Opleidingsplan VOSON, versie 3.2 Vervolgopleiding tot Specialist Ouderengeneeskunde Radboudumc Nijmegen



Vergelijkbare documenten
Landelijk Opleidingsplan

OPLEIDINGSPLAN, versie 2.1 Vervolgopleiding tot Specialist Ouderengeneeskunde UMC St Radboud Nijmegen

College voor Huisartsgeneeskunde, Verpleeghuisgeneeskunde en medische zorg voor verstandelijk gehandicapten

PROTOCOL TOETSING EN BEOORDELING IN DE VERPLEEGHUISARTSOPLEIDING

College voor Huisartsgeneeskunde, Verpleeghuisgeneeskunde en medische zorg voor verstandelijk gehandicapten

5. Protocol Toetsing en Beoordeling

GERION. Opleidingsplan voor de opleiding tot specialist ouderengeneeskunde. Herziene versie januari 2013

Opleidingsplan VOSON, versie 4.0 Vervolgopleiding tot Specialist Ouderengeneeskunde Radboudumc Nijmegen

College voor Huisartsgeneeskunde, Verpleeghuisgeneeskunde en medische zorg voor verstandelijk gehandicapten

College Geneeskundige Specialismen

Landelijk Opleidingsplan

(Besluit geneeskunde voor verstandelijk gehandicapten) Het College Geneeskundige Specialismen,

Instituutsreglement OPLEIDINGSINSTITUUT IGT

College Geneeskundige Specialismen

Individualisering opleidingsduur

INSTITUUTSREGLEMENT Opleiding tot Specialist Ouderengeneeskunde LUMC

Artikelen bij het Kaderbesluit CHVG en het Besluit specialisme ouderengeneeskunde

Huisarts: specialist in veelzijdigheid!

RICHTLIJN OPSTELLEN LEERWERKPLAN OPLEIDING IGT

me nse nkennis Competentiegericht opleiden in de BIG opleidingen Getting started

College Geneeskundige Specialismen

De kwaliteitsvoorwaarden zijn gebaseerd op de volgende bronnen:

Getting Started. Competentie gericht opleiden in de BIG opleidingen

Opleidingsinstituut Geneeskunde voor verstandelijk gehandicapten. INSTITUUTSREGLEMENT Opleiding tot Arts voor verstandelijk gehandicapten

De kwaliteitsvoorwaarden zijn gebaseerd op de volgende bronnen:

INSTITUUTSREGLEMENT OPLEIDING TOT SPECIALIST OUDERENGENEESKUNDE

Intern toetsingskader CGS voor een landelijk opleidingsplan 1

Besluit van <datum> houdende de aanvullende opleidings- en erkenningseisen voor het medisch specialisme klinische geriatrie

Instituutsreglement. Huisartsopleiding VUmc. Maart 2012

Functiebeschrijving Hoofd Opleidingsinstituut Huisartsgeneeskunde LUMC

Het opleidingsplan van de Huisartsopleiding Leiden

Landelijk opleidingsplan. voor de opleiding tot specialist ouderengeneeskunde

Beleidsregels indicatiestelling AWBZ Bijlage 7. Behandeling

Leids opleidingsplan 2017

Besluit van 13 september 2017 houdende de opleidings- en erkenningseisen voor het geneeskundig specialisme verzekeringsgeneeskunde

Bijlage A. Lokaal Toetsplan Huisartsopleiding UMCG

College voor Huisartsgeneeskunde, Verpleeghuisgeneeskunde en medische zorg voor verstandelijk gehandicapten

Evaluatie van opleiders door aios LUMC: inleiding voor opleiders versie 2017

Deel 1 Evaluatie opleider: checklist tussentijds evaluatiemoment versie 2017

Protocol toetsing en beoordeling in de vervolgopleiding tot openbaar apotheker specialist

PROTOCOL TOETSING EN BEOORDELING IN DE HUISARTSOPLEIDING JANU N ARI

Besluit van 14 maart 2018 houdende de opleidings- en erkenningseisen voor het geneeskundig specialisme maatschappij en gezondheid OUD

Besluit van 14 maart 2018 houdende de opleidings- en erkenningseisen voor het geneeskundig specialisme maatschappij en gezondheid 1

Besluit van 14 december 2016 houdende de opleidings- en erkenningseisen voor het medisch specialisme cardiologie

Besluit van (datum) houdende de opleidings- en erkenningseisen voor het medisch specialisme reumatologie

INSTITUUTSREGLEMENT OPLEIDING TOT HUISARTS LUMC

De kwaliteitsvoorwaarden zijn gebaseerd op de volgende bronnen:

Instituutsreglement Huisartsopleiding UMCG

Samenvatting HOOP 2.0 Mario Braakman

Huisartsopleiding VUmc

Richtlijn keuzestages, projecten, cursussen, congressen en studiereizen

Voortgangs- en beoordelings systematiek AVG opleiding Erasmus MC. Inhoud. Inleiding

Stageleerwerkplan (SLWP), versie 11 januari 2017

Beleidsregels herregistratie RGS. Geconsolideerde versie

Instituutsreglement Huisartsopleiding AMC

Centraal College Medische Specialismen

Competentieprofiel van de opleider CHVG

College voor Huisartsgeneeskunde, Verpleeghuisgeneeskunde en medische zorg voor verstandelijk gehandicapten

Het opleidingsplan van de Huisartsopleiding Leiden

Inhoudsopgave. 3 Introductie. 4 Procedure. 5 Voorbereiding. 7 Vraag & antwoord. 8 Informatie. 9 Vragenlijst ter voorbereiding op de visitatie

