Nederlandse Studenten Turn Bond Damesreglement 2015

Vergelijkbare documenten
Nederlandse Studenten Turn Bond

Dames 6 Uitleg & voorbeeldoefeningen

HELPDESK keuze oefenstof

HELPDESK. Keuze oefenstof

Supplement A Senioren Div. 1 D Score

HELPDESK. Keuze oefenstof

Dames 5 Uitleg & voorbeeldoefeningen

Reglement Turnen Dames Handleiding Turnsters en Train(st)ers

Voorgenomen aanpassingen wedstrijdzaken, juryzaken en oefenstof Turnen Dames 2018

Nederlandse Studenten TurnBond

NTS Helpdesk Voorgeschreven Oefenstof

Nederlandse Studenten Turn Bond

Nederlandse Studenten TurnBond

DEEL IV ELEMENTENTABEL. Toegevoegde A-elementen

HELPDESK. voorgeschreven oefenstof

Nederlandse Studenten TurnBond

HELPDESK voorgeschreven oefenstof

Voorbeeldoefeningen Heren v1.0

sprong met drie dikke matten en plankoline handstandoverslag tot ruglig (4,50) zweefrol (3,80) ophurken, koprol (2,80)

Oefenstof T&F niveau 6 (afgeleid van pupil I D3)

Oefenstof Vaardigheidseisen

Reglement airtumblingspringen individueel

trainer hangt turnster aan de hoge legger 3x hol/bol, bolle houding aanhouden neerspringen tot stand en streksprong ½ draai

Meisjes 6 en 7 jaar - TURNEN

Oefenstof. Kaag en Braassem cup Selectie

SECTIE 10 SPRONG KEUZE

Rayon Delfland. Oefenstof. Recreatie Wedstrijd

Opspringen tot steun, 1 been overheffen tot rijzit (basis) of Ophurken, kwart draai in hurkzit, komen tot rijzit (+0,30) spreidhoeksteun

SPRONG NIVEAU D4 VOORGESCHREVEN OEFENSTOF. Categorie Toestel Sprong D-score Sprongnummer. Zweefrol 4.00 B. Ophurken gevolgd door rol voorover

Reglement NTS voorgeschreven oefenstof. Deel 2 Sectie 6 t/m 9. Deel 2 Sectie 6 t/m 9 Voorgeschreven oefenstof NTS 2013 LTCTD (aug14)

EVENWICHTSBALK NIVEAU JEUGD 1 DISTRICT 3 VOORGESCHREVEN OEFENSTOF

EVENWICHTSBALK NIVEAU Pupil 1 DISTRICT 3 VOORGESCHREVEN OEFENSTOF

PUPIL 2 - D1 TOESTEL SPRONG D-SCORE SPRON G NR TURNSTER SPRINGT BEIDE SPRONGEN 1X GEMIDDELDE TELT 1.00 PUPIL 2 - D2

EVENWICHTSBALK NIVEAU INSTAP DISTRICT 2 VOORGESCHREVEN OEFENSTOF

VOORWOORD ALGEMEEN Wat moet er geleerd worden Hoe wordt er geleerd... 3

EVENWICHTSBALK NIVEAU PUPIL 2 DISTRICT 2 VOORGESCHREVEN OEFENSTOF. = opsprong. = afsprong

Oefenstof. Kaag en Braassem cup Recreatie

SPRONG NIVEAU D3 VOORGESCHREVEN OEFENSTOF. Categorie Toestel Sprong D-score Sprongnummer. Zweefrol 4.00 B. Ophurken gevolgd door rol voorover

Balk Elementen. FIG Code of Points Vertaling LTC Turnen

Oefenstof Onderlinge wedstrijden meisjes

(D) = met geteld worden als Dans Element

Zowel turnsters als turners kunnen kiezen uit de 11 bovenstaande toestellen Turnsters en turners moeten een keuze maken van 4 van de 11 toestellen.

Uitleg voor niveau 3 en 4

EVENWICHTSBALK NIVEAU PUPIL 2 DISTRICT 3 VOORGESCHREVEN OEFENSTOF. = opsprong. = afsprong

INSTAP t/m JEUGD1 D5. Rayon Rotterdam Zuid

Regionale Technische Commissie. Turnen Dames Midden Nederland

EVENWICHTSBALK NIVEAU JEUGD 1 DISTRICT 1 VOORGESCHREVEN OEFENSTOF

EVENWICHTSBALK NIVEAU Pupil 1 DISTRICT 2 VOORGESCHREVEN OEFENSTOF

EVENWICHTSBALK NIVEAU PUPIL 2 DISTRICT 1 VOORGESCHREVEN OEFENSTOF. = opsprong. = afsprong

Hoogte: 260 cm vanaf de bovenkant mat, 280 cm vanaf de vloer

D5 Pré-Instap. opspringen tot steun (+ borstwaartsom met afzet van 1 been) eventueel met plank voorover duikelen en gaan staan onderzwaai

1 Vanaf een verhoging voor de balk opstappen tot schredestand op de balk

2015 VERDUIDELIJKINGEN BIJ NTS NIVEAU 15 T/M 03. Ingangsdatum

Oefenstof meisjes recreanten

SPRONG NIVEAU PUPIL 1 DISTRICT 4. Categorie Toestel Sprong D-score Sprongnr. PUPIL 1 * Verhoogd vlak (0.90 m) Handstandoverslag tot ruglig 4.

