Lukas 13, de nauwe deur, - 1 Rheden, 21 augustus 2016. Lezingen: Psalm 23 en Lukas 13:22-30. Thema: de nauwe deur.. Lieve Mensen, Gemeente van Christus, 1. Jezus trok verder, onderweg naar Jeruzalem. Zo begint de Evangelielezing. Lukas beschrijft hier en in heel zijn Evangelie het leven van Jezus als een lange reis, naar Jeruzalem. Het leven van Jezus beschrijft hij dus als een reis of als een weg. En Lukas heeft dat van geen vreemden. In het Eerste Testament komen we dat beeld, dan gebruikt voor Israël, ook op vele momenten tegen. Lukas reikt ook ons daarmee een beeld aan om naar ons leven te kijken. Het is een almaar onderweg zijn, en zoeken, nooit verzadigd zijn, is rusten in de aarde als alles is voltooid. We komen ergens vandaan en we gaan ergens naar toe, met onderweg altijd weer andere dagen en nachten, bloemen, geuren en luchten, mensen en situaties, uitdagingen, moeiten en vreugden. En altijd weer moeten we ons verhouden met wat zich aandient.
Lukas 13, de nauwe deur, - 2 Nu is het gemakkelijker om zo'n reis ook echt te voelen als je alle dagen onder de blote hemel loopt en 's avonds een slaapplek moet improviseren. Maar door een vast huis, in onze welvarende en geordende samenleving, waarin we bovendien menen veel te kunnen beheersen, kun je dat besef van leven als een reis gemakkelijk kwijtraken en doen alsof je er bent. Met het beeld van het leven als reis geeft Lukas een ander perspectief: we zijn op weg, ergens vandaan en ergens naar toe. 2. Jezus trok verder, onderweg naar Jeruzalem. Jeruzalem geeft het doel aan van zijn reis. Dat zal ook blijken het eindpunt van zijn reis te zijn. Jeruzalem is in de Schriften vaak beeld van het eindpunt, van de geschiedenis en van het leven. Jeruzalem, mijn vaderstad, mijn moederhuis, wanneer zal ik u zien zoals gij zijt, de bruid van onze Heer? schreef Willem Barnard in zijn mooie lied, dat sinds kort, door onbegrip, ook wat omstreden is. Jezus trok verder, onderweg naar Jeruzalem. Er is hier een gerichtheid op het doel, maar het gaan van de weg krijgt vooral alle aandacht. De richting van Jezus is Jeruzalem, maar het gaat in het Evangelie
Lukas 13, de nauwe deur, - 3 over zijn ontmoetingen met mensen onderweg, over wat Hij te zeggen en te leren heeft, en het laat af en toe zien waar iets van het koninkrijk zichtbaar wordt. Al lijkt het in het verhaal van vanmorgen ook ineens te gaan over het einde van de reis, evenals in de psalm die we lazen. 3. Want, onderweg, vraagt iemand aan Jezus: Zijn het er maar weinig die gered worden? Waar komt zo'n vraag vandaan, denk ik dan. Wat houdt iemand daar in bezig? Gaat het om hemzelf of om anderen, waar hij niets mee te maken heeft? Het was een vraag die blijkbaar velen in Jezus' dagen bezighield, en er waren verschillende stromingen op dit punt. De vraagsteller wil kennelijk weten waar Jezus in deze discussie staat. Jezus gaat op zijn vraag in, en zegt: Strijdt om door de nauwe deur