Domein 3 Onderwijsprogramma en toetsing

Let op: dit besluit treedt op 1 januari 2015 in werking

Individueel Opleidingsplan en -schema AIOS

LOKAAL TOETSPLAN HUISARTSOPLEIDING UMCG

Huisartsopleiding Leiden

KADEROPLEIDING OPLEIDEN

UITSPRAAK van de GESCHILLENCOMMISSIE

HET LEERWERKPLAN. Bijlage C. Het leerwerkplan. Pagina 1 van 8 Versiedatum: 01 juli 2013

Besluit van (datum) houdende de opleidings- en erkenningseisen voor het medisch specialisme orthopedie

Uitvoeringsregeling Toetsing en Beoordeling Huisartsopleiding

PROJECT VERNIEUWING HUISARTSOPLEIDING

Vervolgopleiding tot Huisarts Nijmegen 2012

Besluit van 13 juni 2018 houdende de opleidings- en erkenningseisen voor het medisch specialisme radiotherapie

College Geneeskundig Specialismen

Lokaal Toetsplan Huisartsopleiding UMCG Bijlage A bij het Instituutsreglement

Protocol toetsing en beoordeling in de vervolgopleiding tot openbaar apotheker. Datum: 8 september 2017;

Beleidsregels herregistratie RGS Geconsolideerde versie juni 2016

Dedicated Schakeljaar Vitale Functies

STANDPUNT. Praktijkleren JGZ Jeugdarts-KNMG!

College voor Huisartsgeneeskunde, Verpleeghuisgeneeskunde en medische zorg voor verstandelijk gehandicapten

Instituutsreglement Huisartsopleiding UMCG

Uitvoeringsregeling Toetsing en Beoordeling Huisartsopleiding tweede opleidingsjaar. versie juni 2015

1.2 De arts in opleiding tot specialist huisartsgeneeskunde (AIOS)

College Geneeskundige Specialismen

OPLEIDINGSPLAN HUISARTSOPLEIDING UMCG

Opleiding Heelkunde De worsteling met de implementatie van de modernisering

Begrippenlijst. Kwaliteitsregister Verpleegkundigen & Verzorgenden. Register Zorgprofessionals. Uitvoeringsregelingen

Workshop THE SELF DIRECTED LEARNER

Competentieprofiel van de genetisch consulent

LOKAAL OPLEIDINGSPLAN VOOR DE OPLEIDING TOT SPECIALIST OUDERENGENEESKUNDE

Beleidsregels indicatiestelling AWBZ Bijlage 7. Behandeling

College Geneeskundige Specialismen

Huisartsopleiding. Kennismakingsbrochure. Huisarts: specialist in veelzijdigheid! a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a

College Geneeskundige Specialismen

Centraal College Medische Specialismen

Landelijk toetsplan. voor de opleiding tot specialist ouderengeneeskunde

Factsheet Verpleegkundig Specialisten

Besluit van 8 november 2017 houdende de opleidings- en erkenningseisen voor het medisch specialisme neurochirurgie

Transcriptie:

Opleidingsplan VOSON, versie 3.2 Vervolgopleiding tot Specialist Ouderengeneeskunde Radboudumc Nijmegen Vervolgopleiding tot Specialist Ouderengeneeskunde Nijmegen Afdeling Eerstelijnsgeneeskunde Centrum voor Huisartsgeneeskunde, Ouderengeneeskunde en Public Health Radboudumc, 166 Postbus 9101, 6500 HB Nijmegen Telefoon: 024-3618834 Fax: 024-3619553 E-mail: voson@elg.umcn.nl Website: www.radboudumc.nl/voson Maart 2014

Colofon Uitgave : Vervolgopleiding tot Specialist Ouderengeneeskunde Nijmegen Versie : Opleidingsplan VOSON, versie 3.1 Datum : 1 februari 2014 Dit opleidingsplan is gebaseerd op het landelijk opleidingsplan voor de opleiding tot specialist ouderengeneeskunde, versie 2, goedgekeurd door het College Geneeskundige Specialismen op 2 november 2011 en in werking getreden op 1 december 2011.

Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 1 Voorwoord... 3 Hoofdstuk 1. Regelgeving en plannen... 5 1.1. Lokaal opleidingsplan...5 1.2. Individueel opleidingsplan...5 1.3. Opleidingsschema 5 1.4. Leerwerkplannen. 6 1.5. Kaders...6 Hoofdstuk 2. Visie en uitgangspunten... 7 2.1. Het werk van de specialist ouderengeneeskunde... 7 2.2. Leren en opleiden... 8 Hoofdstuk 3. De competenties van de specialist ouderengeneeskunde... 11 3.1. Inhoud en vorm... 11 3.2. Het model van het CCMS... 11 3.3. De zeven competentiegebieden... 11 3.4. De competenties in het curriculum... 12 Hoofdstuk 4. Thema s in de opleiding tot specialist ouderengeneeskunde... 13 4.1. Zes thema s... 13 4.2. Uitwerking... 13 Hoofdstuk 5. Het praktijkgedeelte van de opleiding... 15 5.1. De opleidingsperiodes... 15 5.2. Vijf periodes... 15 5.3. Opleidingsschema... 16 5.4. Het opstellen van IOP en IOS... 17 5.5. De opleiding in deeltijd en vrijstelling... 17 5.6. Eisen voor de verschillende periodes... 18 5.7. De opleider, de stageopleider en vaste consulenten... 19 5.8. De stages... 19 Hoofdstuk 6. Het cursorisch onderwijs... 21 6.1. Het doel van het cursorisch onderwijs... 21 6.2. Verschillende vormen van cursorisch onderwijs... 21 6.3. De instituutsdagen... 22 6.4. Vaste opleidingsonderdelen... 22 6.5. Onderwijs in de regio en landelijke dagen... 23 Hoofdstuk 7. Protocol toetsing en beoordeling... 25 7.1. Visie en verantwoording... 25 7.2. Samenvatting... 25 7.3. Procedures algemeen... 26 7.4. De beoordelingsprocedure in detail... 27 Bijlage 1. Omschrijving van gebruikte termen... 31 Bijlage 2. De competenties van de specialist ouderengeneeskunde... 35 Bijlage 3. Themakaarten... 41 1 van 46