Instap ( ) Pupil 1 (2008) Handstand overslag tot ruglig plankoline verhoogd vlak 90 cm

NTS niveau 17. Sprong Met reutherplank en landingsmat streksprong tot stand gevolgd door inhurken en rol voorover tot stand

Programma Praktijkdag Balk - Vloer TD1 Jurycursus NTS Voorgeschreven Oefenstof Niveau D2/D3

Praktijkdag Sprong - Brug TD1 Jurycursus NTS Voorgeschreven Oefenstof Niveau D2/D3

Oefenstof Clubkampioenschappen

Verder zijn in de voorgeschreven oefenstof een aantal aanpassingen, mede naar aanleiding van de opgevraagde feedback uit het land.

EVENWICHTSBALK NIVEAU INSTAP DISTRICT 1 VOORGESCHREVEN OEFENSTOF

3-4 Kamp recreatie TD MN

SPRONG NIVEAU PUPIL & JEUGD 1 DISTRICT 4 VOORGESCHREVEN OEFENSTOF

23 e OBTK Een wedstrijd voor de ere- t/m zesde divisie, pré-instappers, senioren plus en recreanten.

NTS niveau 17 (jongens)

Programma. Introductiebijeenkomst TD1 Jurycursus NTS Voorgeschreven Oefenstof Niveau D2/D3. Opbouw van de cursus. Programma.

Jongens 6 en 7 jaar - GYM

Nederlandse Studenten Turnbond. Reglementen Individueel Springen

Vloer niveau D

NTS niveau 17. Balk Vanaf verhoging voor de balk op de balk stappen tot schredestand

24 e OBTK Een wedstrijd voor de ere- t/m zevende divisie, pré-instappers, senioren plus en recreanten.

TECHNISCHE REGLEMENT NOORDELIJKE KAMPIOENSCHAPPEN MICROTEAMGYM 2018

(rekstok op borsthoogte) Springen tot steun voorwaarts ronddraaien vanuit hang koprol rugwaarts tussen de armen.

Oefenstof meisjes. Verhoogd vlak 60 cm sprong 1. Verhoogd vlak 60 cm sprong 2

Programma Vrij werk

Nederlandse Studenten Turnbond

25 e OBTK Een wedstrijd voor de ere- t/m zevende divisie, pré-instappers, senioren plus en recreanten.

MODULE 3 en 4 Jurering D en E-score: I8 - I9 en A10/B10. Jurering opgelegd werk I8 I9 A10 B10 1

NTS Reglement. voorgeschreven oefenstof. Deel 3 Sectie 10 t/m 13 TOESTELLEN

Vloer niveau basis 21 + Aftrek Niveau 21: Geen geopende schouders. Vluchtige handstand

BEPALINGEN PER TOESTEL NTS 2017 TURNEN DAMES

Reglement Minitrampoline (groepsspringen)

INDIVIDUEEL SPRINGEN ZWN

Programma. Praktijkdag Sprong - Brug TD1 Jurycursus NTS Voorgeschreven Oefenstof Niveau D2/D3. Programma.

Reglement Trampoline en Luchttumbling

Bijlage. Activiteitenboek. Regionale Technische Commissie Turnen Dames Midden Nederland

Lange mat van 12 m (2 matten op elkaar) hulp trainer bij deel 2 Deel 1 Deel 2 HULP TRAINER! Deel 3. Handenstand met hulp (2 sec.

NIVEAU D : 8 punten. Lange Mat Voorgeschreven oefeningen versie augustus Niveau D 8 ptn : oefening 1

Minitrampoline Reglement: Groepsspringen

Reglement Minitrampoline (groepsspringen)

Wedstrijdreglement Acrobatische Gymnastiek Aanvulling op A-B-C niveau. Pupillen reglement Versie oktober 2016

Praktijkdag Balk - Vloer TD1 Jurycursus NTS Voorgeschreven Oefenstof Niveau D2/D3

Recreatief Toestelturnen D-NIVEAU HERENBRUG jongens Oefeningen 4,5

Bijlage. Activiteitenboek. Regionale Technische Commissie Turnen Dames Midden Nederland

Je mag altijd meer B elementen hebben dan er gevraagd wordt. Je mag dus 2 kippen laten zien 1 kip telt dan als A element

15 de Cup Michel Wanten 2018.

