Verklarende tekst bij kaartbladen 23

Vergelijkbare documenten
BIOLOGISCHE WAARDERINGSKAART VERSIE 2. Toelichting bij de kaartbladen 23

BIOLOGISCHE WAARDERINGSKAART VERSIE 2. Toelichting bij de kaartbladen 16

BIOLOGISCHE WAARDERINGSKAART VERSIE 2. Toelichting bij de kaartbladen

BIOLOGISCHE WAARDERINGSKAART VERSIE 2. Toelichting bij de kaartbladen 15

BIOLOGISCHE WAARDERINGSKAART VERSIE 2. Toelichting bij de kaartbladen

7.2 Bijlage 2: bijlagen bij de habitats

Denewet, L. (2001). Voorstel tot bescherming van het pompmolentje Casier te Waregem. Molenzorg- Molenecho s 29(1): 6-8.

De biologische waarderingskaart en habitatkaart. Natuurmanagement: kaartmateriaal, BWK en Habitatkaart

De biologische waarderingskaart en habitatkaart. Natuurmanagement: kaartmateriaal

inbo Biologische Waarderingskaart Vriens, L., Van Hove, M., Paelinckx, D. & Heirman, J. Verklarende tekst bij kaartbladen 15 INBO.R.2006.

Advies over de toegekende bemestingsklassen in het gewestelijk RUP Zwinpolders in uitvoering van het Mestdecreet

Aanvulling bij het advies betreffende de indicatieve situering van historisch permanente graslanden in de landbouwstreek Polders

Validatie van de door de VLM opgemaakte attesten in het kader van bestemmingswijzigingen in ruimtelijke uitvoeringsplannen

Advies over de biologische waarde van enkele percelen tussen de Beeldekensgatstraat, de Achterstraat en de Tervuursesteenweg in Tervuren

Daarnaast zijn er verschillende, versnipperde groenzones, bossen, waarvan de Markettebossen het dichtst gelegen zijn naast het kasteelpark.

13/ / Informatief deel

1.1. Vilvoorde. Machelen. Brussel. Legenda. Projectgebied. Gemeentegrenzen Meters. Titel: Situering projectgebied.

Advies over de toegekende bemestingsklassen in het gewestelijk RUP Volvo Trucks Gent wijziging deelplan 18 in uitvoering van het Mestdecreet

Advies over de toegekende bemestingsklassen in het gewestelijk RUP Poelberg - Meikensbossen in uitvoering van het Mestdecreet

BIOLOGISCHE WAARDERINGSKAART. Toelichting bij de kaartbladen 31-39

Advies betreffende de toegekende bemestingsklassen in het gewestelijk RUP Erfgoedlandschap Abdij van Westmalle in uitvoering van het Mestdecreet

Analyse van een aantal eenheden van de Biologische waarderingskaart

Actualisatie van de Biologische Waarderingskaart en Natura 2000 Habitatkaart in Mol-Postel

Advies betreffende de toegekende bemestingsklassen in het gewestelijk RUP Herstructurering Vissenakker en omgeving in uitvoering van het Mestdecreet

Actualisatie van de Biologische Waarderingskaart en Natura 2000 Habitatkaart van enkele percelen in Lommel

VINCENT GAGELMANS LANDSCHAPSARCHITECT. grafisch vormgever. Kipdorp 46/ Antwerpen

PlanMer Regenboogstadion Waregem Situering plangebied op macroschaal Legende

Verklarende tekst bij kaartbladen

BIOLOGISCHE WAARDERINGSKAART VERSIE 2. Toelichting bij de kaartbladen 29-37

Aandeel Natura 2000-habitat in Vogel- en Habitatrichtlijngebieden beheerd in functie van het behalen van de instandhoudingsdoelen

Advies betreffende de opheffing van het bouwverbod op twee percelen gelegen binnen beschermd duingebied te Bredene

categorisering van wegen vanuit de planningscontext

Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan AFBAKENING VAN HET STRUCTUURONDERSTEUNEND KLEINSTEDELIJK GEBIED KNOKKE-HEIST

Ministerieel besluit houdende de uitbreiding van het erkend natuurreservaat Heidebos (nr. E-147)

NATUURPUNT MALDEGEM-KNESSELARE nominatie Groene Pluim 2014

Legende Gemeentegrens

VERSTEDELIJKT GEBIED ZANDLEEMGEBIED SCHELDE - DURME. afbakening stedelijk gebied sint-niklaas rivier- of beekvallei

Actualisatie van de Biologische Waarderingskaart en Natura 2000 Habitatkaart i.h.k.v. het GRUP 'Uitbreiding transportbedrijf H.

situering op de topokaart

Mol. Geel. Plan-MER PRUP Regionale ontsluiting Geel

Bestaande Ruimtelijke Structuur op Macroschaal Synthese

Voorstel van resolutie. betreffende het behoud van de poldergraslanden en de andere historische permanente graslanden

Biologische Waarderingskaart, versie 2

BRIEFADVIES. van 19 januari over de erkenningsaanvraag van het natuurreservaat Duivenbos te Herzele (Oost-Vlaanderen)

BRIEFADVIES. van 19 januari 2012

NATUURVERGUNNINGSAANVRAAG

Verklarende tekst bij kaartbladen Texte explicatif des feuilles 31-39

inbo Biologische Waarderingskaart, versie 2. Kaartbladen De Saeger, S., Demolder, H. & Paelinckx, D. INBO.R

Legende. PlanMer PRUP afbakening KSG Waregem. Ontwerp afbakeningslijn en aanduiding programmaelementen. d'hooie uitbr.

Verklarende tekst bij kaartbladen 19-20

Bijlage. Bijlage 1: Kaarten

natuur in Gent monitoring

Halle, Duezstraat Proefsleuvenonderzoek

Afbakening kleinstedelijk gebied Lokeren PROVINCIAAL RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN DEELRUP E17-1 GRAFISCH PLAN - KAARTENBUNDEL JUNI 2012 NOVEMBER 2015

RAAP België - Rapport 027 Rupelmonde Kleine Gaanweg, aanleg visvijver (gemeente Kruibeke)

VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE REGERING,

Briefadvies. Malde. Datum

Erkenning natuurreservaat Rothoek-Kwarekken Erkenning van het privaat natuurreservaat E-211 Rothoek-Kwarekken te Westerlo (Antwerpen) 21 juni 2012

8.3 De bestaande ruimtelijke structuur

Historisch permanent grasland anno 2013 in de landbouwstreek Polders

1000 Brussel. Erkenning van het natuurreservaat E-417 Fort van Walem te Mechelen en Sint-Katelijne-Waver (Antwerpen)

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 25 januari 2014 betreffende het onroerend erfgoed;

BIOLOGISCHE WAARDERINGSKAART VERSIE 2. Toelichting bij de kaartbladen 22

Inventarisatie van ecologische waarden van het agrarisch natuurbeheer in Zeeland juni 2014

Natuurwaarden versterkt rond surfplas, woonwijk en bedrijventerrein

4)' 00. Vlaamse Regering ~~ >>J.n. Ministerieel besluit tot definitieve aanduiding van de ankerplaats De Zegge te Geel

Vergelijkende GIS-analyse van de oppervlakte in landbouwgebruik in Vlaanderen, zoals weergegeven op de kaarten van de Boerenbond

Kaartenreeks 5: Beleid open ruimte

Overzicht adviezen planmer-screening RUP Zonevreemde sportterreinen te Erpe-Mere (OHPL0840)

Bureauonderzoek natuurwaarden wijzigingsplan Boekenrode

RUP Klaverblad Zuid-Oost Gemeente Lummen Kaart 1 Situering

Kartering van Natura2000-habitats op onbebouwde percelen van een verkaveling in het Kluisbos (Kluisbergen)

grens RUP Liggingsplan MER-screening KAPELLE-OP-DEN-BOS RUP Oxdonk

2.4 Transport. Figuur 21 : Dichtheid van de drie types vee op het niveau van de clusters

Aanwezigheid van habitattype 7140 overgangs- en trilveen in de Vallei van de Bosbeek

Concrete begrenzing EHS en GHS in het plangebied Voorste Stroom te Tilburg

VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE REGERING,

Polderstudiedag. 15 november 2014

opmaak gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan gasthuisvelden-donderheide

Een vegetatieopname maken 6 Een flora-inventarisatie uitvoeren 9 Een natuurtoets uitvoeren 11

6 PROTOTYPE E.BOLA RESULTATEN (SELECTIE)

Art. 14. Art. 15. Art. 16.

