1. Willen we voor de hoogte van het persoonsgebonden budget overstappen naar één uurtarief welke geldt voor iedere klasse? Zo ja, wat moet de hoogte van het uurtarief zijn? Het uurtarief is nu voor iedere klasse verschillend. Hoe meer uren er geïndiceerd zijn, hoe hoger het uurtarief is. Het uurtarief voor een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden voor iedereen vaststellen op 15,00 per uur, vanaf 1 januari 2008. Argumenten Kanttekeningen 1. De Wmo heeft voor bestaande budgethouders geleid tot een achteruitgang wat voor 2007 is gecompenseerd via de aanvullende gemeentelijke overgangsregeling. Dat kan hiermee opgelost worden 2. De staatssecretaris stelt geen eisen aan de hoogte van het uurtarief voor het persoonsgebonden budget. 3. Ongeacht het geïndiceerd aantal uren, ontvangt iedereen hetzelfde uurtarief 4. Voor zorg in natura wordt er ook geen onderscheid gemaakt in uurtarief voor HH1 en HH2 5. Het persoonsgebonden budget moet voldoende zijn om een zorgverlener te betalen 6. Het persoonsgebonden budget wordt dan een gelijkwaardig alternatief voor zorg in natura 1. Het kost de gemeente meer geld, het rijk compenseert dit niet 2. Per Saldo (de landelijke belangenorganisatie voor budgethouders) stelt dat het minimale uurtarief 15,50 (2007) moet zijn 3. Vaak wordt gesteld dat het uurtarief voor een persoonsgebonden budget vastgesteld moet worden op 75% van het tarief voor zorg in natura (dat zou in Boxtel neerkomen op 16,90, 75% van 22,50) Financiële consequenties: Bij een uurtarief van 15,90 (dat is nu het hoogste tarief) voor álle cliënten (dus ongeacht de klasse) bedragen de extra kosten 52.000; Bij een uurtarief van 15,00 én een overgangsregeling voor de 3 klanten die nu een hoger tarief ontvangen, bedragen de extra kosten 30.000. 1
2. Moet er voor de budgethouders die er vanaf 1 januari 2008 op achteruit gaan, alsnog een overgangsregeling getroffen worden? Ook als het uurtarief hoger wordt, zullen er enkele budgethouders nog steeds een lager persoonsgebonden budget ontvangen. Dit komt omdat de gemeente ervoor gekozen heeft om niet in klassen te indiceren, maar op basis van een X-aantal uren. Zie onderstaand voorbeeld: Voorbeeld: Mevrouw Jansen heeft een indicatie van 4 uur voor huishoudelijke verzorging en valt in klasse 3: 4-6,9 uren per week. De indicatie is afgelopen op 30 juni 2007. Zij heeft gekozen voor een persoonsgebonden budget. Op 1 januari 2007 is de Wmo van kracht gegaan. Tot 1 juli valt mevrouw onder het landelijke Overgangsprotocol en behoudt zij de oude AWBZ rechten en ontvangt zij het persoonsgebonden budget van het Zorgkantoor. Per maand ontvangt zij een bedrag van 414,75 (omgerekend is dat 23,93 per uur). (N.B.: iemand met 6,9 uren per week ontvangt hetzelfde maandbedrag en omgerekend is dat 13,87). In juni heeft er een herindicatie plaatsgevonden. Mevrouw Jansen wordt nog steeds voor 4 uur per week geïndiceerd voor hulp bij het huishouden. Deze voorziening valt vanaf 1 juli onder de Wmo. Het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld op 240,93 per maand (op basis van een uurtarief van 13,90). Het college heeft de aanvullende gemeentelijke overgangsregeling vastgesteld waardoor mevrouw tot 1 januari 2008 het oude AWBZ bedrag ontvangt en er dit jaar niet op achteruit gaat. Indien gekozen wordt voor een uurtarief van 15,00 ontvangt mevrouw Jansen vanaf 1 januari 2008 nog steeds een lager uurtarief als toen zij onder de AWBZ viel. De vraag is of hiervoor wederom een overgangsregeling getroffen moet worden. Gerealiseerd moet worden dat er met ingang van 1 januari 2008 nog een aantal redenen is dat mensen erop achteruit kunnen gaan: Mensen uit Boxtel die een kilometervergoeding ontvangen. In het Wmo-besluit is aangesloten bij de