Instantie. Onderwerp. Datum

Vergelijkbare documenten
Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Auteur. Elfri De Neve. Onderwerp. Anatocisme. Copyright and disclaimer

Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Hof van Cassatie. Onderwerp. Valsheid in geschrifte - Wegverkeer, algemeen. Datum. 17 juni 2014

Instelling. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Instantie. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België. Arrest

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Instantie. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instantie. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

O. T., eiser tot cassatie van een arrest, op 5 juni 1998 gewezen. vertegenwoordigd door mr. Adolf Houtekier, advocaat bij het Hof

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instantie. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Auteur. Bernard Waûters. Onderwerp. Dit is een uittreksel uit het boek:

Hof van Cassatie van België

Instantie. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instantie. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Auteur. Elfri De Neve. Onderwerp. Echtscheiding in volledig akkoord. Copyright and disclaimer

Instantie. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Instantie. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Auteur. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Transcriptie:

Instantie Hof van Cassatie Onderwerp Aansprakelijkheid buiten overeenkomst Bijzondere aansprakelijkheid - Allerlei. - Handelsagent. - Civielrechtelijke aansprakelijkheid. - Voorwaarden. - Art. 1384, derde lid, BW Datum 19 oktober 1999 Copyright and disclaimer Gelieve er nota van te nemen dat de inhoud van dit document onderworpen kan zijn aan rechten van intellectuele eigendom, die toebehoren aan bepaalde betrokkenen, en dat er u geen recht wordt verleend op die desbetreffende rechten. M&D Seminars wil u met dit document de nodige informatie verstrekken, zonder dat de in dit document vervatte informatie bedoeld kan worden als een advies. Bijgevolg geeft M & D Seminars geen garanties dat de informatie die dit document bevat, foutloos is, zodat u dit document en de inhoud ervan op eigen risico gebruikt. M&D Seminars, noch enige van haar directieleden, aandeelhouders of bedienden zijn aansprakelijk voor bijzondere, indirecte, bijkomstige, afgeleide of bestraffende schade, noch voor enig ander nadeel van welke aard ook betreffende het gebruik van dit document en van haar inhoud. M&D Seminars - 1 februari 2002 M&D CONSULT BVBA HUBERT-FRERE-ORBANLAAN 47 9000 GENT TEL 09/224 31 46 FAX 09/225 32 17 E-mail: info@mdseminars.be www.mdseminars.be

Nummer : RC99AJ4_1 Datum : 1999-10-19 Juridictie : HOF VAN CASSATIE, NEDERLANDSE AFDELING, 2E KAMER Zetel : FORRIER Verslaggever : HUYBRECHTS Openb. Min. : DU JARDIN Rolnummer : P981140N Kop AANSPRAKELIJKHEID BUITEN OVEREENKOMST. - BIJZONDERE AANSPRAKELIJKHEID. - Allerlei. - Handelsagent. - Civielrechtelijke aansprakelijkheid. - Voorwaarden. - Art. 1384, derde lid, BW. Samenvatting Uit de uitsluitende omstandigheid dat een vrije agent, binnen de verbintenissen van een handelsagentuur, moet werken volgens de richtlijnen en met de documenten van de principaal, voor wie hij verantwoording verschuldigd is en die op elke moment in het agentschap controles kan uitvoeren, mag het beginsel van de aansprakelijkheid ex artikel 1384 derde lid BW niet afgeleid worden. Wettelijke basis -BURGERLIJK WETBOEK,ART 1384,L3 Publicatie -ARRESTEN VAN HET HOF VAN CASSATIE VAN 1999(545) -PASICRISIE BELGE VAN 1999(I/545) Tekst HET HOF, Gelet op het bestreden arrest, op 29 juni 1998 door het Hof van Beroep te Gent gewezen; II. Op de voorzieningen van Argenta Spaarbank NV: A. Op de voorziening nummer 224: Over het middel, gesteld als volgt: schending van artikel 1384, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek, doordat de appèlrechters, na het bestreden vonnis, uitspraak doende op strafrechtelijk gebied lastens de Heer Roland Bruggeman bevestigd te hebben, eiseres veroordelen om aan de hogervermelde burgerlijke partijen diverse sommen te betalen, vermeerderd met de vergoedende intrest, de verwijlsintrest en de kosten van aanstelling; de appèlrechters eiseres burgerrechtelijk aansprakelijk verklaren voor de strafbare feiten begaan door de eerste beklaagde, Roland Bruggeman; de appèlrechters deze burgerrechtelijke aansprakelijkheid,

