Ik vertrouw erop u hiermee van dienst te zijn geweest. Uiteraard ben ik graag bereid om desgewenst een nadere toelichting te geven.

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:RBGEL:2016:2558

Tussenrapportage. Stand van zaken handhaving onrechtmatige permanente bewoning recreatieverblijven. Gemeente Koggenland

AGENDAPUNT voor burgemeester en wethouders

Geen duidelijkheid over handhavingsverzoek Gemeente Amsterdam Stadsdeel Centrum

ECLI:NL:RVS:2001:AB2287

ECLI:NL:RBOVE:2013:3359

AGENDAPUNT voor burgemeester en wethouders

Zoekresultaat - inzien document ECLI:NL:RVS:2010:BO9151. Uitspraak. Permanente link: Datum uitspraak Datum publicatie

ECLI:NL:RVS:2007:BB1302

Raadsinformatiebrief stand van zaken handhavend optreden op het bungalowpark het Roekenbosch

LJN: BP5782,Voorzieningenrechter Rechtbank 's-hertogenbosch, AWB 10/3720 en 11/207

tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 3 juli 2013 in zaak nr. 12/4468 in het geding tussen:

Uitspraak /1/A1

het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden.

7. Bij de planvaststelling heeft de raad (voor zover in casu relevant) besloten om:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

ECLI:NL:RBZWO:2001:AB0945

categorie/agendanr. stuknr. B. en W RA A 11 04/696 Onderwerp: Bezwaarschrift Sluyter Advocaten tegen besluit raad m.b.t.

Uitspraak /1/A1

ECLI:NL:RBNHO:2014:3840

ECLI:NL:RVS:2011:BQ4936

ECLI:NL:RVS:2017:1997

Uitspraak /1/A1

Ons kenmerk [VERTROUWELIJK] Contactpersoon [VERTROUWELIJK]

Rekkense Binnenweg 3a in Eibergen. Commissie Bestuurlijk Domein. Commissie Ruimtelijk Domein. Commissie Sociaal en Economisch Domein

ECLI:NL:RBAMS:2010:BM8140

Afweging In dit geval is er geen aanleiding tot het instellen van hoger beroep. Het voorstel is om de uitspraak voor kennisgeving aan te nemen.

Uitspraak /1/A3

Bouwen en wonen ONTWERPBESLUIT. Stichting Waternet T.a.v. de heer C. Voortman. Postbus GT AMSTERDAM. Geachte heer Voortman,

VMR Actualiteitendag Handhaving - beginselplicht 19 maart 2015

ECLI:NL:RBOBR:2017:3205


Afdeling bestuursrechtspraak. Behandelend ambtenaar. I.P». Feis

' s Sftg. de Rechtspraak. Over het beroep met procedurenummer 11 / 685 WOB JAN 1 deel ik u het volgende mee.

Documentenlijst Besluit-verlenen heroverweging (P) (GG)

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

ECLI:NL:RBAMS:2017:2366

Nota van B&W. Portefeuilehouder J.C.W. Nederstigt

ECLI:NL:RVS:2014:3854

BESTEMD VOOR WKPB REGISTER I

Uitspraak /1/A1

Aan de gemeenteraad Gemeente Steenwijkerland Vendelweg XE Steenwijk Steenwijk, Nummer voorstel: 2008/7

B&W Vergadering. B&W Vergadering 29 november Voorgesteld besluit Het college heeft besloten:

ECLI:NL:RBZLY:2012:BX0557

Zaaknummer : 2014/204 en 204.1

JOM 2017/310 AR 2017/1305 Omgevingsvergunning in de praktijk 2017/7543

Ons kenmerk: Behandeld door: Verzenddatum: D. Veen

BESCHIKKING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND

Geachte heer Hausoul, Omgevingsvergunning

G e m e e n t e S l u i s

ECLI:NL:RVS:2016:2348

Documentenlijst Besluit-verlenen heroverweging (P) (GG)

ECLI:NL:CRVB:2017:2487

Gewaamierkte documenten

Leidraad voor het nakijken van de toets

LJN: BO2154,Voorzieningenrechter Rechtbank 's-hertogenbosch, AWB 10/2913 en 10/3065

Beslisdocument college van Peel en Maas

Gemeente Nieuwkoop Telefoon: Bezoekadres: Postadres: Fax: Klant Contact Centrum, Teylersplein 1 Postbus 1

