Landelijke Cliëntenraad Oranjestraat 4 2514 JB Den Haag Tel. 070-789 07 70 Fax 070-789 07 74 E-mail: info@lcr-suwi.nl Aan de Vaste commissie SZW van de Tweede Kamer Postbus 20018 2500 EA Den Haag Den Haag, 31 oktober 2007 Betreft: Reactie LCR op kabinetsstandpunt participatie van jongeren met een beperking Ref: LCR/070161/ER/JL Geachte dames en heren, De Landelijke Cliëntenraad heeft kennis genomen van het kabinetsstandpunt participatie van jongeren met een beperking. De Landelijke Cliëntenraad wil u hierbij zijn reactie op dit standpunt doen toekomen. Algemeen Jonggehandicapten zijn een pluriforme groep. Verstandelijk gehandicapten hebben meer gemeen met elkaar. Een speciale groep zijn de licht verstandelijk gehandicapten waarbij ook sprake is van gedragsstoornissen. Deze groep vereist bijzondere aandacht. Een aanzienlijke groep is psychisch gehandicapt, veelal als gevolg van psychiatrische aandoeningen. Bij deze groep wordt de diagnose soms later gesteld omdat de aanwezige stoornis zich pas op latere leeftijd (tijdens pubertijd of daarna) openbaart (bijvoorbeeld persoonlijkheidsstoornissen en schizofrenie). Er is ook een groot aantal lichamelijk gehandicapten. Veel jonggehandicapten zijn meervoudig gehandicapt. Overigens weet een deel hiervan toch af te studeren. Er bestaan duidelijk grote verschillen tussen de Wajongers. Kortom, dé Wajonger bestaat niet. Tot slot hebben niet alle jongeren met een handicap een Wajonguitkering. Ook voor hen dient aandacht te zijn. De voorgestelde aanpak voor jonggehandicapten dient ook voor hen van toepassing te zijn. Er zijn veel actoren betrokken bij de begeleiding (naar werk) van de jongeren met een handicap. De wet en regelgeving bestrijkt het veld van onderwijs, zorg, opleiding en (re)integratie van jonggehandicapten. Deze behoren tot het werkterrein van 4 ministeries, OCW, VWS, SZW en Financiën. Zij organiseren dat binnen en vanuit hun eigen beleidsdomein. Het achterliggende beleid wordt nog altijd onvoldoende op elkaar afgestemd en de financieringsstructuren sluiten niet op elkaar aan. Het kabinet streeft er nu naar meer lijn in het beleid te brengen; dat is positief. De vraag is hoe gaat het kabinet dat doen? Voorgenomen maatregelen van het Kabinet In het kabinetsstandpunt worden een aantal maatregelen aangekondigd om de arbeidsparticipatie van jonggehandicapten te verbeteren. 1
Het kabinet wil langs drie lijnen actie ondernemen: 1 Preventie meer ondersteuning op jonge leeftijd. Hier wordt een taak gelegd bij de nieuwe centra voor jeugd en gezin; in de voor- en vroegschoolse educatie moeten problemen eerder worden aangepakt; leerlingen met een beperking die extra ondersteuning nodig hebben, moeten onderwijs krijgen dat aansluit bij hun behoeften en mogelijkheden. Scholen moeten daarvoor gaan samenwerken met regionale netwerken. Daarnaast moeten scholen ervoor zorgen dat jongeren meer gericht toewerken naar een werkplek. In het (speciaal) onderwijs moet meer aandacht op het arbeidsmarktperspectief worden gevestigd. 2 Verbetering overgang van school naar werk Overgang van school naar werk moet soepeler verlopen. Het kwalificatiesysteem in het onderwijs wordt aangepast voor jongeren met een beperking die geen reguliere kwalificatie kunnen halen, zodat ook zij gericht kunnen toewerken naar een plek op de (beschermde) arbeidsmarkt. In een (meerjarig) handelingsplan worden onderwijsdoelen geformuleerd en wordt het (uitstroom) perspectief vastgelegd, zodat duidelijk is waar het onderwijs naartoe werkt. 