Biologische Waarderingskaart, versie 2

Handleiding natuurbeheerplan DEEL 2 Inventaris

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20;

REGIONALE LANDSCHAPPEN

Kaart 36: plangebied en omgeving grondwaterstromingsgevoelige gebieden Kaart 37: plangebied en omgeving infiltratiegevoelige gebieden Kaart 38:

Compensatieplan Meerdink

BRIEFADVIES. 19 april 2012

Aanvullende nota bij het plan-mer ruilverkaveling Schelde-Leie

Quick scan ecologie. Mientweg 5 & 29 te Lutjewinkel

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

inbo Biologische Waarderingskaart, versie 2. Kaartbladen 1-7. Bosch, H., Van Hove, M., De Saeger, S. & Paelinckx, D. INBO.R

12 Conceptuele benadering van de ruimtelijke structuur

MINISTERIEEL BESLUIT HOUDENDE DEFINITIEVE BESCHERMING ALS LANDSCHAP

Advies over de aanduiding als Speciale Beschermingszone van het gebied Keiheuvel te Balen

Bioterra nv Nijverheidslaan OPGLABBEEK

Briefadvies. Netevallei. Datum

Actualisatie van de Biologische Waarderingskaart en Natura 2000 Habitatkaart te Emblem

Transcriptie:

BIOLOGISCHE WAARDERINGSKAART Verklarende tekst bij kaartbladen 23 De Saeger, S., Delafaille, S., Heirman, J. & Paelinckx, D.

Wijze van citeren (zowel kaarten als tekst):: De Saeger, S., Delafaille, S., Heirman, J. & Paelinckx, D., 2000. Biologische waarderingskaart, versie 2, kaartbladen 23.. Brussel. 128 pp. + 16 kaartbladen. Colofon Samenstelling Wetenschappelijke Instelling van de Vlaamse Gemeenschap Verantwoordelijk uitgever Desiré Paelinckx en Eckhart Kuijken Depotnummer : D/1998/3241/195 ISBN: 90-403-0091-7 Opmaak en Druk Enschedé-Van Muysewinkel 2000,, Brussel Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Kliniekstraat 25, B-1070 Brussel. E-mail: bwk@instnat.be Internet: http://www.instnat.be Tel. 02/558.18.11 Fax 02/558.18.05

BIOLOGISCHE WAARDERINGSKAART Verklarende tekst bij kaartbladen 23 De Saeger, S., Delafaille, S., Heirman, J. & Paelinckx, D. Mededelingen van het 13 Brussel In opdracht van de Vlaamse regering en de Vlaamse Landmaatschappij, Mestbank.

BIOLOGISCHE WAARDERINGSKAART Verklarende tekst bij kaartbladen 23

Inhoudsopgave Inhoudsopgave VOORWOORD........................................................................... 7 SAMENVATTING.......................................................................... 9 1. Inleiding 1.1 Situering........................................................................... 11 1.2 Bewoning en verkeersassen............................................................. 11 1.3 Tekst en terreinopname................................................................ 12 1.4 Karteringseenheden, evaluatie........................................................... 13 1.5 Digitaal bestand..................................................................... 16 2. Indeling in gebieden en synthese van hun belangrijkste kenmerken................................... 17 3. Grote rivieren en alluviale vlakten (I)......................................................... 25 3.1 Geologie........................................................................... 26 3.2 Geomorfologie...................................................................... 28 3.3 Hydrologie en hydrografie.............................................................. 29 3.4 Pedologie.......................................................................... 30 3.5 Landschapsbeschrijving aan de hand van cultuurhistorische invloeden............................. 31 3.5.1 Schelde-alluvium................................................................ 31 3.5.2 Rupel-, Dijle- en Zenne-alluvium..................................................... 33 3.5.3 Netevallei...................................................................... 33 3.6 Algemene biologische typering.......................................................... 34 3.6.1 De grote rivieren................................................................. 34 3.6.2 Het alluvium.................................................................... 34 3.7 Gebiedsbespreking................................................................... 35 3.7.1 Gebied 1: Het zoetwatergetijdegebied................................................. 35 3.7.2 Gebied 2: Sint-Onolfspolder en Grembergse polder....................................... 36 3.7.3 Gebied 3: De Vlassenbroekse polder.................................................. 36 3.7.4 Gebied 4: De polder van Moerzeke-Kastel.............................................. 37 3.7.5 Gebied 5: De polder te Sint-Amands.................................................. 37 3.7.6 Gebied 6: De polders ten noorden van Branst........................................... 37 3.7.7 Gebied 7: Westelijke deel van het Rupel-alluvium........................................ 38 3.7.8 Gebied 8: Omgeving van Broek de Naeyer en Blaasveldbroek............................... 38 3.7.9 Gebied 9: Het kleinschalig landbouwgebied rond Heindonk................................. 40 3.7.10 Gebied 10: Samenvloeiingsgebied Zenne-Dijle-Nete..................................... 41 3.7.11 Gebied 11: Zenne-alluvium ten noorden van Zemst en Hofstade............................. 42 3.7.12 Gebied 12: Zenne-alluvium rondom Weerde........................................... 43 3.7.13 Gebied 13: Dorent-Nelebroek...................................................... 43 3.7.14 Gebied 14: Dijle-alluvium ten zuidwesten van Mechelen.................................. 44 3.7.15 Gebied 15: Het Nete-alluvium...................................................... 45 3.7.16 Gebied 16: Alluvium van de Dender................................................. 46 3.8 Globale evaluatie en bescherming........................................................ 47 4. Land van Boom (II)....................................................................... 51 4.1 Geologie........................................................................... 51 4.2 Geomorfologie...................................................................... 52 4.3 Hydrologie en hydrografie.............................................................. 52 4.4 Pedologie.......................................................................... 52 4.5 Landschapsbeschrijving aan de hand van cultuurhistorische invloeden............................. 52 4.6 Algemene biologische typering.......................................................... 53 4.6.1 Zuidwestelijk kleigroevenlandschap................................................... 53 4.6.2 Verstedelijkt agrarisch landschap..................................................... 53 4.7 Gebiedsbespreking................................................................... 54 4.7.1 Gebied 17: Zuidwestelijk kleigroevenlandschap.......................................... 54 4.7.2 Gebied 18: Relicten in het verstedelijkt agrarisch landschap................................. 54 4.8 Globale evaluatie en bescherming........................................................ 55 BIOLOGISCHE WAARDERINGSKAART Verklarende tekst bij kaartbladen 23 3