2 van 46

Voorwoord Dit opleidingsplan beschrijft de inrichting en uitvoering van de Vervolgopleiding tot Specialist Ouderengeneeskunde aan het Radboudumc te Nijmegen (VOSON). De inhoud is afgestemd op het landelijk opleidingsplan. Dit lokale opleidingsplan is bedoeld voor allen die professioneel te maken hebben met de VOSON. Primair zijn dat de artsen in opleiding tot specialist (aios), hun (stage)opleiders en docenten. Ook voor anderen die direct of indirect bij de opleiding zijn betrokken, biedt dit plan een kader voor ieders bijdrage aan de opleiding. Nijmegen, maart 2014 Drs. E.R. van der Geer, specialist ouderengeneeskunde Hoofd Vervolgopleiding tot Specialist Ouderengeneeskunde Nijmegen 3 van 46

4 van 46

Hoofdstuk 1. Regelgeving en plannen Dit opleidingsplan is een uitwerking van het landelijk opleidingsplan 1, het landelijk geldende kader voor de inrichting en uitvoering van de driejarige opleiding tot specialist ouderengeneeskunde, gebaseerd op de regelgeving van het College Geneeskundige Specialismen (CGS), zoals vastgelegd in de besluiten van diens rechtsvoorganger, het College voor Huisartsgeneeskunde, Verpleeghuisgeneeskunde en medische zorg voor verstandelijk gehandicapten (CHVG). 2,3 1.1. Lokaal opleidingsplan Dit lokaal opleidingsplan beschrijft hoe de VOSON de opleiding op lokaal niveau inricht en uitvoert en vormt het kader voor de opleidingsschema s en individuele opleidingsplannen van de aios, alsmede voor de leerwerkplannen in de praktijk. Er is voor gekozen om de opleiding in globale vorm te beschrijven, nauw aansluitend bij het landelijk opleidingsplan. 1.2. Individueel opleidingsplan In het individueel opleidingsplan (IOP), gekoppeld aan het opleidingsschema, werkt de aios het opleidingsplan inhoudelijk op individueel niveau uit. In het IOP staat aangegeven op welke wijze de competenties kunnen worden verworven, rekening houdend met de kaders van het opleidingsinstituut (opleidingsplan) en de mogelijkheden en beperkingen van de praktijkplaats (leerwerkplan). Binnen deze kaders kan de aios een plan opstellen dat zoveel mogelijk tegemoet komt aan zijn leerwensen en specifieke belangstelling voor onderdelen van het vak. 4 1.3. Opleidingsschema Het opleidingsschema geeft een overzicht van begin- en einddatum, de volgorde en de locaties van (de onderdelen van) de opleiding van de aios. Het individueel opleidingsschema (IOS) is daarmee het spoorboekje van ieders opleidingsroute. Dit opleidingsschema wordt door het hoofd van de opleiding goedgekeurd. 1 Landelijk opleidingsplan voor de opleiding tot specialist ouderengeneeskunde. Utrecht: SOON, 2011. Versie 2, goedgekeurd door het College Geneeskundige Specialismen op 2 november 2011 en in werking getreden op 1 december 2011. 2 Kaderbesluit CHVG. Besluit van 21augustus 2008 houdende de algemene eisen voor de opleiding tot huisarts, specialist ouderengeneeskunde en arts voor verstandelijk gehandicapten, de erkenning als opleider, opleidingsinrichting of opleidingsinstituut voor de opleiding tot huisarts, specialist ouderengeneeskunde of arts voor verstandelijk gehandicapten en de registratie en herregistratie van huisartsen, specialisten ouderengeneeskunde en artsen voor verstandelijk gehandicapten. Dit Besluit is gewijzigd bij besluit van 13 februari 2013 tot wijziging van het Kaderbesluit CHVG, Kaderbesluit CSG en Kaderbesluit CCMS in verband met het vaststellen van het moment van beëindigen van de opleiding in geval van een geschillenprocedure waarvan op 18 juni 2013 mededeling is gedaan in de Staatscourant. Dit besluit is in werking getreden op 19 juni 2013 en werkt terug tot 1 januari 2013. 3 Besluit specialisme ouderengeneeskunde. Besluit CHVG van 21 augustus 2008 houdende opleidings-, erkennings- en (her)registratie-eisen voor het specialisme ouderengeneeskunde. Beide besluiten zijn gepubliceerd in de Staatscourant, nr 1000, op 27 november 2008, in werking getreden op 1 januari 2009, en gewijzigd bij Besluit van 16 oktober 2008, houdende de wijziging Kaderbesluit en Besluit verpleeghuisgeneeskunde, dat op 15 januari 2009 in de Staatscourant is gepubliceerd en op 15 juli 2009 in werking is getreden. Dit Besluit is voor het laatst gewijzigd bij besluit van 12 september 2012 houdende de wijziging van diverse collegebesluiten waarvan op 12 december 2012 mededeling is gedaan in de Staatscourant. Dit besluit is in werking getreden op 1 januari 2013. 4 Waar hij gebezigd wordt voor aanduiding van arts of patiënt, kan ook zij gelezen worden. 5 van 46

