Milieu. Subsidiereglement voor de aanplant en het onderhoud van punt- en lijnvormige landschapselementen. BESLUIT: Art. 1. Het gemeentebestuur van

Transcriptie

1 Milieu. Subsidiereglement voor de aanplant en het onderhoud van punt- en lijnvormige landschapselementen. BESLUIT: Art. 1. Het gemeentebestuur van Zottegem wenst een toelage uit te keren, binnen de perken van de daartoe op de begroting voorziene middelen, voor de aanplant en het onderhoud van landschappelijk waardevolle punt- en lijnvormige landschapselementen, bepaald in artikel 2, om zo de aantrekkelijkheid van de landelijke omgeving te verhogen. Art. 2. Definities: 1. lijnvormig landschapselement: een langwerpig, niet perceelsvormend landschapselement dat een landschapsstructurerende invloed heeft en voor een groot deel bestaat uit houtige gewassen. 2. puntvormig landschapselement : solitaire (alleenstaande) knot- en hoogstambomen, amfibieënpoelen. 3. haag: een lijnvormige aanplanting van houtige gewassen die onderaan zodanig aaneensluiten dat visuele en fysieke penetratie moeilijk is. Er zijn in de Vlaamse Ardennen drie enkelvoudige types hagen: geschoren hagen, kaphagen en houtkanten geschoren haag: haag die in vorm wordt gehouden met een snoeischaar, de haag wordt geschoren en/of geknipt. Hagen kunnen enerzijds erg strak in vorm gehouden worden, of anderzijds al of niet door verwaarlozing breder en/of hoger uitgroeien kaphaag is kenmerkend voor de Vlaamse Ardennen en wordt gebruikt als afsluiting van erven, tuinen, boomgaarden, weiden in de onmiddellijke buurt van erven. Het is een haag die bestaat uit lage, dicht op elkaar staande knotbomen van vooral Gewone es of Haagbeuk. De kaphoogte bedraagt 150 à 200 cm houtkant: haag die bestaat uit hakhout (houtige gewassen die periodiek bij de grond worden gekapt en terug uitschieten). Houtkanten komen vooral in de volgende situaties voor: gelijkgrondse houtkanten langs beken of grachten en houtkanten op taluds. 4. knotbomen: bomen waarvan de top en/of de zijscheuten periodiek worden afgehakt. Volgende boomsoorten komen ervoor in aanmerking: wilg, populier, abeel, eik, es, olm, els, Haagbeuk, berk, Spaanse aak, Gewone esdoorn en vlier. De knothoogte bedraagt 150à 200 cm. 5. bomenrij: lijnvormig landschapselement bestaande uit opgaande bomen en/of knotbomen, die zo ver uit elkaar staan dat visuele en/of fysieke penetratie amper wordt gehinderd. Er zijn twee enkelvoudige types van bomenrijen: opgaande bomenrijen en knotbomenrijen. 6. boomgaard: groepering van minstens 10 hoogstammige fruitbomen met een stamhoogte van minstens 2 meter en met een stamomtrek van 6 tot 8 cm. 7. mengvorm: lijnvormig landschapselement dat een mengvorm is tussen verschillende hierboven gedefinieerde types. Als gevolg van de drievoudige gelaagdheid zijn geschoren hagen en houtkanten, ingeplant met opgaande bomen en knotbomen, vanuit ecologisch standpunt de interessantste. 8. landelijk gebied: gebieden die op het gewestplan staan aangeduid als agrarisch gebied (met inbegrip van het ecologisch en het landschappelijk waardevol agrarisch gebied), bosgebied, natuurgebieden, natuurreservaten, parkgebieden. 9. vellen of rooien: vellen is het omhakken of omzagen; rooien is vellen met verwijdering van het wortelgestel. Hieronder wordt ook verstaan het schade toebrengen of verminken of vernietigen door ondermeer ringen, ontschorsen, verschroeien, gebruik van chemische middelen, inkervingen en benagelen; rooien of vellen is niet het langs weiden of akkers bevestigen van afsluitdraden aan lijnvormige landschapselementen door middel van krammen en dergelijke, om percelen af te bakenen, voor zover deze landschapselementen effectief deel uitmaken van de afsluiting.