onder meer met verwijzing naar het vonnis van de eerste rechter, als volgt beoordelen: "de eerste rechter heeft volledig correct de aansprakelijkheid van de rechtstreeks gedaagde (eiseres) verantwoord om de redenen aldaar aangegeven. (Eiseres) geeft in besluiten voor dit hof (blz. 22) zelf toe dat Bruggeman moest werken volgens de richtlijnen en met de documenten van de (eiseres). De eerste rechter heeft geval per geval oordeelkundig beslist waarvoor de (eiseres) aansprakelijk kan gesteld worden. Er mag niet ipso facto worden gesteld, zelfs door de (eiseres) in besluiten in bepaalde gevallen voor dit hof, dat de verklaringen van Bruggeman en de stukken terzake leugenachtig zouden zijn" (bestreden arrest, blz. 38, onder punt 2.3); de appèlrechters zodoende aannemen dat Roland Bruggeman, niettegenstaande het bestaan van een contract als zelfstandig agent voor eiseres, in werkelijkheid als een aangestelde van eiseres dient te worden beschouwd; de appèlrechters hierbij grotendeels verwijzen naar de motivering terzake van de eerste rechter; de eerste rechter inderdaad oordeelde dat Roland Bruggeman als een aangestelde van eiser dient te worden beschouwd in de zin van artikel 1384, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek; de eerste rechter met betrekking tot de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van eiseres voor de strafbare feiten begaan door Roland Bruggeman als volgt heeft geoordeeld: "1.2.6. Burgerrechtelijke aansprakelijkheid (eiseres) 1.2.6.1. Algemeen. Op grond van artikel 1384 van het Burgerlijk Wetboek is men aansprakelijk niet alleen voor de schade welke men veroorzaakt door zijn eigen daad maar ook voor die welke veroorzaakt wordt door de daad van personen voor wie men moet instaan, of van zaken die men onder zijn bewaring heeft. De meesters en zij die anderen aanstellen zijn aansprakelijk voor de schade door hun dienstboden en aangestelden veroorzaakt in de bediening waartoe zij hen gebezigd hebben (artikel 1384 lid 3). Die bepaling doet een onweerlegbaar vermoeden van aansprakelijkheid ontstaan (Kruithof, R., "Aansprakelijkheid voor andermans daad: kritische bedenkingen bij enkele ontwikkelingen", in Onrechtmatige daad. Actuele tendensen, Vandenberghe, H., (ed.), Antwerpen, Kluwer, 1979, nr. 26, p. 45; Dirix, E., "Aansprakelijkheid van en voor Hulppersonen", in Recht halen uit aansprakelijkheid, Gent, Mys & Breesch, 1993, nr. 3, p. 343). 