INDIVIDUEEL SPRINGEN RAYON ROTTERDAM ZUID

SPRONG Meisjes / Jongens

Oefenstof Teamcompetitie

Transcriptie:

Nederlandse Studenten Turn Bond Damesreglement 2015 Versie 1.1 Kikkie Poels

Inhoudsopgave Inleiding... 3 NSTB-wedstrijden... 3 Scorebepaling... 4 D-score... 4 Moeilijkheidswaarde... 4 Samenstellingseisen... 5 Verbindingswaarde... 5 E-score... 5 Neutrale aftrekken... 5 Totaalscore... 6 Algemene bepalingen... 6 Kleding... 6 Hulpverlening en positie trainer... 6 Toesteleisen... 6 Toestelspecifieke bepalingen... 7 Sprong... 7 Brug... 7 Balk... 7 Vloer... 7 Supplementen... 8 Dames 1... 8 Verbindingswaarde... 9 Dames 2... 10 Verbindingswaarde... 11 Dames 3... 11 Verbindingswaarde... 13 Dames 4... 14 Verbindingswaarde... 15 Dames 5... 16 Dames 6... 17 Bijlage 1: SA-elementen... 18 Bijlage 2: toesteleisen... 19 Bijlage 3: sprongtabellen... 20 2

Inleiding Voor je ligt het vernieuwde damesreglement van de NSTB (Nederlandse Studenten Turn Bond), welke ingaat vanaf het NSK meerkamp in 2015. Dit reglement zal je hopelijk voldoende informatie geven om oefeningen in elkaar te zetten voor een studentenwedstrijd, georganiseerd onder auspiciën van de NSTB. Bij vragen en of onduidelijkheden over dit reglement, kun je bij je bestuur terecht, welke eventueel contact kunnen leggen met het NSTBbestuur over de vraag. Waar dit reglement ontoereikend is, kan verdere informatie, bijvoorbeeld over de waarde van elementen, teruggevonden worden in het FIG en de Code of Points van de KNGU. Het FIG en de CoP zijn te vinden op de website van de KNGU (http://www.kngu.nl/wedstrijdreglementen/reglementen-fig). Dit reglement is opgericht onder de verantwoordelijkheid van het NSTB bestuur in 2015 met dank aan Bettina Hoeve en alle anderen die met hun kennis en creativiteit hebben bijgedragen aan het tot stand komen van dit reglement. NSTB-wedstrijden De NSTB-wedstrijden zijn wedstrijden georganiseerd door een studententurnvereniging uit Nederland, waaraan alle, bij de NSTB aangesloten, andere studententurnverenigingen mee kunnen doen. Er worden ieder collegejaar twee NSTC s (Nederlandse Studenten Turn Competities) en één NSK (Nederlands Studenten Kampioenschap) meerkamp georganiseerd. Daarnaast wordt er nog een NSK Springen georganiseerd, waarvoor een afzonderlijk reglement beschikbaar is. Op meerkampwedstrijden is er zowel een wedstrijd voor de heren- als de damesturners. Er is voor de heren een afzonderlijk herenreglement beschikbaar via www.nstb.nl. Daar waar dit reglement niet voorziet, wordt verwezen naar de regels uit het NTS van de KNGU, 2014 en vervolgens naar de regels zoals genoteerd in het FIG (2013 2017) (te vinden op: http://www.kngu.nl/wedstrijdreglementen/reglementen-fig). 3

Scorebepaling Een oefening wordt opgebouwd uit een D-score en een E-score. De D-score is de score voor de moeilijkheid (Difficulty) van de oefening. Op balk, brug en vloer omvat deze de moeilijkheidswaarde (MW), samenstellingseisen (SE) en waar van toepassing de verbindingswaarde (VW) van elementen. Op sprong is de D-score gelijk aan de moeilijkheidswaarde. De E-score is de score voor de uitvoering (Execution). Deze wordt bepaald door de technische uitvoering en de artistieke presentatie. Daarnaast kunnen er nog neutrale aftrekken gegeven worden, bijvoorbeeld voor hulpverlenen. De uiteindelijke score wordt bepaald door het optellen van D-score en E-score min eventuele neutrale aftrek. D-score Moeilijkheidswaarde De moeilijkheidswaarde wordt bepaald door de hoogste 6, 7 of 8 elementen, waarbij het maximum vastgelegd is per niveau. Alle mogelijke elementen met hun waardes kunnen gevonden worden in het FIG. Voor Dames 6 is hier een uitzondering op gemaakt. In dit niveau mogen ook SA (StudentenA) elementen geturnd worden. Deze SA-elementen zijn ook 0.10 punten waard en kunnen gevonden worden in bijlage 1. In Dames 6 krijgen TA- en A-elementen de waarde van 0.2. De waarde van de elementen in de niveaus Dames 1 t/m 5 kan teruggevonden worden in tabel 1. In Dames 6 is de waarde-erkenning anders. Deze staat beschreven in tabel 2. Tabel 1: elementen en hun waarde in D1 t/m 5 Element TA A B C D of hoger Waarde 0.1 pnt. 0.1 pnt. 0.2 pnt. 0.3 pnt. 0.4 pnt. Tabel 2: elementen en hun waarde in D6 Element SA TA A en hoger Waarde 0.1 pnt. 0.2 pnt. 0.2 pnt. Erkenning van elementen gebeurt in eerste instantie op basis van moeilijkheid, daarna in chronologische volgorde. De afsprong wordt daarbij altijd meegeteld. Het ontbreken van een afsprong resulteert daarom in het missen van een element. Herhaalde elementen tellen slechts één keer mee voor de moeilijkheidswaarde. Om oefeningen met alleen acrobatische elementen te voorkomen, zijn er ook richtlijnen voor het aantal acrobatische ten opzichte van dans (gymnastische) elementen. Danselementen zijn alle gymnastische elementen en alle elementen die in het FIG vergezeld worden van een (D). De aantallen die geteld worden voor moeilijkheidswaarde verschillen per niveau en staan weergegeven in tabel 3. Tabel 3: type elementen toegestaan voor MW per niveau Niveau Acrobatische elementen Danselementen Dames 1 Dames 2 Max. 5 Min. 3 Dames 3 Dames 4 Max. 4 Min. 3 Dames 5 Dames 6 Max. 3 Min. 3 4

