Eindexamen wiskunde B1 vwo 2004-I

Vergelijkbare documenten
Examen VWO. wiskunde B1 (nieuwe stijl)

Correctievoorschrift VWO. wiskunde B1 (nieuwe stijl)

Examen VWO. wiskunde B1,2 (nieuwe stijl)

Eindexamen wiskunde B1-2 vwo 2004-I

Eindexamen wiskunde B1 vwo 2004-II

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Dinsdag 25 mei uur

Correctievoorschrift VWO. wiskunde B1,2 (nieuwe stijl)

Examen VWO. wiskunde B1 (nieuwe stijl)

Riemannsommen en integralen

Ook de volledige spiraal van de stroken van lengte 1, 3, 5,, 99 past precies in een rechthoek.

Examen VWO. wiskunde B1,2 (nieuwe stijl)

Eindexamen wiskunde B1-2 vwo 2004-II

Eindexamen wiskunde B1-2 havo 2008-II

Eindexamen wiskunde B vwo I

Examen VWO. wiskunde B1. tijdvak 2 woensdag 24 juni uur

wiskunde B havo 2016-I

Eindexamen wiskunde B1 vwo 2007-II

Eindexamen wiskunde b 1-2 havo II

Eindexamen wiskunde B1-2 havo 2002-II

Examen HAVO wiskunde B. tijdvak 1 vrijdag 17 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Examen HAVO. Wiskunde B1,2 (nieuwe stijl)

OEFENPROEFWERK VWO B DEEL 3

Examen HAVO. wiskunde B. tijdvak 2 woensdag 24 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Examen VWO. wiskunde B1. tijdvak 2 woensdag 20 juni uur

Eindexamen wiskunde B1 vwo 2005-I

Examen VWO. wiskunde B1,2. tijdvak 1 woensdag 16 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

wiskunde B havo 2018-II

Examen VWO. wiskunde B1

2010-I. A heeft de coördinaten (4 a, 4a a 2 ). Vraag 1. Toon dit aan. Gelijkstellen: y= 4x x 2 A. y= ax

Eindexamen wiskunde B1-2 vwo 2007-I

Eindexamen wiskunde B1-2 vwo I

Eindexamen wiskunde B1-2 vwo 2007-II

Kaas. foto 1 figuur 1. geheel aantal cm 2.

Examen VWO. wiskunde B1,2. tijdvak 1 dinsdag 2 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Eindexamen havo wiskunde B pilot II

Eindexamen wiskunde B havo II

Examen HAVO. wiskunde B1,2. tijdvak 2 woensdag 18 juni Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Eindexamen havo wiskunde B I

Examen VWO. wiskunde B1,2

Examen HAVO. wiskunde B. tijdvak 2 woensdag 20 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Eindexamen wiskunde B1 vwo 2005-II

wiskunde B pilot havo 2016-I

Eindexamen wiskunde B1 vwo 2002-I

Eindexamen wiskunde B1 havo 2002-I

Eindexamen havo wiskunde B pilot I

Examen VWO. wiskunde B1,2. tijdvak 2 woensdag 20 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Eindexamen wiskunde B1-2 havo 2002-I

H10: Allerlei functies H11: Kansverdelingen..6-7

Examen VWO. wiskunde B. tijdvak 2 woensdag 19 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Examen HAVO. Wiskunde B1 (nieuwe stijl)

Eindexamen wiskunde B1 havo 2008-II

Eindexamen wiskunde B1-2 vwo 2006-I

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 22 juni uur

Eindexamen wiskunde B1-2 vwo 2005-I

wiskunde B pilot havo 2015-II

Eindexamen wiskunde A1-2 vwo 2006-I

Eindexamen wiskunde B1-2 vwo 2008-II

wiskunde B havo 2016-I

Eindexamen wiskunde B havo II

Examen HAVO. wiskunde B (pilot) tijdvak 1 maandag 23 mei 13:30-16:30 uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Examen HAVO. wiskunde B1,2. tijdvak 1 dinsdag 20 mei uur