binnen te gaanvelen zullen het proberen, maar er niet in slagen, omdat de deur op een gegeven moment gesloten zal worden. En de Heer zal zeggen: Ik ken u niet! En het gegeten en gedronken hebben met de Heer, naar hem geluisterd hebben, zet geen zoden aan de dijk, waarna er beelden van oordeel en ondergang te horen zijn: gejammer en tandengeknars. Jezus maakt hier van de gelegenheid gebruik om iets te zeggen, waar hij blijkbaar grote zorg over heeft. Het lijkt hier te gaan
Lukas 13, de nauwe deur, - 4 over het einde van het leven en daarna. Het is goed om daar af en toe, in gedachten en in beelden, even bij te toeven. Het einde hoort ook bij ons bestaan. De dood hoort bij ons leven, hoe vreselijk elke voortijdige dood ook is. En is er over dat einde en daarna vanuit de Schrift iets te zeggen? Die is in elk geval heel terughoudend. En dat zijn we er in de kerk ook over geworden. We weten het niet meer. Zou er iets zijn na de dood? Ik neem u vanmorgen mee naar de beide verhalen. 4. Eerst Psalm 23. Dan kom ik weer terug bij wat Jezus zei. Psalm 23 heb ik, meestal op verzoek, vaak gelezen bij de gedachtenis van een gestorvene. Het is voor velen een geliefd lied, dat God belijdt als herder en gastheer, die bescherming en gastvrijheid geeft aan de reiziger, met name aan de reiziger die door het donkere dal van de dood moet gaan: Al moet ik het duister in van de dood, ik ben niet angstig, U bent toch bij me, onder Uw hoede durf ik het aan. Gij nodigt mij aan Uw eigen tafel... Het is een lied van vertrouwen, op kwade dagen, als de angst om het onbekende en het donkere van het afscheid en de dood kunnen toeslaan. Voor de psalmdichter heeft God iets van een onvoorwaardelijke vader of moeder, die het niet kan laten om zijn kind op te vangen, aan wie het kind zich
Lukas 13, de nauwe deur, - 5 op spannende momenten altijd kan vasthouden, moeder bij de benen of vader bij de hand: U bent toch bij me, ook in de dood... En alsof dat alleen nog niet genoeg is zegt de schrijver vervolgens: Gij nodigt mij aan uw eigen tafel, zoals een ouder graag een heerlijke maaltijd klaarmaakt voor haar kind, dat van ver is gekomen. En als dat al van gewone ouders geldt, hoeveel te meer zal dat van de Vader in de hemel gelden? Jeruzalem, het einde van de reis, moet iets van een feestelijke maaltijd hebben, waar bij God een eigen plekje is voor iedereen. Dat vertrouwen mogen we hebben zegt de Psalmschrijver. 5. Een plekje voor iedereen? Of Zijn het er maar weinig die gered worden?, zoals de man aan Jezus vraagt. Waarop Jezus zegt: Strijdt om door de nauwe deur binnen te gaanvelen zullen het proberen, maar er niet in slagen, omdat de deur op een gegeven moment gesloten zal worden. En de Heer zal zeggen: Ik ken u niet! Wat zegt Jezus hier nu? Het komt er op aan, zegt Hij, met alle inzet, als bij een wedstrijd, de smalle deur in te gaan. Smal. Ieder moet dat zelf doen. Is God er dan niet met z'n hulp en genade?
