Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de Dienst Justitiële Inrichtingen. Datum: 16 december 2015 Rapportnummer: 2015/170

Vergelijkbare documenten
Rapport. Rapport over een klacht over de directeur van het Detentiecentrum Rotterdam. Datum: 27 maart Rapportnummer: 2014/027

Een onderzoek naar een klacht over de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie en de Dienst Justitiële Inrichtingen.

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de Immigratie- en Naturalisatiedienst en de Dienst Terugkeer en Vertrek.

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Een onderzoek naar een klacht over informatieverstrekking aan derden. Oordeel

Rapport. Datum: 23 april 2004 Rapportnummer: 2004/135

Rapport. Rapport over een klacht over de Dienst Justitiële Inrichtingen. Datum: 31 december Rapportnummer: 2013/221

betreft: [klager] datum: 8 september 2014

betreft: [klager] datum: 29 oktober 2012

Een onderzoek naar een klacht over informatieverstrekking aan een derde.

Rapport. Rapport over een klacht over de directeur van het Detentiecentrum te Rotterdam. Datum: 23 januari Rapportnummer: 2012/007

Rapport. Datum: 23 juni 2004 Rapportnummer: 2004/248

Een onderzoek naar een klacht over de gang van zaken rond de intrekking van een aanvraag.

Rapport. Datum: 18 september 2003 Rapportnummer: 2003/319

Rapport. Rapport over een klacht over de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst. Datum: 24 maart 2015 Rapportnummer: 2015/067

Rapport. Datum: 27 september 2006 Rapportnummer: 2006/332

Rapport. Datum: 4 december 2010 Rapportnummer: 2010/346

Rapport. Rapport over een klacht over de Belastingdienst/Toeslagen te Utrecht. Datum: 6 mei Rapportnummer: 2013/047

Rapport. Datum: 26 juni 2001 Rapportnummer: 2001/178

Rapport. Datum: 18 oktober 2001 Rapportnummer: 2001/325

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het Openbaar Ministerie te Den Haag. Datum: 7 juli 2015 Rapportnummer: 2015/109

Rapport. Datum: 2 maart 2000 Rapportnummer: 2000/077

Rapport. Datum: 20 juni 2007 Rapportnummer: 2007/126

Rapport. Datum: 1 februari 2007 Rapportnummer: 2007/021

Een onderzoek naar het verstrekken van een strafdossier door het Openbaar Ministerie aan een curator.

Rapport. Datum: 29 november 2007 Rapportnummer: 2007/277

hem niet heeft gehoord, ondanks zijn uitdrukkelijke verzoek daartoe;

Rapport. Een onderzoek naar de handelwijze van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst. Datum: 10 november 2017 Rapportnummer: 2017/123

Rapport. Beschikking bewijsregel??

Rapport. Rapport over een klacht over de minister van Veiligheid en Justitie te Den Haag. Datum: 4 november Rapportnummer: 2013/161

betreft: [klager] datum: 8 augustus 2014 Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

Klachtafhandeling gevangenis bezien vanuit de burger

Rapport. Rapport over een klacht over het regionale politiekorps Zaanstreek-Waterland, thans regionale politie-eenheid Noord-Holland.

Een onderzoek naar de verwerking van een adreswijziging van een burger.

Inburgeringsexamen gehaald, toch volle pond betaald

betreft: [klager] datum: 2 februari 2015

Een onderzoek naar een onduidelijke intrekkingsbrief van het Openbaar Ministerie.

Rapport. Datum: 1 september 2000 Rapportnummer: 2000/295

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over het Openbaar Ministerie gegrond.

Rapport. Op het verkeerde been

Rapport. Rapport over een klacht over de Dienst Terugkeer en Vertrek te Den Haag. Datum: 14 mei Rapportnummer: 2012/081

Rapport. Datum: 26 maart 1998 Rapportnummer: 1998/087

Beoordeling. h2>klacht

Betreft: [klager] datum: 25 augustus 2015

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag

Rapport. Datum: 13 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/446

Een onderzoek naar de adressering van brieven aan een BIG-geregistreerde door het CIBG.