Samenstellingseisen Op brug, balk en vloer zijn per toestel vijf samenstellingseisen weergegeven. Dit zijn eisen waar de oefening aan moet voldoen. Per eis wordt er 0.50 of 0.30 punten toegekend als onderdeel van de D- score. Bij het ontbreken of onjuist uitvoeren van een eis, krijg je 0.00 punten voor de desbetreffende eis. Een samenstellingseis kan alleen worden voldaan door een waarde-element. Het desbetreffende element / onderdeel moet door de jury dus herkend en erkend als element om mee te tellen voor de samenstellingseis. Met één element kunnen meerdere samenstellingseisen vervuld worden. Als er meer elementen dan nodig worden geturnd, heeft dat geen invloed op de toekenning van de samenstellingseisen, ook als een element hierdoor zelf geen moeilijkheidswaarde meer oplevert. Verbindingswaarde Verbindingswaarde is een extra bonus van 0.10 of 0.20 punten die toegekend wordt als er combinaties van elementen uitgevoerd worden. Verbindingswaarde is alleen van toepassing in Dames 1 t/m 4 en per niveau is aangegeven welke combinaties verbindingswaarde opleveren. Een verbindingswaarde kan gegeven worden bij een verbinding tussen 2 of meer gymnastische elementen, 2 of meer acrobatische elementen of als mix verbinding. Een mixverbinding is een verbinding tussen een acrobatisch element en een gymnastisch element. Eisen aan de verbindingen zijn eveneens aangegeven per niveau. Verbindingswaarde tussen elementen wordt alleen toegekend indien de elementen direct verbonden zijn. Directe verbindingen zijn verbindingen waarin elementen worden uitgevoerd zonder aarzeling of stop, extra stap, balansverstoring of extra arm- of beenzwaai tussen elementen. Ook een val na de verbinding zorgt ervoor dat de verbinding niet telt en de verbindingswaarde niet toegekend wordt. De precieze verbindingswaardes staan bij de supplementen aangegeven. E-score De uitvoering wordt beoordeeld met behulp van de E-score. De E-score is maximaal 10 punten, waar voor elke uitvoeringsfout een bepaald aantal punten afgetrokken wordt. Deze aftrekken zijn beschreven in artikel 8.3 en sectie 9 t/m 13 van het FIG (te vinden op: http://www.kngu.nl/wedstrijdreglementen/reglementen-fig). Neutrale aftrekken Naast de D- en E- score dragen ook de neutrale aftrekken bij aan de eindscore van een oefening. De belangrijkste hiervan is hulpverlenen, wat verder beschreven staat onder het kopje hulpverlening en positie trainer. Daarnaast kan ook een tekort aan elementen leiden tot neutrale aftrek. Het aantal elementen per niveau dat geturnd wordt en de consequenties daarvan voor de neutrale aftrek staan beschreven in tabel 4. In Dames 2 is er een uitzondering op brug van toepassing. Hier mag een element minder geturnd worden vergeleken met balk en vloer. Aangezien een ander aantal elementen gevraagd wordt (7 in plaats van 8), staat de brug van Dames 2 apart vermeld in tabel 4. Tabel 4: overzicht van de neutrale aftrek door tekort aan elementen per niveau Neutrale aftrek Niveau D1, D2 (balk, vloer) 8 elementen Niveau D2 (brug), D3, D4 7 elementen Niveau D5, D6 6 elementen 0.00 7 of 8 6 of 7 5 of 6-4.00 punten 5 of 6 4 of 5 3 of 4-6.00 punten 3 of 4 2 of 3 2 5