Belastingdienst en is dit bedrag vastgesteld op 0,19 per kilometer. Het hele jaar 2007 is op basis van het Landelijke Overgangsprotocol aan hen de oude vergoeding van 0,29 per kilometer verstrekt. Met ingang van 1 januari 2008 gaan zij het lagere bedrag ontvangen; Uit de operatie herindicatie blijkt dat er nogal wat mensen zijn die thuiszorg hebben ontvangen en die nu geen recht blijken te hebben, omdat het protocol Gebruikelijke Zorg in het verleden niet (goed) is toegepast. Er is dan een inwonende partner of de cliënt woont in bij zijn/haar kind, waarvan verwacht wordt dat die de hulp bij het huishouden verrichten. Met ingang van 1 januari 2008 komt de hulp bij het huishouden te vervallen. Dit is geen gewijzigd beleid, ook onder de AWBZ werd vanaf 2004 rekening gehouden met het protocol gebruikelijke zorg. Deze mensen hebben feitelijk dus geluk gehad dat zij tot nu toe huishoudelijke verzorging hebben ontvangen; 2
Onder de AWBZ was voor budgethouders huishoudelijke verzorging de eigen bijdrage maximaal 60% van hun persoonsgebonden budget. Volgens de eigen bijdrage systematiek van het CAK kan de eigen bijdrage nu oplopen tot het volledige budget. Stel het pgb bedraagt 120 per periode, op grond van het inkomen wordt de eigen bijdrage vastgesteld op 100 per periode. Onder de AWBZ zou deze cliënt maximaal 72 aan eigen bijdrage moeten betalen. Hieraan kan de gemeente niets doen. Het is de wettelijke regelgeving, iedere budgethouder in Nederland heeft hiermee te maken. De gemeente zou wel eigen beleid (compensatieregeling) kunnen maken, om de cliënt alsnog tegemoet te komen. De cliënt zou dan met de nota van het CAK naar de gemeente kunnen komen als de eigen bijdrage meer bedraagt dan 60% van het pgb. Het verschil wordt dan aan de budgethouder verstrekt. Vanaf 1 januari 2008 geen extra overgangsregeling treffen voor al die mensen die erop achteruit gaan door het Wmo-beleid van de gemeente. 1. Landelijk is de overgang naar de Wmo geregeld middels het Overgangsprotocol. Hierdoor heeft iedereen tot datum herindicatie en uiterlijk tot 1 januari 2008 zijn/haar oude rechten kunnen behouden; 2. Via de aanvullende gemeentelijke overgangsregeling heeft in Boxtel iedereen bij een gelijkblijvende situatie tot 1 januari 2008 dezelfde voorziening kunnen behouden; 3. Derhalve is er geen noodzaak om alsnog een overgang te treffen. Een overgang van een volledig jaar voor iedereen is meer dan redelijk geweest; 4. Verwacht wordt dat het om een klein percentage budgethouders gaat die erop achteruit gaat, omdat indicaties in klassen niet meer toegepast worden. Het levert echter wel een extra druk op voor de uitvoering; 5. Een extra overgangsregeling kost extra geld. Hiervan is op dit moment geen inschatting te geven vanwege de operatie herindicatie die nu volop in gang is gezet 1. Cliënten en hun zorgverleners zijn gedupeerd door de komst van de Wmo. 3
3. Dient de huidige wijze en frequentie van verantwoorden van het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden gewijzigd te worden? Een budgethouder moet zijn/haar persoonsgebonden budget per kwartaal te verantwoorden op basis van ontvangen uren zorg. (Om aan te sluiten bij de eigen bijdrage systematiek van het CAK wordt vanaf 1 januari 2008 gewerkt met periodes van vier weken i.p.v. een maand en verantwoording per 4 of vijf periodes i.p.v. per kwartaal). Indien er minder uren worden verantwoord dan dat er zijn geïndiceerd, wordt het teveel verstrekte persoongebonden budget verrekend met de volgende betaling. Alleen de daadwerkelijk opgegeven zorguren worden door de gemeente vergoed. Onder de AWBZ hadden budgethouders een verantwoordingsvrij bedrag van 2.500 per jaar. Met ingang van 1 januari 2008 de verantwoordingssystematiek voor budgethouders hulp