RAPPORT 2005/320, NATIONALE OMBUDSMAN, 21 OKTOBER 2005

Rapport. Datum: 27 december 2005 Rapportnummer: 2005/401

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBSGR:2012:BW4490, Meerdere afhandelingswijzen

Rapport. Rapport over een klacht over de Immigratie- en Naturalisatiedienst. Datum: Rapportnummer: 2013/058

Rapport. Datum: 4 maart 2004 Rapportnummer: 2004/073

Rapport. Datum: 21 oktober 2005 Rapportnummer: 2005/320

betreft: [klager] datum: 8 augustus 2014 Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

Rapport. Datum: 23 maart 2000 Rapportnummer: 2000/115

Rapport. Datum: 10 oktober 2006 Rapportnummer: 2006/347

Een onderzoek naar de wijze van behandeling van een beroepschrift tegen de afwijzing van een verzoek om kwijtschelding.

Rapport. Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/192

Rapport. Datum: 20 maart 2006 Rapportnummer: 2006/096

I. Ten aanzien van de niet verzonden brieven en niet uitgereikte kaart

Rapport. Datum: 23 mei 2003 Rapportnummer: 2003/148

Rapport. Datum: 27 maart 2007 Rapportnummer: 2007/055

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de Immigratie- en Naturalisatiedienst. Datum: 26 januari 2015 Rapportnummer: 2015/015

Rapport. Datum: 21 juli 2005 Rapportnummer: 2005/209

Rapport. Datum: 11 april 2000 Rapportnummer: 2000/148

Rapport. Datum: 31 januari 2011 Rapportnummer: 2011/032

Rapport. Datum: 28 december 2010 Rapportnummer: 2010/370

Rapport. Datum: 16 november 2006 Rapportnummer: 2006/368

Rapport. Datum: 29 november 2007 Rapportnummer: 2007/279

Rapport. Datum: 27 oktober 2005 Rapportnummer: 2005/329

Rapport. Datum: 22 december 2006 Rapportnummer: 2006/394

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de politiechef van de regionale eenheid Noord- Nederland. Datum: 11 februari 2015 Rapportnummer: 2015/030

Rapport. Datum: 24 februari 2005 Rapportnummer: 2005/049

Rapport. Datum: 15 december 2008 Rapportnummer: 2008/297

Rapport. Datum: 30 juni 1999 Rapportnummer: 1999/295

Rapport. Datum: 15 november 2007 Rapportnummer: 2007/257

Rapport. Datum: 10 maart 2006 Rapportnummer: 2006/083

Rapport. Datum: 28 juni 2007 Rapportnummer: 2007/136

Rapport. Datum: 22 december 2006 Rapportnummer: 2006/391

Rapport Datum: 6 juni 2013 Rapportnummer: 2013/062

4. Bij brief van 27 juli 2007 wendde verzoekster zich tot de Nationale ombudsman.

Rapport. Datum: 4 oktober 1999 Rapportnummer: 1999/421

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de Immigratie- en Naturalisatiedienst. Datum: 9 december: Rapportnummer: 2013/191

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de Huurcommissie te Den Haag. Datum: 20 februari Rapportnummer: 2013/012

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de politie Noord-Nederland. Datum: 3 juni Rapportnummer: 2014/055

Rapport. Weet u zeker dat u een herkeuring wilt?

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de Belastingdienst/Limburg. Datum: 24 november Rapportnummer: 2011/348

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 23 december 2005 Rapportnummer: 2005/397

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het Nederlandse consulaat te Barcelona (Spanje). Bestuursorgaan: de minister van Buitenlandse Zaken.

2. Verzoeker had in het verleden bij een instelling voor geestelijke gezondheidszorg met de betrokken therapeut samengewerkt.

Rapport. Datum: 20 januari 2005 Rapportnummer: 2005/015

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de regionale politie eenheid Amsterdam en het Openbaar Ministerie te Amsterdam

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 9 november 2007 Rapportnummer: 2007/251

Rapport. Datum: 29 maart 2005 Rapportnummer: 2005/091

Rapport. Hoe is jouw Zweeds? Oordeel

Beoordeling Bevindingen

3. Verzoekers konden zich met het voorgaande niet verenigen en dienden bij brief van 11 april 2007 een klacht in.

Transcriptie:

Rapport Rapport naar aanleiding van een klacht over de Dienst Justitiële Inrichtingen. Datum: 16 december 2015 Rapportnummer: 2015/170