-8.00 punten 1 of 2 1 1-10.00 punten 0 0 0 Totaalscore De totaalscore wordt bepaald door de D- en E-score bij elkaar op te tellen en de neutrale aftrekken hier af te halen. NSTB-wedstrijden gaan uit van de meerkamp: dit betekent dat de eerste drie turnsters met het hoogste aantal punten over de som van vier toestellen een medaille krijgen. Een uitzondering hierop geldt voor Dames 6: in dit niveau wordt er op de NSTC s 1 medaille per toestel uitgereikt. Op het NSK meerkamp zijn er wel gewoon drie medailles over de totaalscore van alle vier de toestellen. Algemene bepalingen Kleding Bij NSTB-wedstrijden is het op alle niveaus toegestaan om een turnbroekje of legging te dragen tot boven de knie, op of onder het turnpakje. Hiervoor wordt geen puntenaftrek gegeven. Wanneer er een bandage of tape wordt gedragen, zijn er geen eisen gesteld aan de kleur van deze hulpmiddelen. Voor andere kleuren dan beige wordt geen aftrek gegeven. Hulpverlening en positie trainer Hulpverlening geeft op brug, balk en vloer bij Dames 1 t/m 5 een neutrale aftrek van 1.00 punt op de eindscore. Elementen waarbij hulpverlening heeft plaatsgevonden tellen niet mee als waardeelementen voor de moeilijkheidswaarde en ook kan het element geen samenstellingseis vervullen of voor verbindingswaarde zorgen. Hulpverlening bij sprong maakt in Dames 1 t/m 5 de sprong ongeldig en geeft dus 0.00 punten. Voor Dames 6 wordt een uitzondering gemaakt. In dit niveau geeft hulpverlening bij brug, balk en vloer ook een aftrek van 1.00 punt, maar telt het element zo nodig mee voor de moeilijkheidswaarde. Bij sprong geeft hulpverlening een aftrek van 2.00 punten, maar het maakt de sprong niet ongeldig. De trainer mag op alle plaatsen op de matten (bij sprong, brug en balk) of op de vloer aanwezig zijn tijdens de oefening, mits de juryleden hier niet door gehinderd worden. Het aanwezig zijn van de trainer bij de turnster tijdens de oefening geeft geen aftrek. Toesteleisen De hoogte van de toestellen zijn voorgeschreven. Deze toesteleisen zijn te vinden in bijlage 2. Er dient ten alle tijden een mat van min. 30 cm achter de balk te liggen. Er mag voor de opsprong op balk gebruik gemaakt worden van een springplank. Deze mag niet verhoogd worden door een extra mat op de ondergrond te plaatsen. De plank mag tijdens de oefening weggehaald worden. Voor de opsprong op brug mag ook een springplank gebruikt worden. Hier gelden dezelfde regels voor als bij de balk. Ook onder de brug dient ten alle tijden gebruikt gemaakt te worden van een valmat van min. 30 cm voor de afsprong. Er mag, tijdens de oefening, niet geschoven worden met de valmat bij de afsprong. Verzoeken voor verhoging van de brugleggers moeten vooraf ingediend worden bij de wedstrijdleiding. 6

Toestelspecifieke bepalingen Sprong Er mag twee keer gesprongen worden, waarvan de beste sprong telt als eindscore. Er mag bij Dames 3 t/m 6 gekozen worden tussen een sprong met trampoline en plank. Een sprong met trampoline geeft een aftrek van 1.00 punt op de D-score van de sprong. Er mag tussen de twee sprongen niet gewisseld worden tussen plank en trampoline. Gebeurt dit wel, is de 2 e sprong ongeldig. Wordt er na de sprong niet eerst op de voeten geland, maar direct gevallen, is de sprong ongeldig en krijgt deze 0.00 punten. Aanlopen zonder het uitvoeren van een sprong wordt eenmaal gedoogd. Bij de 2 e keer is er een aftrek van 1.00 punt op de eindscore. De derde keer wordt de sprong ongeldig verklaard. Dit geldt per uit te voeren sprong. Dames 6 mag naast de sprongen uit het CoP kiezen uit een extra lijst met sprongen. De moeilijkheidswaardes van deze en veelvoorkomende andere sprongen staan in bijlage 3. Brug In Dames 4 t/m 6 geldt een tussenzwaai als strekhangzwaai, wat een TA-element is. Dit geeft dan geen aftrek van 0.50 punten. Voor Dames 1 geldt dat elementen die als opsprong worden uitgevoerd in de oefening herhaald mogen worden, maar deze slechts eenmaal moeilijkheidswaarde krijgen. Voor Dames 2 t/m 6 geldt dat elementen die als opsprong worden uitgevoerd in de oefening herhaald mogen worden en deze krijgen in dat geval 2 keer moeilijkheidswaarde. Balk Er is geen minimale en geen maximale tijdsduur aan een balkoefening verbonden. Enkele keren staat in de eisen dat de balkoefening een dansserie moet bevatten. Een dansserie houdt in dat er minimaal 2 gymnastische sprongen verbonden moeten zijn. Deze sprongen mogen met afzet van 2 benen zijn. Eis 2 mag zowel met een gesprongen draai als met een draai op één been gehaald worden. Vloer Muziek bij de vloeroefening is verplicht in de niveaus Dames 1 t/m 5. Het ontbreken van muziek geeft een aftrek van 1.00 punt. In Dames 6 mag er zowel met als zonder muziek geturnd worden. Muziek met gesproken tekst resulteert niet in aftrek. Er is geen minimale tijdsduur of maximale tijdsduur verbonden aan de vloeroefening. Om wedstrijden echter zo soepel mogelijk te laten lopen, wordt aangeraden om een muziekje tussen de 60 en 90 seconden te gebruiken. Enkele keren staat er in de eisen dat de vloeroefening een acrolijn moet bevatten. Een acrolijn bestaat in Dames 1 en 2 uit minimaal 1 element met vlucht en zonder handensteun en met afzet van 2 voeten. Een acrolijn bestaat in Dames 3 t/m 6 uit minimaal 1 element met vlucht met of zonder handensteun en met afzet van 1 of 2 voeten. Een danspassage bestaat uit 2 of meer verschillende sprongen of huppen uit de elemententabel, direct of indirect verbonden. Sprongen met afzet van twee benen of draaien uit groep 2 zijn niet toegestaan, omdat deze statisch zijn. Sprongen met afzet van 1 been en huppen moeten op 1 been landen als ze uitgevoerd worden als eerste element in de danspassage. Loopflikflak en gesloten flikflak (3.107) mogen als 2 verschillende elementen geteld worden, hetzelfde geldt voor loopoverslag en overslag met landing op 2 benen (3.105). 7