Inhoudsopgave 5. Land van Heist en Keerbergen (III)........................................................... 57 5.1 Geologie........................................................................... 57 5.2 Geomorfologie...................................................................... 57 5.3 Hydrologie en hydrografie.............................................................. 58 5.4 Pedologie.......................................................................... 58 5.5 Landschapsbeschrijving aan de hand van cultuurhistorische invloeden............................. 58 5.6 Algemene biologische typering.......................................................... 59 5.6.1 Land van Heist.................................................................. 59 5.6.2 Land van Keerbergen.............................................................. 59 5.7 Gebiedsbespreking................................................................... 60 5.7.1 Gebied 19: Relicten in het Land van Heist.............................................. 60 5.7.2 Gebied 20: De vallei van de Bruine beek............................................... 60 5.8 Globale evaluatie en bescherming........................................................ 61 6. Zandig Binnen-Vlaanderen (IV).............................................................. 63 6.1 Geologie........................................................................... 64 6.2 Geomorfologie...................................................................... 64 6.3 Hydrologie en hydrografie.............................................................. 65 6.4 Pedologie.......................................................................... 65 6.5 Landschapsbeschrijving aan de hand van cultuurhistorische invloeden............................. 66 6.5.1 Algemeen...................................................................... 66 6.5.2 Vlaamse vallei................................................................... 67 6.5.3 Zandig Klein-Brabant............................................................. 67 6.5.4 Het Zandig Zenne-Dijle-interfluvium.................................................. 67 6.6 Algemene biologische typering.......................................................... 68 6.6.1 Vlaamse vallei................................................................... 68 6.6.2 Zandig Klein-Brabant............................................................. 69 6.6.3 Het Zandig Zenne-Dijle-interfluvium.................................................. 70 6.7 Gebiedsbespreking................................................................... 70 6.7.1 Gebied 21: Relicten in het Lokers houtland............................................. 70 6.7.2 Gebied 22: De stuifzandrug en Pandgatheide............................................ 70 6.7.3 Gebied 23: Bornem, omgeving Barelstraat.............................................. 71 6.7.4 Gebied 24: Valleien van de Vliet, Grote en (Kleine) Molenbeek............................... 72 6.7.5 Gebied 25: Het Moer te Bornem..................................................... 73 6.7.6 Gebied 26: Het Moer te Kalfort...................................................... 74 6.7.7 Gebied 27: Bossencomplex Lippelo-Groenhof-Kruisheide-Winterpoel.......................... 74 6.7.8 Gebied 28: Het Poelbos te Lebbeke................................................... 75 6.7.9 Gebied 29: Domeinen en bossen in het Zandig Zenne-Dijle-interfluvium....................... 75 6.8 Globale evaluatie en bescherming........................................................ 77 6.8.1 Vlaamse vallei................................................................... 77 6.8.2 Zandig Klein-Brabant............................................................. 77 6.8.3 Het Zandig Zenne-Dijle-interfluvium.................................................. 77 7. Zandlemig Klein-Brabant (V)................................................................ 79 7.1 Geologie........................................................................... 80 7.2 Geomorfologie...................................................................... 80 7.3 Hydrologie en hydrografie.............................................................. 81 7.4 Pedologie.......................................................................... 81 7.5 Landschapsbeschrijving aan de hand van cultuurhistorische invloeden............................. 81 7.5.1 De streek tussen Aalst en Merchtem................................................... 81 7.5.2 De streek tussen Merchtem en Zemst.................................................. 82 7.6 Algemene biologische typering.......................................................... 82 7.7 Gebiedsbespreking................................................................... 82 7.7.1 Gebied 30: Relicten te Hanaarden.................................................... 82 7.7.2 Gebied 31: Bosfragmenten in de driehoek Houtem-Eerdegem-Klaarhaag........................ 83 7.7.3 Gebied 32: Vallei van de Molenbeek ten zuiden van Moorsel................................ 83 7.7.4 Gebied 33: Het Kluisbos........................................................... 84 7.7.5 Gebied 34: Dokkenebos, Trot en Nanovebos............................................ 85 7.7.6 Gebied 35: Vallei van de Brabantse beek............................................... 85 7.7.7 Gebied 36: Buggenhoutbos......................................................... 85 4 BIOLOGISCHE WAARDERINGSKAART Verklarende tekst bij kaartbladen 23

Inhoudsopgave 7.7.8 Gebied 37: Vallei van de Grote Molenbeek tussen Merchtem en Steenhuffel..................... 86 7.7.9 Gebied 38: De vallei van de (Kleine) Molenbeek tussen Wolvertem en Londerzeel................. 86 7.7.10 Gebied 39: Neromhof............................................................ 86 7.7.11 Gebied 40: Vallei van de Birrebeek.................................................. 87 7.7.12 Gebied 41: Vallei van de Grote Buisbeek (Driebosbeek) en Gravenbos........................ 87 7.7.13 Gebied 42: Vallei van de Kleine Buisbeek en Meiskensbeek................................ 87 7.7.14 Gebied 43: Vallei van de Leibeek of Lintbeek........................................... 88 7.7.15 Gebied 44: 't Bos van Aa en Willebroekse vaart......................................... 88 7.7.16 Gebied 45: Vallei van de Laarbeek ter hoogte van Kollinten................................ 89 7.7.17 Gebied 46: Het Kattemeuterbos..................................................... 89 7.7.18 Gebied 47: Lareveld-Wormelaar.................................................... 89 7.8 Globale evaluatie en bescherming........................................................ 90 8. Lemig Binnen-Vlaanderen: cuesta van Asse (VI).................................................. 91 8.1 Geologie........................................................................... 92 8.2 Geomorfologie...................................................................... 92 8.3 Hydrologie en hydrografie.............................................................. 92 8.4 Pedologie.......................................................................... 93 8.5 Landschapsbeschrijving aan de hand van cultuurhistorische invloeden............................. 94 8.6 Algemene biologische typering.......................................................... 94 8.7 Gebiedsbespreking................................................................... 94 8.7.1 Gebied 32: Vallei van de Molenbeek ten zuiden van Moorsel................................ 94 8.7.2 Gebied 48: Kravaalbos en Herenbos.................................................. 94 8.7.3 Gebied 49: Waardevolle bosrestanten in de omgeving van Mollem............................ 95 8.7.4 Gebied 50: Bovenloop van de Nobroeck of de Grote Molenbeek............................. 96 8.7.5 Gebied 51: Bovenloop (Kleine) Molenbeek............................................. 96 8.7.6 Gebied 52: Vallei van de Meise-Molenbeek en de Maalbeek................................. 97 8.7.7 Gebied 53: Kasteel van Bever en Beverbos.............................................. 98 8.7.8 Gebied 54: Vallei van de Tangebeek................................................... 98 8.8 Globale evaluatie en bescherming........................................................ 99 9. Beneden Dijleland (VII)................................................................... 101 9.1 Geologie........................................................................... 101 9.2 Geomorfologie...................................................................... 102 9.3 Hydrologie en hydrografie.............................................................. 102 9.4 Pedologie.......................................................................... 102 9.5 Landschapsbeschrijving aan de hand van cultuurhistorische invloeden............................. 102 9.6 Algemene biologische typering.......................................................... 102 9.7 Gebiedsbespreking................................................................... 103 9.7.1 Gebied 55: De bossen van het verzamelbekken van de Barebeek............................. 103 9.7.2 Gebied 56: Steentjesbos........................................................... 105 9.7.3 Gebied 57: Torfbroek.............................................................. 105 9.8 Globale evaluatie en bescherming........................................................ 105 10. Literatuur- en documentatielijst............................................................ 107 Bijlage 1: Soortenlijst van de vermelde flora...................................................... 115 Bijlage 2: Soortenlijst van de vermelde fauna...................................................... 121 Index.................................................................................. 125 BIOLOGISCHE WAARDERINGSKAART Verklarende tekst bij kaartbladen 23 5

Inhoudsopgave 6 BIOLOGISCHE WAARDERINGSKAART Verklarende tekst bij kaartbladen 23

