Harry Stikkelbroeck senior raadsheer gerechtshof Arnhem Leeuwarden lid Adviescollege Verloftoetsing TBS
art. 51 l, lid 1 Sv: De deskundige brengt aan zijn opdrachtgever een met redenen omkleed verslag uit. Hij geeft daarbij aan welke methode hij heeft toegepast, in welke mate deze methode en de resultaten daarvan betrouwbaarkunnen worden geacht en welke bekwaamheid hij heeft bij de toepassing van de methode. 2
MvT: bij verstrekken van de opdracht moet opdrachtgever zich ervan vergewissen dat in de opdracht goed is opgenomen wat hij uitgevoerd wil zien; de opdrachtgever moet dus de goede vragen stellen; De deskundige moet zorgen dat de verslaglegging voor de opdrachtgever begrijpelijk is, en zich realiseren wat de mogelijke interpretatie kan zijn door een nietvakgenoot; als deskundige meent, gelet op zijn wetenschap, dat de vraagstelling in de opdracht aanpassing behoeft, daarvan melding maken (aan RC, zie art. 229 Sv). 3
MvT: Net als de OvJ is de rechter niet in staat ten volle de juistheid van het deskundigenadvies na te gaan, terwijl van hem wel wordt verlangd dat hij daarover een gefundeerd oordeel geeft. Er is een verschil in kennisniveau tussen deskundige en opdrachtgever (en overige procesdeelnemers). Van de rechter kan niet worden verwacht dat hij die kenniskloof in volle omvang kan overbruggen. De rechter kan/mag de vraag naar de waardering van de feiten niet delegeren naar de wetenschap/deskundige. 4
MvT: Van de deskundige mag in dat verband extra inspanning worden verwacht om te bewerkstelligen dat zijn bevindingen op juiste wijze en tegen de juiste achtergrond (context) kunnen worden beoordeeld. Van de rechter mag extra inspanning worden verwacht om te begrijpen wat de portee van zijn beslissing over een deskundigenrapport inhoudt, vooral als het gaat om de bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit. Ook zal hij moeten motiveren waarom hij de conclusies van een deskundige overneemt of verwerpt. 5
In de relatie rechter en deskundige is de rechter leidend, want opdrachtgever en controleur. Gezien de kenniskloof tussen rechter en deskundige rust op beiden een inspanningsverplichting om te (kunnen) begrijpen respectievelijk goed uit te leggen. Communicatie is van het grootste belang. Die communicatie moet vooral ook gaan over inhoudelijke kwaliteit (methode, betrouwbaarheid, bekwaamheid). 6
Waarheidsvinding, fact-finding, is een empirisch proces dat op logisch correcte wijze dient te geschieden. Strafrechtelijke waarheidsvinding moet plaatsvinden conform strafvorderlijke procedureregels. Die procedureregels kunnen grote (beperkende) gevolgen hebben voor de empirische waarheidsvinding (bijv. onrechtmatig verkregen bewijs). Bij strafrechtelijke waarheidsvinding gaat het altijd om terugredeneren van gevolg (spoor) naar oorzaak (veroorzaker). Dus: geen zekerheden, maar waarschijnlijkheden, kansen. 7
Strafrechters kunnen niet in waarschijnlijkheden blijven steken. Zij moeten binnen (korte) tijd een uitspraak doen. Immers, de justitiabele heeft recht op een tijdige uitspraak van categorische aard (wel of niet schuldig). Om (binnen de wettelijke termijn) van (grote) waarschijnlijkheid tot categorische uitspraak te komen, moet de rechter een sprong maken (Scholten). 8
Die sprong wordt gemaakt op basis van zoveel mogelijk wettig bewijs ( harde gegevens ), leidend tot grote waarschijnlijkheid. De sprong wordt mogelijk gemaakt door de uit het wettig bewijs voortkomende overtuiging. Overtuiging kan zacht genoemd worden: rechtsgevoel, fingerspitzengefühl, intuïtie, etc. Overtuiging kan echter ook als wat harder worden geduid: professionele intuïtie als gestolde ervaring. Hoe dan ook: de sprong is geen harde logica, maar meer een gevolgtrekking die een impliciete kansberekening bevat. 9
Kans dekt twee verwante maar verschillende begrippen: Ontologische kans zegt iets over de frequentie waarmee bepaalde feiten/gebeurtenissen (zullen) optreden. Bijv. de kans om met een eerlijke dobbelsteen 6 te gooien. Epistemische kans zegt iets over het al dan niet optreden van bepaalde feiten/gebeurtenissen dat in principe niet als fequentie te formuleren is. Dat gebeurt op basis van iemands persoonlijke kennis, informatie, inschatting, overtuiging. Bijv. Is er leven op Mars? Is Hiddink volgend jaar nog bondscoach? Deze epistemische kans moet worden bijgesteld bij nieuwe informatie. 10
Gedragsdeskundigen zijn opgeleid in een empirische, evidence based wetenschap. Zij worden in hun onderzoek niet gehinderd door strafvorderlijke procedureregels. Zij komen na onderzoek tot een conclusie die op, wellicht grote, waarschijnlijkheid berust, maar geen zekerheid geeft, al helemaal geen absolute zekerheid. Het gaat meer over de epistemische kans of deze verdachte weer in de fout zal gaan. Gedragsdeskundigen hoeven ook niet een sprong te maken naar een categorische uitspraak. 11
Uit onderzoek blijkt dat de klinische blik, ook van ervaren gedragsdeskundigen, niet of nauwelijks beter is dan het resultaat van objectievere taxatie instrumenten. De risicotaxatie instrumenten zijn op voorspellende validiteit onderzocht en, helaas, nogal matig bevonden. In absolute zin is die klinische blik, hoe waardevol ook, niet alleszeggend. Is de klinische blik van de gedragsdeskundige in dit opzicht vergelijkbaar met de overtuigingvan de rechter? 12
Rechters zijn in hun uitspraken niet in staat sluitend te beredeneren wat de waarheid is (geweest). Gedragsdeskundigen zijn in hun uitspraken over bijvoorbeeld recidiverisico s evenmin in staat echte zekerheid te geven. Zowel rechters als gedragsdeskundigen maken naast hardere gegevens uiteindelijk gebruik van hun professionele intuïtie/klinische blik. Gedragsdeskundigen hebben in het strafproces wel te maken met rechters die in het categorische standje staan: Kunt u uitsluiten dat?. 13
Een goed rapport is dus een rapport waarin is verantwoord op basis van welke state of the art conclusies worden getrokken, maar vooral waarin gemotiveerd de beperking van de zekerheid die aan die conclusies ten grondslag ligt voor de rechter transparant wordt gemaakt. Het geeft kortom inzicht in de wijze waarop het tot stand kwam. 14
Rechters moeten in strafzaken altijd een sprong maken van waarschijnlijkheid naar een categorische uitspraak en hebben daarbij veel behoefte aan (door anderen aangeleverde) zekerheid zij mogen de hamvraag niet delegeren aan deskundigen, maar het kan wel goed uitkomen Dus, gedragsdeskundigen: laat u niet in de fuik van de rechter trekken! Blijf onafhankelijk in de relatie! (Komt u vast bekend voor!) 15
16