1.4. Leerwerkplannen Leerwerkplannen beschrijven de vorm en de inhoud van zowel het praktisch als theoretisch gedeelte van de opleiding in de praktijk van de (stage)opleider, de opleidingsinrichting of stage-inrichting, met inachtneming van het opleidingsplan. Hierbij gaat het dus om het praktijkgedeelte van de opleiding. Het leerwerkplan wordt opgesteld door de (stage)opleider en goedgekeurd door het hoofd. 1.5. Kaders Het landelijk opleidingsplan, het lokaal opleidingsplan, de leerwerkplannen en het individueel opleidingsplan en -schema sluiten op elkaar aan om een goed lopend en transparant opleidingstraject mogelijk te maken. Grafisch zijn de kaders als volgt weer te geven: 6 van 46

Hoofdstuk 2. Visie en uitgangspunten Het domein en de methode van werken van de specialist ouderengeneeskunde is omschreven in de nota Takenpakket Verpleeghuisarts/Sociaal Geriater. 5 Dit takenpakket is opgesteld en geaccordeerd door de beroepsvereniging van specialisten ouderengeneeskunde en sociaal geriaters (Verenso, voorheen NVVA). De visie van de VOSON op het specialisme ouderengeneeskunde sluit aan bij de visie van de beroepsvereniging zoals weergegeven in deze nota. 2.1. Het werk van de specialist ouderengeneeskunde Doelgroep Het specialisme ouderengeneeskunde richt zich vooral op kwetsbare patiënten en chronisch zieken, met name ouderen, in relatie tot het zorgsysteem (geheel van patiënt, naasten en hulpverleners). Deze patiënten zijn door diverse factoren op somatisch, maatschappelijk, psychisch en communicatief gebied in een wankel evenwicht geraakt wat hun functionele autonomie en het voeren van de regie over hun bestaan betreft. Ook kan het evenwicht reeds verstoord zijn, met als gevolg een neerwaartse spiraal van toenemend functieverlies. Dit kan resulteren in een complexe problematiek. Het komt ook voor dat de inzet van de specialist ouderengeneeskunde zich speciaal op het zorgsysteem richt. Belangrijke oorzaken van de toenemende kwetsbaarheid zijn het verlies aan reserves en de vermindering van het aanpassingsvermogen. Dit laatste is vooral het gevolg van chronische ziekten en biologische veroudering die elkaar veelal versterken alsmede verlies op persoons- en relationeel niveau door het wegvallen van belangrijke naasten, een beperkt informeel netwerk en het kwijtraken van sociale rollen. De doelgroepen van de specialist ouderengeneeskunde bevinden zich voornamelijk in het geriatrische zorgtraject en hierdoor fungeert hij vooral als arts voor ouderen. De uitgangspunten van het specialisme ouderengeneeskunde zijn echter ook toepasbaar op de zorg voor jongere patiënten met een vergelijkbare complexe problematiek. Binnen het specialisme ouderengeneeskunde is voor verschillende groepen patiënten specifieke kennis en deskundigheid ontwikkeld. Doelen Het doel van de ouderengeneeskunde is het behouden of bereiken van het voor de betrokken patiënt optimale niveau van functionele autonomie en kwaliteit van leven. Om dit te bereiken zijn zowel diagnostiek en behandeling (cure) als zorg (care) aangewezen. In het specialisme ouderengeneeskunde nemen ook de relatie tussen de patiënt en zijn omstandigheden en die tussen de patiënt en zijn zorgsysteem een essentiële plaats in. Soms wordt ook dit zorgsysteem behandeld, met als doel het bereiken van een voor het zorgsysteem optimale niveau van lichamelijke en psychische gezondheid en kwaliteit van leven. Het ouderengeneeskundig handelen en het zorgproces zijn met name gericht op het voorkómen van dan wel beperken van negatieve functionele en psychosociale gevolgen van ziekten. Integrale benadering Gegeven deze doelstellingen verbindt de specialist ouderengeneeskunde zijn medisch-geriatrische deskundigheid met deskundigheid op het gebied van zorgdiagnostiek, zorgprognostiek en 5 Nota takenpakket verpleeghuisarts/sociaal geriater. Utrecht: NVVA & NVSG, 2003. 7 van 46