bij het huishouden als volgt te wijzigen: budgethouders met een indicatie tot 3,9 uur per week (klasse 1 en 2) vrij te stellen van de verantwoording van het pgb voor hulp bij het huishouden. Budgethouders vanaf klasse 3 vier maal per jaar een verantwoording in te laten dienen. Indien het aantal verantwoorde uren lager is dan het geïndiceerd aantal uren, wordt het teveel verstrekte bedrag verrekend. Hier een grens inbouwen van 10%. Indien het verschil tussen de verantwoorde en geïndiceerde uren minder bedraagt dan 10% van het geïndiceerd aantal uren wordt het teveel verstrekte budget niet verrekend. (Bijvoorbeeld iemand heeft indicatie van 11 uur per week, dat is 176 uren per vier periodes van vier weken. Hij verantwoordt 160 uren, dat valt binnen de 10%, dus er vindt geen verrekening plaats.) 1. Het vermindert de bureaucratie voor cliënten 2. De indicatiestelling heeft op een juiste wijze en onafhankelijk plaatsgevonden, waardoor mensen geen pgb krijgen die het niet nodig hebben, dus waarom zou je 100% controle uitoefenen 3. In de AWBZ hebben (en hadden) cliënten ook een verantwoordingsvrij bedrag 4. De kosten van 100% controle en verrekening van budgetten, staan niet in verhouding tot wat het oplevert 5. De Wmo-uitgaven worden niet hoger en de uitvoeringskosten worden hiermee wel lager. Hoeveel lager is op dit moment niet aan te geven. 1. Vooraf heeft er een goede indicatiestelling plaatsgevonden, de cliënt krijgt alleen die hulp die hij/zij echt nodig heeft, controle achteraf is overbodig 2. Door budgethouders (al niet gedeeltelijk) vrij te stellen van verantwoording, controleert de gemeente niet of de middelen zijn besteed aan het doel waarvoor het verstrekt is 4
4. Willen we dat het CAK-BZ geen eigen bijdrage oplegt bij minima die hulp bij het huishouden (ZIN) ontvangen? Dan hoeft de cliënt niet eerst de nota te krijgen om deze vervolgens bij de gemeente in te dienen voor bijzondere bijstand. Een alleenstaande met een bijstandsuitkering die hulp bij het huishouden ontvangt, krijgt van het CAK een eigen bijdrage opgelegd van 16,60 per periode van vier weken. Voor deze kosten kan hij/zij vervolgens een aanvraag indienen bij de gemeente voor bijzondere bijstand. Hij/zij moet dan 2 verschillende trajecten volgen via de gemeente. De Wmo en de WWB kennen verschillende inkomensbegrippen. In de Wmo gaat het bij een alleenstaande om het verzamelinkomen wat lager moet zijn dan 120% van het sociaal minimum om de laagste eigen bijdrage opgelegd te krijgen. In de WWB gaat het om een inkomen tot 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm (=netto). Een belangrijk verschil is ook dat bij de WWB rekening wordt gehouden met vermogen. Het is niet mogelijk om bij het CAK aan te geven welke cliënten geen nota zouden moeten ontvangen. Indien dat wel mogelijk zou zijn, zou de gemeente alle bekende minima die ook hulp bij het huishouden ontvangen door kunnen geven, zodat zij geen eigen bijdrage hoeven te betalen. Wat wel mogelijk is, is dat je voor cliënten onder een bepaalde inkomensgrens, geen eigen bijdrage gaat vaststellen. Echter, hierdoor worden ook mensen met vermogen vrijgesteld van het betalen van een eigen bijdrage. De gemeente loopt dan bovendien de eigen bijdrage inkomsten mis en als de klant ook een AWBZ functie geïndiceerd heeft gekregen, moet hij/zij alsnog de eigen bijdrage betalen. De Wmo is preferent aan de AWBZ. Stel een cliënt moet maximaal een eigen bijdrage betalen van 16,60. Hij/zij ontvangt persoonlijke verzorging (AWBZ) en hulp bij het huishouden (Wmo), dan gaat de eigen bijdrage opbrengst naar de gemeente. Als de gemeente het niet oplegt en int, moet de cliënt alsnog de eigen bijdrage aan het Zorgkantoor (AWBZ) betalen. Het CAK is voornemens om minimabeleid te ontwikkelen, zodat cliënten wel een eigen bijdrage van de gemeente krijgen opgelegd, maar dat deze niet geïnd wordt. Deze toekomstige ontwikkelingen zullen gevolgd worden. De huidige werkwijze van het opleggen en innen van de eigen bijdrage door het CAK bij minima handhaven. Voor deze kosten kan de cliënt bij de gemeente en aanvraag indienen voor bijzondere bijstand, waar naast inkomen ook rekening wordt gehouden met vermogen. 5
