Aanpassing in opnamemethodiek voor infiltratie 15-10-2010 (aanpassingen zijn in het blauw weergegeven) 6.7 Bepaling van de gegevens ten behoeve van de infiltratie (stap 9) Om de infiltratie in een gebouw te kunnen berekenen is een aantal kenmerken van het gebouw nodig. De infiltratie wordt per energiesector berekend, hieronder worden de benodigde kenmerken van de sector gegeven: 1. Sectorhoogte 2. Bouwtype 3. Daktype 4. Geveltype 5. Kwaliteit detaillering 6. Gebouwvorm Naast deze kenmerken spelen ook het toegepaste ventilatiesysteem en het bouwjaar een rol bij de bepaling van de infiltratie. Het bouwjaar is in paragraaf 6.3 toegelicht, het ventilatiesysteem komt in paragraaf 6.8 aan de orde. Opmerking: In 2009 is de berekeningswijze van de infiltratie voor de labelsystematiek voor utiliteitsgebouwen aangepast op basis van de voorlopige NEN 8088 Ventilatie en luchtdoorlatendheid van gebouwen. In de verdere ontwikkeling van de NEN 8088 is een aantal aanpassingen gedaan die leiden tot een lagere infiltratie dan de infiltratie die wordt berekend met de infiltratiemethode voor de labelsystematiek van utiliteitsgebouwen. De huidige labelsystematiek zal op termijn op dit punt worden herzien. De acties die daarvoor genomen worden zijn aanpassing van de formulestructuur, aanpassing van de software en het opnieuw attesteren van software. Dit zal enige tijd in beslag nemen. Om op korte termijn te kunnen rekenen met infiltratiewaarden die beter zijn afgestemd op de NEN 8088 wordt een aantal invoerparameters die van invloed zijn op de infiltratie vastgezet. Bij de kenmerken waarbij dit aan de orde is wordt dit bij de opmerkingen vermeld. 6.7.1 Sectorhoogte Sectorhoogte is de gemiddelde hoogte van de sector ten opzichte van het maaiveld. De gemiddelde sectorhoogte wordt bepaald door het gemiddelde te nemen van de maximale en minimale sectorhoogte. De maximale sectorhoogte wordt bepaald door het hoogteverschil tussen het maaiveld en de vloer van de hoogste gebruikslaag (waar zich één of meerdere verblijfsruimten bevinden) van de betreffende sector te meten. De minimale sectorhoogte wordt bepaald door het hoogteverschil tussen het maaiveld en laagste gebruikslaag van de betreffende sector te meten. De gemiddelde sectorhoogte is dan de maximale sectorhoogte plus de minimale sectorhoogte en de som hiervan te delen door twee, zie afbeelding hieronder. De gemiddelde sectorhoogte moet worden afgerond op hele meters, 20,5 m wordt 21 m en 20.4 wordt 20 m.
sector 1 sector 2 H s1,max H s2,min H s2,max Afb 6.09: Bepalen gemiddelde sectorhoogte. Sector 1: Maximale sectorhoogte is H s1,max, minimale sectorhoogte is 0. De gemiddelde sectorhoogte is dan (H s1,max + 0)/2. Sector 2: Maximale sectorhoogte is H s2,max, minimale sectorhoogte is H s2,min. De gemiddelde sectorhoogte is dan (H s2max + H s2min )/2. Indien de sector verschillende hoogten heeft dan zijn de maximale hoogte van de sector en minimale hoogte van de sector bepalend. Opmerking: Technische ruimte op het dak wordt niet als verblijfsruimte beschouwd. Noot: Eigenlijk zou als hoogte H2 de hoogte van het dak genomen moeten, we wijken dan echter af van de definitie gebouwhoogte zoals vermeld in het Bouwbesluit
6.7.2 Bouwtype De bouwtypeklasse heeft betrekking op het binnenspouwblad van het gebouw. Bij bouwtype geldt de volgende klasse-indeling : Klasse 1: Betonconstructie met geprefabriceerde gevelelementen Onder betonconstructie wordt verstaan een betonnen draagconstructie met daartegen bevestigde geprefabriceerde gevelelementen. Deze gevelelementen zelf hebben een detaillering voor kierdichting die in het bestek zijn beschreven, conform de betreffende SBR-publicatie. Alle sparingen en doorvoeren zijn fabrieksmatig in de elementen aangebracht. Klasse 2: Houtskelet Bij houtskelet is het gebouw samengesteld uit houten elementen. Deze elementen dienen geprefabriceerd te zijn. Voor geen enkele aansluiting tussen de