Een maand eerder Zondag 25 juli Een nieuw leven Het lijkt me zo leuk om naar Aruba te verhuizen. Simon krijgt daar een topbaan en ik kan mijn leven weer op orde brengen. Ik kan gaan doen wat ik wil. Een boek schrijven of iets doen voor arme kinderen, en lekker koken. Maar het belangrijkste is dat ik daar weer een boeiende interessante vrouw voor Simon word. En dat ik niet langer de vrouw ben die ik het afgelopen halfjaar geweest ben. Een vrouw die de hele dag op de bank ligt te slapen en zelfs geen boodschappen doet. Simon gaat al twee weken eerder naar Aruba dan ik. Dan is alles geregeld als jij komt, zegt hij. Dan kun je meteen een goede start maken. Ik vind het fijn als hij voor me zorgt. Als ik leef zoals hij het wil, is alles goed. Dan gaat alles vanzelf. Dan weet ik hoe ik me moet gedragen, hoe ik moet leven. 9
Hoe lang blijf je weg? Simon haalt me op van het vliegveld. Hij lijkt echt blij om me te zien. Het eiland is leuk, het werk interessant en de mensen zijn aardig, vertelt Simon onderweg. We rijden op een drukke weg langs de zee. Na een tijdje stoppen we bij een groot gebouw aan het strand. Ons appartement is op de eerste verdieping, wijst Simon. We hebben een geweldig uitzicht over zee. Ik glimlach. Dit is fantastisch. Hier word ik vast heel gelukkig. We lopen de trap op aan de zijkant van het gebouw. Simon maakt de deur open en laat me voorgaan. Ik loop de ruime kamer in en bekijk de meubelen. Ze zijn niet mooi, maar ook niet lelijk. En?, vraagt Simon. Leuk, zeg ik en ik loop door naar het balkon. Niet slecht, hè?, zegt Simon. Hij komt achter me staan en legt zijn handen op mijn heupen. Hij kust me in mijn nek. Zijn adem kriebelt in mijn oor. Ik ben zo blij dat je er bent, zegt hij. Ik leun tegen zijn warme lichaam. Alleen jammer dat ik morgen alweer weg moet. Met een ruk draai ik me om. Wat? 10
Dat heb ik je toch verteld, schat? Dat ik soms op reis zou moeten. Simon kijkt me niet aan. Ja, maar niet op onze eerste dag. Schatje... Hoe lang weet je dit al? O god, Jill wordt weer hysterisch, zie ik hem denken. We wisten van tevoren dat dit kon gebeuren, zegt hij. Je weet toch hoe belangrijk deze baan voor me is. Simon zwijgt even. Ik vind het ook heel vervelend. Pff, denk ik, vervelend, ik vind het veel erger dan dat. Het is verschrikkelijk. Waar moet je eigenlijk naartoe?, vraag ik. Naar Anguilla. Dat is een ander eiland. Daar moet een kantoor gesloten worden en ik moet dat begeleiden. Simon is geweldig goed in zijn werk. Hij werkt nu voor een grote maatschappij hier op Aruba. Ubbink, Koolman & Tromp. UKT, kort gezegd. Genoemd naar de drie mannen die de zaak opgericht hebben. Elke dag draagt Simon een pak met een stropdas en geeft hij mensen advies. Hoe lang blijf je weg?, vraag ik. Simon haalt zijn schouders op. Een week. Geweldig. Je laat mij twee weken later komen. 11
En als ik kom, ga jij meteen weg. Wat een goede voorbereiding is dat. Simon kijkt me aan. Je hebt natuurlijk gelijk, lieverd. Maar dit is iets wat Laat ook maar. Veel plezier en gefeliciteerd met je fantastische baan. Ik loop weg en sluit me op in de badkamer. In de spiegel bekijk ik mijn bleke gezicht. Ik ben moe en wil op onze eerste dag samen naar het strand. Niet mijn man wegbrengen naar het vliegveld. Simon klopt op de deur. Lieverd, toe nou. Luister. Ik bel je elke dag. Goed? Nou hoera, zeg ik. Je belt me elke dag. Wat fijn. Lieverd, zegt Simon. Ik kan hier echt niets aan doen. Laten we de korte tijd die we hebben nu niet verpesten. Mag ik binnenkomen? Ik haal diep adem en zet de deur op een kier. Simon komt binnen. Jillie toch. De toon waarop Simon mijn naam zegt, doet me smelten. Hij neemt me in zijn armen en houdt me stevig vast. Ik sluit mijn ogen. Het spijt me, fluistert hij in mijn oor. Die nacht liggen we dicht tegen elkaar aan in bed. Ik kan niet slapen en kijk naar Simon. Hij ademt diep en rustig. 12
Maandag 26 juli Een onverwachte uitnodiging De volgende morgen ontbijten Simon en ik op het strand. Ik doe mijn best gezellig te zijn, maar zo voel ik me niet. Simon vertrekt om twaalf uur. Ik bel je vanavond, oké? Ik knik mat. Simon is nog maar net weg als mijn telefoon gaat. Verbaasd neem ik hem op. Hallo, met Elaine. Met wie?, vraag ik. Ja, je kent me niet, maar ik ben Elaine. De vrouw van Karl Ubbink. Van het bedrijf. Ik ga je redden. Ik moet lachen, en vergeet even hoe rot ik me voel. Ja, zegt Elaine. Het is een schande. Je bent hier nog maar een dag. En nu laat je man je al alleen. Ik vind dat dat niet kan. Daarom kom ik je straks om halfvijf halen. Voor cocktails bij het zwembad. Wat zeg je daarvan? Leuk, zeg ik. Moet ik wat meenemen? Elaine begint hard te lachen. Schat, roept ze in de hoorn, ik heb de best gevulde bar van dit eiland. Maar als je wat mee wilt nemen, doe dan maar je bikini. Tot later. 13