1. De filosofie van Loket WegWijs is vraagverheldering, -verdieping en - verbreding. Komt iemand voor een aanvraag voor bijzondere bijstand voor de eigen bijdrage hulp bij het huishouden, dan kunnen eventuele andere bijzondere noodzakelijke kosten of voorzieningen in het kader van de Wmo ook worden meegenomen (uiteraard is goede voorlichting van groot belang) 2. De Wmo kent een ander inkomensbegrip dan in de WWB. In de WWB wordt rekening gehouden met vermogen. Wmo en WWB zijn verschillende budgetten in de gemeentebegroting. Dus het is wenselijk als dit twee gescheiden trajecten blijven 3. Ogenschijnlijk lijkt het klantvriendelijker om geen eigen bijdrage te laten opleggen bij minima, maar als hij/zij ook nog voor een AWBZ functie is geïndiceerd, moet er toch een eigen bijdrage te worden betaald 4. De gemeente loopt dan bovendien eigen bijdrage inkomsten mis. Hoeveel is niet te zeggen 1. Als de cliënt met een bijstandsuitkering alleen hulp bij het huishouden ontvangt, is het voor hem/haar makkelijker als er geen eigen bijdrage wordt opgelegd en geïnd. 6
5. Moeten budgethouders van hulp bij het huishouden (weer) ondersteund worden? Onder de AWBZ ontvingen budgethouders kosteloos ondersteuning van de Sociale Verzekeringsbank. In 2007 hebben alle overgangscliënten tot datum herindicatie, maar uiterlijk tot en met 31 december 2007 gebruik kunnen maken van deze diensten. De belangrijkste taken die wegvallen zijn: loondoorbetaling bij ziekte (geldt voor iedere budgethouder), wettelijke aansprakelijkheidsverzekering en rechtsbijstand en tot slot het verzorgen van de salarisadministratie en afdracht van sociale premies en loonheffing. Dit laatste is verplicht als de zorgverlener vier dagen of meer zorg verleend. De SVB doet dit momenteel voor een klein aantal budgethouders. Vanaf 1 januari 2008 vervalt deze dienstverlening, tenzij de gemeente opnieuw een overeenkomst afsluit (dit moet voor 1 december 2007). Budgethouders vanaf 1 januari 2008 ondersteunen bij hun werkgeversschap, door een overeenkomst af te sluiten met de Sociale Verzekeringsbank. 1. Alleen op deze manier worden budgethouders voldoende toegerust om zelf zorg in te kopen. Pas dan is het een volwaardig alternatief van zorg in natura 2. Cliënten worden hiermee voldoende gecompenseerd in hun beperking 3. Op deze manier wordt voorkomen dat budgethouders erop achteruit gaan na 1 januari 2008 1. Het is de keuze van de cliënt om gebruik te maken van het persoonsgebonden budget met alle risico s van dien. De eigen verantwoordelijkheid van de cliënt is juist zo belangrijk in de Wmo 2. Het kost de gemeente extra geld Financiële consequenties: Uitgaande van 84 budgethouders wordt geschat dat de kosten voor de gemeente Boxtel neerkomen op 11.000, afgerond 130 per budgethouder per jaar. 7