Voorwoord Voorwoord Het project "Biologische Waarderingskaart van België" (BWK) startte in 1978 als een nationaal project onder de bevoegdheid van het toenmalige Ministerie van Volksgezondheid en Leefmilieu. Het onderzoek gebeurde met de medewerking van een tiental wetenschappelijke centra. De coördinatie berustte bij het Instituut voor Hygiëne en Epidemiologie. Dit nationale project werd beëindigd in 1986, op een ogenblik dat het veldwerk nagenoeg was afgerond en ongeveer de helft van de kaarten waren gepubliceerd. Voor het Vlaamse Gewest heeft sindsdien het de werkzaamheden rond de Biologische Waarderingskaart verder gezet. Eerst gebeurde dit door contractuele overeenkomsten met de vroegere karteercentra, die de ontwerpen van kaarten en teksten praktisch volledig afwerkten. Sinds 1990 werd aan het een "cel Biologische Waarderingskaart" toegevoegd. Een belangrijke taakstelling van deze cel is, naast het drukklaar maken van de documenten, de opbouw van een digitale databank in functie van de verdere publicatie en het wetenschappelijk onderzoek. Met de officiële overdracht van het nationale project naar de gewesten in het voorjaar van 1993 kon de publicatie van de resterende kaartblokken hervat worden. Door deze lange tijdsspanne tussen terreinopnamen en publicatie zijn de toenmalige kaarten en teksten ongetwijfeld vatbaar voor aanvullingen en verbeteringen. Gezien het toenemend belang en gebruik van de BWK (zowel kaarten als karteringseenheden) in kringen van natuurbehoud, ruimtelijke planning en milieubeleid, werd besloten een grondige actualisatie van de kaarten door te voeren. In 1997 en 1998 kon de tweede versie van de Biologische Waarderingskaart gerealiseerd worden dankzij een opdracht van de Vlaamse regering via de Vlaamse Landmaatschappij, Mestbank. Sinds 1999 is met kredieten van de Vlaamse Gemeenschap een groep contractuele medewerkers aan het toegevoegd. Hoewel bij de opmaak van de BWK, versie 2, belangrijke methodologische aanpassingen zijn doorgevoerd, blijven de hoofdkenmerken van de vorige versie behouden. Hierdoor behouden de kaarten hun belang als uniform referentiekader voor geheel Vlaanderen. De bruikbaarheid van de nieuwe versie zal voor meer gedetailleerde karteringen en projecten een duidelijke meerwaarde betekenen.. Prof. dr. E. Kuijken Algemeen directeur BIOLOGISCHE WAARDERINGSKAART Verklarende tekst bij kaartbladen 23 7

Voorwoord 8 BIOLOGISCHE WAARDERINGSKAART Verklarende tekst bij kaartbladen 23

Samenvatting Samenvatting Op basis van de landschapsvormende factoren (klimaat, geologie, geomorfologie, hydrologie, pedologie, biotisch milieu en bodemgebruik) werd een indeling in landschappelijk min of meer homogene gebieden gemaakt. De grote alluvia werden hierbij tezamen genomen vanwege hun grote onderlinge landschapsecologische overeenkomst. Tezamen met Zandig Binnen-Vlaanderen zijn zij opgebouwd uit een dik pak fluviatiele zanden en grinden (opvulling van de Vlaamse vallei). De bodems van de alluvia bestaan uit quartaire, profielloze alluviale kleiige tot lemige bodems. Het reliëf is er vlak. De interfluvia zijn alle bedekt met een dekmantel, die in het noorden zandig is (Zandig Binnen-Vlaanderen, Land van Heist en Keerbergen), in het centrale deel zandlemig (Zandlemig Klein-Brabant, Beneden Dijleland) en in het zuidwesten lemig (Lemig Binnen-Vlaanderen). Ten zuiden van het Vlaamse valleigebied bestaat het tertiaire substraat uit eocene zanden en kleien. De kleilagen (klei van Asse) hebben een belangrijke invloed op het reliëf, waardoor het landschap naar het zuiden toe golvend tot zelfs heuvelig wordt. In het Land van Boom bestaat het tertiair substraat uit de klei van Boom, met een cuesta- en ontginningslandschap als gevolg, en uit miocene zanden. De verschillen in abiotisch milieu hebben een belangrijke invloed op het biotisch milieu en op het occupatiepatroon. Zo bevatten de polders en uiterwaarden van de grote rivieren (gebied I) vooral waterrijke levensgemeenschappen. Het agrarische gebruik is er grotendeels beperkt tot graslandcultuur. Bewoning is er schaars. Het landschap is er eerder gesloten door de vele populierenaanplanten. Het minder intensieve gebruik en het waterrijke karakter maken van de valleien natuurrijke linten met een zeer hoge floristische, vegetatiekundige en faunistische diversiteit. De faunistische waarde wordt nog vergroot door het feit dat deze groene linten fungeren als migratieroutes voor plant en dier (o.a. vogeltrekroutes).vele van de biologisch waardevolle tot zeer waardevolle gebieden bevinden zich dan ook in de valleien. Het is niet toevallig dat voor een deel van deze alluvia het inrichten van een natuurpark is voorgesteld, dat het gebied als ecologisch impulsgebied werd aangeduid, dat een deel is opgenomen als speciale beschermingszone voor het behoud van de vogelstand en dat het volledige zoetwatergetijdegebied is opgenomen in een voorstel tot afbakening als habitatrichtlijngebied. Het hier besproken deel van het Land van Boom (gebied II) is enerzijds gekenmerkt door een kleiputtenlandschap, met talrijke biologische potenties, en anderzijds door een land- en tuinbouwlandschap. Het Land van Keerbergen en Heist (gebied III) sluit landschappelijk aan bij de Kempen. Belangrijke natuurrijke omgevingen zijn hier vooral aanwezig op de stuifzandrug van Bonheiden en in de overgang naar de Dijle- en Netevallei. Zandig Binnen-Vlaanderen (gebied IV) bestaat overwegend uit een agrarisch landschap. Vooral in Klein-Brabant s.s. (streek Bornem-Puurs) zijn de talrijke bomenrijen en houtkanten typerend, evenals de tuinbouw in openlucht. Biologisch belangrijke tot zeer belangrijke zones bestaan hier vooral uit een aantal beekvalleien en natte depressies, uit grote en kleinere loofboscomplexen met hun omgeving en uit een stuifduingebied met o.a. heischrale graslanden. Ten zuiden van Mechelen zijn de oude naaldhoutaanplanten op podzolen (Schiplakenbos) en de plassen en aanpalende bossen van het Domein van Hofstade van belang. In nagenoeg geheel Zandlemig Klein-Brabant (gebied V) en Lemig Binnen-Vlaanderen (gebied VI) is de bewoning relatief dicht. Het agrarisch bodemgebruik in de resterende open ruimte is erg intensief. Een aantal min of meer omvangrijke gebieden, vooral bossen en beekvalleien bevatten nog belangrijke biologische waarden. Ook in het hier besproken deel van het Beneden Dijleland (gebied VII) is de bewoning relatief dicht. Ondanks de sterke verstedelijkingsdruk en het intensief bodemgebuik, is dit gebied toch nog relatief rijk aan natuur, in het bijzonder aan oude bosgebieden. Deze bosgebieden kunnen door hun specifieke soortensamenstelling tot de beter ontwikkelde in Vlaanderen gerekend worden. BIOLOGISCHE WAARDERINGSKAART Verklarende tekst bij kaartbladen 23 9

Samenvatting 10 BIOLOGISCHE WAARDERINGSKAART Verklarende tekst bij kaartbladen 23

