HOMO OF HETERO? Zoals in hoofdstuk 1 aan de orde kwam, dee1t de westerse cultuur mensen onder andere in aan de hand van hun seksuele voorkeur. Eigenlijk zijn er maar twee mogelijkheden, iemand is of homoseksueel, of heteroseksueel. Daarnaast is er als tussenvorm ook nog de categorie biseksueel. Deze indeling dekt echter geenszins de werkelijkheid van de menselijke seksualiteit. emand die zichzelf niet als homoseksueel beschouwt, kan zich toch homoseksueel gedragen en vice versa. Juist omdat homoseksualiteit gestigmatiseerd is, zijn er nogal wat mannen die seks met andere mannen op zo'n rnanier omschrijven, dat zij in staat zijn zichzelf toch niet als homoseksueel te benoemen. Hencken (1.9 8 5)noemt een aantal van die constructies: 'k was dronken: De verminderde toerekeningsvatbaarheid door het gebruik van alcohol of andere middelen wordt aangehaald als de oorzaak van deze 'incidentele gebeurtenis'. (k doe het voor het geld.' Deze uitspraak is regelmatig te horen bij mannelijke prostituees die zichzelf niet als homoseksueel beschouwen. 'k iaat me gewoon bedienen.' Soms definieert een man homoseksualiteit aan de hand van de rol die hij tijdens het seksuele contact heeft gespeeld. De 'ontvanger' van de penis is de homo, terwijl degene die zich laat pijpen of actief is bij anaal contact zijn 'mannelijkheid' en dus zijn status als hetero niet verliest. (Het was zuiver lichamelijk.' Deze constructie wordt vaak gebruikt wanneer tekenen van seksuele opwinding zich voordoen in een situatie waarin twee of meer mannen fysiek contact met e1kaar hebben. Zo kan ie-
i r f! l r mand tijdens een massage een erectie krijgen en dat op deze wijze verklaren. 'k was gewoon geil.' De betreffende man schrijft het homoseksuele contact toe aan eel) meer fysiologisch bepaalde opwindingstoestand, die bijvoorbeeld veroorzaakt werd door langdurige seksuele onthouding. 'Het was alleen maar een experiment, ik was nieuwsgierig.' Deze uitspraak komt meestal voor bij mannen die terugblikken op vroegere homoseksuele contacten. 'k doe het voor de afwisseling.' Dit wordt gezegd door mannen die zichzelf al dan niet als biseksueel zien en die willen benadrukken dat hun lustbeleving vele aspecten heeft. 'Met rnannen is het makkelijker.' Deze uitspraak komt voort uit de gedachte dat wisselende en 'snelle' seksuele contacten eenvoudiger met andere rnannen dan met vrouwen te verwezenlijken zijn en dat het contact pas homoseksueel is als er ook sprake is van een affectieve relatie. 'Mannen weten veel beter wat andere mannen lekker vinden.' Het wonderlijke is, dat ook homoseksuele mannen dit aanduiden als een van de plezierige kanten van het homo zijn. Anderen benadrukken daarmee echter dat zij gesteld zijn op de seksuele vaardigheden van mannen, niet omdat zij homoseksueel zouden zijn, maar omdat vrouwen (bijvoorbeeld de echtgenote) bepaalde seksuele technieken niet zouden kunnen of willen toepassen. 'Het was maar een fase.' Deze constructie wordt veelal retrospectief gebruikt om homoseksuele contacten uit het verleden van hun stigma te kunnen ontdoen. 'Er was niets anders voorhanden.' n een omgeving waarin mannen voor kortere of langere tijd samenleven, zoals in de gevangenis, het leger of op een jongenskostschool, kunnen onderlinge seksuele contacten op deze wijze geïnterpreteerd worden. Er wordt in dit verband wel gesproken van noodhomoseksualiteit, een ongelukkige term die gebaseerd is op de vooronderstelling dat mannen eigenlijk niet zonder seks kunnen en zich, bij gebrek aan vrouwen, welhaast moeten wenden tot andere mannen voor de bevrediging van hun driften. 'k werd verleid.' De verantwoordelijkheid voor de seks wordt bij de ander gelegd. 'k vond het niet eens lekker.' n dit geval vindt de spreker dat hij geen homoseksueel is, omdat hij het betreffende contact niet plezierig heeft gevonden. 'k gaf gewoon erg veelom hem.' Hiermee geeft de betreffende man aan dat het seksuele contact plaatsvond uit liefde, opofferingsgezindheid of de wens om iets voor de ander te doen. 53. i ~.J