6. Dient de eigen bijdrage voor woningaanpassingen afgeschaft te worden? Zo ja, dient er dan een inkomensgrens gehanteerd te worden om de toegang tot de zorg te bewaken? Een woonvoorziening kan verstrekt worden als voorziening in natura, als persoonsgebonden budget of als financiële tegemoetkoming. Bij een voorziening in natura en een pgb dient er een eigen bijdrage worden opgelegd, conform de wettelijk vastgestelde eigen bijdrage regeling die het CAK voor de gemeente uitvoert. Bij een financiële tegemoetkoming wordt er een eigen aandeel berekend en door de gemeente opgelegd en geïnd, dat is toegestaan. In Boxtel wordt het eigen aandeel berekend volgens de draagkrachtberekening zoals dat ook onder de Wvg gebeurde. Wettelijk moet er rekening worden gehouden met anticumulatie (er is één maximale eigen bijdrage (en eigen aandeel) voor alle Wmo-voorzieningen én AWBZ functies). Rekening houden met anticumulatie is echter technisch onmogelijk, omdat het CAK geen invloed heeft op de vaststelling van het eigen aandeel en het eigen aandeel bovendien niet verwerkt kan worden in het systeem. Op dit moment kunnen we daar niets aan veranderen en is het een landelijk probleem voor die gemeenten die voor woonvoorzieningen een eigen aandeel opleggen. Voorbeeld: Een cliënt ontvangt naast persoonlijke verzorging, ook hulp bij het huishouden. Hij ontvangt van het CAK een nota met de maximale eigen bijdrage. De eigen bijdrage inkomsten worden aan de gemeente overgemaakt, de Wmo is immers preferent aan de AWBZ. Als hij ook een tegemoetkoming voor een woningaanpassing ontvangt, betaalt hij/zij ook een eigen aandeel (tot maximaal 25% van de kosten). Dat is feitelijk niet toegestaan. Het ministerie van VWS is op de hoogte van dit probleem, maar is niet van plan er iets aan te wijzigen. Het CAK zal samen met de gemeente naar een oplossing moeten zoeken. De ontwikkelingen zullen gevolgd blijven worden. Onderzocht kan worden of het eigen aandeel door het CAK als een eigen bijdrage berekend kan worden, door de financiële tegemoetkoming op te boeken als zijnde een pgb bij het CAK. Juridisch is dit mogelijk niet haalbaar. Consequentie is dan wel dat cliënten een eigen bijdrage kunnen betalen die gelijk staat aan het bedrag van de tegemoetkoming zelf. (bijvoorbeeld: de tegemoetkoming bedraagt 1.000, maximale eigen bijdrage is 30 per periode, over 39 periodes bedraagt de eigen bijdrage meer dan 1.000, namelijk totaal 1.170). Stel het eigen aandeel bij een financiële tegemoetkoming wordt afgeschaft en er worden inkomensgrenzen vastgesteld. Het hanteren van inkomensgrenzen bij woonvoorzieningen kan een oplossing bieden om de toegang tot de zorg te beperken. Stel de grens ligt bij 2,5 maal het norminkomen en aanpassingen tot 800. Is het inkomen hoger en zijn de kosten van de aanpassingen lager, dan wordt de aanvraag afgewezen. Is het inkomen lager dan worden de kosten wel vergoed. Tot slot is het mogelijk om het eigen aandeel bij een woonvoorziening helemaal af te schaffen en geen inkomensgrenzen te hanteren. Dat scheelt de gemeente uitvoeringskosten, maar het zou ook kunnen leiden tot een toename van aanvragen. 8
Aan de andere kant mag je ervan uitgaan dat cliënten die een woonvoorziening aanvragen, vaak ook andere voorzieningen hebben, zoals persoonlijke verzorging via de AWBZ of hulp bij het huishouden, waardoor zij al de volledige eigen bijdrage moeten betalen en er geen eigen aandeel meer opgelegd mag worden vanwege de anticumulatie. Het eigen aandeel voor een woonvoorziening ongewijzigd handhaven. De ontwikkelingen ten aanzien van de anticumulatie blijven volgen. 1. Toegang tot de zorg wordt hiermee bewaakt 2. Anticumulatie betreft een landelijk probleem, waarvoor de ontwikkelingen worden gevolgd 3. Wijziging van beleid moet zorgvuldig geïmplementeerd worden en heeft tijd nodig. 1. Mensen met beperkingen hebben al te maken met meerkosten als gevolg van hun beperkingen, nu worden ze extra belast 9