Supplementen Dames 1 D-score: MW: de hoogste 8 waarde elementen (inclusief afsprong) van A (0.1), B (0.2), C (0.3) en D (0.4) SE: Maximaal 2.50 VW: 0.10 of 0.20 per keer E t/m G elementen mogen geturnd worden voor MW en SE, maar worden dan geteld als D elementen Samenstellingseisen: Sprong: 1. Er moet worden aangegeven welke sprong uitgevoerd wordt 2. Er mogen twee sprongen geturnd worden, waarvan de beste sprong telt Brug ongelijk: 1. Vluchtelement van hoge ligger naar lage ligger of andersom 0.50 2. Gesloten opzwaai tot 45⁰ boven horizontaal (0.30) of een gespreide opzwaai tot handstand (0.50) 0.30/0.50 3. Cirkelelement vw of aw door of tot handstand uit groep 2, 4 of 5 0.50 4. Element met lengteasdraai van minimaal 180⁰ in de oefening (niet in op- of afsprong) 0.50 5. Afsprong: B of hoger 0.50 Balk: 1. Een verbinding van minimaal 2 verschillende danselementen, waarvan één sprong met 180⁰ beenspreiding in dwars-/zijwaartse spagaat of spreidhoekpositie 0.50 2. Draai van minimaal 360⁰ 0.50 3. Acrobatische serie van minimaal 2 elementen, waarvan minimaal 1 met vlucht 0.50 4. Acrobatische elementen vw/zw en aw 0.50 5. Afsprong: B of hoger 0.50 Vloer: 1. Danspassage samengesteld uit 2 verschillende sprongen met minimaal 1 sprong met 180⁰ beenspreiding in dwars-/zijwaartse spagaat of spreidhoekpositie 0.50 2. Een acrolijn met minimaal 2 salto s 0.50 3. Salto s vw/zw en aw 0.50 4. Salto met lengteasdraai van minimaal 360⁰ 0.50 5. Slotsalto: B of hoger 0.50 8

Verbindingswaarde 9

Dames 2 D-score: MW: de hoogste 8 waarde elementen (inclusief afsprong) van A (0.1), B(0.2), C(0.3) (Balk en Vloer) de hoogste 7 waarde elementen (inclusief afsprong) van A (0.1), B(0.2), C(0.3) (Brug) SE: Maximaal 2.50 VW: 0.10 of 0.20 per keer D t/m G elementen mogen geturnd worden voor MW en SE, maar worden dan geteld als C elementen Samenstellingseisen: Sprong: 1. Er moet worden aangegeven welke sprong uitgevoerd wordt 2. Er mogen twee sprongen geturnd worden, waarvan de beste sprong telt Brug ongelijk: 1. Liggerwissel vanuit element (0.30) of liggerwissel met vlucht (0.50) 0.30/0.50 2. Gesloten opzwaai tot 45⁰ boven horizontaal (0.50) of een gespreide opzwaai tot handstand (0.50) 0.50/0.50 3. Element uit groep 2, 3, 4 of 5 van minimaal B-waarde 0.50 4. Element met lengteasdraai van min. 180⁰ in de oefening (geen afsprong) 0.50 5. Afsprong: A (0.30); B of hoger (0.50) 0.30/0.50 Balk: 1. Een verbinding van minimaal 2 verschillende danselementen, waarvan één sprong met 180⁰ beenspreiding in dwars-/zijwaartse spagaat of spreidhoekposistie 0.50 2. Draai van minimaal 360⁰ 0.50 3. 2 verschillende acrobatische elementen 0.50 4. Acrobatische serie van minimaal 2 elementen* 0.50 5. Afsprong: A (0.30); B of hoger (0.50) 0.30/0.50 Vloer: 1. Danspassage samengesteld uit 2 verschillende sprongen met minimaal 1 sprong met 180⁰ beenspreiding in dwars-/zijwaartse spagaat of spreidhoekpositie 0.50 2. Salto vw/zw en aw 0.50 3. Acrolijn van minimaal 2 elementen met vlucht waarvan minimaal 1 salto 0.50 4. Een salto met een lengteasdraai van 180⁰ of een streksalto 0.50 5. Slot acrobatisch element: A (0.30); B of hoger (0.50) 0.30/0.50 *Hier mogen handstanden en rollen gebruikt worden. 10

Verbindingswaarde Dames 3 D-score: MW: de hoogste 7 waarde elementen (inclusief afsprong) van TA (0.1), A (0.1) en B (0.2) elementen 11