Homoseksuele contacten kunnen dus zelfs veelvuldig plaatsvinden, zonder dat de betreffende man zichzelf ziet of ervaart als homoseksueel. De verleiding is groot om alle hierboven genoemde uitspraken te zien als vormen van afweer (rationalisaties, ontkenningen) in het kader van een acceptatie- en waarderingsproces. Het uitgangspunt daarbij is dan, dat iemand met homoseksuele contacten ook inderdaad homo moet zijn. De realiteit is echter anders en de bovenstaande constructies zijn in feite niet vreemder dan de constructie 'ik vrij met mannen omdat ik homo ben'. Waar het om gaat is dat er een beslissingsproces vooraf gaat aan de zelfbenoeming als homoseksueel: wanneer een man zich gevoelsmatig en/of seksueel inlaat met andere mannen kan hij er in principe voor 'kiezen' deze gedragingen zodanig te interpreteren of te construeren, dat hij zichzelf als heteroseksueel kan blijven benoemen. Een dergelijke zelfbenoeming zal, als het niet gaat om het geheim houden van homoseksualiteit, ook bepalend zijn voor de zelfbeleving. Het probleem met het woord 'kiezen' is echter, dat de meeste homoseksuele mannen niet het gevoel hebben dat daar sprake van is. Zeker wanneer deze mannen de betreffende gevoelens niet positief waarderen, maar de gevoelens zich toch blijven opdringen, ervaren zij eerder een dwang in de richting van homoseksualiteit. Op het niveau van de individuele beleving moet het woord 'keuze' in dit verband dus niet al te letterlijk genomen worden. Zoals ik hierboven aangaf is het keuzemoment vooral van betekenis bij de zelfbenoeming, terwijl de gevoelsinhoud en de daarop gebaseerde activiteiten meestal beleefd worden als een onvervreemdbaar of moeilijk te onderdrukken deel van persoon en gedrag. SEKSUELE DENTTETSVERWARRNG Verwarde gevoelens over de eigen seksuele identiteit zijn een veel voorkomend onderdeel van de adolescentie. Voor homoseksuele, mannelijke adolescenten krijgt deze verwarring een extra lading wanneer het verlangen naar andere jongens en mannen hardnekkig blijkt te zijn en de zelfbenoeming als homoseksueel dichterbij komt - met alle reële en gefantaseerde consequenties van dien. Seksuele identiteitsverwarring kan ook op latere leeftijd optreden. Hiervoor zijn vier oorzaken aan te geven: n de eerste plaats kan het gaan om een symptoom of uitingsvorm van dieper liggende psychopathologie. Of dat zo is, kan men opmaken uit het actuele gedrag of uit de voorgeschiedenis van de cliënt, die dan geken- 54
merkt wordt door een chronisch patroon van ernstige psychische klachten. Zo kunnen cliënten met paranoïde wanen sterk gepreoccupeerd zijn met hun seksuele identiteit en kan het bij cliënten met hypomaan of manisch gedrag voorkomen dat zij plotseling een voor hen ongebruikelijk seksueel gedrag gaan vertonen. De vaagheid van de egogrenzen bij iemand met een borderline persoonlijkheidsstoornis kan ertoe leiden dat de betreffende cliënt weinig onderscheid maakt tussen allerlei soorten relaties (kennissen, vrienden, minnaars), waardoor ook een beeld kan ontstaan dat lijkt op verwarring rondom de seksuele identiteit (Gonsiorek,1982). n de tweede plaats kan seksuele identiteitsverwarring het gevolg zijn van nog onverwerkte homoseksuele acceptatie- en waarderingsproblematiek. Het kan bijvoorbeeld zijn dat de betreffende persoon zichzelf in het verleden als homoseksueel benoemd heeft, maar er niet in geslaagd is zijn homoseksualiteit positief te leren waarderen. De voortdurende spanning tussen het ideaal-ik (dat als het ware heteroseksueel blijft) en het reële ik (dat zichzelf een homoseksuele identiteit toekent) is dan steeds weer opnieuwaanleiding tot de vraag of de homoseksuele zelfbenoeming wel de juiste geweest is. Ook is het mogelijk dat de cliënt zoveel weerstand voelde tegen zijn homoseksuele verlangens dat hij ze verdrong en een relatie met een vrouwaanging. Wanneer de verdrongen verlangens geleidelijk aan of plotseling weer de kop