Eindexamen wiskunde B1 vwo 2008-II

Examen HAVO wiskunde B. tijdvak 1 donderdag 24 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Examen VWO. Wiskunde B1 (nieuwe stijl)

Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 22 juni uur

11.0 Voorkennis. Optellen alleen bij gelijknamige termen: 3a 3 + 4a 3 = 7a 3. Bij macht van een macht exponenten vermenigvuldigen: (a 5 ) 4 = a 20

Eindexamen wiskunde B1 havo 2003-II

Oefenexamen 2 H1 t/m H13.2 uitwerkingen. A. Smit BSc

In een zware tornado worden maximale windsnelheden van ongeveer 280 km/u bereikt.

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Dinsdag 31 mei uur

leeftijd kwelder (in jaren)

wiskunde B havo 2015-II

Examen HAVO. wiskunde B (pilot) tijdvak 2 woensdag 22 juni uur

Examen VWO. wiskunde B1,2

Examen VWO. wiskunde B. tijdvak 1 dinsdag 25 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

wiskunde A vwo 2019-II

Examen HAVO. wiskunde B1. tijdvak 2 woensdag 18 juni Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Donderdag 1 juni totale examentijd 3,5 uur

Eindexamen wiskunde B pilot havo II

Examen VWO. wiskunde A1,2

15.0 Voorkennis. Herhaling rekenregels voor differentiëren: (somregel) (productregel) (quotiëntregel) n( x) ( n( x))

wiskunde B pilot havo 2015-I

Examen HAVO. Wiskunde B1,2 (nieuwe stijl)

Examen HAVO. wiskunde B. tijdvak 2 woensdag 22 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Examen HAVO. Wiskunde B1 (nieuwe stijl)

Eindexamen wiskunde B1-2 vwo 2008-II

Eindexamen wiskunde B1-2 vwo 2006-II

Je moet nu voor jezelf een overzicht zien te krijgen over het onderwerp Functies en grafieken. Een eigen samenvatting maken is nuttig.

Met behulp van deze gegevens kan worden berekend welke maximale totale behoefte aan elektrische energie in Nederland er voor 2050 wordt voorspeld.

Examen HAVO. wiskunde B (pilot) tijdvak 2 donderdag 18 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Examen HAVO. wiskunde B. tijdvak 1 maandag 23 mei 13:30-16:00 uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Eerste- en derdegraadsfunctie

Examen VMBO-KB. wiskunde CSE KB. tijdvak 1 dinsdag 15 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Eindexamen wiskunde A1 vwo 2002-I

Eindexamen wiskunde B1 havo 2007-I

Transcriptie:

Machten van een derdegraadsfunctie Gegeven is de functie 3 2 1 3 4 4 f ( x) x x op het domein [0, 3]. 4p 1 Toon algebraïsch aan dat het maximum van f gelijk is aan 1. V is het gebied ingesloten door de grafiek van f en de x-as. 5p 2 Bereken algebraïsch de exacte waarde van de oppervlakte van V. p 2 3 Op het domein [0, 3] bekijken we de functies g p( x) ( f( x)) 3 x 4 1 x 4 waarbij p > 0. In figuur 1 zijn de grafieken van g p, getekend voor p = 10, p = 2, p = 1, p = 0,5 en p = 0,1. Al deze grafieken gaan door de punten O(0, 0), T(2, 1) en S(3, 0). p figuur 1 y T O S x Voor elke positieve waarde van p gaat de grafiek van g p door O, T en S. 3p 3 Toon dat aan. www. - 1 -