elementen mag ter plaatse een invulling moeten worden bedacht of gemaakt. Met andere woorden, de aansluitingsdetails zijn vooraf bekend. Klasse 3: Dit zijn gebouwen die bestaan uit klasse 1 Betonconstructie met geprefabriceerde gevelelementen of klasse 2 Houtskelet waarvan geen gegevens bekend zijn over detaillering van doorvoeren en luchtdichtheiddetails. Klasse 4: Alle overige niet hiervoor gespecificeerde constructies, zoals metselwerk een dergelijke.. In de meeste gevallen is het bouwtype voor het hele gebouw hetzelfde. Het type wordt echter per energiesector opgeven omdat het ook mogelijk is dat het bouwtype niet voor alle energiesectoren gelijk is. Opmerking 1 Voor alle klassen geldt dat de zwakste schakel bepalend is bij een combinatie van elementen. Indien het oppervlak van de zwakste schakel minder is dan 10% van de aanwezige gebruiksoppervlakte van de sector dan moet de aanwezige hogere bouwtypeklasse worden gebruikt, zie schema hieronder. 2 Voorlopig aan te houden Bouwtype: In 2009 is de infiltratiemethodiek aangepast op basis van de voorlopige NEN 8088. In de verdere ontwikkeling van de NEN 8088 zijn dusdanige aanpassingen gedaan dat de infiltratiemethode voor de labelsystematiek van utiliteitsgebouwen op dit punt herzien zal worden. Totdat deze herziening heeft plaatsgevonden moet voor alle utiliteitsgebouwen bouwtype klasse 1 worden aangehouden.
Bepaal klasse bouwtype Voldoet 90% of meer van de sector aan klasse 1? ja klasse 1 nee/niet bekend Voldoet 90% of meer van de sector aan klasse 1 en klasse 2 ja klasse 2 nee/niet bekend Voldoet 90% of meer van de sector aan klasse 1 en klasse 2 en klasse 3 ja klasse 3 klasse 4 nee/niet bekend Opmerking: De 90% heeft betrekking op de gebruiksoppervlakte van de energiesector. 6.7.3 Daktype Het betreft de directe dakconstructie tussen de energiesector en buiten. Bij daktype moet bepaald worden wat voor soort dak op de energiesector aanwezig is. Eén van de onderstaande mogelijkheden is van toepassing. Hellend dak met (houten) kap Hellend dak met (houten) kap is een gebouw of gebouwsector met een hellende dakconstructie die bestaat uit spanten met platen of geheel dragende dakplaten. De grootte van de hoek van de dakhelling doet er niet toe. De luchtdoorlatendheid wordt voornamelijk bepaald door de aansluiting van de dakdelen onderling en de aansluiting op de bouwmuur. Plat dak, gestort betonnen dak of geen dak Een gestort betonnen dak is een steenachtig dak dat uit één stuk is vervaardigd (beton) en waarin geen bouwkundige aansluitingen zitten die qua luchtdoorlatendheid nadere detaillering noodzakelijk maken. De doorvoeren door dit dak zijn vooraf bepaald en gedetailleerd. Alle andere dakconstructies Deze optie moet gekozen worden als de dakconstructie onbekend is of niet kan worden nagegaan wat de dakconstructie is. Opmerking: 1 Bepalend hierbij is het daktype van het labelplichtige deel van de sector. Indien er zich direct onder het hellende dak geen labelplichtig deel bevindt maar bijvoorbeeld een opslagruimte dan moet men plat dak, gestort dak of geen dak aanhouden voor de betreffende sector. 2 Als een sector meerdere dakvormen heeft dan is de grootste dakvorm bepalend. 3 Voorlopig aan te houden Daktype: In 2009 is de infiltratiemethodiek aangepast op basis van de voorlopige NEN 8088. In de verdere ontwikkeling van de NEN 8088 zijn dusdanige aanpassingen gedaan dat de infiltratiemethode voor de labelsystematiek van utiliteitsgebouwen op dit punt herzien zal worden. Totdat deze herziening heeft plaatsgevonden moet voor alle utiliteitsgebouwen daktype platdak/geen dak/gestort betonnen dak worden aangehouden