1.2.6.1.1. Aanstelling. Volgens het Hof van Cassatie is er aanstelling wanneer de dader op het ogenblik van het door hem begane schadelijk feit met de aansteller verbonden is door een band van ondergeschiktheid, hetgeen betekent dat hij zich onder het gezag, de leiding en het toezicht van deze laatste bevond. Het volstaat dat de aansteller de juridische of feitelijke mogelijkheid heeft om het gezag en toezicht uit te oefenen (Cass., 24 december 1951, Pas., 1952, I, 213; Cass., 16 oktober 1972, Arr. Cass., 1973, 167; Cass., 27 juni 1980, Arr. Cass., 1980, 1368; Cass., 24 december 1980, Arr. Cass., 1980-81, 469; Cass., 6 oktober 1982, Arr. Cass., 1982-83; Gent, 23 februari 1978, J.T., 1978, 455), los van de hoedanigheid van de verbonden personen, het al dan niet bestaan van een contract (Cass., 24 december 1951, Pas., 1952, I, 213; Cass., 13 januari 1964, Pas., 1964, I, 548; Gent, 23 februari 1978, J.T., 1978, 455), het al dan niet uitkeren van loon of van een andere vergoeding (Kruithof, R., "Aansprakelijkheid voor andermans daad: kritische bedenkingen bij enkele ontwikkelingen", in Onrechtmatige daad. Actuele tendensen, Vandenberghe, H., (ed.), Antwerpen, Kluwer, 1979, nr. 29, p. 46; Dirix, E., "Aansprakelijkheid van en voor hulppersonen", in Recht halen uit aansprakelijkheid, Gent, Mys & Breesch, 1993, nr. 4, p. 344). Verder wordt niet vereist dat de aansteller effectief bevelen of onderrichtingen geeft aan zijn aangestelde (Dumon, F., conclusie bij Cass., 5 november 1981, Pas., 1982, I, 316), verhindert het bestaan van een gezagsverhouding niet dat de aangestelde bij de uitvoering van zijn werk een zekere vrijheid behoudt (Cass., 5 november 1981, Pas., 1982, I, 316 met conclusie van Proc.-Gen. Dumon, F., Arr. Cass., 1982, 328 R.W., 1983-84, 2909, met noot) en sluit de vrijheid die bepaalde personen in de uitoefening van hun vak noodzakelijk behouden het bestaan van een verhouding van ondergeschiktheid niet uit (Cass., 16 oktober 1972, Arr. Cass., 1973, 165;