3 Versterking van de activering van Wajonggerechtigden Als jongeren met benutbare mogelijkheden in de Wajong terecht komen, dan wil het kabinet deze zo snel mogelijk met ondersteuning aan het werk helpen. Voorkomen moet worden dat jongeren met een beperking via de Wajong worden afgeschreven of een stempel opgedrukt krijgen. In dit verband wil het kabinet bekijken of het voor jongeren, die nog benutbare mogelijkheden hebben, niet beter is om de (definitieve) beslissing tot toelating tot de Wajong, die nu veelal plaatsvindt op 18-jarige leeftijd, uit te stellen tot een later tijdstip. De LCR kan zich in de eerste twee hoofdlijnen vinden. De LCR kan zich niet vinden in het voorstel van het kabinet om te onderzoeken of het voor jongeren die nog benutbare mogelijkheden hebben niet beter is om de (definitieve) beslissing tot toelating tot de Wajong, die nu veelal plaatsvindt op 18-jarige leeftijd, uit te stellen tot een later tijdstip. Ter voorkoming dat mensen in de Wajong-uitkering terecht komen, moet het onderwijs aan jonggehandicapten en de aansluiting onderwijs - arbeid worden verbeterd. Tevens dienen werkgevers bereid te zijn jonggehandicapten in dienst te nemen. Verder op in ons commentaar komen we hier op terug. Het kabinet noemt een aantal maatregelen en financiële middelen waarmee de voorgestelde beleidslijnen tot stand moeten komen. De LCR kan op dit moment onvoldoende overzien of deze maatregelen en middelen voldoende zijn. Een aantal voorstellen moet ook nog worden uitgewerkt. De LCR heeft dan ook een aantal vragen en kanttekeningen. Ad 1 preventie Geconstateerd wordt dat jongeren met een beperking in Nederland al vanaf jonge leeftijd ondersteuning krijgen. Deze ondersteuning zit in veel verschillende regelingen voor verschillende leefgebieden. Stroomlijning van regelingen en verbetering van samenwerking van de organisaties die de regelingen uitvoeren is dringend noodzakelijk. Thans zien we vaak dat mensen van het kastje naar de muur worden gestuurd en dat organisaties hulpvragen proberen af te wentelen op andere regelingen en organisaties. Het kabinet legt met betrekking tot de preventie een belangrijke rol bij het te vormen landelijk dekkend netwerk van Centra voor Jeugd en Gezin zodat vroegtijdig wordt gesignaleerd, effectieve interventies worden gebruikt en voor- en vroegschoolse educatie verbeteren. Vroegtijdig signaleren en effectieve interventies zijn belangrijk. De vraag is: Zien de centra voor jeugd en gezin alle gezinnen. Wie pleegt de interventies en waar zijn interventies vereist. Hoe is voor ouders inzichtelijk waar zij met welke vraag terecht kunnen. Voorkomen moet worden dat ouders van het kastje naar de muur worden gestuurd. 2
Welke mogelijkheden hebben de Centra voor jeugd en Gezin om de voor- en vroegschoolse educatie te verbeteren. Omgekeerd zijn voor- en vroegschoolse educatie in staat passende ondersteuning te bieden als zij de noodzaak hiertoe signaleren. Kortom hoe lopen de lijnen en hoe kan op elk niveau waar een probleem wordt gesignaleerd adequaat worden gehandeld. De LCR pleit in dit kader voor een vraaggestuurde inzet van instrumenten: als blijkt dat ondersteuning van kinderen en/of hun ouders noodzakelijk is dan dient deze snel en adequaat te worden ingezet zonder allerlei bureaucratische beslommeringen. Het is van cruciaal dat scholen vroegtijdig leerproblemen signaleren, zelf tijdig signaleren dan wel alert regeren op signalen van jeugdzorg of ouders. Nu worden ouders nog te vaak geconfronteerd met basisscholen die zeggen dat zij niet in staat zijn nadere diagnostiek te verrichten. Als er een diagnose ligt, geeft de basisschool regelmatig onvoldoende thuis als het gaat om het gericht ondersteunen van leerlingen met leerproblemen. Scholen krijgen een lumpsum budget. In hoeverre zij daarbinnen middelen reserveren voor diagnostiek en speciale begeleiding aan kinderen met leerproblemen is aan hen. Als scholen onvoldoende geld