6.7.4 Geveltype Geveltype heeft betrekking op een extra aangebrachte gevel bij de energiesector. Eén van de onderstaande mogelijkheden is van toepassing: Standaard gevel Dit is een normale gevel met daarin kozijnen zonder verdere protectie tegen wind. Voorzetgevel luchttechnisch open Hierbij is in de energiesector voor de oorspronkelijke gevel een extra gevel aangebracht, bijvoorbeeld vanwege geluidsoverwegingen. De gevel is niet luchttechnisch dicht, dat wil zeggen dat er spleten aanwezig zijn die groter zijn dan 2 mm. Het betreft hier gevelplaten die zonder afdichting tussen de platen tegen elkaar zijn geplaatst. Voorzetgevel luchttechnisch dicht Hierbij is in de energiesector voor de oorspronkelijke gevel een extra gevel aangebracht die luchttechnisch goed is afgedicht. Dit wil zeggen dat de spleten kleiner of gelijk zijn dan 2 mm. Het betreft hier gevelplaten die met afdichting tussen de platen tegen elkaar zijn geplaatst. Opmerking: 1 Gevels met openingen onder en boven in de gevel die open en dicht te zetten zijn (bij warmtevraag dicht, bij koelvraag open) met afdichting tussen de platen, worden als luchttechnisch dicht beschouwd. 2 Voorlopig aan te houden Geveltype: In 2009 is de infiltratiemethodiek aangepast op basis van de voorlopige NEN 8088. In de verdere ontwikkeling van de NEN 8088 zijn dusdanige aanpassingen gedaan dat de infiltratiemethode voor de labelsystematiek van utiliteitsgebouwen op dit punt herzien zal worden. Totdat deze herziening heeft plaatsgevonden moet voor alle utiliteitsgebouwen geveltype voorzetgevel of klimaatgevel (luchttechnisch dicht) worden aangehouden 6.7.5 Kwaliteit van de detaillering Het betreft hier de kwaliteit van de detaillering van gevelvullingen en doorvoeren. De kwaliteit wordt als volgt gedefinieerd: Goed Alle details, aansluitingen en doorvoeren moeten zijn getekend en geven duidelijkheid over de manier van afdichting. Normaal De gegevens over details, aansluitingen of doorvoeren ontbreken, zijn onvolledig of onduidelijk. De uitvoeringskwaliteit valt bij seriematige- of standaardproductie vrijwel altijd in de categorie goed. Bij niet-seriematige bouw is de kans groter dat de categorie normaal moet worden aangehouden. Onder niet-seriematige bouw wordt hier verstaan gevels waarvan er slechts een enkele in die uitvoering is toegepast. De kwaliteit van detaillering is eveneens goed indien: bij het labelplichtige deel direct onder het dak het dak geïsoleerd is; bij renovatie de gevel en/of dak nageïsoleerd zijn; bij renovatie de kwaliteit van luchtdichting van doorvoeren, gevelvullingen en dak/gevelaansluiting is verbeterd. Opmerkingen: 1. Bij de gevelvullingen gaat het om de aansluiting op het binnenspouwblad. 2 Indien er meerdere geveltypes aanwezig zijn in de sector is de laagste kwaliteit bepalend. 3. De dichtingen tussen de geveldelen onderling en de dichting tussen doorvoeren in de bouwconstructie mogen geen open celstructuur hebben. Is dat wel het geval dan wordt automatisch de klasse normaal van toepassing. 4 Voorlopig aan te houden kwaliteit van de detaillering: In 2009 is de infiltratiemethodiek aangepast op basis van de voorlopige NEN 8088. In de verdere ontwikkeling van de NEN 8088 zijn dusdanige aanpassingen gedaan dat de infiltratiemethode voor de labelsystematiek van utiliteitsgebouwen op dit punt herzien zal worden. Totdat deze herziening heeft plaatsgevonden moet voor alle utiliteitsgebouwen kwaliteit van detaillering goed worden aangehouden 6.7.6 Gebouwvorm De gebouwvorm wordt gekarakteriseerd door het volume van het labelplichtige deel van het gebouw te delen door de oppervlakte van het labelplichtige deel van de gebouwschil. De gebouwschil bestaat uit gevels (inclusief kozijnen, panelen, ramen en deuren), vloeren en daken worden niet bij de gebouwschil geteld.
In formulevorm V/A Waarbij: V is van het volume van het labelplichtige deel gebouw in m 3. A is het deel van de oppervlakte van de gebouwschil (labelplichtig) dat uit gevels (inclusief kozijnen, panelen, ramen en deuren) bestaat in m 2. Daken en vloeren worden hierbij niet meegenomen. Opmerking: De gebouwvorm heeft betrekking op het hele labelplichtige gebouw en is dus voor alle energiesectoren gelijk.