Kruithof, R., "Aansprakelijkheid voor andermans daad: kritische bedenkingen bij enkele ontwikkelingen", in Onrechtmatige daad. Actuele tendensen, Vandenberghe, H., (ed.), Antwerpen, Kluwer, 1979, nr. 30, p. 47; Vandenberghe, H., Van Quickenborne, M. en Hamelink, P., "Overzicht van rechtspraak. Aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad, 1964-1978", in TPR, 1980, nr. 153 en 155, A., p. 1322-1324; Vandenberghe, H., Van Quickenborne, M., Geelen, K. en De Coster, S., Overzicht van rechtspraak. Aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad, 1979-1984", in TPR, 1987, nr. 139 en 141, p. 1485-1488). Het volstaat dus niet, zoals de rechtstreeks gedaagde (eiseres) het doet, daarbij verwijzend naar bepaalde rechtspraak, zich te beroepen op het agentencontract met Bruggeman waarin gesteld wordt dat de betrekkingen beheerst worden door het mandaat en de agent niet te beschouwen is als de aangestelde van de maatschappij om te ontsnappen aan het begrip 'aanstelling', nu in werkelijkheid blijkt dat de (eiseres) in feite gezag en toezicht kon uitoefenen op haar vrije agent Bruggeman en al zou deze laatste in de uitoefening van zijn werk een zekere vrijheid behouden hebben. Bruggeman moest werken volgens de richtlijnen en met de documenten van de (eiseres) en deze laatste kon op ieder ogenblik controles komen uitvoeren in het agentschap en Bruggeman was haar te allen tijde verantwoording verschuldigd (zie artikelen 2, 4, 6 van het contract van 6 juli 1970 (stuk 25 dossier van de NV Argenta). In de zin van artikel 1384, lid 3, Burgerlijk Wetboek bestond er wel degelijk een aanstelling tussen de (eiseres) en Bruggeman en werkte die wel degelijk in een verhouding van ondergeschiktheid tot de eerstgenoemde. Weze bovendien opgemerkt dat ingevolge een rondschrijven van de Bankcommissie (thans de Commissie voor Bank- en Financiewezen) van 28 juli 1987, gericht aan de banken, de privéspaarbanken en de ondernemingen onderworpen aan de wet van 10 juni 1964, de (eiseres) een specifieke toezichtsverplichting op zich moest nemen: "De kredietinstellingen moeten ervoor zorgen dat het rechtmatig vertrouwen van de spaarders niet zou worden misbruikt door bedrieglijke constructies. Zij moeten bijgevolg vermijden dat, onder de dekmantel van een andere niet gecontroleerde activiteit, financiële verrichtingen tot stand kunnen komen of diensten verleend worden, waarvan de cliënteel zou kunnen veronderstellen dat zij worden uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van de kredietinstelling (...)". ((advies van de Regelings- en Overlegcommissie der Spaarbanken van 26 juni 1991 in de zaak van Busschaert Roland-Bert Suzanne t. de NV Argenta Spaarbank, p. 6, laatste alinea: farde 4 ("klaargemaakte dossiers voor behandeling op het hof/de rechtbank"), dossier 5 (Hof van Beroep Gent, Eerste Kamer, AR 49004), farde 3 (stukken tot staving i.v.m. de alternatieve verzoeningsprocedure voor de R.0.C.) ingediend ter zitting van 23.12.93 door Mertens, Van Aken, NV Argenta Spaarbank))" (vonnis van de Correctionele Rechtbank te Ieper van 21 april 1994, blz. 40 tot en met 42), terwijl overeenkomstig artikel 1384, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek de meesters en zij die anderen aanstellen aansprakelijk zijn voor de schade die door hun dienstboden en aangestelden veroorzaakt werden in de bediening waartoe zij hen hebben gebezigd; voor de toepassing van artikel 1384, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek volstaat doch vereist is dat tussen de dader en de aansteller een band van ondergeschiktheid bestaat; dat de verhouding van ondergeschiktheid die het begrip aangestelde veronderstelt, bestaat zodra een persoon zijn gezag en toezicht op de daden van een ander in feite kan uitoefenen; het bestaan van deze gezagsverhouding inderdaad niet verhindert dat de aangestelde bij het uitvoeren van zijn taak toch een zekere vrijheid behoudt, ook al staat hij onder leiding, controle en toezicht van de aansteller; de aansteller slechts overeenkomstig artikel 1384 van het Burgerlijk Wetboek aansprakelijk kan zijn voor de onrechtmatige daden van zijn aangestelde indien de band van ondergeschiktheid werkelijk voorhanden is; eiseres in haar regelmatig voor de appèlrechters ingediende conclusie omstandig had betwist dat de eerste beklaagde, Roland Bruggeman, in casu als een aangestelde van eiseres kon worden beschouwd (eerste appelconclusie eiseres,