SE: Maximaal 2.50 VW: 0.1 of 0.2 per keer C t/m G elementen mogen geturnd worden voor MW en SE, maar worden dan geteld als B elementen Samenstellingseisen: Sprong: 1. Er moet worden aangegeven welke sprong uitgevoerd wordt 2. Er mogen twee sprongen geturnd worden, waarvan de beste sprong telt Brug ongelijk: 1. 2 verschillende kipbewegingen 0.50 2. Gesloten opzwaai minimaal horizontaal (0.30) of minimaal 45⁰ boven horizontaal (0.50) 0.30/0.50 3. Element uit groep 2, 4 of 5; min. A 0.50 4. Element met lengteasdraai van min. 180⁰ in de oefening (geen afsprong) 0.50 5. Afsprong: A (0.30); B of hoger (0.50) 0.30/0.50 Balk: 1. Een verbinding van minimaal 2 verschillende danselementen, waarvan één sprong met 180⁰ beenspreiding in dwars-/zijwaartse spagaat of spreidhoekpositie; min. A 0.50 2. Draai van minimaal 180⁰ ; min. A 0.50 3. 2 verschillende acrobatische elementen; min. 1 A 0.50 4. Acrobatisch element door of tot handstand (geen afsprong) 0.50 5. Afsprong: A (0.30); B of hoger (0.50) 0.30/0.50 Vloer: 1. Danspassage samengesteld uit 2 verschillende sprongen met minimaal 1 sprong met 180⁰ beenspreiding in dwars-/zijwaartse spagaat of spreidhoekpositie; min. A 0.50 2. Acrobatische lijn van minimaal 2 vluchtelementen, waarvan minimaal 1 salto 0.50 3. Salto vw/zw en aw 0.50 4. Acrobatisch element vw/zw en aw met vlucht en handensteun 0.50 5. Slot acrobatisch element met vlucht: A (0.30); B of hoger (0.50) 0.30/0.50 12

Verbindingswaarde 13

Dames 4 D-score: MW: de hoogste 7 waarde elementen (inclusief afsprong) van TA (0.1), A (0.1) en B (0.2) elementen SE: Maximaal 2.50 VW: 0.1 of 0.2 per keer C t/m G elementen mogen geturnd worden voor MW en SE, maar worden dan geteld als B elementen Samenstellingseisen: Sprong: 1. Er moet worden aangegeven welke sprong uitgevoerd wordt 2. Er mogen twee sprongen geturnd worden, waarvan de beste sprong telt Brug ongelijk: 1. 1 kipbeweging 0.50 2. Gesloten opzwaai minimaal horizontaal 0.50 3. Element uit groep 2, 4 of 5; min. A 0.50 4. Liggerwissel vanuit element 0.50 5. Afsprong: TA (0.30); A of hoger (0.50) 0.30/0.50 Balk: 1. Verbinding van minimaal 2 verschillende danselementen, waarvan 1 sprong met 180⁰ beenspreiding in dwars-/zijwaartse spagaat of spreidhoekpositie; min. 1 A 0.50 2. Draai van minimaal 180⁰ 0.50 3. Acrobatisch element; min. A 0.50 4. Acrobatisch element door of tot handstand (geen op- of afsprong) 0.50 5. Afsprong: TA (0.30); A of hoger (0.50) 0.30/0.50 Vloer: 1. Danspassage samengesteld uit 2 verschillende sprongen met minimaal 1 sprong met 180⁰ beenspreiding in dwars-/zijwaartse spagaat of spreidhoekpositie; min. 1 A 0.50 2. Salto vw/zw of aw 0.50 3. Acrolijn van minimaal 2 elementen met vlucht 0.50 4. Acrobatisch element vw/zw en aw met vlucht en handensteun 0.50 5. Slot acrobatisch element: TA (0.30); A of hoger (0.50) 0.30/0.50 14

Verbindingswaarde 15

Dames 5 D-score: MW: de hoogste 6 waarde elementen (inclusief afsprong) van TA (0.1) en A (0.1) elementen SE: Maximaal 2.50 VW: n.v.t. B t/m G elementen mogen geturnd worden voor MW en SE, maar worden dan geteld als A elementen Samenstellingseisen: Sprong: 1. Er moet worden aangegeven welke sprong uitgevoerd wordt 2. Er mogen twee sprongen geturnd worden, waarvan de beste sprong telt Brug ongelijk: 1. Strekhangzwaai 30⁰ onder horizontaal 0.50 2. Gesloten opzwaai minimaal horizontaal 0.50 3. Element uit groep 2, 4 of 5 0.50 4. Liggerwissel vanuit element 0.50 5. Afsprong: TA of hoger (0.50) 0.50 Balk: 1. Dansserie van minimaal 2 verschillende sprongen, waarvan één sprong met beenspreiding in dwars-/zijwaartse spagaat of spreidhoekpositie 0.50 2. Draai van minimaal 180⁰ 0.50 3. Acrobatisch element 0.50 4. Acrobatisch element door of tot handstand (geen op- of afsprong) 0.50 5. Afsprong: TA of hoger (0.50) 0.50 Vloer: 1. Danspassage van minimaal 2 verschillende sprongen, waarvan één sprong met beenspreiding in dwars-/zijwaartse spagaat of spreidhoekpositie; min. 1 A 0.50 2. Acrobatische lijn van minimaal 2 verschillende elementen, waarvan 1 vlucht 0.50 3. Acrobatisch element aw 0.50 4. Acrobatisch element vw/zw met vlucht en steun van handen 0.50 5. Slot acrobatisch element: TA of hoger (0.50) 0.50 16