1 Inleiding 1.1 Situering De tekst van deze bijdrage heeft betrekking op de kaartbladen 23 en omvat volgende kaartbladen: 23/1 Noord Moerzeke 23/1 Zuid Dendermonde 23/2 Puurs 23/3 Noord Willebroek 23/3 Zuid Kapelle-op-den-Bos 23/4 Noord Sint-Katelijne-Waver 23/4 Zuid Mechelen 23/5 Noord Lebbeke 23/5 Zuid Moorsel 23/6 Noord Merchtem 23/6 Zuid Wolvertem 23/7 Noord Humbeek 23/7 Zuid Vilvoorde (West) 23/8 Noord Zemst 23/8 Zuid Vilvoorde (Oost) Het gebied is gesitueerd op de grens van de provincies Antwerpen, Brabant en Oost-Vlaanderen. Volgende gemeenten bevinden zich op de kaartbladen: volledig: Buggenhout, Kapelle-op-den-Bos, Londerzeel, Meise, Merchtem, Opwijk, Sint-Amands, Willebroek en Zemst; gedeeltelijk: Aalst, Affligem, Asse, Boom, Bornem, Dendermonde, Duffel, Grimbergen, Hamme, Lebbeke, Mechelen, Puurs, Rumst, Sint-Katelijne-Waver, Steenokkerzeel en Vilvoorde; voor een klein deel: Bonheiden, Boortmeerbeek, Kampenhout, Machelen, Wemmel en Zele. De Zenne, Dijle en Nete vormen tezamen de Rupel die, evenals de Dender, in de Schelde uitmondt. Op de kaartbladen lopen de volgende geografische streken (ALBRECHTS et al. 1984) als een brede band van oost naar west: de Zandstreek: neemt de hele noordelijk helft van de kaartbladen in en bestaat grotendeels uit Zandig Klein- Brabant, met in het oosten ook een deel van de Zuiderkempen; de Zandleemstreek: loopt als een brede, centrale band over de kaartbladen; de Leemstreek: vormt de zuidelijke band. De kaartbladen bevatten verschillende fytogeografische districten (LAMBINON et al. 1998). Ruwweg kan men de kaartbladen in twee verdelen: een noordelijk deel behorende tot het Vlaamse district en een zuidelijk deel behorende tot het Brabantse district. De overgang tussen beide districten wordt gevormd door Zandlemig Klein-Brabant (hoofdstuk VII). De noordoostelijke hoek, het Land van Heist en van Keerbergen (hoofdstuk V), behoort fytogeografisch tot het Kempisch district. De valleigebieden, gelegen in het Vlaamse district, worden soms verder ingedeeld bij het Fluviatiel - Schelde-district. 1.2 Bewoning en verkeersassen Bijna het gehele gebied is relatief dicht bevolkt (400-750 en meer inwoners per km 2,SCHREURS 1986). Vooral in de zone die Antwerpen, Boom, Mechelen en de Brusselse agglomeratie omvat is het aantal inwoners groter dan 750 per km 2. In de nabijheid van de Brusselse en Mechelse agglomeratie is de bevolkingsaangroei gedurende het laatste decennium relatief sterk. De gehele zone tussen Antwerpen en Brussel vormt een bijna ononderbroken sterk verstedelijkt tot stedelijk gebied (SCHREURS 1986). Zoals uit figuur 1.1 blijkt, is ook de omgeving van Dendermonde sterk verstedelijkt. De rest van de kaartbladen bestaat uit landelijk gebied onder verstedelijkingsdruk. De belangrijkste industriële concentraties bevinden zich vooral langs de Willebroekse vaart en langs de Zenne in de omgeving van Vilvoorde (Figuur 1.1). Het vrij dicht wegennet omvat, naast de autoweg E19 (Antwerpen-Mechelen-Brussel) en de A12 (Antwerpen- Boom-Brussel), o.a. de verschillende invals- en verbindingswegen van Mechelen, Brussel, Dendermonde, Sint-Niklaas en de andere grote centra in de omgeving van de kaartbladen. Het gebied wordt doorkruist door de spoorwegen Antwerpen-Mechelen-Brussel, Mechelen-Leuven, Mechelen- Puurs-Sint-Niklaas, Mechelen-Dendermonde-Gent, Dendermonde-Brussel, Puurs-Antwerpen en Puurs-Dendermonde (voorlopig verlaten en in de zomermaanden in gebruik als toeristische lijn met stoomtrein). Het spoorwegennet is dus evenals het wegennet vrij dicht. De belangrijkste waterwegen zijn de Willebroekse vaart of het Brussels Zeekanaal, de Rupel en de Schelde. BIOLOGISCHE WAARDERINGSKAART Verklarende tekst bij kaartbladen 23 11

Inleiding 1.3 Tekst en terreinopname Het ontwerp van onderhavige tekst werd in 1988 geschreven door J. HEIRMAN en D. PAELINCKX. Deze eerste versie werd echter niet als afzonderlijke tekst uitgegeven. In 1998 en 1999 werd de tekst door S. DE SAEGER, S. DELAFAILLE en D. PAELINCKX herzien en aangevuld met nieuwe literatuurgegevens en informatie verzameld tijdens het veldwerk in 1997 en 1998. K.VAN DEN BROECK hielp mee bij de eindredactie en C. WILS bij de analyse van het digitaal bestand en de opmaak van de figuren. De ontwerptekst is nagenoeg volledig verwerkt in onderhavige tekst. Dit verklaart waarom vele literatuurgegevens dateren uit de jaren 70 en 80. Dit heeft tot gevolg dat bij de gebiedsbesprekingen soms gebruik gemaakt werd van oudere gegevens. Dit kan telkens afgeleid worden uit de bijgevoegde referentie(s). Wanneer niet gerefereerde soortgegevens zijn overgenomen uit de ontwerptekst zonder dat hun huidige aanwezigheid kon gecontroleerd worden, blijkt dit uit de tekst door de toevoeging (jaren 80). Het was niet altijd mogelijk deze oudere inventarisaties te controleren, zodat voor een eventuele bevestiging ervan verder onderzoek ter plaatse aangewezen is. Zelfs indien deze soorten inmiddels verdwenen zijn, is hun opname in dit werk gerechtvaardigd omdat dan eventuele veranderingen beter kunnen opgespoord worden en zij, via gepast beheer en afhankelijk van de milieuomstandigheden, een kans op terugkeren hebben. Bij de herziening van de tekst werd recente literatuur geraadpleegd, maar hierbij kon door tijdsgebrek geen volledigheid nagestreefd worden. Er werd ook geen volledigheid nagestreefd bij de vermelde soortenlijsten. Veeleer werd de nadruk gelegd op kenmerkende soorten. Dit zijn niet noodzakelijk de dominante of meest voorkomende soorten in een vegetatie. De lezer dient te weten dat de samenstellers zich tot een (onvermijdelijk subjectieve) keuze moesten beperken. De BWK, versie 1, werd gerealiseerd door de karteercenta Antwerpen, Meise en Gent (periode 1978-79) en afgewerkt in de periode 1986-88. Deze gegevens zijn in kaarten verwerkt, maar werden nooit gepubliceerd. Ze zijn enkel digitaal beschikbaar. H. BERVOETS en E. VAN DER MEUREN (karteercentrum Antwerpen) voerden de karteringen uit van de kaartbladen 23/1-2 en 23/3-4 in de periode 1978-79. Voor deze kaartbladen werd aanvullend veldwerk verricht door D. PAELINCKX in 1988. Kaartblad 23/5-6 werd gedeeltelijk gekarteerd door G. BRUYNSEELS (karteercentrum Meise) in 1978. Deze kartering werd aangevuld en herzien in 1988 door J. HEIRMAN (karteercentrum Gent). J. HEIRMAN stond in 1988 in voor de kartering van kaartbladen 23/7-8. De BWK, versie 2, is integraal binnen het Instituut voor Natuurbehoud ontstaan en dit in opdracht van de Vlaamse regering en de Vlaamse Landmaatschappij, Mestbank. Het eigendomsrecht situeert zich volledig bij het Instituut voor Natuurbehoud. Figuur 1.1 geeft een overzicht van de herkomst van de gegevens van de BWK, versie 2. Grote arealen van de BWK, versie 2, zijn voor onderhavige kaartbladen en na kritische evaluatie (a.d.h.v. orthofoto-interpretatie) overgenomen uit de BWK, versie 1, (Figuur 1.1). Het betreft overwegend geurbaniseerde en intensief agrarische gebieden evenals sommige bossen en aanplanten. Hierbij zijn open ruimten zoveel mogelijk gescheiden van bebouwde zones. Door de kritische evaluatie zal dit areaal doorgaans nauwkeuriger zijn dan de BWK, versie 1. De streefdoelen van BWK, versie 2 (zie PAELINCKX et al. in prep.), zijn hier evenwel slechts ten dele gehaald. Bij de bespreking van de karteringseenheden ( 1.4) wordt hierop dieper ingegaan. In 1997 werden de vogelrichtlijngebieden en de groene gewestplanbestemmingen opnieuw gekarteerd door J. HEIRMAN (23/1 tot 23/6) en S. DELAFAILLE (23/7-8). Tijdens deze kartering lag de nadruk op graslanden en kleine landschapselementen. In 1998 werd het integrale gebied verder geactualiseerd door S. DELAFAILLE en S. DE SAEGER. Naast het veldwerk berust de actualisatie in hoofdzaak op interpretatie van orthofoto s. Er werden verschillende bronnen gebruikt. Voor alle kaartbladen werden de digitale zwart-wit foto s van het NGI uit 1995 (OC-GIS-VLAANDEREN 1997) gebruikt. Voor de provincies Antwerpen en Brabant werden ook de recente kleurenfoto s uit de AeroAtlas (LANNOO 1995, 1996) gebruikt (Tabel 1.1). De gemeentelijke natuurontwikkelingsplannen (GNOP s) vormden bij de actualisatie soms een bron van recente inventarisatiegegevens voor zowel flora als fauna. Voor de erkende natuurreservaten vormden de erkenningsdossiers een belangrijke informatiebron, omdat deze vaak gedetailleerde informatie (vaak op perceelsniveau) bevatten over de aanwezige fauna en flora. In 1998 waren ook verschillende vrijwillige medewerkers actief. Wielewaal, afdeling Klein-Brabant, leverde bijkomende informatie voor de kaartbladen 23/1-2-3 (J. FOQUE,K.GROLUS, H. MEES,J.REYNIERS,R.SEGERS en N.WIJSMANTEL) en P. VAN DEN BREMT voor kaartblad 23/5. H. DIERICKX werkte in 1997 en 1998 als vrijwilliger mee aan de kartering van kaartblad 23/7. Natuurreservaten Dijlevallei en Wielewaal, afdeling Mechelen (o.a. L. VERTOMMEN, B. DELANOEIJE en R. WILLOCKX) leverden bijkomende informatie voor de kaartbladen 23/4 en 23/8. 12 BIOLOGISCHE WAARDERINGSKAART Verklarende tekst bij kaartbladen 23