zorgmanagement. Hiertoe bedient hij zich van een integrale, probleemgeoriënteerde methode van diagnostiek en interventies op het niveau van ziekten en ziektegevolgen en van het zorgsysteem. Het specialisme ouderengeneeskunde kenmerkt zich door een integrale wijze van kijken naar de patiënt en het zorgsysteem, met inachtneming van zijn huidige toestand, zijn voorgeschiedenis, zijn persoonlijkheid en zijn sociale en materiële omgeving. Niet alleen ziekten, maar vooral de gevolgen van deze ziekten voor de functionele autonomie en de kwaliteit van leven van de patiënt in relatie tot het zorgsysteem bepalen de focus van deze benadering. Met het oog hierop is de specialist ouderengeneeskunde in staat diagnostiek en behandeling van vele chronische en geriatrische ziektebeelden te verrichten, de gevolgen van multipele pathologie te onderkennen, dit alles op zijn consequenties te beoordelen in samenhang met informatie over psychische, sociale en persoonlijkheidskenmerken, en vervolgens te vertalen in problemen, waarop gerichte interventies mogelijk zijn. Dit houdt in dat hij op grond van medische diagnostiek, psychische, sociale en persoonlijkheidskenmerken de voor de patiënt aangewezen zorg in kaart brengt (zorgdiagnostiek), een inschatting maakt van de ontwikkeling van de zorgvraag (zorgprognostiek) en een plan opstelt om de zorgdoelen te realiseren en de patiënt te monitoren (zorgmanagement). De specialist ouderengeneeskunde werkt ten behoeve van de patiënt nauw samen met andere hulpverleners in multidisciplinair verband. De multidisciplinaire werkwijze krijgt in de praktijk gestalte door middel van het zorgplan, het werken met een zorgdossier en het multidisciplinaire overleg. Rollen: hoofdbehandelaar, medebehandelaar en consulent De specialist ouderengeneeskunde kan zijn deskundigheid op verschillende manieren, in verschillende rollen aanbieden. Welke rol wenselijk is, hangt met name af van de complexiteit van de problematiek van de patiënt, ongeacht de plaats waar deze verblijft. Dit ligt in het verlengde van het feit dat de complexiteit van de zorgvraag het belangrijkste indicatiecriterium is voor het in het algemeen al of niet inzetten van behandeling vanuit het specialisme ouderengeneeskunde. De specialist ouderengeneeskunde kan drie rollen op zich nemen: hoofdbehandelaar, medebehandelaar of consulent. Uiteraard variëren deze rollen in de reikwijdte van de regie en verantwoordelijkheid van de arts. Welke rol de specialist ouderengeneeskunde realiseert, hangt onder andere af van de praktijk van de zorgtoewijzing, de keuze van de patiënt en de mogelijkheden van afstemming tussen betrokken zorgaanbieders. De bovenomschreven visie op de plaats en het werk van de specialist ouderengeneeskunde vormt de leidraad in de opleiding. De VOSON leidt artsen op die passen in het profiel dat de beroepsgroep van zichzelf schetst. 2.2. Leren en opleiden De vervolgopleiding tot specialist ouderengeneeskunde is opgebouwd vanuit de visie op competentiegericht leren. Competenties en het ontwikkelen hiervan staan centraal in de opleiding. Onder een competentie wordt verstaan: de bekwaamheid om een professionele activiteit in een specifieke, authentieke context adequaat uit te voeren door de geïntegreerde aanwezigheid van kennis, inzichten, vaardigheden, attitude, persoonskenmerken/eigenschappen. 8 van 46

In de opleiding tot specialist ouderengeneeskunde staan de volgende uitgangspunten centraal: De ontwikkeling van de aios Iedere arts in opleiding tot specialist (aios) heeft aan het begin van de opleiding een andere leergeschiedenis en koppelt de nieuw verworven informatie en ervaringen aan al bestaande voorkennis. Zo creëert de aios zijn eigen kennis en inzichten. Door het unieke karakter van kennis is de leerbehoefte van de aios ook uniek. Hiermee wordt in de opleiding rekening gehouden door voor en met de aios een leertraject op maat te ontwikkelen. Dit vraagt van de aios een actieve, reflecterende en verantwoordelijke manier van werken en leren. Het is de verantwoordelijkheid van de opleiding, zowel het opleidingsinstituut als de opleidingsinrichting, om een effectief leerklimaat en effectieve leeromgeving te creëren die de aios in staat stellen de vereiste competenties te verwerven. Het leren zelf en de sturing hiervan is de verantwoordelijkheid van de aios. De opleiding biedt structuur in het curriculum, waarbij het accent gedurende de opleiding verschuift van sturing naar zelfsturing. De beroepspraktijk is het vertrekpunt voor leren en opleiden De competenties van de specialist ouderengeneeskunde zijn opgesteld door beroepsbeoefenaars uit de praktijk. De aios ontwikkelt de competenties die de beroepspraktijk van hem vraagt. Deze beroepspraktijk is de krachtigste leeromgeving voor het verwerven van de competenties: het werken in de praktijk staat centraal in de opleiding en neemt ongeveer 80% van de totale opleidingstijd in beslag. De beroepspraktijk als vertrekpunt voor de opleiding betekent ook dat tijdens het cursorisch onderwijs de praktijk en vragen uit de praktijk een belangrijke plaats innemen. De praktijk stuurt de inhoud van het onderwijs. Het leren tijdens de instituutsdagen sluit zoveel mogelijk aan bij de leerervaringen in de praktijk. De competenties vormen de basis voor de beoordeling Bij de beoordeling wordt gekeken naar de mate van beheersing van een bepaalde competentie. Dit gebeurt met name door te kijken naar het waarneembare gedrag in de beroepspraktijk. Het belangrijkste doel van de toetsing en beoordeling is het geven van feedback aan de aios ten behoeve van diens leerproces. Aan de hand van de uitkomsten worden nieuwe leerdoelen opgesteld. De aios stelt een leerstrategie op om deze doelen te bereiken. Tijdens latere leergesprekken wordt het behalen van de leerdoelen geëvalueerd. De beoordeling vindt plaats op meerdere tijdstippen: tussentijds om de ontwikkeling te volgen en te sturen (educatieve beoordeling) en aan het eind van ieder opleidingsjaar om een uitspraak te doen over de geschiktheid van de aios om te opleiding voort te zetten en te voltooien (selectieve beoordeling). De beoordeling vindt plaats door meerdere personen, inclusief de aios zelf, en door middel van een verscheidenheid aan toetsinstrumenten. Om een aios te kunnen kwalificeren moet hij de competenties van de specialist ouderengeneeskunde in een bepaalde mate (ondergrens) beheersen. Daarnaast biedt de opleiding mogelijkheden tot verbreding en verdieping van de competenties. 9 van 46

