecologische waarde van onze open ruimten en de leefruimte voor de toekomst veilig te stellen en verder uit te breiden. Artikel 3. Onder de kleine landschapselementen die in dit reglement voor betoelaging in aanmerking komen worden begrepen: 1. KNOTBOMEN Loofbomen die van nature uit kunnen geknot worden zoals Quercus (eik), Fraxinus (es), Acer (esdoorn), Alnus (els), Carpinus (Haagbeuk), Tilia (linde) en Salix (wilg) in diverse soorten. Het gebruik van populier als knotboom wordt afgeraden. Deze knotbomen zijn hoogstambomen met een vrije stamlengte van minimum 1.8 m vanaf het maaiveld. Deze bomen worden aangeplant als geworteld plantsoen of als poot (ongeworteld ). De stamomtrek van deze hoogstammige knotbomen bedraagt bij aanleg minimum 10-12 cm op 1.00 m boven het maaiveld. Bij het gebruik van ongewortelde poten als plantgoed is een minimummaat van 18-20 cm stamomtrek aangewezen. In het kader van dit reglement mogen geen knotbomen aangeplant worden als bosgoedplant. De onderhoudssubsidie kan slechts uitbetaald worden voor knotbomen die minimum 7 jaar aangeplant zijn. 2. HOOGSTAMBOMEN Loofbomen met een vrije stamlengte van minimum 1.8 m. In het kader van dit reglement moeten de bomen aangeplant worden als bewortelde hoogstammige boom en niet als bosgoedplant, stek of poot. De hoogstambomen hebben een minimum stamomtrek van 10-12 cm op 1.00 m boven het maaiveld. In het kader van dit reglement opteren we voor streekeigen hoogstambomen. De bomen worden aangeplant ofwel als solitairs (vrijstaand) ofwel in groepsverand of rijverband. Het gebruik van snel groeiende hoogstambomen, zoals wilg, els en populier, wordt enigszins afgeraden ten voordele van duurzame houtsoorten. In Bijlage 1 geven we enkele voorbeelden van streekeigen boomsoorten die voor subsidie in aanmerking komen.
3. HOOGSTAMBOOMGAARDEN De aanplant van hoogstammige fruitbomen met de bedoeling een boomgaard of een aaneengesloten groep van fruitbomen te realiseren. Deze bomen mogen aangeplant worden in een weiland of in een bestaande boomgaard ter uitbreiding of ter vervanging van de verdwenen fruitbomen. De aanplant moet gebeuren met hoogstammige fruitbomen met een vrije stamlengte van minimum 1.8 m boven het maaiveld. De aanplant gebeurt met beworteld plantgoed en de hoogstambomen hebben een minimum stamomtrek van 10-12 cm op 1.00 m boven het maaiveld. In Bijlage 1 geven we enkele voorbeelden van streekeigen fruitboomsoorten die voor subsidie in aanmerking komen. Aanplant met laagstam of halfstam worden niet gesubsidieerd. 4. POELEN De aanleg / heraanleg of het onderhoud van een poel onder de volgende voorwaarden: - minimum 40 m² en maximum 150 :m² wateroppervlak - permanent water bevatten - geen water onttrekken tenzij voor het vee rond de poel - het water niet gebruiken voor het spoelen van sproeitanks - geen te steile oevers voorzien doch wel een geleidelijke overgang van land naar water - oever- en watervegetatie stimuleren - het water en de oevers niet bewerken, bemesten en besproeien met biociden. - het gebruik van folies of bitumen of andere kunststoffen als ondergrond voor de poel is verboden. Oude omwallingen rond hoeven worden aanzien als een poel. De aanleg of het onderhoud van een vijver in een siertuin komt niet in aanmerking voor de subsidie. Artikel 4. De betoelaagbare elementen liggen in het landelijk gebied van de gemeente Wielsbeke. Onder landelijk gebied wordt begrepen de volgende zones op het gewestplan Roeselare- Tielt: agrarisch gebied, park, reservaat- en natuurgebied. Ook in woongebied met landelijk karakter kunnen aanplantingen betoelaagd worden, voor zover zij een duidelijk landschappelijke betekenis hebben als randbeplanting of groenscherm. Artikel 5. Beplantingen of heraanplantingen die deel uitmaken van de voorwaarden begrepen in een kapvergunning en groenschermen die opgelegd worden in het kader van een bouw- of milieuvergunning, komen niet in aanmerking voor een toelage voor aanplant. Hoofdstuk 2: toelage voor de aanplant Artikel 6. Om voor betoelaging bij aanplant in aanmerking te komen, moeten de landschapselementeaan de volgende criteria voldoen : 1. KNOTBOMEN - aanleg: minimum 5 bomen en maximum 20 bomen/ aanvrager/jaar
- onderhoud: een onderhoudssubsidie wordt pas uitbetaald voor bomen die minimum 7 jaar oud zijn - voor dezelfde knotbomen kan slechts na 7 jaar opnieuw een onderhoudssubsidie aangevraagd worden 2. HOOGSTAMBOMEN - minimum 5 hoogstambomen en maximum 150 toelage /aanvrager/jaar - er wordt gebruik gemaakt van inheemse boomsoorten ( zie Bijlage 1) 3. HOOGSTAMBOOMGAARDEN - minimum 5 hoogstammige fruitbomen in groep of rij of ter aanvulling van bestaande hoogstamboomgaard - maximum 150 toelage /aanvrager /jaar - er wordt gebruik gemaakt van inheemse fruitsoorten 4. POELEN - aanleg: maximum 1 poel / aanvrager/jaar - onderhoud: maximum 1 onderhoudssubsidie /aanvrager/7 jaar. Artikel 7. De toelage voor de aanplant bedraagt: Knotbomen Hoogstambomen Hoogstamboomgaarden Poelen Knotwilg (Salix species) Andere knotboomsoorten ( eik, es, esdoorn, els, linde haagbeuk) Subsidie Plantmaat 2,5/boom minimum 10-12 cm 175/poel Hoofdstuk 3: toelage voor het onderhoud Artikel 8. Om voor betoelaging bij onderhoud in aanmerking te komen, moeten de landschapselelementen aan de volgende criteria voldoen: 1) het onderhouden ervan door kappen volgens de beheersvisie en conform de code van goed natuurpraktijk, snoeien en afzetten van hakhout volgens de beheersvisie