Inleiding Tabel 1.1 Overzicht gehanteerde orthofoto s, topografische kaarten en digitale bestanden. Opname Uitgave Schaal OC-GIS VLAANDEREN 1997 1995 1997 Vliegschaal 1/ 43 000 AeroAtlas Antwerpen, LANNOO 1995 Juni 1994 1995 1/10 000 AeroAtlas Vlaams Brabant en Brussel, LANNOO 1996 Juni 1995 1996 1/10 000 Opname Uitgave Kaartbladen Topografische kaarten NGI, klassieke reeks, 2 de editie, 1977 1980 23/2 1/10 000 Topografische kaarten NGI, 1990 1994 23/3-4-5 en 23/7-8 noord-en zuidkaarten, 1990 1995 23/6 1 ste editie, numerieke reeks, 1/10.000 1994 1998 23/1 Andere personen die een bijdrage leverden aan deze kaartbladen en/of de verklarende tekst zijn M. AERTS, G. BERCKMANS, R. GUELINCKX, F. HAPPAERTS, P. MEERT, J. MENSCHAERTS, L. MOEYERSOMS, T. Onkelinckx, J. PEETERS, G.VAN DAM en G.VAN GUCHT. Voor het aanvullen van de avifaunistische informatie werd in 1988 een groep veldornithologen geraadpleegd. Veel waardevolle informatie werd ons verstrekt door C. SNYERS en verder door enkele leden van de vogelwerkgroep Wielewaal, afdeling Mechelen (W. BEULLENS, J. KIEBOOMS en S.VANSTEENKISTE). De heer K. GROLUS van de vogelwerkgroep Klein-Brabant stelde ons de nieuwe atlas van deze vereniging ter beschikking (COECKELBERGH et al. 1990). Mevrouw MERTENS-BOUSSE van de Wielewaal, afdeling Brussel bezorgde ons een lijst van relevante publicaties. Zij vermeldt ook enkele algemene werken: HERROELEN & DE FRAINE 1975 en HERROELEN et al.1978. De meeste van die publicaties zijn beschikbaar in de bibliotheek van het Natuurhistorisch Museum te Brussel. Het geheel werd begeleid door E. KUIJKEN en D. PAELINCKX. De BWK, versie 1, kwam tot stand onder leiding van G. DE BLUST, E. KUIJKEN, L. VANHECKE en R.F. VERHEYEN. 1.4 Karteringseenheden, evaluatie De karteringseenheden en het toekennen van de waardering worden uitgebreid beschreven in de Algemene verklarende tekst (DE BLUST et al. 1985) en de Aanvullende algemene verklarende tekst (PAELINCKX et al. in prep.). Hier worden een aantal specifieke aspecten voor de kaartbladen 23 beschreven. Agrarisch grondgebruik (bl, bs, bu, kl, hx en hp) en kleine landschapselementen (kb, kh, kn, ) Het veldwerk voor de BWK, versie 2, spitste zich vooral toe op de biologisch waardevollere gebieden. Hierdoor werd in grootschalige agrarische gebieden weinig of geen nieuw veldwerk verricht. Deze intensief agrarische gebieden zijn dan ook meestal als een complex van akker- en grasland op de kaarten terug te vinden. De aard van het agrarische grondgebruik en de eventuele aanwezigheid en hoeveelheid van kleine landschapselementen werden benaderd via recente orthofoto s en de nieuwe topografische kaarten van het NGI (Tabel 1.1). Voor kleine geïsoleerde agrarische percelen werd gepoogd op basis van recente orthofoto s en topografische kaarten (Tabel 1.1) een onderscheid te maken in agrarisch grondgebruik. Hierbij mag niet uit het oog verloren worden dat in het niet geherkarteerde areaal geen rekening gehouden is met soortenrijke grazige en moerassige kleine landschapselementen. Hier en daar kunnen ook soortenrijkere graslanden aanwezig zijn zonder dat dit uit de kaarten blijkt. Ook bij informatie overgenomen uit de GNOP s kan de opmerking rond de grazige en moerassige kleine landschapselementen gelden omdat de betreffende karteringseenheden bij de opmaak ervan niet gekend waren. BIOLOGISCHE WAARDERINGSKAART Verklarende tekst bij kaartbladen 23 13