Grondprijs Een nieuw industrieterrein grenst aan een recht kanaal en heeft de vorm van een rechthoek OABC. OA = 400 m en OC = 200 m. Zie figuur 2. figuur 2 De grondprijs is afhankelijk van de afstand tot het kanaal: hoe dichter bij het kanaal, hoe duurder de grond. Het verband tussen de grondprijs P (in euro per m 2 ) en de afstand tot het kanaal x (in meters) wordt gegeven door de formule: kanaal C P = 63 B P(x) = 100 0,998 x De punten waar P gelijk is aan 63 liggen op een lijn. Deze lijn is in figuur 2 getekend. Deze figuur staat ook vergroot op de uitwerkbijlage. O A 4p 4 Teken in de figuur op de uitwerkbijlage de lijn waarop alle punten liggen waar P gelijk is aan 55. Licht je antwoord toe. Iemand wil een schatting maken van de grondprijs van het gehele terrein. Hij maakt daartoe een berekening volgens twee verschillende benaderingsmethoden. Methode I: hij bepaalt P(200). Deze waarde gebruikt hij als prijs per m 2 voor het hele terrein en daarmee berekent hij de totale grondprijs. Methode II: hij bepaalt het gemiddelde van P(0) en P(400). Deze waarde gebruikt hij als prijs per m 2 voor het hele terrein en daarmee berekent hij de totale grondprijs. 5p 5 Bereken de totale grondprijs volgens beide methoden. Geef je antwoord in miljoenen euro, afgerond op twee decimalen. De totale grondprijs van het terrein is nauwkeuriger te bepalen. Daartoe verdelen we rechthoek OABC in rechthoekjes met lengte 200 meter en breedte x meter. In figuur 3 is één zo n rechthoekje getekend op x meter van het kanaal. Neem P(x) als de prijs per m 2 voor het hele rechthoekje x meter van het kanaal. De totale grondprijs is dan bij benadering de som van de grondprijzen van deze rechthoekjes. figuur 3 kanaal B 5p 6 Bereken op deze manier de totale grondprijs als x = 5 meter. Geef je antwoord in miljoenen euro, afgerond op twee decimalen. A De totale grondprijs is nog nauwkeuriger te berekenen met behulp van een integraal. 4p 7 Bereken de totale grondprijs met behulp van deze integraal. www. - 2 -

Krasloten Deze opgave gaat over krasloten waarmee je 3 euro of 6 euro of niets kunt ontvangen. Elk kraslot heeft drie vakjes, die je open kunt krassen. Zie figuur 4. figuur 4??? een nog niet opengekrast lot In één van de vakjes is een MIN ( ) verborgen, in de andere twee een PLUS (+). Je kunt het kraslot inleveren na één vakje of na twee vakjes te hebben opengekrast. Voor elke opengekraste PLUS ontvang je 3 euro, maar als je de MIN hebt opengekrast, is het lot waardeloos geworden. Zie figuur 5. figuur 5 +? +? _ + bij inlevering 6 euro waard waardeloos lot Bij de mensen die de krasloten kopen onderscheiden we twee typen krassers: waaghalzen: krassen een tweede vakje open als het eerste vakje een PLUS oplevert; angsthazen: krassen één vakje open en stoppen. Je kunt je afvragen welk type krasser het slimste is. 4p 8 Bereken voor zowel de waaghalzen als de angsthazen welk bedrag zij naar verwachting per opengekrast lot zullen ontvangen. Bij een bepaalde kiosk is gebleken dat 65% van de krassers waaghals is en 35% angsthaas. Op zekere dag komen 500 mensen een lot kopen bij deze kiosk en krassen het open. 5p 9 Bereken hoeveel van deze mensen naar verwachting niets uitbetaald krijgen. Van een groep mensen bestaande uit 65 waaghalzen en 35 angsthazen heeft ieder precies één lot opengekrast. 6p 10 Bereken de kans dat uiteindelijk meer dan 60 mensen van deze groep precies één vakje hebben opengekrast. www. - 3 -