opsteken, gaat de heteroseksuele identiteit wankelen en is verwarring het gevolg. Theoretisch gezien is het ook mogelijk dat een man niet zijn homoseksuele, maar zijn heteroseksuele verlangens onderdrukt. Traumatische gebeurtenissen in de loop van de persoonlijke levensgeschiedenis vormen dan de aanleiding tot een angst voor de andere sekse, die zo groot is, dat de betreffende man zijn psychische evenwicht probeert te bewaken door middel van een voortdurende preoccupatie met homoseksualiteit of een zelfbenoeming tot homoseksueel. Bovendien is het mogelijk dat jongens met een atypische genderrol te snelovergaan tot zelfbenoeming als homoseksueel, door een gebrek aan heteroseksuele ervaringen tijdens de adolescentie en een lage opleiding. Morson en Mcnnis (1983) beschrijven het geval van zo'n jongeman, die (op basis van problemen rondom zijn genderidentiteit) volgens hen abusievelijk tot de conclusie kwam dat hij homoseksueel was. De psychoanalyticus say (1989) spreekt in dit verband van defensieve homoseksualiteit, hetgeen vooral voor zou komen bij heteroseksuele mannen die hun vader als machtig, autoritair en beangstigend hebben ervaren, terwijl moeder beleefd werd als onderdanig en vernederd 55
door haar echtgenoot. Ross (1988) beschrijft een geval van egodystone heteroseksualiteit bij een man, die verder geen tekenen van psychopathologie vertoonde. Egodystone heteroseksualiteit is heteroseksualiteit die door de betreffende man als wezensvreemd, als niet bij hem horend ervaren wordt. n mijn eigen praktijk ben ik de varianten waarbij mannen met name de heteroseksuele verlangens onderdrukken, nooit tegengekomen. n ieder geval is de zogenaamde egodystone heteroseksualiteit een zeldzaam verschijnsel, hetgeen de gedachte ondersteunt dat de 'egodystone homoseksualiteit' vooral gezien moet worden als een reactie op de maatschappelijke en culturele positie van homoseksualiteit en homoseksuelen. ~ '[,\, n de derde plaats kan een actuele crisis de aanleiding zijn tot (hernieuwde) seksuele identiteitsverwarring. k denk hierbij aan, bijvoorbeeld, de gevolgen vanhet stuklopen van een voor de cliënt belangrijke heteroseksuele of homoseksuele relatie. Maar ook treedt de verwarring wel op bij mannen die horen dat zij met hiv geïnfecteerd zijn (Van Kerkhof e.a., 199 2 ) of die hun partner aan aids hebben verloren (Kaal, 199 6 ). n de vierde plaats wijs ik er nog op dat seksuele identiteitsverwarring het gevolg kan zijn van het onduidelijker worden van de seksuele identiteiten zelf. n de westerse cultuur is tegenwoordig sprake van wat ik een versnelde constructie (of misschien welontmanteling of deconstructie) van identiteiten zou willen noemen. Het stereotiepe beeld van de homoseksueel wordt langzamerhand vervangen door een diversiteit aan beelden (van de ouderwetse relnicht tot de uiterst stoer ogende leermannen). Er wordt veel geschreven en gepraat over het beperkende van de seksuele hokjes waarin we elkaar duwen (zie bijvoorbeeld Gekeler, 1995) En dankzij het feminisme zijn de genderrollen ook wat minder strak geworden en kon het ideaaltype van de androgyne, multiseksuele man of vrouwontstaan. Verwarring rondom seksuele identiteit kan vele vormen aannemen, al dan niet in combinatie met verwarring over genderidentiteit. Zo kan een man die zichzelf als homoseksueel benoemt bijvoorbeeld in verwarring raken door zijn verlangens naar: vrouwen ('ben ik eigenlijk heteroseksueel'); mannen en vrouwen tegelijk Cben ik eigenlijk biseksueel'); jonge jongens ('ben ik eigenlijk pedofiel'); oudere mannen ('ben ik eigenlijk gerontofiel');