, ONTVANGEN 1 3 AUG. 20H

ECLI:NL:RBAMS:2012:BV8706

Purmerend, Aan de gemeenteraad van Purmerend, Inleiding en probleemstelling: U ontvangt hierbij voor de 2 e

ECLI:NL:RVS:2012:BX4621

Inzet van middelen: Er zijn geen financiële en/of personele consequenties verbonden aan dit voorstel

Betreft Amsteleiland. Geachte leden van de Raad,

Uw kenmerk: Uw brief van: Datum: Ons kenmerk: Medewerker/ Telefoonnummer: Verz. D. Veen /

Gelet op de projectomschrijving en op artikel 2.4 van de Wabo zijn wij in dit geval het bevoegde gezag om op de aanvraag te beslissen.

verlening van de gevraagde omgevingsvergunning voor Fluitschiplaan 6 en 14

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven; Dienst Werk, Zorg en Inkomen (Dienst WZI), te Eindhoven, verweerder.

ECLI:NL:CRVB:2016:3181

ECLI:NL:RVS:2014:3368

de Rechtspraak Rechtbank Den Haag PER FAX Over het beroep met zaaknummer SGR 13/9215 BESLU V258 deel ik u het volgende mee.

ECLI:NL:RVS:2014:2812

Burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo;

SROB/03/091. Dit is voor betrokkene aanleiding geweest om hiertegen een bezwaarschrift in te dienen.

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. OGR-Updates.nl JOM 2017/58 AR 2017/177 Omgevingsvergunning in de praktijk 2017/7492

Gebr. van Stiphout Projectontwikkeling B.V. Postbus AA SINT-OEDENRODE. Geachte heer Merks,

* *

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de gemeente Wierden. Datum: 22 januari Rapportnummer: 2014/004

Bouwfonds Ontwikkeling B.V. Postbus HM Eindhoven. Geachte heer Verschueren,

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2015:7684, Bekrachtiging/bevestiging

X wonende te Y, appellant, tegen het college van bestuur van de Hogeschool van Beeldende Kunsten, Muziek en Dans verweerder,

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

CONCEPT-OMGEVINGSVERGUNNING

Omgevingsvergunning Verkleinen van de inrichting

Ontwerpbesluit inzake de Wet verontreiniging oppervlaktewateren

LJN: BX6509, Raad van State, /1/A1. Datum uitspraak: Datum publicatie:

ECLI:NL:RBSGR:2007:BB2855

Omgevingsvergunning. De omgevingsvergunning wordt verleend overeenkomstig de bij dit besluit behorende en als zodanig gewaarmerkte documenten.

Rapport. Datum: 22 mei 2003 Rapportnummer: 2003/145

Aan de raad van de gemeente lingewaard

Zaaknummer : 2014/282 en Datum uitspraak : 26 januari 2015 : Verzoeker en Hogeschool Rotterdam

ECLI:NL:RBGEL:2015:5301

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, is het navolgende gebleken.

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Uitspraak /1/A1

ECLI:NL:RBGRO:2010:BO8890

ECLI:NL:RBDHA:2015:16050

Ontwerp besluit. Aan XL Wind B.V. t.a.v. de heer W. Meerkerk Overslingeland 24-II 4225 NK Noordeloos

[Geanonimiseerd] Geachte mijnheer,

ECLI:NL:RBAMS:2013:5125

Transcriptie:

Wethouder van der Hoeven Uw contact T (020) 540 40 45 F (0297) 38 76 76 info@aalsmeer.nl Aan de leden van de gemeenteraad Postbus 253, 1430 AG Aalsmeer Vermeld bij reactie ons kenmerk en datum van deze brief Datum 23 februari 2015 Betreft Handhavingszaken Herenweg 66 te Kudelstaart Geachte leden van de gemeenteraad, Tijdens het Rondetafelgesprek van 5 februari 2015 heeft een belanghebbende zijn mening gegeven over de langlopende zaak aan de Herenweg 66 in Kudelstaart. Deze reactie, het verzoek van een van uw leden om inzage in het dossier en de vragen die over dit onderwerp zijn gesteld in de raadsvergadering d.d. 19 februari 2015, zijn de aanleiding om u uitvoeriger te informeren over deze zaak en de huidige stand van zaken. Er is sprake van een complexe zaak waarin de hoogste bestuursrechter, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, uitspraken heeft gedaan waaraan het college nu gevolg geeft door handhaving van de wettelijke regels. Als bijlage sturen wij u het uitgebreide memo over deze handhavingszaken. Ik vertrouw erop u hiermee van dienst te zijn geweest. Uiteraard ben ik graag bereid om desgewenst een nadere toelichting te geven. Met vriendelijke groet, Gertjan van der Hoeven Wethouder Bijlagen 1 Gemeentehuis Raadhuisplein 1 Route per bus 1431 EH Aalsmeer Lijn 340, halte Drie Kolommenplein 1 T (0297) 38 75 75 Lijn 198, halte Drie Kolommenplein 1 www.aalsmeer.nl IBAN NL28 BNGH 0285 0000 12 100/F000/ICT [raadsbrief handhavingzakenherenweg 66 te