en conform de code van goed natuurpraktijk, moet gebeuren in de periode van 1 november tot 1 maart met een omlooptijd van drie tot twintig jaar; 2) indien snoeihout verwijderd wordt, dient dat te gebeuren vóór 15 maart; 3) er mogen geen bestrijdingsmiddelen gebruikt worden in het landschapselement; 4) er mogen geen meststoffen of slib afkomstig van rioolwaterzuiveringsinstallaties toegediend worden in het landschapselement; 5) er mag niet gebrand worden in het landschapselement of binnen een afstand van tenminste 20 m. Artikel 9. De toelage voor het onderhoud bedraagt: Subsidie Knotbomen Poelen wilg, eik, es, esdoorn, els, 15/boom 175/poel Frequentie 7 jaar 7 jaar Hoofdstuk 4: algemene bepalingen Artikel 10. De toelage wordt toegekend aan de aanvrager. Deze aanvrager dient gerechtigd te zijn, schriftelijk of op erewoord, tot het verrichten van aanleg- en onderhoudswerkzaamheden waarvoor de aanvraag wordt ingediend. Artikel 11. De aanvraag voor betoelaging wordt ingediend bij het College van Burgemeester en Schepenen, Rijksweg 314, 8710 Wielsbeke. De aanvrager is er toe gehouden het College van Burgemeester en Schepenen alle inlichtingen te verschaffen welke nodig zijn om de uitbetaling van de subsidie te motiveren. Dit subsidiereglement dient enkel voor aanvragen die betrekking hebben tot private terreinen. Voor Kleine landschapselementen op openbaar domein worden er geen subsidies gegeven. Artikel 12. De aanvraag dient te gebeuren door het invullen van het formulier zie bijlage 2. Artikel 13. De aanvraag is in te dienen vóór de uitvoering der werken. De uitbetaling van de subsidie gebeurt na de werken. Artikel 14. Het College van Burgemeester en Schepenen beslist omtrent de toekenning van de subsidie, na advies van de Milieudienst. Aan de toekenning van de subsidie kunnen door het College van Burgemeester en Schepenen bijzondere condities verbonden worden met betrekking tot de uitvoeringswijze en uitvoeringslocatie. De toekenning van de subsidie kan geweigerd worden wanneer de uitvoering van de voorgestelde werken om natuur- en landschapsredenen door het College van Burgemeester en Schepenen ongewenst geacht wordt. Tijdens de uitvoering der werken is de gemeente gerechtigd om de werken ter plaatse te controleren. Artikel 15.
Na voltooiing der werken dient de begunstigde een aanvraag tot uitbetaling subsidie voor KLE. in bij het College van Burgemeester en Schepenen. Dit gebeurt aansluitend op de definitieve voltooiing van het werk en uiterlijk binnen de 9 maanden na kennisgeving van de goedkeuring van de aanvraag. De gemeente is gerechtigd om de uitvoering ter plaatse te controleren alvorens tot uitbetaling over te gaan. Artikel 16. De aanvrager verbindt zich tot het onderhouden van de objecten waarvoor een subsidie bekomen werd. De aanvrager staat ook in voor de bescherming van de planten tegen vraat vanwege wild of vee. De aanvrager is er eveneens toe verplicht de afgestorven, kwijnende of sterk misgroeide planten zelf te vervangen in het eerstvolgende plantseizoen. Artikel 17. Wanneer de uitvoering der werken niet conform met de aanvraag of het reglement uitgevoerd zijn, kan de subsidie verminderd, uitgesteld of geweigerd worden. Er wordt in geen geval een hogere vergoeding uitgekeerd dan bij de toekenning voorzien. Artikel 18. De toelage kan geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd wanneer: - belangrijke delen van de beplanting door een duidelijk gebrek aan nazorg of vervanging niet tot uitgroei komt, - een poel geheel of gedeeltelijk wordt gedempt of zodanig wordt behandeld dat de natuurfunctie ervan ernstig geschaad wordt. Artikel 19. Indien voor de betrokken aanvraag reeds gebruik wordt gemaakt van een subsidie, toegekend door een andere instantie of vereniging, vervalt het recht op een gemeentelijke subsidie. Het College van Burgemeester en Schepenen kan echter om bepaalde redenen een dergelijke cumulatie goedkeuren. Artikel 20. Het College van Burgemeester en Schepenen heeft het recht om de subsidiebedragen aan te passen in functie van de jaarlijkse gemeentelijke begroting en haar natuurbeleid. Artikel 21. Dit subsidiereglement vervangt de bestaande wetgeving niet. Bijgevolg blijven de wettelijke bepalingen met betrekking tot het agrarisch recht, zoals de afstand van beplantingen, de bouw- en kapvergunningen op hoogstammige bomen, het veldwetboek, e.d. van kracht. Artikel 22. Uitzonderingen op dit reglement kunnen door het College van Burgemeester en Schepenen toegestaan worden door middel van een gemotiveerde beslissing, na voorafgaand advies van de gemeentelijke Milieu- en/of Technische Dienst. Artikel 19 Dit reglement treedt in werking op datum van goedkeuring door de Gemeenteraad.