10 van 46

Hoofdstuk 3. De competenties van de specialist ouderengeneeskunde 3.1. Inhoud en vorm De opleiding biedt de aios gelegenheid om de competenties 6 van de specialist ouderengeneeskunde te verwerven. Deze competenties zijn geformuleerd en geaccordeerd door Verenso (voorheen NVVA). De gezamenlijke competenties zijn te beschouwen als het vermogen om het werk van een specialist ouderengeneeskunde te kunnen uitvoeren. De aios dient uiteraard aan het eind van zijn opleiding over dit vermogen te beschikken. Het geïntegreerde karakter van de competenties is om drie redenen belangrijk: a) De competenties vormen herkenbare onderdelen van de beroepspraktijk. b) Toetsing van deze competenties van de aios maakt duidelijk of het verantwoord is dat de aios zelfstandig het werkveld betreedt. c) Het onderwijs wordt nadrukkelijk afgestemd op de toekomstige werkpraktijk van de afgestudeerden. 3.2. Het model van het CCMS In 2003 presenteerde het Centraal College van Medische Specialisten (CCMS) een omschrijving van de algemene competenties van de medisch specialist. Deze algemene competenties, ondergebracht in een kaderbesluit, geven aan over welke beroepsvaardigheden de arts dient te beschikken. Tevens vormen ze het vertrekpunt voor de formulering van specifieke specialisme-gebonden competenties. De CCMS-lijst van algemene competenties biedt daarmee een kader, waarbinnen overeenkomsten en verschillen tussen de diverse specialistische opleidingen zichtbaar worden 7. Het CHVG hanteert ditzelfde model in de regelgeving met betrekking tot de opleidingen die destijds onder dit college ressorteerden. 3.3. De zeven competentiegebieden De competenties zijn ingedeeld in competentiegebieden. Deze indeling is gekozen om te komen tot een overzicht van begrijpelijke, toetsbare competenties. Er worden zeven competentiegebieden onderscheiden: 1. Medisch handelen 2. Communicatie 3. Samenwerking 4. Kennis en wetenschap 5. Maatschappelijk handelen 6. Organisatie 7. Professionaliteit 6 De competenties van de verpleeghuisarts/sociaal geriater. Utrecht: NVVA; oktober, 2004 7 De lijst van de CCMS is gebaseerd op een vergelijkbare lijst, die ontwikkeld is in Canada in het project CanMEDS 2000. Zie voor het CanMEDS 2000 project: Royal College of Physicians and Surgeons of Canada: www.rcpsc.medical.org 11 van 46

Het zal duidelijk zijn dat het competentiegebied van het medisch handelen centraal staat. De overige competenties zijn daarmee verbonden. In schema: 3.4. De competenties in het curriculum In bijlage 2 staan de omschrijvingen van de competenties, geordend per competentiegebied. De zeven competentiegebieden hebben een algemeen karakter, dat wil zeggen dat ze gelden voor alle medische disciplines. De vetgedrukte en genummerde competenties gelden voor de specialist ouderengeneeskunde en zijn globaal van karakter. De competenties zijn doorgenummerd om een zo eenvoudig mogelijke structuur te krijgen bij het gebruik in het onderwijs. 12 van 46

Hoofdstuk 4. Thema s in de opleiding tot specialist ouderengeneeskunde Om duidelijk te maken waar en wanneer wat geleerd kan worden, onderscheiden we in de opleiding zes thema s, die specifiek zijn voor het specialisme ouderengeneeskunde. Thema s zijn beschrijvingen van kenmerkende beroepssituaties. De competenties kunnen aan deze situaties gerelateerd worden. 4.1. Zes thema s De volgende thema s worden onderscheiden: 1. Acute zorg Acute zorg aan patiënten met chronische ziekten of met psychogeriatrische problematiek. Deze zorg kenmerkt zich door het handelen onder tijdsdruk, de noodzaak tot triage en het verlenen van crisisinterventie. 2. Chronische somatische zorg Medische zorg aan chronisch zieken en gehandicapten ongeacht waar de patiënt verblijft. 3. Revalidatie Het in een beperkt tijdsbestek behandelen van beperkingen en handicaps ten gevolge van acute of chronische aandoeningen of complicaties hiervan. De behandeling is gericht op functieherstel en kan klinisch of ambulant plaatsvinden. 4. Palliatieve zorg Integrale zorg aan patiënten in de laatste levensfase, gericht op ondersteuning van de patiënt en zijn naasten, met name door het verlichten van belastende symptomen. 5. Psychogeriatrische zorg in instellingen Medische zorg aan psychogeriatrische en gerontopsychiatrische patiënten die verblijven in instellingen. 6. Ambulante psychogeriatrische zorg De zorg aan psychogeriatrische/gerontopsychiatrische ambulante patiënten en hun naasten. De zorg kenmerkt zich door vroeg diagnostiek en (proces)begeleiding van het patiëntensysteem. 4.2. Uitwerking Van elk thema is aangegeven in welke periode van de opleiding hieraan gewerkt kan worden, welke competenties tot het betreffende thema gerekend kunnen worden en ook hoe deze competenties getoetst kunnen worden. Deze gegevens zijn overzichtelijk gerangschikt in een themakaart. De themakaarten zijn opgenomen in bijlage 3. De opleidingsperiodes waarin de competenties verworven kunnen worden, worden besproken in het volgende hoofdstuk. 13 van 46