MEMO RAAD Registratienr. Z-2013/049114 - D-2015/044811 Aan leden raad Afkomstig van Burgemeester en wethouders Datum 23 februari 2015 Afschrift aan college, secretaristeam, griffie, voorlichting Betreft Handhavingszaken aan de Herenweg 66 in Kudelstaart Voor akkoord: Portefeuillehouder: Gemeentesecretaris 1. Inleiding Tijdens het Rondetafelgesprek van 5 februari 2015 heeft een belanghebbende zijn mening gegeven over de langlopende zaak aan de Herenweg 66 in Kudelstaart. Deze reactie en het verzoek van een van uw leden om inzage in het dossier vormt voor ons college aanleiding om u actief te informeren over deze zaak. Reden daarvoor is dat er sprake is van een complexe zaak waarin de hoogste bestuursrechter, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, uitspraken heeft gedaan waaraan ons college nu, in de vorm van handhaving van de wettelijke regels, gevolg geeft. 2. De zaak Op het perceel Herenweg 66 te Kudelstaart (hierna: het perceel) spelen twee handhavingszaken. 1. Zonder vergunning gebouwde botenhuizen. Op figuur 1 is het grootste botenhuis gemarkeerd met een B. Met dit botenhuis zijn nog een kleiner botenhuis (overkapping) en een paar steigers geplaatst. 2. Een zonder vergunning tot woning verbouwde schuur. Op figuur 1 is deze woning gemarkeerd met een W. Omdat de eigenaar deze woning zelf betiteld als recreatiewoning wordt wel gedacht dat het i.c. niet om zelfstandige woonruimte gaat. Dit is niet juist. Het geschikt maken van de schuur voor bewoning door het aanbrengen van de daarvoor kenmerkende voorzieningen alsmede de inschrijving in de Basisregistratie Personen maakt dat er sprake is van een woning. Daarnaast heeft er een handhavingszaak gelopen t.a.v. geplaatste meerpalen op gemeentegrond. Op figuur 1 zijn deze gemarkeerd met een M. Op 2 september 2011 zijn deze verwijderd door de gemeente na sommeringen aan de eigenaar op grond van artikel 5:2 BW ( De eigenaar van een zaak is bevoegd haar van een ieder die haar zonder recht houdt, op te eisen ). Deze handhavingszaak doet hier verder niet ter zake. Een klaagschrift van de eigenaar over de handelswijze van de gemeente is per brief van 20 december 2011 ongegrond verklaard. D-2015/044811 101/F126/ICT

Pagina 2 van 7 Figuur 2: Situatie Figuur 1: Situatie 3. De botenhuizen (B) De eigenaar is vanaf 1999 bezig geweest om een vergunning te krijgen voor de bouw van twee botenhuizen. B is het grootste botenhuis en is gesitueerd aan de achterzijde van het perceel (figuur 2). Dit botenhuis is inmiddels zonder vergunning gerealiseerd. Het andere botenhuis is een overkapping aan de voorzijde van het perceel (figuur 3). De eigenaar wil dit vervangen door een groter botenhuis. Dat is nog niet gebeurd. Voor dit bouwwerk is nooit een vergunning verleend. Figuur 2: botenhuis Figuur 3: botenhuis