blz. 18 en 19); eiseres in dit verband had aangevoerd dat Roland Bruggeman een volledig vrij en zelfstandig agent was, met een zelfstandig zakenkantoor en opererend voor onderscheidene financiële instellingen; eiseres eveneens had aangevoerd dat uit geen enkel document, geen enkel contract of geen enkel objectief element van het dossier bleek dat Bruggeman met eiseres verbonden was door een band van ondergeschiktheid of werkte onder leiding, gezag of toezicht (appelconclusie eiseres, blz. 22); eiseres eveneens had aangevoerd dat de eerste rechter zich ten onrechte, bij het vaststellen van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van eiseres heeft laten leiden door de omstandigheid dat Bruggeman moest werken volgens de richtlijnen en met de documenten van de NV Argenta (appelconclusie eiseres, blz. 22); de feitenrechter onaantastbaar oordeelt of al dan niet een band van ondergeschiktheid in de zin van artikel 1384, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek aanwezig is doch uw Hof bevoegd is na te gaan of de feitenrechter uit de door hem vastgestelde feitelijke elementen wettig heeft kunnen afleiden dat tussen Roland Bruggeman en eiseres een band van ondergeschiktheid bestond en eerstgenoemde derhalve als een aangestelde van eiseres kon worden beschouwd; de appèlrechters terzake, met overname van de motieven van de eerste rechter enkel laten gelden dat "Bruggeman moest werken volgens de richtlijnen en met de documenten van de NV Argenta" (bestreden arrest, blz. 38); de Correctionele Rechtbank te Ieper op haar beurt de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van eiseres had vastgesteld op grond van de volgende overwegingen "Het volstaat dus niet, zoals de rechtstreeks gedaagde (eiseres) het doet, daarbij verwijzend naar bepaalde rechtspraak, zich te beroepen op het agentencontract met Bruggeman waarin gesteld wordt dat de betrekkingen beheerst worden door het mandaat en de agent niet te beschouwen is als de aangestelde van de maatschappij om te ontsnappen aan het begrip aanstelling, nu in werkelijkheid blijkt dat de NV Argenta in feite gezag en toezicht kon uitoefenen op haar vrije agent Bruggeman en al zou deze laatste in de uitoefening van zijn werk een zekere vrijheid behouden hebben. Bruggeman moest werken volgens de richtlijnen en met de documenten van de (eiseres) en deze laatste kon op ieder ogenblik controles komen uitvoeren in het agentschap en Bruggeman was haar ten allen tijde verantwoording verschuldigd" (vonnis van de Correctionele Rechtbank te Ieper van 21 april 1994, blz. 41 in fine en 42); de appèlrechters derhalve de vaststelling van het bestaan van een band van ondergeschiktheid en de hoedanigheid van aangestelde van Bruggeman enkel steunen op de feitelijke vaststellingen, enerzijds, dat Bruggeman diende te werken volgens de richtlijnen en met de documenten van de eiseres en, anderzijds, dat eiseres op ieder ogenblik controles kon komen uitvoeren in het agentschap en Bruggeman haar ten allen tijde verantwoording verschuldigd was; deze feitelijke elementen evenwel niet op zichzelf kunnen wijzen op het bestaan van een band van ondergeschiktheid in de zin van artikel 1384, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek; de omstandigheid dat Bruggeman diende te werken volgens de richtlijnen en met de documenten van eiseres immers niet onverenigbaar is met het bestaan van een lastgevingsovereenkomst; ook de omstandigheid dat eiseres op ieder ogenblik controles kon komen uitvoeren in het agentschap van Bruggeman niet wijst op een band van ondergeschiktheid, nu ook een lasthebber overeenkomstig artikel 1993 van het Burgerlijk Wetboek gehouden is rekenschap te geven van de uitvoering van zijn opdracht en aan de lastgever verantwoording te doen van al hetgeen hij krachtens zijn volmacht ontvangen heeft; de appèlrechters derhalve uit de door hen vastgestelde feitelijke omstandigheden niet wettig het bestaan van een band van ondergeschiktheid tussen eerste beklaagde en eiseres konden afleiden en oordelen dat eerste beklaagde in werkelijkheid als een aangestelde van eiseres dient te worden beschouwd; de appèlrechters zodoende, door uit de vermelde feitelijke elementen het bestaan van een band van ondergeschiktheid af te leiden, het wettelijk begrip 'aangestelde' hebben miskend en ten onrechte eiseres burgerrechtelijk aansprakelijk verklaard voor de onrechtmatige daden van de Heer Roland Bruggeman; de appèlrechters dan ook artikel 1384, derde lid, van het Burgerlijk wetboek hebben geschonden door eiseres op