2 Aanleiding Verzoekster was werkzaam als tolk en verrichtte regelmatig vertaalwerkzaamheden binnen justitiële instellingen. Zo bezocht zij op 18 november 2014 de penitentiaire inrichting (P.I.) Haaglanden, locatie Zoetermeer, om daar te tolken. Bij de toegangscontrole bleek dat zij haar handtas niet mee naar binnen mocht nemen. In een ongedateerde brief aan de directie van de P.I. Haaglanden schreef verzoekster dat zij die dag de inrichting bezocht en, in tegenstelling tot eerdere bezoeken dat jaar, haar handtas niet mee naar binnen mocht nemen. Verzoekster stelde dat zij in het verleden soortgelijke problemen heeft gehad bij het Detentiecentrum Rotterdam (destijds Detentiecentrum Zestienhoven). Toen heeft zij bij een klacht ingediend en nadat de ombudsman een rapport heeft uitgebracht, mocht zij in het detentiecentrum haar handtas mee naar binnen nemen. Bij brief van 9 maart 2015 verklaarde de plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de P.I. Haaglanden, locatie Zoetermeer, de klacht ongegrond. In de procedure Toegang- en uitgangscontrole P.I. Haaglanden staan de uitzonderingen beschreven van bezoekers die een tas e.d. mee naar binnen mogen nemen. Een tolk behoort niet tot die groep bezoekers. Als algemene regel geldt dat bezoekers die spullen nodig hebben om hun werkzaamheden uit te voeren, deze mee naar binnen mogen nemen. De inrichting ziet geen reden waarom een tolk een tas mee zou moeten nemen, aldus de plaatsvervangend vestigingsdirecteur. Klacht Verzoekster was werkzaam als tolk. Zij klaagde erover dat het haar op 18 november 2014 tijdens een bezoek aan een gedetineerde in de P.I. Haaglanden, locatie Zoetermeer, niet werd toegestaan haar handtas mee naar binnen te nemen. Bevindingen Standpunt verzoekster Verzoekster stelde dat het beleid in de P.I. Haaglanden zeer vreemd is. Drie maanden eerder mocht zij haar tas wel meenemen in de locatie Zoetermeer. Op 11 maart 2015 werd er in de locatie Scheveningen geen enkele opmerking gemaakt over verzoeksters handtas. Als verzoekster had gewild, had zij zelfs haar telefoon mee mogen nemen. Volgens verzoekster is het discriminatie dat een advocaat wel een tas mag meenemen, maar een tolk niet. Beiden zijn functioneel bezoek. Volgens verzoekster is dit in strijd met de grondwet.