Pagina 3 van 7 Onder B vallen voorts twee steigers die in of aan het water tussen het perceel en dat van jachthaven aan de Herenweg 68 illegaal zijn geplaatst. 4. Jurisprudentie inzake Botenhuizen. Vanaf 2001 is B onderwerp geweest van 13 rechterlijke uitspraken. B1. Rechtbank (hierna: Rb) Amsterdam 27 juli 2001. B2. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: AbRvS) 12 juni 2002. B3. Rb Amsterdam 27 juli 2004. B4. Rb Amsterdam 11 juli 2008. B5. Rb Amsterdam 31 juli 2008. B6. Rb Amsterdam 30 december 2008. B7. Rb Amsterdam 8 september 2010. B8. AbRvS 14 december 2010. B9. Rb Amsterdam 4 januari 2012. B10. Rb Amsterdam 20 december 2012 B11. AbRvS 7 februari 2013. B12. AbRvS 14 maart 2013. B13. AbRvS 11 september 2013 Sommige van deze uitspraken gaan puur over procedurele kwesties en zullen in de memo niet inhoudelijk behandeld worden. 5. Historie van de botenhuizen (B) In 1999 zijn voor de twee botenhuizen aanvragen om bouwvergunning ingediend. Deze zijn geweigerd omdat de bouwplannen niet voorzagen in het bedrijfsmatig exploiteren van een jachthaven. Op het perceel rustte destijds de bestemming Jachthaven c.a. van het Uitbreidingsplan in hoofdzaak 1962 (hierna: UP 1962). De bouwplannen waren hiermee in strijd. Dit is onherroepelijk vastgesteld in uitspraak B2. In 2003 zijn opnieuw aanvragen ingediend. Nu worden de aanvragen ingediend door Jachthaven De Vlet en is de eigenaar als gemachtigde. Hem wordt gevraagd nieuwe feiten en omstandigheden aan te dragen om aan te tonen dat i.c. geen sprake is van ne bis in idem (eenzelfde aanvraag als de in 1999 geweigerde). De eigenaar stuurt een uittreksel van de KvK op waaruit blijkt dat jachthaven De Vlet is ingeschreven in het handelsregister en wordt gedreven door de eigenaar. Blijkens een college-advies d.d. 26 mei 2003 wordt dit bewijs onvoldoende geacht en is aanvullend bewijs gevraagd in de vorm van statuten, contracten voor ligplaatsen en een bedrijfsplan. Dit wordt niet geleverd en de aanvragen worden geweigerd. Tijdens de behandeling van het bezwaarschrift tegen de weigering stelt de eigenaar dat contracten niet getoond konden worden omdat de jachthaven nog niet bedrijfsklaar is en een bedrijfsplan alleen noodzakelijk is voor financiering van zijn bouwplannen. Conform het advies van de commissie worden de aanvragen in heroverweging wederom geweigerd. Er wordt beroep ingesteld. Dit leidt tot uitspraak B4 (zie hierna). Nog voor het beroep wordt behandeld, wordt op 17 september 2001 een aanvraag van jachthaven De Vlet ontvangen voor het veranderen van steigers met ligplaatsen. Het gaat hier om de plek B in figuur 1 waarvoor uiteindelijk in 2012 vergunning van rechtswege werd verleend voor het realiseren van steigers en meerpalen. Die vergunning is nooit uitgevoerd. In 2001 werd de aanvraag nog geweigerd om dezelfde redenen als de aanvragen voor de botenhuizen: ook hier werd een KvK-uittreksel onvoldoende geacht en per brief van 20 september 2001 werd expliciet gevraagd om nader bewijs in de vorm van statuten, ligplaats-contracten en een bedrijfsplan. Ook in dit dossier werden deze aanvullende bewijsstukken niet overgelegd.