Een verzameling functies Op het domein [0, 2 ] zijn gegeven de functies: f n (x) = 1 + sin 2 x + cos nx waarbij n een positief geheel getal is. Als je de grafiek van f 2 door de GR laat tekenen, lijkt deze op een sinusoïde. Er geldt inderdaad f 2 (x) = a + bsin c(x d). 6p 11 Geef een mogelijke combinatie van waarden voor a, b, c en d. Licht je antwoord toe. 1 De grafiek van f n gaat voor bepaalde waarden van n door het punt ( ). 6 4p 12 Onderzoek voor welke waarden van n tussen 0 en 50 dit geldt. f 4 ( x) is te schrijven als 1 1 f ( x) 1 cos2x cos4 x. 3p 13 Toon aan dat dit juist is. 4 2 2 Gegeven is de rechthoek OABC met A(2, 0) en C(0, 3). De grafiek van f 4 verdeelt deze rechthoek in twee gebieden. 7p 14 Toon aan met behulp van integreren dat deze twee gebieden exact dezelfde oppervlakte hebben. Munten Bij de invoering van de euro op 1 januari 2002 is een aantal Europese munten ongeldig geworden. In het najaar van 2001 zijn inzamelingsacties van deze munten gehouden. In november 2001 heeft zich het volgende voorgedaan. Door een bepaalde groep zijn veel Franse munten ingezameld, waaronder 1700 munten van 10FF (Franse Francs). Men is van plan deze munten van 10FF in 17 zakjes van 100 stuks bij een bank in te leveren. De gang van zaken op de bank in dit soort gevallen is als volgt. Munten van dezelfde soort moeten in zakjes van 100 munten aan de bank worden aangeboden. Een bankbediende telt het aantal munten in een zakje niet, maar weegt het zakje met de munten. Het gewicht van een leeg zakje is verwaarloosbaar. Het gewicht van 100 munten van 10FF is normaal verdeeld met een gemiddelde van 650 gram en een standaardafwijking van 0,5 gram. Hiermee kan aangetoond worden dat de kans dat een zakje met 100 munten van 10FF minder dan 649,5 gram weegt ongeveer gelijk is aan 0,16. 3p 15 Bereken deze kans in drie decimalen nauwkeurig. Voor het inleveren bij de bank is een lid van de groep op het kwalijke idee gekomen om bij 8 van de 17 zakjes één munt van 10FF te vervangen door één munt van 1FF, die lichter is. Er zitten dan 99 munten van 10FF en 1 munt van 1FF in elk van die 8 zakjes. Er worden nu dus 8 valse en 9 goede zakjes ingeleverd. 4p 16 Bereken in twee decimalen nauwkeurig de kans dat van de eerste 5 zakjes die de bankbediende weegt, er 3 vals zijn. Zakjes met een gewicht dat minder is dan 649,5 noemt men te licht. Het aantal te lichte zakjes van de 17 te wegen zakjes mag niet te groot zijn. De bank noemt dit aantal n, en wil dat de kans op precies n te lichte zakjes kleiner is dan 1%. 5p 17 Welke waarden kan n hebben? www. - 4 -

Het menselijk oog Om een voorwerp op verschillende afstanden scherp te kunnen zien heeft de mens de mogelijkheid om te accommoderen, dat wil zeggen de sterkte van zijn ogen aan te passen, zodat er een scherp beeld op zijn netvlies komt. Om een voorwerp op een afstand a van het oog scherp te kunnen zien is een bepaalde sterkte S van het oog nodig. Voor deze sterkte S a b gebruiken we het volgende model: S. ab Hierbij is: a de afstand in meters tussen het voorwerp en de ooglens; b de afstand in meters tussen het netvlies en de ooglens; S de sterkte in dioptrieën (dpt). Zie figuur 6. figuur 6 a b oog voorwerp ooglens beeld op netvlies De afstand b hoeft niet voor beide ogen gelijk te zijn. Iemand heeft een rechteroog met b = 0,018 m. Hij kan de sterkte van zijn rechteroog variëren van 58 tot en met 63 dpt. 5p 18 Bereken op welke afstanden dit rechteroog voorwerpen scherp kan zien. Rond de grenswaarden in je antwoord af op twee decimalen. Voor zijn linkeroog geldt: b = 0,017 m. Hiermee kan hij voorwerpen op afstanden van 15 cm en verder scherp zien. 4p 19 Bereken welke waarden S kan aannemen. Geef je antwoord in gehele dioptrieën. www. - 5 -

Uitwerkbijlage bij vraag 4 vraag 4 C B kanaal P = 63 O A www. - 6 -