2 10. amfibieënpoel: grootte: 20m² à 100m² wateroppervlakte; maximum diepte: 0,7m à 1,50m; bezonde oever: een ondiepe waterzone NO/NW gelegen met een wateroppervlakte van minstens 20% van de totale oppervlakte; bescherming tegen vee: een degelijke afsluiting op 1,5m afstand van de poel; 25% van de poel mag vrij blijven als drinkplaats voor het vee; watervoorziening: bestaat uit kwel- en bronwater met inachtname van natuurlijke moerasvegetaties; contact met de sloot is mogelijk en toegestaan; bodem: moet bestaan uit een ondoordringbare kleilaag; folies zijn niet toegestaan. Art Enkel die personen komen in aanmerking voor het verkrijgen van de subsidie waarvan het netto belastbaar inkomen van het derde jaar dat voorafgaat aan de aanvraagdatum niet meer bedraagt dan: ,34 euro voor alleenstaanden; ,17 euro voor samenwonenden of gehuwden Voorgaande inkomensmaxima worden verhoogd met 3.352,38 euro voor elke persoon ten laste. Personen waarvan het netto belastbaar inkomen van het derde jaar dat voorafgaat aan de aanvraagdatum meer bedraagt dan die bedragen komen in aanmerking voor het verkrijgen van een aangepaste subsidie: - voor alleenstaanden: - tot ,34 = 100% - van ,35 tot en met ,27 = 75% - van ,28 tot en met ,20 = 50% - van ,21 tot en met ,13 = 25% - voor gehuwden: - tot ,17 = 100 %; - van ,18 euro tot en met ,10 euro = 75%; - van ,11 euro tot en met ,03 euro = 50%; - van ,04 euro tot en met ,96 euro = 25%. Voorgaande inkomensmaxima worden verhoogd met 3.352,38 euro voor elke persoon ten laste. Alle bedragen worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan de gezondheidsindex van de maand december, voorafgaand aan de aanpassing. Bij de berekening van het netto belastbaar inkomen wordt er rekening gehouden met het onroerend vermogen van de aanvrager en zijn huishouden. Indien de aanvrager één of meerdere onroerende goederen in volle eigendom, naakte eigendom of vruchtgebruik bezit, met uitzondering van de onroerende goederen die dienst doen als individuele of gezinswoning, wordt rekening gehouden met het globaal kadastraal inkomen vermenigvuldigd met 3. Dit bedrag wordt bij het bedrag van het netto belastbaar inkomen bijgeteld.