Pagina 4 van 7 De weigering van deze aanvraag was onderwerp van uitspraak B3. Tijdens de rechtszitting werd door de gemachtigde van B&W verklaard dat de stelling is verlaten dat eiser zijn jachthaven niet bedrijfsmatig exploiteert. Er bevindt zich geen proces-verbaal van deze zitting in het dossier, noch andere aanwijzingen voor deze koerswijziging. Het gevolg was dat het beroep tegen de weigeringen van B in uitspraak B4 gegrond werd verklaard, dat de bouwvergunningen moesten worden verleend en dat zij bovendien verleend moesten worden o.g.v. het UP 1962 en niet op het inmiddels op 14 september 2007 in werking getreden bestemmingsplan Uiterweg-Plasoevers 2005, aangezien het UP 1962 voor appellant gunstiger was (qua eisen voor parkeerplaatsen) dan het vervangende bestemmingsplan. Op 2 september 2008 worden vergunningen verleend voor B. Tegen deze vergunningen maakt een derde belanghebbende bezwaar. Deze bezwaarschriften worden doorgezonden aan de rechtbank Amsterdam die op 8 september 2010 uitspraak B7 doet, nadat de rechter op 29 maart 2010 een onderzoek ter plaatse heeft verricht. De uitspraak luidt dat het onderzoek heeft aangetoond dat er geen bedrijfsmatige exploitatie van een jachthaven De Vlet is geconstateerd en dat de vergunningen worden vernietigd. B&W dienen opnieuw te besluiten op de aanvragen inclusief een onderzoek naar vrijstellingsmogelijkheden ex artikel 19 WRO. Inmiddels was met de bouw van het botenhuis aan de achterzijde van het perceel (figuur 2) gestart op 14 februari 2009. In de vergunning wordt de houder ervoor gewaarschuwd dat de vergunning niet onherroepelijk is. De eigenaar heeft derhalve voor eigen risico gebouwd. Tegen uitspraak B7 dient de gemeente hoger beroep in i.p.v. de eigenaar. De adviseur van de eigenaar stelt in zijn brief d.d. 10 februari 2014, sub 4, dat dit gebeurde om de eigenaar te compenseren voor de nadelige gevolgen van het onderzoek ter plaatse en uitspraak B7. Het hoger beroepschrift zelf bevindt zich niet in de dossiers. Uit uitspraak B8 blijkt inderdaad dat geen beroepsgronden zijn ingediend. Het verzoek om herziening van deze uitspraak, ingediend door de eigenaar, werd afgewezen met uitspraak B11. Verzet tegen deze uitspraak door de eigenaar werd ongegrond verklaard met uitspraak B12. In vervolg op B7 werden de vergunningen alsnog geweigerd, tegen welk besluit de eigenaar beroep indiende. Op dit beroep volgde uiteindelijk uitspraak B10 (uitspraak B9 vorderde een betere motivering van het vrijstellingsbesluit in de weigering van de vergunningen, maar verklaarde het oordeel dat geen sprake was van een bedrijfsmatige exploitatie door jachthaven De Vlet als onherroepelijk) waarin het vrijstellingsbesluit in stand bleef en het beroep ongegrond werd verklaard. Tenslotte diende de eigenaar hoger beroep in tegen B10 hetgeen leidde tot de uitspraak van de AbRvS B13. Deze stelde de eigenaar op alle punten in het ongelijk en liet uitspraak B10 volledig in stand. 6. Conclusie inzake botenhuizen (B). Met uitspraak B13 is onherroepelijk komen vast te staan dat op het perceel geen sprake is van een bedrijfsmatige exploitatie van een jachthaven en dat de vergunningen voor de twee botenhuizen, alsmede vrijstelling, uiteindelijk terecht geweigerd zijn. Op grond van ons handhavingsbeleid moet uitvoering gegeven worden aan B13. Een derde belanghebbende heeft in 2011 al verzocht om handhaving en heeft dit na B13 herhaald. Het handhavingsverzoek uit 2011 is nooit als zodanig behandeld. Niet is uit te sluiten dat op een gegeven moment een nieuw, schriftelijk verzoek om handhaving wordt ingediend.