Dames 6 D-score: MW: de hoogste 6 waarde elementen (inclusief afsprong) van SA (0.1), TA (0.2) en A (0.2) SE: Maximaal 2.50 VW: n.v.t. B t/m G elementen mogen geturnd worden voor MW en SE, maar worden dan geteld als A elementen Samenstellingseisen: Sprong: 1. Er moet een sprongnummer getoond worden 2. Er mogen twee sprongen geturnd worden, waarvan de beste sprong telt Brug ongelijk: 1. Strekhangzwaai 30⁰ onder horizontaal 0.50 2. Onderdeel aan of naar de hoge ligger (geen afsprong) 0.50 3. Element uit groep 2, 4 of 5 0.50 4. Onderdeel aan de lage ligger 0.50 5. Afsprong: SA (0.30); TA of hoger (0.50) 0.30/0.50 Balk: 1. Dansserie van minimaal 2 verschillende sprongen 0.50 2. Draai van minimaal 180⁰ 0.50 3. Houdingselement (min. 2 seconden aanhouden) 0.50 4. Onderdeel dicht bij de balk, waarbij de romp de balk raakt (hoeft geen element te zijn) 0.50 5. Afsprong: SA (0.30); TA of hoger (0.50) 0.30/0.50 Vloer: 1. Danspassage van 2 verschillende sprongen 0.50 2. Een gymnastische draai van minimaal 360⁰ op één been of gesprongen 0.50 3. Acrobatisch element vw/zw of aw 0.50 4. Acrobatisch element met vluchtfase 0.50 5. Slot acrobatisch element: SA (0.30); TA of hoger (0.50) 0.30/0.50 17

Bijlage 1: SA-elementen Brug ongelijk: Onderdeel Groep Vanuit streksteun op hoge ligger wegzetten tot strekhangzwaai (romp 30 onder 2 horizontaal, gezien vanuit de schouders) Staan tussen de liggers en met afzet van de voeten op de lage ligger komen tot 2 streksteun aan de hoge ligger Hang aan hoge ligger met gezicht richting lage ligger, borstwaartsom aan hoge 3 ligger met afzet van één of beide benen tegen lage ligger Molendraai 4 Zitdraai met gebogen benen 4 Opklimmen tot hurkzit op de lage ligger 5 Vanuit zit of ruglingse steun met beide voeten tegelijkertijd inhurken 5 Neerzwaai tussen de liggers, ½ draai in de voorzwaai tot stand 6 Onderzwaai vanaf de lage ligger tot stand 6 Balk: Onderdeel Groep Afzet met beide benen tot streksteun op de balk, één been overheffen tot rijzit 1 ½ draai (180º) op één been, vrije been naar keuze 3 Zweefstand horizontaal (90 ) (2sec) 4 Vanuit ruglig rollen naar kaarsstand (2 sec) 4 Vluchtige spreidhoeksteun 90º 4 Vluchtige hoeksteun 90º 4 Rol achterover met hoofd naast de balk, ook tot kniezit 4 Klemrol voorover 4 Koprol voorover tot spreidzit 4 Vloer: Onderdeel Groep ½ draai (180º) op één been, vrije been naar keuze 2 Zweefrol voorover (heupen niet gestrekt) 3 (Loop)overslag voorover met afzet handen van de springplank 3 Spagaat of split 3 Zweefstand (minimaal 2 seconden) 3 18

Bijlage 2: toesteleisen Sprong Hoogte pegasus: Brug ongelijk Hoogte lage ligger: Hoogte hoge ligger: Lengte ligger: Diagonaal tussen liggers: 1.25m bij plank of 1.35 bij trampoline (D3 t/m6) 1.70m. vanaf de grond of 1.50m. vanaf de mat 2.50m. vanaf de grond 0f 2.30m vanaf de mat 2.40m. max. 1.80m. Balk Hoogte: 1.25m. vanaf de grond of 1.05m. vanaf de mat 19

Bijlage 3: sprongtabellen SA-elementen (alleen voor Dames 6) Plank: Waarde Overhurken met zweven op of boven horizontaal 1.90 Overspreiden met zweven op of boven horizontaal 1.90 Overhurken met zweven onder horizontaal 1.70 Overspreiden met zweven onder horizontaal 1.70 Trampoline: Overhurken met zweven op of boven horizontaal 0.90 Overspreiden met zweven op of boven horizontaal 0.90 Overhurken met zweven onder horizontaal 0.70 Overspreiden met zweven onder horizontaal 0.70 Veel voorkomende sprongen* Elementnummer Element Waarde 1.00 Overslag 2.40 1.01 Overslag halve draai uit 2.80 1.02 Overslag hele draai uit 3.20 1.10 Yamashita 2.60 1.11 Yamashita halve draai 3.00 1.12 Yamashita hele draai 3.40 1.20 Halve draai in 2.40 1.21 Halve draai in, halve draai uit 3.00 1.22 Halve draai in, hele draai uit 3.40 2.10 Overslag hurksalto vo 4.40 3.10 Tsukahara gehurkt 4.00 3.20 Tsukahara gehoekt 4.20 *Bij gebruik van een trampoline in plaats van een plank wordt de waarde verminderd met één punt. Een volledige lijst van sprongen kan in het FIG gevonden worden: http://www.kngu.nl/wedstrijdreglementen/reglementen-fig. 20