3 HOOFDSTUK I: AANPLANT EN AANLEG VAN PUNT- EN LIJNVORMIGE LANDSCHAPSELEMENTEN Art. 4. De toelage heeft betrekking op punt- en lijnvormige landschapselementen binnen de grenzen van de gemeente Zottegem en die gelegen zijn binnen of grenzend aan het landelijk gebied of grenzend aan percelen met een agrarisch bodemgebruik (akkers, weiland, boomgaarden) met uitzondering van de 50m woonzone van bebouwde percelen. Art. 5. Enkel streekeigen beplantingen opgenomen in bijlage 1 komen in aanmerking voor betoelaging. Art. 6. De minimale lengte van elke nieuwe aanplant met lijnvormige landschapselementen, dient 25 meter te bedragen. Art. 7. De betoelaagde aanplanting dient minimum gedurende 10 jaar integraal en intact op dezelfde plaats te blijven staan. Het verplaatsen, vellen, rooien of definitief verwijderen van het betoelaagde plantsoen is niet toegestaan. Art. 8. Het plantsoen dat wordt gebruikt moet de volgende minimale afmetingen hebben: 40 tot 60cm hoogte voor bosplantsoen en heesters; 6 tot 8cm stamomtrek bij hoogstammige bomen. Art. 9. De aanplanting/aanleg dient uitgevoerd te worden conform alle bestaande wetten, reglementen en gebruiken op dergelijke aanplantingen (bouwvergunning, vaste en erkende gebruiken, veldwetboek, pachtwet, reglement op de buurtwegen). Er moet gebruik gemaakt worden van volgende plantafstanden: geschoren haag: 20 tot 33cm, zo nodig in een dubbele rij, afhankelijk van de gewenste breedte; kaphaag: 30 tot 150 cm; houtkant (gelijkgrondse of op talud): 50 tot 150 cm, zonodig in verschillende rijen, afhankelijk van de breedte van de berm; opgaande bomenrij: 5 tot 10 meter; knotbomenrij: 1,5 tot 6 meter; mengvorm: afhankelijk van de gekozen menging, bv. een weerhaag met plantafstand zoals hierboven, om de 5 meter ingeplant met afwisselend een opgaande boom en een knotboom; hoogstamboomgaard: voor appel, kers en notelaar: 10 tot 12 meter tussen iedere boomsoort.; voor peer: 8 tot 10 meter; voor pruim en kriek: 6 tot 7 meter; bij combinatie van bomen mag de plantafstand tussen de 8 en 10 meter zijn. de volgende plantafstanden ten opzichte van de perceelsgrenzen zijn voor de stad van toepassing: voor hoogstam (vanaf 1,80 m: 0,84 cm); voor laagstam (minder dan 1,80m: 0,42 cm). Art. 10. De toelage kan enkel worden gebruikt voor het plantsoen, steunpalen, meststoffen, uurlonen,. komen niet in aanmerking. Enkel het aangeslagen plantsoen kan worden betoelaagd; het afgestorven plantsoen komt niet in aanmerking. Art. 11. Op basis van het verslag van de bevoegde gemeentelijke ambtenaar zal het schepencollege al dan niet zijn goedkeuring verlenen tot uitbetaling van de beplantingstoelage. Art. 12. Na toekenning dient de aanvrager zijn plantgoed of zijn amfibieënpoel goed te onderhouden en in stand te houden; hij zal daartoe zorg dragen bij eventuele stoornissen in het groeipatroon, op straffe van terugvordering van de toelage.

4 Art. 13. Het is de aanvrager niet toegestaan handelingen te verrichten of door derden te laten verrichten die kunnen leiden tot de aantasting van het karakter en de structuur van de landschapselementen. Als schadelijke handelingen worden in ieder geval aangemerkt: het opslaan, storten of bergen van voorwerpen, stoffen of producten in het landschapselement; het geheel of gedeeltelijk afgraven van het landschapselement; het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen langsheen het landschapselement; het verbranden van bermen langs de hagen en het hakhout in de nabijheid van de overige in bijlage vermelde landschapselementen. Bij inbreuk dient alle in de loop der jaren uitgekeerde subsidie terugbetaald te worden.