Inleiding Graslanden (hp) Een aantal graslanden in valleien en natte depressies werden in de zomer en het najaar van 97 en 98 geherkarteerd. Meestal werden ze toen als hp getypeerd. Het is evenwel niet uitgesloten dat het soortenrijkere graslanden betreft zodat deze een te lage biologische waardering gekregen hebben. Plassen (aer, ae) Een aantal plassen werden enkel op basis van de orthofoto-interpretatie, soms in combinatie met de BWK, versie 1, gekarteerd. Wanneer het plassen met de aanduiding app, aev of kn betreft dan is de nauwkeurigheid hiervan relatief hoog. Bij ae en aer is het ook zeker dat het eutrofe plassen betreft. Sommige kunnen evenwel zwak ontwikkeld zijn. Tuinvijvers en regenopvangbekkens nabij serres werden doorgaans niet aangeduid, maar toegevoegd bij de bebouwing of de serrecomplexen. Ruigten en allerlei opslag (hr, ku, sz) Sommige ruigten (hr, ku) en allerlei opslag (sz) zijn enkel getypeerd op basis van interpretatie van orthofoto s en topografische kaarten. Typering op basis van de nieuwe topografische kaarten (numerieke reeks, zie tabel 1.1) gebeurde a.d.h.v. de kleurenlegende, waarbij de codes struikgewas en opslag van heesters en struiken naar sz werden vertaald. De code ruderale vegetaties werd vertaald naar hr in het geval van verlaten landbouwgronden of naar ku in het geval van vergraven en/of opgehoogde terreinen. Beoordeling van het voorjaarsaspect (va, vn) In de Leemstreek komen een aantal soorten zoals Gele dovenetel en Slanke sleutelbloem vrij algemeen voor in beekvalleien. Bossen waarin alleen maar deze soorten in overigens nitrofiele (al dan niet met populier beplante) valleibossen voorkomen werden als va of als vn (ruigtekruiden dominant) gekarteerd. Wanneer Gele dovenetel en Slanke sleutelbloem overvloedig voorkomen of samen met soorten zoals Bosanemoon, Daslook of Gulden boterbloem werden ze als va of va* gekarteerd. Op de kaartbladen gesitueerd in de Kempen, blijkt daarentegen dat de karteerders geneigd waren bossen waarin alleen al Gele dovenetel of Slanke sleutelbloem voorkwamen als va te klasseren, omdat deze soorten daar veel zeldzamer zijn. Vochtig of vrij vochtig elzen-eikenbos met eventueel Haagbeuk (vf) In de lijst van karteringseenheden wordt vf omschreven als een overgangseenheid tussen va en qa, voorkomend op vochtig valleiterras.typische soorten uit de kruidlaag zijn niet gegeven.we hebben deze eenheid gebruikt voor de bossen op oude alluviale bodems met profielontwikkeling te Melsbroek-Steenokkerzeel (kaartblad 23/8). Hierbij werd de bodemkaart als basis gebruikt, gezien het, zeker in de hier vaak sterk beïnvloede bossen, zelden mogelijk is een onderscheid te maken op grond van de soortensamenstelling (het is vaak al moeilijk qa en va te onderscheiden, mede door de verregaande beïnvloeding). Aanplanten en bossen In principe werd door de karteerders onderscheid gemaakt tussen populierenaanplanten met opslag of aanplant van struiken (lhb), omvorming van oud bos in populierenaanplanten (bv. lh/va) en min of meer occasionele aanplanting van populier in oud bos (bv. va a), m.a.w. naar gelang de natuurlijkheid. Het verschil is echter niet altijd even duidelijk, vooral wanneer de kartering laat in het seizoen gebeurde.vaak is het gemaakte onderscheid dus nogal arbitrair, en zal in het ene geval populierenaanplant worden genoemd wat elders als bos werd geïnterpreteerd.vooral bij meer nitrofiele situaties, bv. tussen lhb, lh/vn en vn a, wordt het onderscheid zo subtiel, dat het verschil in waardering niet altijd terecht is. Veel populierenaanplanten zijn getypeerd aan de hand van de BWK, versie 1 en soms ook op basis van interpretatie van orthofoto s en topografische kaarten. In voorkomend geval mag niet uit het oog verloren worden dat dan de afspraken gemaakt bij de opmaak van de BWK, versie 2, niet geïmplementeerd zijn. Mogelijk kan hier een interessante ondergroei aanwezig zijn wat niet uit de kartering, noch uit de biologische waardering af te leiden is. Populierenaanplanten met ruderale ondergroei (lsi, lhi) kunnen sinds de opmaak van de BWK, versie 1, geëvolueerd zijn naar populierenaanplanten met ondergroei van bomen en struiken (lsb, lhb). Deze problematiek kan zich ook voordoen bij informatie die overgenomen is uit GNOP s omdat de betreffende methodologie ter zake bij de opmaak ervan nog niet algemeen gekend was. Verder is het onderscheid tussen natte en droge populierenaanplanten niet steeds gemakkelijk te maken en spreken veldcontroles (vegetatie) en bodemkaart mekaar dikwijls tegen. Voor aanplanten waarvan veldgegevens voorhanden waren, werd de typering hierop gebaseerd. Enkele eikenbossen en uitzonderlijk ook enkele elzenbossen werden niet opnieuw bezocht en dus overgenomen van de BWK, versie1.vooral wanneer het eiken-berkenbossen (qb) betreft is het mogelijk dat het hier in wezen over zuur eikenbos (qs) gaat. Het onderscheid hiertussen is immers duidelijker afgebakend bij de BWK, versie 2 (PAELINCKX et al. in prep.). De hoge waardering voor de meeste bossen zou trouwens alleen toegepast mogen worden als het ook echt om 14 BIOLOGISCHE WAARDERINGSKAART Verklarende tekst bij kaartbladen 23

Inleiding redelijk intacte vegetaties gaat. In zeer veel gevallen gaat het op deze kaartbladen evenwel om sterk beïnvloede situaties en is het onderscheid met allerlei aanplanten, die een intermediaire waardering krijgen, niet altijd even duidelijk. In de mate van het mogelijke is getracht al deze tekortkomingen zo goed mogelijk op te vangen, maar de gebruiker blijft zich toch best bewust van mogelijke onnauwkeurigheden ter zake. Kasteelparken (kpk) Vele kasteelparken konden niet bezocht worden door hun ontoegankelijk karakter. Hierbij is het niet uitgesloten dat zij interessante bos-, water- en eventueel graslandvegetaties bevatten en dus in wezen onvoldoende gewaardeerd zijn. Dijken (kd) Uitzonderlijk is de vegetatie van de dijken niet of niet opnieuw bekeken. Algemeen is gekend dat de begroeiing hier meestal uit soortenrijkere graslanden en/of mesofiele hooilanden (hp*, hu, hu) bestaat, zodat de aanduiding als biologisch waardevol verantwoord is. In voorkomend geval is het evenwel mogelijk dat waardevollere of minder waardevolle vegetaties aanwezig zijn, zodat plaatselijk een te hoge of te lage biologische waardering werd toegekend. In de typering van de dijken als mesofiel hooiland (hu, hu) werd in 97 meestal hu gebruikt als karteringseenheid, terwijl deze in 98 eerder als hu gekarteerd werden. In feite gaat het bijna overal over verarmde vormen (hu ) met slechts op enkele plaatsen goed ontwikkelde mesofiele hooilanden. Opwaardering valleien In enkele gevallen worden valleien, hoewel in agrarisch grondgebruik, opgewaardeerd tot biologisch minder waardevol met waardevolle elementen. Deze opwaardering werd toegekend aan alle hp- en hx-graslanden waarvan de percelen in contact staan met een ecologisch prioritaire beek. Het betreft beken met een goede waterkwaliteit en/of een goed ontwikkelde structuur.verder werd met de beken zelf geen rekening gehouden bij de opmaak van de Biologische Waarderingskaart. Het is dan ook ten sterkste aan te bevelen deze kaarten in combinatie te gebruiken met de kaarten en documenten i.v.m. de verspreiding en de typologie van ecologisch waardevolle waterlopen in het Vlaamse Gewest (BERVOETS & SCHNEIDERS 1990; NAGELS et al. 1993 a, b, c) Brede wegbermen, meestal langs autosnelwegen Brede wegbermen langs autosnelwegen zijn consequent gekarteerd als hp*, hoewel hiervoor slechts zelden terreingegevens verzameld werden. Doordat deze bermen al geruime tijd beheerd (gemaaid) worden volgens het bermbesluit en er vaak schrale grasmengsels ingezaaid worden, zal deze typering de werkelijkheid benaderen. Gevallen van over- of onderwaardering zijn echter niet uit te sluiten. Aanduiding van gebieden met belangrijke fauna-elementen Een aantal gebieden krijgen op de kaarten een specifieke rode arcering omwille van de aanwezigheid van bepaalde fauna-elementen (PAELINCKX et al. in prep.).voor de afbakening van de gebieden baseren we ons op die soorten die in de Rode lijst van amfibieën en reptielen (BAUWENS & CLAUS 1996), libellen (DE KNIJF & ANSELIN 1996), vlinders (MAES & VAN DYCK 1996) en broedvogels (DEVOS & ANSELIN 1999) zijn opgenomen. Van zoogdieren worden alle Rode lijstsoorten weerhouden (CRIEL et al. 1994). Voor de vleermuizen wordt de afbakening echter beperkt tot de belangrijke overwinteringsplaatsen. Van de andere faunagroepen bestaat er nog geen Rode lijst of waren de verspreidingsgegevens niet beschikbaar op kilometerhokniveau. Bij de afbakening van de faunagebieden wordt er met die groepen géén rekening gehouden. Enkele relevante soorten zullen bij de kenmerkende gebieden besproken worden. Bij vogels wordt er ook rekening gehouden met overwinterende watervogels. Als norm voor Vlaanderen stellen wij voor, in overeenstemming met KUIJKEN (1984), de 5%- norm van het in Vlaanderen overwinterend aantal per soort te hanteren. Deze 5% werd bepaald op het wintermaximum per soort zoals die soort vanaf de winter 1991-1992 tot en met de winter 1996-1997 in Vlaanderen voorkwam. Een bepaald gebied krijgt een rode arcering omdat er meestal verschillende Rode lijstsoorten samen voorkomen, of een soort er in hoge aantallen of dichtheden aanwezig is. De vertaling van deze gegevens in een gebiedsafbakening werd uitgevoerd door R. GUELINCKX en G. DE KNIJF. Tabel 1.2: Herkomst faunagegevens. Diergroep Eigendom Databank Contactpersoon Amfibieën en reptielen Hyla Dirk Bauwens Broedvogels Project Bijzondere Broedvogels (IN) Anny Anselin Libellen Belgische Libellenwerkgroep Gomphus Geert De Knijf Vlinders Vlaamse Vlinderwerkgroep vzw Dirk Maes Watervogels Watervogeltellingen (IN) Koen Devos Zoogdieren Zoogdierenwerkgroep JNM Thierry Onkelinckx BIOLOGISCHE WAARDERINGSKAART Verklarende tekst bij kaartbladen 23 15