3 Standpunt staatssecretaris van Veiligheid en Justitie Om de orde en veiligheid in een penitentiaire inrichting te handhaven gelden er regels met betrekking tot voorwerpen die in de inrichting zijn toegestaan en die door bezoekers kunnen worden meegenomen, aldus de staatssecretaris. Binnen bepaalde beleidskaders heeft de directeur de bevoegdheid om te bepalen wat mag worden meegenomen in de inrichting. De veiligheidseisen verschillen per inrichting en hangen samen met de populatie en de inrichting, de daarbij behorende regimes, de gebouwelijke situatie en ligging en ook met bijzondere eisen die afhankelijk zijn van concrete omstandigheden in een bepaalde periode. Een bezoeker mag niets mee naar binnen nemen, tenzij het artikelen of materialen betreft die voor de uitvoering van zijn/haar werk c.q. het bezoek noodzakelijk zijn, aldus de staatssecretaris. Zo mag een advocaat het dossier van de gedetineerde mee naar binnen nemen in een tas. Tolken vallen in beginsel niet onder een categorie bezoekers waarop een uitzonderingsbepaling van toepassing is. Niet valt in te zien waarom een tolk voor het (vertaal)werk in de inrichting een tas nodig zou hebben. In dit specifieke geval heeft verzoekster niet gesteld dat zij haar handtas voor haar werkzaamheden nodig had en evenmin is gebleken dat zij een andere reden had die aanleiding had kunnen geven om voor verzoekster een uitzondering te maken. Indien het verzoekster in Scheveningen wel is toegestaan een tas mee naar binnen te nemen, dan zou dit een foutieve uitvoering van het beleid betekenen waaraan verzoekster geen rechten kan ontlenen. De klacht vormt aanleiding om de werkinstructie nog eens onder de aandacht van het personeel te brengen, aldus de staatssecretaris. Verder stelde verzoekster dat zij bij een bezoek in Zoetermeer dat drie maanden eerder zou hebben plaatsgevonden, wel haar tas mee naar binnen mocht nemen. Uit een uitdraai van de bezoekersadministratie over de periode van 1 januari 2013 tot en met 24 april 2015 blijkt dat verzoekster de locatie Zoetermeer maar één keer - op 18 november 2014 - heeft bezocht. De staatssecretaris acht het in de P.I. Haaglanden gevoerde toegangsbeleid niet onredelijk of onevenredig en acht de klacht ongegrond. Het feit dat een eerdere klacht over het niet mee mogen nemen van een tas in het Detentiecentrum Rotterdam gegrond was, leidt niet tot een ander oordeel. Het verschil in toegangsbeleid tussen de P.I. Haaglanden en het Detentiecentrum vloeit voort uit het verschil in populatie tussen beiden inrichtingen. Desgevraagd heeft een medewerker van DJI laten weten dat de P.I. in Zoetermeer een gesloten inrichting is, waar ook "zwaardere" doelgroepen verblijven die op de GVM-lijst (met betrekking tot vlucht- of maatschappelijk risico) zijn geplaatst. De inrichting heeft dan ook een hoog beveiligingsniveau. Het detentiecentrum huisvest "bestuursrechtelijke vreemdelingen". Deze populatie stelt andere eisen wat betreft beveiliging dan de strafrechtelijke gedetineerden in Zoetermeer. De staatssecretaris heeft de procedure Toegang- en uitgangscontrole van de P.I. Haaglanden overgelegd en hierin is onder meer het volgende opgenomen:

4 4.5.8 Het is personeel, vaste bezoekers, ambtelijke bezoekers of functionele bezoekers die de inrichting wensen te betreden, niet toegestaan om artikelen of materialen mee de inrichting in te nemen die voor de uitvoering van zijn/haar werk c.q. het bezoek niet noodzakelijk zijn. Wil iemand toch dat soort artikelen of materialen invoeren dan is hiervoor ( ) toestemming van een directielid noodzakelijk. Ook heeft de staatssecretaris de ombudsman een uitdraai van de bezoekersregistratie van de P.I. in Zoetermeer verstrekt. Hierop staat vermeld dat verzoekster in de periode tussen 1 januari 2013 en 24 april 2015 eenmaal - op 18 november 2014 - in de inrichting is geweest. Beoordeling Het evenredigheidsvereiste houdt in dat de overheid een middel kiest om haar doel te bereiken dat niet onnodig ingrijpt in het leven van de burger en dat in evenredige verhouding staat tot dat doel. Dit betekent dat justitiële inrichtingen slechts die regels opstellen die noodzakelijk zijn om de veiligheid in de inrichting te waarborgen. Om de orde en veiligheid in justitiële inrichtingen te bewaren, zijn er vele regels opgesteld. Voorwerpen die een gevaar vormen voor de orde en veiligheid worden niet in de inrichting toegelaten. Zo zijn er regels die bepalen wat bezoekers mee mogen nemen wanneer zij een inrichting in gaan. In de procedure Toegang- en uitgangscontrole van de P.I. Haaglanden, waartoe de locaties Zoetermeer en Scheveningen behoren, is het voor bezoekers niet toegestaan om een tas mee de inrichting in te nemen. Een uitzondering hierop geldt voor bezoekers die bepaalde voorwerpen nodig hebben voor het uitvoeren van hun werkzaamheden dan wel hun bezoek. Verzoekster heeft aangegeven het vreemd te vinden dat zij als tolk geen tas mee naar binnen mocht nemen, terwijl dat voor advocaten wel is toegestaan. Verzoekster voelde zich hierdoor gediscrimineerd. Hoewel de ombudsman zich kan voorstellen dat het verwarrend is dat verzoekster haar handtas in de ene inrichting kennelijk wel mee naar binnen mocht nemen en in de andere inrichting niet, biedt de penitentiaire regelgeving ruimte voor lokale verschillen. De Nationale ombudsman oordeelt dat de verschillende beveiligingsniveaus van de justitiële inrichtingen een verschil in regelgeving op dat punt rechtvaardigen. De locatie in Zoetermeer heeft een hoog beveiligingsniveau. Omdat het mogelijk is om zogenaamde contrabande in een tas mee naar binnen te smokkelen, acht de ombudsman het begrijpelijk dat het bezoekers van de P.I. Haaglanden niet is toegestaan een tas mee de inrichting in te nemen. Dat hierop in de P.I. Haaglanden een uitzondering wordt gemaakt voor personen die bepaalde voorwerpen nodig hebben voor het uitvoeren van hun werkzaamheden dan wel hun bezoek, acht alleszins redelijk. Het feit dat advocaten de dossiers van hun cliënten in een tas mee naar binnen mogen nemen, komt de ombudsman dan ook niet vreemd voor. Er is gebleken dat het voor het verrichten van vertaalwerkzaamheden niet noodzakelijk is om een handtas in de