attributen, die in onze cultuur als behorend bij de andere sekse worden gezien ('ben ik eigenlijk travestiet of transseksueel'). De hulpverlener kan nooit voor de cliënt beslissen of hij nu homo-, heteroof biseksueel is, als een dergelijke keuze al noodzakelijk is. De diagnostiek van de homoseksuele voorkeur is altijd al een moeilijke zaak geweest. Homoseksuele mannen zijn niet te herkennen aan bepaalde uiterlijke kenmerken afvormen van gedrag. De trias van Sengers (zie hoofdstuk 1) kan weliswaar interessante informatie opleveren over seksueel gedrag, seksuele fantasieën en dromen, maar is zeker geen betrouwbaar meetinstrument. De hulpverlener doet er beter aan zich neer te leggen bij het gegeven dat de cliënt zelf moet ontdekken welke voorkeur hij heeft en dat hij zelf beslist of en wanneer hij zich als homoseksueel gaat beschouwen. Pogingen om een eventuele homoseksuele identiteit aan te tonen met behulp van wat voor test of meetinstrument dan ook, zijn gebaseerd op de foutieve veronderstelling dat iemand of homo, of hetero moet zijn en kunnen dus slechts verhullend en misleidend werken. Ook zogenaamde 'geruststellende' opmerkingen ('het is maar een fase, je groeit er weloverheen') zijn uit den boze. n de eerste plaats negeert de hulpverlener daarmee de angst voor de homoseksuele gevoelens en wekt hij of zij de suggestie dat het beter ZOLl zijn wanneer de ontwikkeling heteroseksueel verloopt. Bovendien kan een hulpverlener zoiets nooit met zekerheid voorspellen. Het gevolg kan dan zijn dat de cliënt later helemaal niet meer weet hoe hij moet omgaan met homoseksuele gevoelens, die zich toch blijven opdringen (Daher, 1977). Wel kan het, ook in het kader van de diagnostiek, zinvol zijn een aantal dimensies te exploreren dat van belang is voor de seksuele oriëntatie en recht doet aan de complexiteit daarvan. Coleman (1987) noemt enkele dimensies die bij zo'n onderzoek naar seksuele voorkeur van belang kunnen zijn: De huidige stand van zaken wat betreft relaties. Welke ervaringen heeft de cliënt met affectieve en seksuele relaties en hoe heeft hij die ervaren? De seksuele identiteit zoals de cliënt die nu ziet. Hoe benoemt hij zichzelf op dit moment en welke twijfels of onzekerheden heeft hij daarbij? De toekomstige of 'ideale' seksuele identiteit zoals de cliënt hem zou wensen. Wat zou hij willen, wanneer hij zelf zou kunnen kiezen? De mate van acceptatie van en waardering voor de huidige seksuele identiteit. Wat zijn de voor- en nadelen van zijn huidige seksuele gedrag en waar heeft hij precies moeite mee? De biologische identiteit (man/vrouw) en de vraag of die overeenkomt met de wens van de cliënt. Hoe denkt en voelt hij over het feit dat hij als man geboren is? 57
De genderidentiteit in het heden en in de toekomst. Ervaart hij zichzelf als een man of eerder als een vrouwen in welke richting denkt hij dat hij zich zalontwikkelen? De sekserol-identiteit (dat is de waarneming van het eigen gedrag als 'mannelijk' of'vrouwelijk') in het heden en in de toekomst. Ervaart hij zijn eigen gedrag als mannelijk of vrouwelijk en wat vindt hij daarvan? De seksuele oriëntatie-identiteit, zoals die tot uiting komt in seksueel gedrag, fantasieën en gevoelens van affectie. Ook hier wordt weer gekeken naar de huidige situatie en naar de wensen van de cliënt voor de toekomst. Casus Peter (22) studeert aan het Conservatorium. Hij heeft nu al zo'n vier jaar 'vaste verkering' met een vrouw van zijn eigen leeftijd. Hij maakt een hulpeloze en verwarde indruk, als hij vertelt van zijn fantasieën over seksuele contacten met andere mannen. Hij heeft er nog nooit met iemand over gepraat, maat hij vindt dat hij aan zijn vriendin verplicht is om nu maar eens uit te zoeken of hij homo ofhetero is. Peter benadrukt dat hij niets tegen homoseksualiteit of homoseksuelen heeft, het is alleen niet helemaal duidelijk hoe zijn eigen gevoelens nu precies liggen. Na een uitgebreide exploratie van de seksuele identiteit, met behulp van de dimensies van Coleman, blijkt het probleem veel eerder te maken te hebben met mannelijkheid en vrouwelijkheid. Peter heeft grote moeite met zijn passieve wensen op het gebied van seksualiteit en heeft het gevoel dat deze wensen alleen in contacten met andere mannen bevredigd zouden kunnen worden. n een aantal relatiegesprekken met zijn vriendin worden deze problemen uitgewerkt en opgelost.