Pagina 5 van 7 7. De zonder vergunning tot woning verbouwde schuur (W). Op 23 december 1948 werd op de huidige locatie van W een vergunning (nr 140-48) verleend voor de bouw van een schuur. Belangrijk detail is dat de schuur inwendig één ruimte bevat en geen verdiepingsvloer heeft. Op 6 mei 1992 is aan de eigenaar vergunning (nr 99/92) verleend voor het vernieuwen van de schuur. Met het besluit d.d. 28 januari 1994 is aan de eigenaar bestuursdwang aangezegd onder de last tot aanpassen van de schuur aan de laatst vergunde situatie. Er was op 26 januari 1994 geconstateerd dat de schuur in strijd met vergunning 99/92 was verbouwd tot woning. Met name waren aangetroffen: - een ander dak; - een andere raamindeling; - een douche; - een toiletruimte; - een open keuken met bar; - centrale verwarming; - een serre aan de zijde van de Westeinderplas; - een grenen-houten vloer; - een ruimte voor slaapgelegenheid op de verdieping. Er was dus kennelijk ook een verdiepingsvloer aangebracht die nooit vergund is. W ziet er anno 2015 uit als een reguliere woning. 8. Jurisprudentie inzake tot woning verbouwde schuur (W). Vanaf 1994 is W onderwerp geweest van 10 rechterlijke uitspraken. W1. Rb Amsterdam 7 april 1994. W2. Rb Amsterdam 3 oktober 1995. W3. Rb Amsterdam 11 februari 1999. W4. AbRvS 31 juli 2000. W5. Rb Amsterdam 6 juni 2001. W6. Rb Amsterdam 18 juni 2003. W7. AbRvS 18 februari 2004. W8. Rb Amsterdam 7 april 2011. W9. AbRvS 25 augustus 2011. W10. AbRvS 24 februari 2012. Uitspraak W5 is een civielrechtelijke verzetprocedure tegen invordering van de kosten van uitgevoerde bestuursdwang. Die kosten waren begroot op fl. 99.648,55. In verzet kreeg de eigenaar deze kosten omlaag (hij werd, vanwege zijn beroep, beschouwd als deskundige in bouwkosten) tot fl. 57.273,65. Hiervan werd nog eens fl. 7500,00 afgetrokken voor de kosten van een externe deskundige. Deze uitspraak wordt verder niet inhoudelijk behandeld. 9. Historie van tot woning verbouwde schuur (W). Ten tijde van uitspraak W1 was sprake van afwijking van bouwvergunning 99/92 maar er werd nog niet permanent gewoond. De uitspraak was op een verzoek om voorlopige voorziening (hierna: vovo) tegen een op 28 januari 1994 uitgebrachte last onder bestuursdwang (hierna: lob). De voorzieningenrechter oordeelde dat er nog niet geconcludeerd kon worden dat er sprake was van een woonhuis, maar het bezigen van deze term leidde niet tot onduidelijkheid van de lob. Het verzoek werd afgewezen. In februari 1995 was de lob nog niet uitgevoerd. Er werd geconstateerd dat de woning nu wel permanent werd bewoond. De bewoning werd een obstakel in de uitvoering van de lob (opslag en bewaarplicht huisraad, machtiging tot binnentreden etc.) maar op 24 maart 1995 was de uitvoering een feit.

Pagina 6 van 7 Op 20 juni 1995 werd echter geconstateerd dat een deel van de huisraad, de verdiepingsvloer en de keuken/bar waren teruggeplaatst. Hiertegen werd op 6 juli 1995 een tweede lob uitgevaardigd. Opnieuw diende de eigenaar een vovo in waarop uitspraak W2 volgde. Middels foto s kon de eigenaar aantonen dat de keuken en de verdiepingsvloer er al geruime tijd in zaten. Het verzoek werd derhalve op deze twee punten toegewezen en voor het overige afgewezen. Op het bezwaarschrift van de eigenaar tegen lob 2 (hierna: lob 2) is op 7 februari 1996 echter anders besloten. Het college was van mening dat ook de keuken en de verdiepingsvloer niet waren aangegeven op de bouwtekening behorende bij de bouwvergunning uit 1948 (hetgeen juist is). De bezwaren werden integraal afgewezen en lob 2 werd in stand gehouden. Deze handelswijze is niet onrechtmatig. Het oordeel van de voorzieningenrechter in W2 was immers voorlopig. In een bodemprocedure kan beter onderzocht worden of de gestelde feiten juist zijn. De bewijzen rondom de keuken en de verdiepingsvloer die t.t.v. W2 voorhanden waren lieten alleen niet toe dat lob 2 voorlopig zou worden uitgevoerd. Het gaat er om of onverwijlde spoed inzake de uitvoering van de lob het treffen van een voorlopige voorziening vereist. I.c. was de voorzieningenrechter van mening dat die onverwijlde spoed dus niet gold t.a.v. de keuken en de verdiepingsvloer. Tegen de beslissing op bezwaar (hierna: bob) stelde de eigenaar beroep in. In uitspraak W3 werden meerdere zaken gevoegd behandeld, te weten: 1) weigering in heroverweging (bob) d.d. 7 februari 1996 van een inmiddels aangevraagde vergunning voor de verbouw van W (waaronder een serre, een keuken/bar en een verdiepingsvloer); 2) de beslissing op bezwaar d.d. 7 februari 1996 waarbij lob 2 in stand werd gehouden; 3) een brief d.d. 29 februari 1996 (hier verder niet van belang). De rechtbank besliste inzake 1 dat de huidige keuken/bar niet vergelijkbaar is met het sobere aanrecht dat met foto s was aangetoond in W2. De vergunning was terecht geweigerd. De rechtbank besliste inzake 2 dat lob 2 geen stand kan houden inzake de verdiepingsvloer. Deze was wel ingetekend op de vergunning 99/92. Lob 2 moet op dit punt worden aangepast. De keuken/bar valt wel onder lob 2. Tegen W3 dienden zowel de eigenaar als het college hoger beroep in. In haar uitspraak W4 oordeelde Afdeling t.a.v. 1 dat de weigering terecht was. T.a.v. 2 oordeelde zij dat de rechtbank de verdiepingsvloer ten onrechte buiten lob 2 had gehouden. Het beroep van het college was op dit punt dus gegrond. Het dossier laat niet zien dat deze lob 2 ook daadwerkelijk is uitgevoerd. Vervolgens diende de eigenaar wederom een aanvraag in voor het aanbrengen van een bergzolder en een aanrecht. Deze wordt geweigerd en in heroverweging blijft deze weigering in stand. Het hiertegen ingestelde beroep verklaart de rechtbank in W6 ongegrond. In hoger beroep W7 wordt de aangevallen uitspraak W6 bevestigd. In 2008 vraagt de eigenaar nogmaals vergunning aan. Nu luidt de aanvraag: het vergroten van een recreatiewoning (bedoeld wordt W) met een serre. Beroep tegen de weigering leidt tot uitspraak W8 (beroep ongegrond) en in hoger beroep tot W9 (bevestiging van W8). Tenslotte gaat de eigenaar nog in verzet tegen W9. W10 verklaarde dat ongegrond.