Inleiding 1.5 Digitaal bestand De BWK-kaarten zijn ook digitaal beschikbaar (Geografisch Informatie Systeem). Het betreft zowel de bestanden van de individuele kaartbladen, als een continu bestand van de kaartbladen 23. Hoewel deze digitale bestanden diverse nieuwe toepassingen mogelijk maken, zijn zij op inhoudelijk vlak onderhevig aan dezelfde beperkingen als de analoge kaarten. De bestanden zijn zowel op CD-rom als via internet beschikbaar. De digitalisatie voor de kaartbladen 23/1-2 gebeurde door interactieve digitalisatie in Genamap met de digitale orthofoto s van het NGI als achtergrond (OC-GIS- VLAANDEREN 1997). De gemiddelde digitalisatieschaal is 1/5000 à 1/7000 (PAELINCKX et al. in prep). Bij de digitalisatie werden de digitale orthofoto s als basis gebruikt. Hierdoor kan de begrenzing van de vlakken verschillen t.o.v. de topografische kaarten. Op de gedrukte kaarten zijn niet de meest recente, beschikbare topografische kaarten gebruikt, dit omwille van financieel-technische redenen. Het digitaal bestand van de kaartbladen 23/3 tot en met 23/8 is ontstaan uit de vectoriële bestanden van de nieuwe NGI-kaarten. Het resulterende kaartbeeld is het gevolg van het samenvoegen van vlakken, gevolgd door verdere digitalisatie zoals bovenvermeld. De digitalisatie werden uitgevoerd door S. DE SAEGER in het GIS-programma Genamap. Technische ondersteuning en ontwikkeling van de nodige applicaties voor dit GIS-programma gebeurde door C. DUBOIS en T. VAN TILBORGH. De afwerking van de bestanden gebeurde in Arcview. J. PEYMEN en C. WILS hielpen bij het op punt stellen van de methodologie terzake. 16 BIOLOGISCHE WAARDERINGSKAART Verklarende tekst bij kaartbladen 23

Indeling in gebieden en synthese van hun belangrijkste kenmerken 2Indeling in gebieden en synthese van hun belangrijkste kenmerken De kaartbladen 23 omvatten zowel de zuidelijke zone van Laag-België (noordelijk deel van de kaartbladen) als het noordelijk deel van Midden-België.Van noord naar zuid bevinden zich zandige, zandlemige tot lemige gebieden. Dit alles resulteert in sterk uiteenlopende karakteristieken van het fysisch milieu. Op deze kaartbladen bevinden zich dan ook verscheidene fysisch-geografische streken (Tabel 2.1 en 2.2, Figuur 2.1). Tussen de bestaande fysisch-geografische indelingen zijn er verschillen en dit vooral op het niveau van de hiërarchie en de begrenzing (vergelijk o.a. SNACKEN 1958; DE ROECK & DE CONINCK 1961; BRULARD et al. 1969; VANDAMME & DE LEENHEER 1970; VANDENBERGHE 1977; MIJS 1978; ALBRECHTS et al. 1984; ANTROP et al. 1985; BAETEN et al. 1986; SCHREURS 1986; VAN DIJCK et al. 1986, 1987). Het evalueren van de bestaande indelingen behoort niet tot de taak van deze bijdrage.wel is het de bedoeling om op een landschapsecologische basis een indeling in zogenaamde homogene gebieden te maken. Hierbij wordt getracht zoveel mogelijk aan te sluiten bij de indeling in ecodistricten (Tabel 2.1) zoals deze door G. DE BLUST is uitgewerkt (ANTROP et al. 1993). Achtereenvolgens worden klimatologische, geologische, geomorfologische, hydrografische en pedologische factoren aangewend en worden algemene kenmerken van het biologische en humane landschapspatroon in rekening gebracht. Op deze manier is de indeling van tabel 2.1 en 2.2 ontstaan. Vooral de geologische (Figuur 2.2, Tabel 2.4) en bodemkundige factoren (Figuur 2.3) wegen door in deze indeling. De begrenzing zelf is gemaakt op basis van de Bodemkaart van België. De oostelijke grens tussen Zandlemig Klein-Brabant en Het Beneden Dijleland wordt door de Brusselse agglomeratie min of meer gecamoufleerd. Naar analogie met de kaartbladen 31 is deze agglomeratie op figuur 2.1 afgebakend. De open ruimten vertonen hier echter, meer dan op de kaartbladen 31, gelijkenis met de rest van de betreffende fysisch-geografische streek. Daarom wordt de Brusselse agglomeratie niet als een individueel homogeen gebied beschouwd op deze kaartbladen. Een gelijksoortige redenering geldt voor de Mechelse agglomeratie. Merk nog op dat de stad Mechelen en de Brusselse agglomeratie op het kruispunt van verschillende streken gesitueerd zijn. Voor het zuiden van de Kempen werd de naam Land van Heist en van Keerbergen gebruikt om zoveel mogelijk aan te sluiten bij de naamgeving van ANTROP et al. (1993). De Zuiderkempen (o.a. VANDENBERGHE 1977) is een andere veel gebruikte naam voor dit gebied. In de tekst wordt deze naamgeving nog gebruikt wanneer dit in de gebruikte context duidelijker is. De grote alluviale vlakten worden samen besproken (gebied I) en dit vanwege het grote onderlinge landschapsecologische verband ertussen. Tevens vereenvoudigt deze werkwijze de structuur van de tekst. Nochtans staan deze alluvia ook landschapsecologisch in relatie met het nabijgelegen interfluvium. Doorgaans maken ze in de fysische geografie dan ook integraal deel uit van deze gebieden. De werkwijze met homogene gebieden rechtvaardigt echter een afsplitsing van de grote alluvia omdat zij onderling een grotere gelijkenis vertonen dan deze tussen het alluvium en het interfluvium. De alluvia van kleine riviertjes worden wel bij de betreffende gebieden besproken. De fysisch-geografische streken komen tot uiting in de vegetatie en bijgevolg ook in het al dan niet voorkomen van bepaalde karteringseenheden. Bepaalde karteringseenheden komen slechts in bepaalde gebieden voor, terwijl andere indifferent zijn (Tabel 2.3). De landschapsecologisch homogene gebieden zijn hierbij gegroepeerd aan de hand van hun onderlinge gelijkenis. Hierbij mag niet uit het oog verloren worden dat bepaalde gebieden slechts voor een klein deel op dit kaartblad voorkomen. Daarbij zijn de Brusselse en Mechelse agglomeratie en het hier besproken deel van het Land van Boom vooral gekenmerkt door het nagenoeg ontbreken van differentiërende karteringseenheden. De verdere bespreking van onderstaande tabellen en figuren gebeurt in de volgende hoofdstukken. BIOLOGISCHE WAARDERINGSKAART Verklarende tekst bij kaartbladen 23 17