14 van 46

Hoofdstuk 5. Het praktijkgedeelte van de opleiding De opleiding bestaat uit opleidingsperiodes, stages, cursorisch onderwijs en zelfstudie. De opleidingsperiodes en de stages komen hier ter sprake; het cursorisch onderwijs en de zelfstudie in hoofdstuk 6. 5.1. De opleidingsperiodes De werkplek speelt een grote rol in het leerproces van de aios. Hij brengt veel tijd door op het werk. Karakteristiek voor de opleidingsperiodes is dat werken en leren onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. De aios participeert in de werkzaamheden die door de artsen worden verricht. Bedrijfsmatig geformuleerd: de aios levert ook productie. Er dient hierbij gewaakt te worden dat de inspanningen, die nodig zijn om het werk klaar te krijgen verhinderen dat er voldoende tijd kan worden besteed aan georganiseerde leeractiviteiten zoals leergesprekken en voorbereidingen voor het cursorisch onderwijs. Vanuit een opleidingsperspectief ligt een opbouw van eenvoudig naar complex in de rede. De realiteit echter laat zich niet zo naar een dergelijke opbouw structureren. Er kunnen zich onverwachte situaties voordoen, waar de aios, die vanaf het begin als arts functioneert, geacht wordt handelend op te treden. Het werk richt zich uiteraard niet naar de onderwijsbehoeften en mogelijkheden, maar - omgekeerd - het onderwijs dient gebruik te maken van de leermogelijkheden van het werk. Dat betekent dat de mate van complexiteit van de werkzaamheden met name bepaald wordt door de afspraken die de opleider met de aios maakt en de mate van begeleiding die geboden wordt. In het begin richt men zich op eenvoudige, veelvoorkomende problemen. Tijdens de opleiding verschuift dit naar de meer complexe problematiek. Hierdoor wordt een geleidelijke groei naar zelfstandigheid in het functioneren als specialist ouderengeneeskunde mogelijk. De aios wordt in toenemende mate het volledige takenpakket van de specialist ouderengeneeskunde toevertrouwd. De hieraan verbonden verantwoordelijkheden van de opleider en de aios staan beschreven in het leerwerkplan. De opleider blijft eindverantwoordelijk voor de patiëntenzorg door de aios. 5.2. Vijf periodes De opleiding omvat twee opleidingsperiodes en drie stageperiodes. Een stageperiode is een deel van de opleiding dat plaatsvindt buiten het specialisme waartoe opgeleid wordt. De totale opleidingsduur bedraagt drie jaar. De afzonderlijke periodes worden op de volgende manier gedefinieerd: Opleidingsperiode Somatiek (duur minimaal 6 en maximaal 12 maanden) Is gericht op opgenomen patiënten met somatische aandoeningen, onder wie revalidatiepatiënten. In de opleidingsinrichting waar de opleidingsperiode Somatiek wordt doorgebracht, zijn in ieder geval de volgende disciplines of faciliteiten beschikbaar: verpleegkundige, maatschappelijk werkende, fysiotherapeut, ergotherapeut, logopedist, diëtist, activiteitenbegeleider, geestelijk verzorger, psycholoog, geneesmiddelenvoorziening. Opleidingsperiode Psychogeriatrie (duur minimaal 6 maanden en maximaal 12 maanden) Is gericht op opgenomen patiënten met psychogeriatrische aandoeningen. In de opleidingsinrichting waar de opleidingsperiode Psychogeriatrie wordt doorgebracht, zijn in ieder geval de volgende disciplines of faciliteiten beschikbaar: verpleegkundige, maatschappelijk werkende, fysiotherapeut, 15 van 46

ergotherapeut, logopedist, diëtist, activiteitenbegeleider, geestelijk verzorger, psycholoog, geneesmiddelenvoorziening. Stageperiode Ambulant (duur minimaal 6 maanden en maximaal 12 maanden) Is gericht op zelfstandig wonende ouderen en chronisch zieken met complexe problematiek. In de opleidingsinrichting waar de periode Ambulant wordt doorgebracht, zijn in ieder geval de volgende disciplines of faciliteiten beschikbaar: verpleegkundige, maatschappelijk werkende en psycholoog. Ziekenhuisstage (duur minimaal 3 maanden en maximaal 6 maanden) Deze stage vindt plaats op een afdeling interne geneeskunde, neurologie, klinische geriatrie of chirurgie/orthopedie. Deze stage kan alleen voltijds gevolgd worden. Keuzestage (duur minimaal 3 maanden en maximaal 9 maanden) Deze stage vindt plaats op een door de aios voorgestelde en door het hoofd van het opleidingsinstituut goedgekeurde stageplaats. De keuzestage heeft tot doel om de aios de gelegenheid te geven om zijn competenties te verdiepen op een onderdeel van het vakgebied. Voorbeelden van keuzestageplaatsen zijn: wetenschappelijk onderzoek, hospice, revalidatiecentrum of een huisartspraktijk met ouderenzorg. 5.3. Opleidingsschema Een opleidingsschema kan er als volgt uitzien: Er zijn beperkingen: men volgt geen stage in de eerste drie maanden logistieke mogelijkheden van de instellingen kunnen beperkingen met zich mee brengen. Door de variatiemogelijkheden ontstaat maximale flexibiliteit voor de opleidings- en stageinrichtingen. Daarnaast is een zekere mix van verschillende patiëntengroepen ook gewenst, omdat dit de realiteit van het dagelijks werk van de specialist ouderengeneeskunde reflecteert. De opleidingsinrichtingen die de praktische opleiding aanbieden zijn zeer divers georganiseerd. Het aanbieden van een leerwerkplek vraagt goede planning, maar ook improvisatie, rekening houdend met de mogelijkheid om met een persoonlijk opleidingsplan voor de aios te gaan werken. De opleidingsinrichtingen beschrijven dit in een leerwerkplan. Landelijk voorgeschreven modellen voor het maken van een leerwerkplan (respectievelijk voor de periode Somatiek en/of Psychogeriatrie, Stage Ambulant, Stage Ziekenhuis, Keuzestage) zijn te downloaden via de website van de VOSON. Een opleidinggsschema dan wel opleidingsroute in de praktijk kan per aios en per regio variëren. Opleidingsperiodes kunnen na elkaar plaatsvinden of parallel lopen. In het laatste geval wordt de periode naar rato verlengd. Als bijvoorbeeld de periodes Somatiek en Psychogeriatrie tegelijk worden 16 van 46

