Inleiding over de profeet Obadja. De inleiding van deze middag zal gaan over het bijbelboek Obadja. Het is het kortste bijbelboek van het O.T. Niettemin draagt het een goddelijk stempel. Het opschrift van dit bijbelboek vinden we in vers 1: Het gezicht van Obadja. Het handelt over Edom. Na de inleiding in vers 1 lezen we achtereenvolgens van de bedreigingen tegen Edom: Hun trots zal worden vernederd, hun schatten zullen worden geroofd, hun wijsheid zal verblind worden en hun hatelijk gedrag tegen het volk Israël zal gewroken worden. Voor het volk Israël zijn er echter genaderijke be-loften. Ze zullen allen hersteld en bekeerd worden en ze zullen de overwinning behalen over de Edomieten. Ook wordt beloofd dat het koninkrijk van de Messias opgericht zal worden door het opkomen van het grote heil. Lezen we echter eerst Gen. 25 : 19-34 en Gen. 27 : 30-40. Over Obadja is weinig bekend. Sommigen meenden dat hij dezelfde was als de hofmeester in het huis van Achab. Hier is echter geen grond voor. Obadja heeft geprofeteerd in de tijd van de wegvoering naar Babel, van 586 tot 536 v. Chr. De geschiedenis daarover kunnen we lezen in 2 Kon. 25. Na anderhalf jaar van belegering door de Chaldeeën werd de sterkte van Jeruzalem verbroken en werd Zedekia gevangen genomen. Nebukadnézar voerde hem en bijna heel het volk Israël weg naar Babel. Jeruzalem werd verwoest en de tempel werd geplunderd en ver-brand. Het broedervolk Edom heeft daarbij het volk Israël zeer laf behandeld zoals we straks zullen zien. Edom heeft zo geholpen om Israël uit te roeien. Wie echter Gods volk aanraakt, die raakt Gods oogappel aan. Edom wordt daarvoor gestraft. God spreekt d.m.v. Obadja over hun aankomende ondergang en over het herstel en de terugkeer van Gods volk. Alvorens het bijbelgedeelte van vanmiddag te behandelen, dienen we eerst naar de oorzaak van deze geschiedenis te kijken. Daarvoor moeten we terug naar het bijbelgedeelte dat we met el-kaar gelezen hebben. Izak had zich Rebekka tot een vrouw genomen nadat zijn moeder gestor-ven was. En Izak bad den Heere zeer, zo staat er, in de tegenwoordigheid van zijn huisvrouw, want zij was onvruchtbaar; en de Heere liet zich van hem verbidden, zodat Rebekka, zijn huis-vrouw, zwanger werd. Toen ze bemerkte dat het een tweeling was ging ze in gebed tot God, om te vragen wat dit toch zijn mocht. En de Heere zeide tot haar: Twee volken zijn in uw buik, en twee natiën zullen zich uit uw ingewanden vaneen scheidden; en het ene volk zal sterker zijn dan het andere volk, en de meerdere zal de mindere dienen. Van eeuwigheid af heeft God on-derscheid gemaakt. De ene verkoren, de andere verworpen, gelijk geschreven is: Jakob heb Ik liefgehad, en Ezau heb Ik gehaat. Voor Jakob mocht gelden: Zo God voor ons is, wie zal tegen ons zijn? Het vervolg van de geschiedenis kennen we. Israël is een groot volk geworden en heeft het land Kanaän erfelijk in bezit gekregen. De nakomelingen van Ezau zijn de Edomieten geworden. Israël en Edom waren dus broedervolken. Des te erger is het dat Edom het volk van God nu zo laf behandeld heeft. Gods oordelen blijven dan ook niet uit. Lees maar mee in je bij-bel. Wij hebben een gerucht gehoord van de Heere, dat betekent dat er een bevel is uitgegaan van de Heere. Staat op, en
laat ons opstaan tegen hen ten strijde. God zendt een gezant onder de heidenen om die op te wekken om Gods wil ten uitvoer te brengen. Let op: Als God bloedig werk te doen heeft onder de vijanden van Zijn kerk, dan zal Hij mensen vinden en geschikt maken om Zijn wil te volvoeren. We kunnen nog vermelden dat Edom in deze geschiedenis een type is van al de vijanden van Gods kerk. God roept ook ons op om te strijden en dan wel de geode strijd des geloofs. De overwinning staat al vast, zie maar in vers 2. Ik heb u klein ge-maakt onder de heidenen, gij zijt zeer veracht. Edom zal zo veracht worden dat de naburige volkeren niet eens meer een verbond met hen zal willen sluiten. In vers 3 en 4 kunnen we lezen waarop Edom zijn vertrouwen stelt. Edom vertrouwde op eigen kracht. Het land was bergach-tig en de hoofdstad Sela ligt hoog op een berg. Op het eerste oog leek het onoverwinnelijk. Hun schuilplaatsen worden vergeleken met de kloven der steenrotsen. Dat zijn strategische plaatsen. Hun hoogte