7. Dient het beleid ten aanzien van het hanteren van inkomensgrenzen bij vervoersvoorzieningen (bijvoorbeeld deeltaxi) voor iedereen gelijk getrokken te worden? Voor een vervoersvoorziening geldt een inkomensgrens. Deze is 1,5 maal het norminkomen of 2 maal het norminkomen bij een rolstoeltaxi. Is het inkomen hoger, dan komt de persoon met een beperking niet in aanmerking voor een deeltaxipasje of kilometervergoeding. De kosten van het vervoer worden in relatie tot het inkomen wordt dan als algemeen gebruikelijk geacht. Deze inkomensgrenzen gelden niet voor mensen die in een voormalig gezinsvervangend tehuis wonen, omdat die vaak boven de grens zouden uitkomen. In het Verstrekkingenboek worden bewoners van gezinsvervangende tehuizen als aparte doelgroep benoemd, waarvoor geen inkomenstoets hoeft plaats te vinden. Deze inkomensgrenzen gelden bovendien ook niet voor mensen die vanwege hun beperking een garantie nodig hebben om als vrije reiziger voorin te zitten of vervoerd te worden met een personenauto in plaats van een bus. Het huidig beleid heeft dus een zekere mate van rechtsongelijkheid in zich. Door de extramuralisering en vermaatschappelijking van de zorg is er zoveel veranderd in woonsituaties. De term gezinsvervangend tehuis is achterhaald. Men spreekt nu van verblijf zonder behandeling en verblijf met behandeling. Van de buitenkant kan je niet meer zien welke mensen met wat voor een indicatie daar verblijven. In een voormalig gezinsvervangend tehuis wonen mensen met de functie verblijf zonder behandeling. Wil je deze groep vrijstellen van de inkomenstoets, dan zou je dat voor iedereen moeten doen die ergens woont met de functie verblijf zonder behandeling (zoals bijvoorbeeld Cello, woonvormen van Philadelphia en verzorgingshuizen). Dat brengt extra kosten met zich mee. De verwachting is echter dat bewoners van een gezinsvervangend tehuis vaak een Wajong uitkering hebben en helemaal niet snel boven de norm uitkomen. Als de eigen bijdrage eraf gehaald is, houdt men 275 per maand over waar ook nog de ziektekosten vanaf moeten. Met de provincie kan overleg gevoerd worden over speciale garanties voor de vrije reiziger. De provincie is verantwoordelijk voor de vrije reiziger in de deeltaxi en de toegankelijkheid van het openbaar vervoer (en de deeltaxi is een vorm van openbaar vervoer). Daarom moet rekening gehouden worden met de beperkingen van iemand, zoals het voorin zitten omdat iemand een gestrekt been heeft. Dit zou bij een volgende aanbesteding meegenomen kunnen worden. De inkomensgrenzen bij een vervoersvoorziening vanaf 1 januari 2008 voor iedereen van toepassing te laten zijn. Hier geen uitzonderingen meer op maken. 1. Gelijke rechten voor iedereen 10
8. Dient de werkwijze zodanig gewijzigd te worden dat de cliënt door de gemeente wordt aangemeld bij de thuiszorgaanbieder? Het stimuleren van de zelfredzaamheid, de eigen verantwoordelijkheid van de burger en de keuzevrijheid zijn belangrijke uitgangspunten in de Wmo. Vanuit die gedachte is ervoor gekozen dat cliënten zichzelf aanmelden bij een zorgaanbieder. Hiervoor dient hij/zij de beschikking en het advies aan de zorgaanbieder te geven. Vanuit de thuiszorgorganisaties is het signaal gekomen dat het vaak gaat om een kwetsbare doelgroep die moeite heeft met het aanmelden en het overleggen van de juiste stukken. De cliënt aan te laten melden door de gemeente bij de thuiszorgaanbieder van zijn/haar keuze. 1. Hiermee kom je de (kwetsbare) burger tegemoet 2. Voor het elektronisch berichtenverkeer is digitale aanmelding een voorwaarde 3. Er kan gemakkelijk een koppeling met de facturering gemaakt worden 4. De gemeente heeft op deze manier een extra instrument om zicht te krijgen op eventuele wachtlijsten 1. Er wordt voorbij gegaan aan de eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid van de burger 2. De cliënt moet gestimuleerd worden om zichzelf, al dan niet met hulp van zijn/haar omgeving, te redden en keuzes te maken (bijvoorbeeld door goede voorlichting) 3. Het levert extra werk op voor de gemeente, hoeveel precies kan niet aangegeven worden. 11