gevolgd, duren beide periodes 18 maanden voltijds. Ook kunnen de opleidingsperiodes onderbroken plaatsvinden, zoals bijvoorbeeld een jaar Somatiek en Psychogeriatrie gecombineerd, aangevuld met zes maanden dezelfde combinatie aan het einde van de opleiding. De VOSON hanteert daarbij enkele uitgangspunten en voorkeuren: De eerste drie maanden van de opleiding vinden verplicht aaneengesloten plaats in het verpleeghuis. In deze periode wordt immers het individueel opleidingsplan en opleidingsschema opgesteld met de daarbij horende leerdoelen. Deze periode is nodig om de aios en de opleider goed zicht te geven op de reeds aanwezige en te ontwikkelen competenties. Dit is de basis voor de verdere opleiding. Waar mogelijk verdient het aanbeveling om in de eerste 12 maanden te kiezen voor een gecombineerde opleidingsperiode Somatiek en Psychogeriatrie. In dat geval kan de laatste opleidingsperiode wederom in deze combinatie plaatsvinden. Tijdens deze laatste periode kan er een andere opleider (al dan niet in een andere opleidingsinstelling) zijn dan in de eerste periode. Een model IOS met invulschema en voorbeelden van voorkeursscenario s is te downloaden via de website van de VOSON. Hier is ook de procedure voor het vaststellen van een individueel opleidingsschema na te lezen. 5.4. Het opstellen van IOP en IOS Het individueel opleidingsplan (IOP) is een uitwerking van het opleidingsplan op individueel niveau, dat aangeeft op welke wijze de competenties kunnen worden bereikt. Het individueel opleidingsschema (IOS) is een binnen het opleidingsplan passend overzicht van beginen einddatum, de volgorde en de locaties van (onderdelen van) de opleiding van de aios. Routekaart Bij aanvang van de opleiding stelt de aios in samenspraak met de opleider en instituutsdocent een voorlopig IOS en IOP op. Enerzijds kan de aios hierbij uitgaan van zijn leerwensen en specifieke belangstelling voor bepaalde aandachtsvelden van het vak, anderzijds dient de aios rekening te houden met de eisen zoals die gesteld zijn in het opleidingsplan en de logistieke mogelijkheden en beperkingen van leerwerkplekken en stageplaatsen. Het IOS is daarmee de routekaart met een planning van het opleidingstraject. Na drie maanden wordt het IOS door het hoofd vastgesteld, inclusief de eventuele vrijstellingen en deeltijdfactor. Docent-coach Iedere aios heeft een persoonlijke docent-coach. Dit is een van de docenten van de jaargroep. De docent begeleidt de aios bij diens leerproces in het algemeen en bij het opstellen en bijstellen van zijn IOP en IOS. De coach treedt op als adviseur van het hoofd bij het vaststellen en wijzigen ervan. 5.5. De opleiding in deeltijd en vrijstelling Deeltijd De opleiding kan ook in deeltijd gevolgd worden en beslaat dan ten minste de helft van een voltijdse aanstelling. 17 van 46

Daarbij geldt dat de praktijkopleiding over ten minste drie dagen verspreid dient te zijn. De volgende onderdelen van de opleiding kunnen aan de VOSON niet in deeltijd worden gevolgd: de introductiedagen, de supervisie, de klinische stage en het cursorisch onderwijs. Bij een opleiding in deeltijd worden de daarvoor in aanmerking komende onderdelen van de opleiding naar rato verlengd. Deze aanpassingen worden vastgelegd in het opleidingsschema en individueel opleidingsplan. Vrijstelling De mogelijke vrijstellingen voor aios staan beschreven in het Kaderbesluit B.11 en Besluit specialisme ouderengeneeskunde, titel II: artikel B.4. Aanvraagformulieren voor vrijstelling opleidingsperiode of stage inclusief een toelichting zijn te downloaden via de website van de VOSON. 5.6. Eisen voor de verschillende periodes Aantallen patiënten Per periode wordt de aios geacht een minimaal aantal patiënten te behandelen. Hiermee wordt een voldoende spreiding in het aantal ziektebeelden beoogd, waarbij zowel de opname/ intake goed verricht moet kunnen worden als de continue zorg of ambulante behandeling. Daarnaast wordt enerzijds voorkomen dat de arts in opleiding te zwaar belast wordt en er voldoende tijd en energie voor het leren overblijft en anderzijds beoordeeld of de vereiste workload van de specialist ouderengeneeskunde gehaald wordt. Als richtlijn dienen de volgende aantallen: Periode Somatiek : de aios heeft de medische zorg voor minimaal 50 en maximaal 80 patiënten, waaronder minimaal 15 revalidanten, uitgaande van een voltijdse aanstelling. Periode Psychogeriatrie: de aios heeft de medische zorg voor minimaal 60 en maximaal 80 patiënten; eveneens uitgaande van een voltijdse aanstelling. Voor beide periodes geldt dat de aios voor minimaal 75% van de patiënten in de rol van hoofdbehandelaar de medische zorg verricht. Periode Ambulant: de aios ziet in totaal minimaal 65 nieuwe patiënten en behandelt in deze periode minimaal 100 patiënten. Diensten De aios neemt gedurende de opleiding deel aan minimaal 300 uur avond-, nacht- en weekenddiensten, of naar rato minder indien de aios een of meer vrijstellingen heeft. Overige eisen voor de verschillende periodes Naast de aantallen is het van belang vast te leggen dat de aios gedurende de verschillende periodes ervaring opdoet met: de verschillende rollen: hoofdbehandelaar, medebehandelaar en consulent; de verschillende fasen in het zorgproces (diagnostiek, probleeminventarisatie, 24-uurs medische zorg, revalidatie, ontslag, nazorg, terminale zorg); de meest voorkomende ziektebeelden; de meest voorkomende medische verrichtingen. 18 van 46