en hun sterkheid is echter alleen inbeelding. En wie zichzelven verhogen zal, die zal vernederd worden. Ook Jeremia heeft over Edom geprofeteerd in bijna dezelfde bewoordingen als Obadja. Al zou Edom zijn nest maken zo hoog als een arend, toch zal God ze vandaar neder stoten. We zien daarin de alomtegenwoordigheid en de kracht van God. Hun omkering zal net zo grondig zijn als die van Sodom en Gomorra. In plaats van op de Heere te vertrouwen, stellen ze hun vertrouwen op hun eigen sterkte. Doen wij niet hetzelfde als de Edomieten? Matthew Henry schrijft er het volgende over: Vleselijke gerustheid is zonde, die ons het gemakkelijkst overvalt in tijden van welstand, macht en voorspoed. Vers 5 en 6 handelen over de grondigheid van de verwoesting van Edom. Indien er dieven gekomen waren; zij zouden alleen meenemen wat ze nodig denken te hebben of ze zouden meenemen zoveel ze konden dragen. Nog zou er dan genoeg over zijn van de overvloed die ze hadden. Ook het beeld van de wijnlezer wordt gebruikt. Die laten ook nog wel eens wat hangen. God werkt echter anders. Jakob kreeg een grotere zegen dan Ezau. Als we in dit verband eens even naar de gelijkenis kijken van de tien ponden, dan zien we dat Edom zijn gekregen pond niet heeft gebruikt tot eer van God. Van hem zal dan ook genomen worden al wat hij heeft. Het zal gegeven worden aan diegene, die tien ponden had. Hier gaat het in vervulling zoals we zo dadelijk nog zullen zien. Edom zal verwoest worden. Evenals Obadja heeft ook de profeet Jesaja van Edom geprofeteerd in Jes. 34. In vers 5 lezen we: Want Mijn zwaard is dronken geworden in den hemel; zie, het zal ten oordeel nederdalen op Edom en op het volk, hetwelk Ik verbannen heb. In vers 11 van Jesaja 34 staat dat de roerdomp en de nachtuil, de schuifuit en de raaf daarin zullen wonen. Dat zijn dieren die alleen in zeer woeste gebieden leven. De bondgenoten van Edom lieten hen ook in de steek. Ook daarop vertrouwde Edom. Ze werden echter bedrogen. Bedrogen omdat ze niet op God vertrouwden. In de volgende verzen lezen we dat God het verstand van de wijzen uit Edom zal laten vergaan. Edom was in die dagen beroemd om hun grote staatslieden. Staatslieden die ten ondergang gedoemd waren omdat ze zich vergrepen aan Gods volk en zijn geboden en inzettingen. Evenmin als Edom zijn straf is ontlopen zal ook Nederland zijn straf niet ontlopen. Het huwelijk, dat ook wel een bloem uit het paradijs wordt genoemd, die ons na de zondeval is overgelaten, staat op de helling. Moedwillig worden de inzettingen van God, die ons ten goede zijn gegeven, aan de kant geschoven. Er wordt zelfs feest gevierd omdat we het eerste land zijn waarin het bij de wet
geregeld is dat een homo-huwelijk mogelijk is. Als het doorgaat staan we niet alleen figuurlijk maar ook letterlijk gelijk aan Sodom en Gomorra. Om het geweld aan uw broeder Jakob, Gods volk dus, zult gij uitgeroeid worden in eeuwigheid. Zo zien we dat verstandeloosheid de voorbode is van de ondergang. God verblind het oog van de raadslieden voor de dingen die tot de vrede dienen. Zo zien we Gods macht in alles. De mens denkt het zonder God te kunnen, maar als God de mens los laat, dan vallen ze direct. Zo gaat het ook telkens met ons. Wie meent te staan, zie toe dat hij niet valle. 1 Kor. 10 : 12. En indien wij ons niet bekeren, wij zullen insgelijks vergaan. Het hatelijke gedrag der goddelozen zal gewroken worden. Wat de zaak voor Edom verergerd is dat ze het broedervolk zijn. Ze hadden dus een verlosser moeten zijn. In plaats van Israël de helpende hand toe te steken, kijken ze toe hoe het volk door de Chaldeeën ten onder gebracht wordt. Vol leedvermaak keken ze toe hoe het volk zwaar beproefd werd. Het lijkt wel de omgekeerde wereld. De vijanden hebben het goed en Gods volk krijgt de slagen en vangt de klappen. Toch gaat het zo vaak. Het oordeel begint bij Gods kinderen. Voor hen is het echter een beproeving. Gods volk klaagt dan, zoals ook Asaf in psalm 73. Totdat ze in Gods heiligdommen ingaan en zien wat het einde is van hun vijanden. Voor ons ligt er nog een les in dit stukje. Wie toeschouwer is bij het leed en de smart van zijn naaste, terwijl hij in staat is te helpen, zal veel te verantwoorden hebben. Hoe staat het met jouw en met mijn gaven en