Lukas 13, de nauwe deur, - 6 Op een bepaald moment komt het er op aan dat we ons niet meer verschuilen achter een groep, achter anderen, wat die vinden en doen, of achter God die wel zal zorgen, nee, op een bepaald moment komt het er op aan dat we niet langer doen alsof wij, zoals wij zijn, onbelangrijk zijn, komt het er op aan dat we onze roeping om déze mens en medemens te zijn volgen en vorm geven, niet straks, ooit, maar nu en hier. God heeft ons geschapen met onze eigen bestemming en mogelijkheden, om vandaaruit te leven en daarmee de mensen en het leven te dienen. Wie een waarheid kent en die geen vorm geeft, heel concreet, op dit ogenblik, verzuimt dat mogelijk voorgoed. Ik geloof dat de dreiging met de smalle deur staat voor deze zorg van Jezus dat mensen niet zichzelf worden, niet weten wie ze zijn, niet doen wat zij en alleen zij te doen hebben. En dat God dan zal bevestigen wat ze ook van zichzelf vindenwie ben ik eigenlijk?- en zal zeggen: Ik ken je niet. Waar kom je vandaan? Je hebt je verborgen. Je hebt een masker opgezet, dat Ik niet gemaakt heb. Volgens mij roept Jezus ons in dit verhaal dringend op tot: Mens waar ben jij? We kunnen ons daarbij verschuilen achter eigen redeneringen,
Lukas 13, de nauwe deur, - 7 achter de tijdgeest, de cultuur, achter anderen en wat zij vinden, maar op een bepaald moment gaat het er om dat je zelf voor God durft te staan, dat je, naar godsvrucht en vermogen, recht hebt gedaan aan anderen en aan jezelf. De smalle deur is de deur waar je alleen maar door kunt, voor zover je met al wat je deed ook jezelf bent geworden als medemens. Martin Buber schreef ergens: Het is in Israël ieders plicht te weten en te bedenken dat hij in zijn hoedanigheid enig is ter wereld en dat zijns gelijke nog niet op aarde is geweest. Iedere enkeling is een nieuwe verschijning op aarde en het is zijn taak zijn aanleg te vervolmaken in deze wereld. En de wijze rabbi Susja zei aan het eind van zijn leven: In de komende wereld zal mij niet gevraagd worden: waarom ben je niet Mozes geweest?, mij zal gevraagd worden: ben jij Susja geweest? Volgens mij gaat het Jezus daarom in dit bijbelfragment en dat we daarbij anderen recht doen. Het is een uiterste appèl van Jezus aan ons léven. Het doet er uiteindelijk werkelijk toe wie we zijn, wie we worden en wat we doen aan kleine, gewone dingen, en daarin ook recht doen aan mensen die we ontmoeten. Ons leven is geen grapje, we leven niet voor de lol, we zijn er niet voor niets.
Lukas 13, de nauwe deur, - 8 Wat de Vader in gedachten heeft over de mensen en deze aarde heeft Hij ons in handen gegeven. Er staat werkelijk iets op het spel met ons leven. Jezus doet met deze beelden een uiterst appèl, door te zeggen: er is de onmogelijke mogelijkheid dat de deur wordt gesloten, dat je aanklopt en Hij je niet eens meer bevraagt of desnoods ruzie met je maakt, maar zegt: Ik ken je niet! Het lijkt me de onmogelijke mogelijkheid dat je als vader of moeder je kind niet meer kent, en zegt: Ik ken je niet, waar kom je vandaan?- maar het kan wel: groot geworden kinderen kunnen een onmogelijke weg gaan! Als dat voor gewone vaders en moeders Al bijna onmogelijk is, hoeveel te meer geldt dat dan van de Vader in de hemel, die werkelijk weet wat ontferming is, die mij ziet zoals ik ben, dieper dan ik mijzelf ooit ken? Al kunnen groot geworden kinderen een onmogelijke weg gaan! Jezus zou ons daarvoor het liefst behoeden, opdat we werkelijk tot ons recht komen, worden tot wie we bestemd zijn, wij en heel deze aarde. En zou de Vader, de God van liefde en genade, als een mensenkind aan het eind van de reis, hoe onbeholpen misschien ook, in angst of onmacht of verwarring roept: U bent toch bij me? Gij nodigt mij toch aan Uw eigen tafel?,
Lukas 13, de nauwe deur, - 9 zou Hij dat dan ooit weigeren? Zou Hij daaraan voorbijgaan? Ik kan het me bijna niet voorstellen. Want ze zullen komen van oost en west, van noord en zuid en aan tafel gaan in het koninkrijk van God. Denkend over dood en leven met het appèl van Jezus, is het de weg van ons leven die er toe doet, met open ogen, open oren. En helemaal aan het eind rest ons niets, dan ons met vertrouwen over te geven aan de liefde van de Vader, die ons toch recht zal doen? AMEN.