Pagina 7 van 7 Na W10 heeft de eigenaar nog geprobeerd zijn gelijk te halen via een brief en een klaagschrift, hetgeen ook tot niets heeft geleid. 10. Conclusie inzake tot woning verbouwde schuur (W). Met de uitspraken is onherroepelijk vast komen te staan dat de schuur onrechtmatig is verbouwd tot een woning. De lob 2 is nooit uitgevoerd en de gemeente heeft nodeloos kosten gemaakt bij de uitvoering van lob 1 d.d. 28 januari 1994. Ook hier geldt dat een onherroepelijke uitspraak op grond van ons handhavingsbeleid moet worden uitgevoerd en dat ons college gelet op de beginselplicht tot handhaving moet optreden tegen overtredingen. 11. Huidige stand van zaken botenhuizen en steigers (B) woning (W) Botenhuizen en steigers (B) Met de uitspraak van 11 september 2013 van de Raad van State is onherroepelijk vast komen te staan dat er geen bedrijfsmatige jachthaven wordt geëxploiteerd en dat de vergunningen voor de twee botenhuizen en de vrijstelling van het bestemmingsplan terecht zijn geweigerd. Op 16 april 2014 is een last onder dwangsom van 50.000,- opgelegd tot verwijdering van de twee botenhuizen en twee steigers. Op 8 oktober 2014 is het bezwaarschrift ongegrond verklaard onder aanvulling van de motivering. Op 13 januari 2015 is een brief uitgegaan met vaststelling van de verbeurde dwangsom en een concept invorderingsbeschikking. Er is namelijk niet voldaan aan de last. Tegen de beslissing op bezwaar is beroep ingesteld en voorlopige voorziening gevraagd. Het beroep zal automatisch mede betrekking hebben op de nog te nemen beschikking die strekt tot invordering van de dwangsom, voor zover de belanghebbende deze beschikking betwist. Woning (w) Met de uitspraken van 25 augustus 2011 en 24 februari 2012 van de Raad van State is onherroepelijk komen vast te staan dat de schuur onrechtmatig is verbouwd tot een woning. Op 16 april 2014 is een last onder dwangsom van 50.000,- opgelegd tot het verwijderen van de keuken, het toilet, douche en verdiepingsvloer en de bewoning van de schuur te staken. Op 8 oktober 2014 heeft het college het bezwaarschrift ongegrond verklaard. Op 13 januari 2015 is een brief uitgegaan met vaststelling van de verbeurde dwangsom en een concept invorderingsbeschikking. Er is namelijk niet voldaan aan de last. Tegen de beslissing op bezwaar is beroep ingesteld en voorlopige voorziening gevraagd. Het beroep zal mede betrekking hebben op de nog te nemen beschikking die strekt tot invordering van de dwangsom, voor zover de belanghebbende deze beschikking betwist. Wij vertrouwen erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Het gehele dossier is op aanvraag beschikbaar voor inzage. Uiteraard zijn wij ook graag bereid tot een nadere toelichting.