burgerrechtelijk gebied te veroordelen om aan de hoger aangeduide burgerlijke partijen diverse sommen te betalen, de appèlrechters derhalve hun beslissing niet naar recht verantwoorden (schending van artikel 1384 van het Burgerlijk Wetboek): Overwegende dat voor de toepassing van artikel 1384, derde lid, Burgerlijk Wetboek volstaat maar vereist is dat tussen de dader en de aansteller een band van ondergeschiktheid bestaat; dat de verhouding van ondergeschiktheid bestaat zodra een persoon zijn gezag en toezicht op de daden van een ander in feite kan uitoefenen; dat de feitenrechter onaantastbaar oordeelt of al dan niet een band van ondergeschiktheid bestaat maar het Hof evenwel bevoegd is om na te gaan of de feitenrechter uit de door hem vastgestelde feitelijke elementen wettig heeft kunnen afleiden dat tussen de dader en de andere persoon een band van ondergeschiktheid bestond zodat de eerste derhalve als ondergeschikte van de tweede kon worden beschouwd; Overwegende dat de appèlrechters hun oordeel dat eiseres in feite gezag en toezicht kon uitoefenen op haar vrije agent Bruggeman afleiden uit de vaststelling dat deze moest werken volgens de richtlijnen en met de documenten van eiseres en deze laatste op ieder ogenblik controles kon komen uitvoeren in het agentschap en Bruggeman haar altijd verantwoording was verschuldigd; Overwegende dat, zoals later zou worden bevestigd bij artikel 1 van de wet van 13 april 1995 betreffende de handelsagentuurovereenkomst, de handelsagentuurovereenkomst een overeenkomst is waarbij de ene partij, de handelsagent, door de andere partij, de principaal, zonder dat hij onder diens gezag staat, permanent en tegen vergoeding belast wordt met de bemiddeling en eventueel het afsluiten van zaken in naam en voor rekening van de principaal; dat de handelsagent zijn werkzaamheden naar eigen goeddunken indeelt en zelfstandig beschikt over zijn tijd; dat de handelsagent zijn taak zorgvuldig moet volbrengen volgens de door zijn principaal gegeven richtlijnen en hierover aan zijn principaal uitleg en verantwoording verschuldigd is; dat waar derhalve op zich een agentuurovereenkomst geen band van ondergeschiktheid tussen de handelsagent en de principaal doet ontstaan, dergelijke band slechts kan blijken uit precieze feitelijke elementen; Overwegende dat de uitsluitende omstandigheid dat de vrije agent Bruggeman moest werken volgens de richtlijnen en met documenten van eiseres, wat valt binnen de verbintenissen van een handelsagentuur, de appèlrechters niet toelaat wettig te besluiten dat hieruit een band van ondergeschiktheid in de zin van artikel 1384, derde lid, Burgerlijk Wetboek tussen Bruggeman en eiseres blijkt; dat evenmin de uitsluitende omstandigheid dat eiseres op ieder ogenblik controles kon komen uitvoeren in het agentschap en Bruggeman haar altijd verantwoording was verschuldigd, dit oordeel wettig verantwoordt; Dat het middel gegrond is; B. Op de voorziening nummer 227: Overwegende dat Mr. Jean-Marie Nelissen Grade, advocaat bij het Hof van Cassatie, bij akte ter griffie van het Hof neergelegd op 2 oktober 1998, verklaart uit naam van eiseres afstand zonder berusting te doen van de voorziening; OM DIE REDENEN, Verwerpt de voorzieningen van Robert Van Aken; Verleent akte van de afstand door Argenta Spaarbank NV van haar voorziening nummer 227; Vernietigt het bestreden arrest in zoverre het uitspraak doet over de burgerlijke aansprakelijkheid van Argenta Spaarbank NV; Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het gedeeltelijk vernietigde arrest; Veroordeelt Robert Van Aken in de kosten van zijn voorziening nummer 227; Veroordeelt Argenta Spaarbank NV in de kosten van haar voorziening nummer 227; Veroordeelt de verweerders Allerweirelt en consorten in de kosten van de voorziening nummer 224;

Verwijst de aldus beperkte zaak naar het Hof van Beroep te Antwerpen.