reserveren voor diagnostiek en speciale begeleiding voor kinderen met leerproblemen komt er van onderwijs op maat weinig terecht. De uitwerking passend onderwijs is gericht op kinderen waarbij een handicap of ontwikkelingsstoornis door een indicatie is vastgesteld, hetgeen ertoe leidt dat er extra middelen ter beschikking kunnen komen. Maar niet alle kinderen met leerproblemen vallen onder deze groep. Voor hen geldt evenzeer dat passend onderwijs noodzakelijk is zodat kan worden voorkomen dat zij een beroep doen op rugzak of speciaal onderwijs en daarna een wajong-uitkering. Daarnaast heeft de LCR vragen met betrekking tot de coördinatie en afstemming van de aanpak als er diverse instanties bij zijn betrokken. Hoe weten ouders waar zij met vragen terecht kunnen. Hoe wordt voorkomen dat ouders aan het lijntje worden gehouden, bijvoorbeeld als een basisschool niet bereid is diagnostiek in te zetten als een kind niet kan meekomen op school. Ook willen wij aandacht vragen voor allochtone ouders en kinderen. Hierbij is een aandachtspunt dat allochtone ouders de aanwezigheid van verstandelijke beperkingen bij hun kinderen vaak uit schaamte ontkennen. Daardoor komen hun kinderen onvoldoende in beeld bij hulpverlenende instanties. Kortom de voorgestelde lijn van het kabinet met betrekking tot preventie en vroegtijdige aanpak roept veel vragen op over de wijze waarop het kabinet dit in de praktijk wil realiseren. Wij missen checks en balances in de voorgestelde beleidslijnen. Bij de nadere uitwerking zal nadrukkelijk moeten worden bekeken of een en ander ook daadwerkelijk effectief zal kunnen werken. Daarbij moet nadrukkelijk aandacht worden besteed aan de sturing en hoe zal worden gestuurd op de gewenste resultaten. De LCR verzoekt u zorg te dragen dat bij de nadere uitwerking van preventie: Noodzakelijke interventies tijdig en zonder bureaucratische rompslomp kunnen worden ingezet; In het regulier onderwijs de middelen voor diagnostiek en extra onderwijsondersteuning geoormerkt worden verstrekt. Ad 2 verbetering overgang van school naar werk Ruimte in het onderwijs op maatwerk. Dat is cruciaal. Ook hier geldt hoe wil het kabinet dit organiseren. Eerste uitgangspunt dient te zijn dat voor elke vorm van onderwijs oriëntatie en voorbereiding op de arbeidsmarkt tot het onderwijspakket behoort. In dit kader willen wij in het bijzonder aandacht vragen voor het speciaal onderwijs. Het streven van het kabinet om gericht in te zetten op toekomstige arbeidsparticipatie in het onderwijs wordt van harte gedeeld. Dat vraagt echter wel om een aantal maatregelen. Zo is het onderwijsdoel van het onderwijs aan zeer moeilijk lerenden (ZML-onderwijs t.b.v. kinderen met matige verstandelijke beperkingen) een maatschappelijke participatie. Dat is iets anders dan arbeidsparticipatie. Het gevolg is dat de inhoud van het onderwijs onvoldoende gericht is op arbeidsparticipatie. 3
Om arbeidsparticipatie te bevorderen dient het onderwijsdoel en daarmee de inhoud van het onderwijs te worden aangepast. Daarbij dient nadrukkelijk aandacht te worden besteed aan het onderdeel stage. Uitbreiding van stage mogelijkheden voor deze groep dient onder andere gepaard te gaan met extra faciliteiten voor stagebegeleiding. De inzet van een jobcoach (regeling persoonlijke ondersteuning) en andere werkvoorzieningen dienen ook bij stage ingezet te kunnen worden. Ook wil de LCR aandacht vragen voor de zogenaamde REA-scholingsinstituten. Speciaal beroepsonderwijs, zoals dit door de REA-opleidingsinstituten wordt aangeboden, wordt op dit moment als enige soort onderwijs in Nederland gefinancierd uit de re-integratiemiddelen van SZW. De scholingsactiviteiten zijn als gevolg daarvan onderworpen aan marktwerking