5 Art. 14. De uitbetalingsmodaliteiten voor de aanplant/aanleg zijn: de uitbetaling is slechts éénmalig - er wordt enkel uitbetaald met een geldig aankoopbewijs of een verklaring op eer; de toelage bedraagt voor bosplantsoen 0,5 euro/stuk, als de aanplant geschiedt op 1 perceel binnen de wettelijke afstanden, als de aanplant geschiedt op de scheiding van twee percelen bekomt elke perceelseigenaar 0,25 euro/stuk; de toelage bedraagt voor hoogstammig plantsoen 4,96 euro/stuk; de toelage bedraagt 2,48 euro/wilgenpoot; de toelage voor de aanleg van een amfibieënpoel bedraagt 1,24 euro per m² wateroppervlakte ter hoogte van het maaiveld; Art. 15. De aanleg van een poel dient te gebeuren vanaf september tot en met eind oktober. HOOFDSTUK 2 ONDERHOUD VAN PUNT- EN LIJNVORMIGE KLEINE LANDSCHAPSELEMENTEN Art. 16. De landschapselementen komen slechts in aanmerking voor een onderhoudssubsidie als ze aan de volgende voorwaarden voldoen: hagen en haagkanten: minimale lengte van 25m; minimale hoogte van 1,25m; minimale breedte van 25 cm; minstens 1 jaar oud; knotbomen: minstens 3 jaar oud zijn; houtkanten en bomenrijen: minstens 10 jaar oud zijn; alleenstaande bomen: minstens 10 jaar oud zijn; boomgaarden: minstens 10 jaar oud zijn; amfibieënpoelen: minstens 5 jaar oud zijn. Art. 17. Het onderhoud zal bestaan uit: 1. wat hagen en haagkanten betreft: tweejaarlijks in de periode tussen oktober en maart de hagen snoeien, scheren of knippen. Er zal bij het ontstaan van gaten in de hagen zorg gedragen worden dat deze gaten opgevuld worden met soorten waaruit de haag is opgebouwd. 2. wat houtkanten en knotbomen betreft: in de periode tussen 1 november en 1 maart hakhoutbeheer toepassen en het afkomende hakhout afvoeren. Voor knotbomen is de hakcyclus 5 jaar of meer. 3. wat hoogstammige bomen en boomgaarden betreft: in de periode tussen 1 november en 1 maart snoeiwerken uitvoeren met een cyclus van vijf jaar 4. wat hoogstambomen betreft: de eerste jaren na het aanplanten is de vormsnoei heel belangrijk: de latere snoei beperkt zich tot het weghalen van de overtollige takken, zodanig dat het licht maximaal benut wordt. 5. wat amfibieënpoelen betreft: om dichtgroeiing en verlanding van de poel te vermijden, dient het overtollige slib te worden geruimd in de maand oktober. Een periodieke herhaalde maar beperkte ruiming (bv. jaarlijks) is te verkiezen boven een éénmalige drastische ingreep om de 5 jaar. Art. 18. De toelagen voor onderhoud bedragen: voor hagen 2,47 euro per lopende meter; voor bomen: 7,43 euro per boom; voor mengvormen: cumulatie van de twee;

6 voor amfibieënpoelen: 1,24 euro per m² wateroppervlakte ter hoogte van het maaiveld; voor hakhout: 2,47 euro per lopende meter. Art. 19. De toelagen voor het onderhoud kunnen als volgt worden uitgekeerd: voor hagen: om de 2 jaar; voor knotbomen: om de 5 jaar; voor bomen en bomenrijen: om de 5 jaar; voor poelen: om de 5 jaar; voor hakhout: om de 5 jaar. HOOFDSTUK 3: GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN Art. 20. De aanvraag voor aanplant en/of onderhoud moet opgestuurd worden voor 31 maart van het lopende jaar naar het College van Burgemeester en Schepenen, Markt 1 te 9620 Zottegem. Art. 21. Het College van Burgemeester en Schepenen beslist of de aanvrager voor de betreffende toelage in aanmerking kan komen; Art. 22. De toelagen voor de aanplant en/of onderhoud bedragen maximaal 371,84 euro per aanvrager/dienstjaar; Art. 23. De aanvraag moet minimaal 1 maand voor de aanvang van de uitvoering van de werken ingediend worden en is enkel geldig voor aanplantingen die geschieden in de periode van 15 november tot en met 31 maart. Bij slechte weersomstandigheden, met name bij strenge vorst, kan de termijn met een maand verlengd worden. Voor de aanleg van poelen moet de aanvraag ingediend worden minimaal 1 maand voor de aanvang van de werken. Art. 24. De aanvrager dient dadelijk na de aanplant/aanleg schriftelijk aan de gemeente te verklaren dat voldaan is aan de genoemde voorwaarden. Daartoe ontvangt de aanvrager een formulier van controleaanvraag dat volledig moet ingevuld en teruggezonden worden naar bovenstaand adres. Art. 25. De gemeentelijke overheid zal, na het indienen van de controle-aanvraag, tijdens de maanden juli, augustus, september en oktober nagaan of de werken zijn uitgevoerd. Het krediet voor de toelagen zal jaarlijks op de begroting worden voorzien. Art. 26. Dit besluit treedt in werking vanaf 1 januari 2013.