goederen? Besteden we dat tot nut en heil van onze naaste? Edom ging nog verder in hun heilloze weg. Ze hielpen zelfs met plunderen en vermoordden hun broeders. Veel Joden konden echter ont-snappen uit de stad Jeruzalem. Maar wat gebeurt. eenmaal buiten de stad lopen ze in een hin-derlaag van de Edomieten. Ze worden alsnog vermoord of overgeleverd aan de Chaldeeën. Ze voegen zich volledig bij de vervolgers van Gods volk. En wij? Als een Christelijke collega of medeleerling uitgelachen wordt om zijn of haar geloof, wat doen wij dan? Springen we voor hen in de bres? Wat doen we als we horen dat er elders op de wereld Christenen vervolgd worden? De verdrukking van Gods volk duurt maar even. Maar dan zijn de vijanden aan de beurt. Ze zullen voortdurend drinken uit de wijn van Gods toorn, zie Openbaringen 14 : 10. Slokje voor slokje zullen ze de beker ledigen, zo schrijft de Engelse kanttekening. In vers 17 tot 21 volgen de beloften van Gods heil voor Zijn volk. Zo diep kan Gods volk er niet door-gaan, of er is een belofte, een lichtpunt. In Christus is dan mogelijk geworden omdat Hij ten onder is gegaan. Daarom is er voor de Zijnen geen ondergang meer. In Hem is redding. Hoe-wel Gods volk soms een eind van Gods heiligdom vandaan wordt gebracht, door de duivel, de wereld of door ons eigen vlees, toch komt het weer terug. Uit vers 17 leren we dat, waar red-ding is, ook heiligmaking is. Hij zal een Heiligheid zijn, om de kinderen van Sion voor te be-reiden en geschikt te maken voor de ontkoming. Want waar God heerlijkheid op het oog heeft, geeft Hij genade. Deze belofte heeft ook als inhoud de oprichting van de kerk van het Evange-lie onder de heidenen. Het zal de aarde erfelijk bezitten, zoals Israël na de terugkeer uit Babel het land van Edom erfelijk mocht bezitten. De verbreiding van het Evangelie is bijna voltooid. In Israël zien we steeds meer Messias-belijdende Joden komen. Heel de aarde zal vervuld wor-den met de kennis des Heeren. Het Evangelie is te vergelijken met een vuur. Vuur dat de uit-verkorenen loutert. Vuur dat ook het schuim, dat
zijn dan de goddelozen, zal verteren. God zal de gevangen Sions weder brengen, de ballingen zullen terugkeren naar Sion. Zoals gezegd krijgen ze niet alleen hun bezittingen en hun land terug, maar ook het omliggende land. Als God gaat geven, dan geeft Hij mild en overvloedig. Let ook eens op de geschiedenis van Job. Ook hem werd alles afgenomen. Na de beproeving krijgt hij echter eens zoveel terug. Zo ook de ballingen. Deze twee voorbeelden zijn tekenend voor al Gods volk. Hier zullen ze verdruk-king en schade lijden en veel, zo niet alles afgenomen worden. God belooft echter terugkeer en herstel. Ze zullen de aarde erfelijk bezitten, nu in beginsel en straks in alle volkomenheid. Nel Benschop schrijft in één van haar gedichten het volgende. God neemt soms een voorschot af om ons een kapitaal te geven. En zo gaat het. Hij zorgt niet alleen voor terugkeer, herwinning van hun grond en uitbreiding daarvan, maar Hij zorgt ook voor de broederlijke liefde. Israël zal namelijk weer verenigd worden met Juda, zowel in hun burgerlijke als ook in hun heilige aan-gelegenheden. Dit is tekenend voor de oprichting van Gods koninkrijk, tot heil van zijn onder-danen en tot schade van zijn vijanden. De verkondigers van het Evangelie zijn dienstknechten van Christus. In vers 21 worden ze heilanden genoemd. Hun taak is dat ze de wereld zullen richten met gerechtigheid en de volken met Zijn waarheid, zie Psalm 96 : 13. Dit zal tot nut zijn van de strijdende kerk in haar benauwdheden en tot uitroeiing van al haar vijanden. Daarom, omdat het Koninkrijk van de Heere zal zijn. Ik dank u. Zingen psalm 73 : 4 en 9 en psalm 126 : 1.
Vragen n.a.v. het gezicht van Obadja. 1) Schrijf eens een aantal overeenkomsten op die je kunt ontdekken tussen de behandelde geschiedenis en anno 2000. 2) Tot welk volk (zie Obadja) behoor je? Waaruit blijkt dat/wat zijn de kenmerken. 3) Als het wetsvoorstel inzake het homo-huwelijk doorgaat verschillen we in niets meer met de inwoners van Sodom en Gomorra. Stelling: We mogen/moeten net als Lot vluchten uit Nederland.* 4) Stelling: Je kunt de nood van de hele wereld niet op je schouders nemen.* * : Eens of oneens en waarom. Succes met de beantwoording.