en aan het aanbestedingsregiem van het UWV. Naast de introductie van een financieringsplafond betekent dit in de praktijk een sterk gereduceerde bekostiging. Deze vorm van regelgedreven financiering valt geheel buiten de keten van speciaal onderwijs voor gehandicapten, die steeds meer vraaggestuurd met behulp van een individueel budget (Leerling Gebonden Financiering) mogelijk wordt gemaakt. De LCR is van mening dat de REA-opleidingsinstituten, met hun vangnetfunctie, voor scholing van jonggehandicapten publiek moeten worden gefinancierd, bij voorkeur door het ministerie van OCW. De keten van speciaal onderwijs wordt daarmee gecompleteerd van primair onderwijs tot en met middelbaar beroepsonderwijs. De ROC s verzorgen als front-office de instroom van arbeidsgehandicapte leerlingen. De REA-opleidingsinstituten vervullen de vangnetfunctie en leveren binnen deze functie specifieke expertise ten behoeve van leerlingen met een handicap aan de ROC s. De LCR verzoekt u zorg te dragen dat: Voor elke vorm van onderwijs oriëntatie en voorbereiding op de arbeidsmarkt tot het onderwijspakket behoort. Werkvoorzieningen voor jonggehandicapten ook tijdens de stage kunnen worden ingezet (in bijzonder jobcoach). de REA-opleidingsinstituten, met hun vangnetfunctie voor scholing van jonggehandicapten, publiek worden gefinancierd en bij voorkeur door het ministerie van OCW; Ad 3 Versterking activering jonggehandicapten Het voorstel van het kabinet met betrekking tot het later toekennen van een Wajong uitkering aan mensen waar mogelijk nog een arbeidsperspectief is, wijst de LCR af. De LCR is van mening dat moet worden ingezet op verbetering van het onderwijs en de aansluiting onderwijs- arbeid. Tevens dienen werkgevers bereid te zijn jonggehandicapten in dienst te nemen. Door in te zetten op de beperking van de instroom wordt de participatie van deze jongeren op de arbeidsmarkt niet bevorderd maar juist bemoeilijkt. Voor hen die geen volledige arbeidsprestatie kunnen leveren, wordt aanvulling van hun loon met de Wajonguitkering onmogelijk. Het voorstel mist onderbouwing. De keuring voor de Wajonguitkering is streng. De boordeling geschiedt op basis van hetzelfde schattingsbesluit als de WIA. Als er op grond van dit schattingsbesluit wordt vastgesteld dat er recht op een Wajonguitkering bestaat dan is betrokkene niet in staat om 75% van het minimumloon te verdienen in de reguliere arbeidsmarkt. De LCR mist aandacht voor werkgevers. Als werkgevers niet bereid zijn jonggehandicapten in dienst te nemen en stages aan te bieden, zal de arbeidsparticipatie niet toenemen. Een beeldvormingscampagne kan bijdragen aan het bevorderen van arbeidsparticipatie voor jonggehandicapten, maar de LCR vindt dit wat mager. In dit kader willen wij voorstellen dat werkgevers- en werknemersorganisaties afspraken maken over arbeidsplaatsen en stageplaatsen voor jonggehandicapten. Werkgevers (privaat en publiek) verplicht worden in het sociaal jaarverslag te publiceren hoeveel jonggehandicapten zij in dienst hebben en hoeveel stageplaatsen zij aan jonggehandicapten hebben aangeboden. Een belangrijk aandachtspunt voor de LCR is: werk moet lonen. Ook voor hen die slechts in deeltijd kunnen werken vanwege hun belastbaarheid of voor hen die op grond van hun handicap een lagere arbeidsprestatie leveren. 4