5 inrichting mee te nemen. Om die reden acht het geen onjuiste beslissing dat het verzoekster is geweigerd haar tas mee naar binnen te nemen. Duidelijk is geworden dat verzoekster eerder in het Detentiecentrum Zestienhoven is geweest, en dat het haar daar - nadat zij daarover had geklaagd - wel was toegestaan om haar tas mee naar binnen te nemen. In het detentiecentrum verblijven vreemdelingen in afwachting van hun uitzetting. Dat betreft een andere populatie dan de gedetineerden in de P.I. Haaglanden, locatie Zoetermeer, die daar vanwege een strafrechtelijke veroordeling dan wel verdenking verblijven en waar een hoog beveiligingsniveau van toepassing is. Gelet hierop oordeelt de ombudsman dat verzoekster geen rechten kon ontlenen aan het feit dat het haar in het Detentiecentrum Zestienhoven wel was toegestaan haar tas mee naar binnen te nemen. Verder is niet gebleken dat de regelgeving voor de P.I. Haaglanden, locatie Scheveningen, afwijkt van de regelgeving die geldt voor de locatie Zoetermeer, of dat deze regelgeving in Scheveningen structureel niet wordt nageleefd. De ombudsman gaat er dan ook vanuit dat wanneer het verzoekster in het verleden in de P.I. Scheveningen wel was toegestaan haar tas mee te nemen, dit abusievelijk is gebeurd. Ook daaraan kon verzoekster geen rechten ontlenen. Gelet op de uitdraai uit de bezoekersregistratie acht de ombudsman het aannemelijk dat verzoekster niet eerder dan op 18 november 2014 in de P.I. Haaglanden, locatie Zoetermeer is geweest. Verzoeksters argument dat het haar eerder in de locatie Zoetermeer wel was toegestaan haar tas mee te nemen, gaat dan ook niet op. Al met al concludeert dat het niet onredelijk is dat verzoekster haar handtas in de P.I. Haaglanden niet mee naar binnen mocht nemen. De directie van de P.I. Haaglanden heeft het evenredigheidsvereiste niet geschonden. Conclusie De klacht over de Dienst Justitiële Inrichtingen, die wordt aangemerkt als een gedraging van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, is niet gegrond. De Nationale ombudsman, Reinier van Zutphen

6 Achtergrond Artikel 37 Penitentiaire Beginselenwet 1. Artikel 36, derde en vierde lid, is niet van toepassing op brieven, door de gedetineerde gericht aan of afkomstig van: a. leden van het Koninklijk Huis; b. de Eerste of Tweede Kamer der Staten-Generaal, leden daarvan, de Nederlandse leden van het Europese Parlement of een commissie uit een van beide parlementen; c. Onze Minister; d. justitiële autoriteiten; e. ; f. de geneeskundig inspecteurs van de volksgezondheid; g. de Raad, een commissie daaruit of leden of buitengewone leden daarvan; h. de commissie van toezicht of een beklagcommissie, of leden daarvan; i. diens rechtsbijstandverlener; j. diens reclasseringswerker; k. andere door Onze Minister of de directeur aan te wijzen personen of instanties.