Voor deze laatste groep bestaat er thans de regeling samenloop arbeidsongeschiktheidsuitkering en inkomsten uit arbeid. Deze regeling maakt het mogelijk het loon van mensen die werken waarbij de werkgever is toegestaan minder dan het geldende minimumloon te betalen (loondispensatie is toegepast) aan te vullen tot maximaal 120% van het Wettelijk minimumloon. Voor mensen die in deeltijd werken bestaat een dergelijke regeling niet. Mensen die op grond van hun belastbaarheid in deeltijd werken en daarmee minder dan het minimumloon verdienen krijgen een aanvulling vanuit de Wajong uitkering. Daarmee komt hun gezamenlijk inkomen wel iets boven het sociaal minimum uit maar blijft onder het minimumloon. De LCR heeft al vaak aandacht voor deze problematiek gevraagd. In het kabinetsstandpunt wordt aangegeven dat voor het over grote deel van de Wajongers werk meer gaat lonen. Dit als gevolg van het reeds aangekondigde voorstel met betrekking tot de omzetting huidige arbeidskorting in een inkomensafhankelijke arbeidskorting. De LCR kan op dit moment niet overzien of dit voorgenomen voorstel van het kabinet ook daadwerkelijk zorg draagt dat werk gaat lonen voor alle Wajongers. De LCR wil hierbij dan ook nadrukkelijk aandacht vragen voor het onderwerp werk moet lonen. Voor mensen met een handicap die zich op grond van hun belastbaarheid maximaal inzetten moet werken lonen! In de ogen van de LCR loont werken niet als mensen net iets meer verdienen dan het sociaal minimum maar minder dan het minimumloon. Werken moet lonen dient een relatie te hebben met het functieloon dat zij zouden verdienen als zij wel voltijds zouden kunnen werken of wel in staat waren een volwaardige arbeidsprestatie te leveren. De LCR pleit in deze voor een andere oplossing. Wij stellen voor een systeem van loonkostensubsidie en loonsuppletie. Voor hen die op grond van hun handicap wel fulltime kunnen werken maar niet in staat zijn een volwaardige arbeidsprestatie te leveren, ontvangt de werkgever een loonkostensubsidie waardoor hij wordt gecompenseerd voor een lagere arbeidsproductiviteit. De werknemer ontvangt het voor hem geldende functie loon. De werknemer die opgrond van zijn belastbaarheid slechts in deeltijd kan werken ontvangt naast zijn loon een loonsuppletie die zijn loon aanvult tot het voor hem geldende functieloon. Door de arbeidsproductiviteit en belastbaarheid regelmatig te evalueren kan de loonkostensubsidie of loonsuppletie naar boven of beneden worden bijgesteld. Wanneer werknemers zich zodanig ontwikkelen dat zij een volwaardige arbeidsprestatie leveren, kan de loonkostensubsidie worden ingetrokken. De LCR verzoekt u zorg te dragen dat: werken voor jongehandicapten (met of zonder Wajonguitkering) loont. Werk moet lonen dient een relatie te hebben met het functieloon dat zou worden verdiend indien wel voltijds zou kunnen worden gewerkt of wel een volwaardige arbeidsprestatie zou kunnen worden geleverd, wordt ingezet op verbetering van het onderwijs en de aansluiting onderwijs - arbeid om de arbeidsparticipatie van jonggehandicapten te vergroten, i.p.v. het later toekennen van de wajong-uitkering, werkgevers worden gestimuleerd jonggehandicapten in dienst te neme,. werkgevers- en werknemersorganisaties afspraken maken over arbeidsplaatsen en stageplaatsen voor jonggehandicapten, werkgevers in hun sociaal jaarverslag moeten vermelden hoeveel jonggehandicapten zij in dienst hebben en hoeveel stages zij beschikbaar hebben gesteld voor jonggehandicapten. 5
Tot slot De LCR zal de ontwikkelingen met betrekking tot jonggehandicapten nauwlettend volgen en zou graag betrokken willen worden bij de uitwerking van een aantal voorstellen te weten de voorstellen op het terrein van overgang onderwijs arbeid, en de voorstellen op het terrein van versterking activering jonggehandicapten. Ook wil de LCR worden betrokken bij de diverse activiteiten van het kabinet om het beleid van de diverse departementen met betrekking tot jonggehandicapten beter op elkaar af te stemmen. De LCR is gaarne bereid tot een nadere toelichting van zijn reactie. Met vriendelijke groet, J.P. Laurier Voorzitter 6