Human Capital Roadmap Duurzaamheid Regio West-Brabant



Vergelijkbare documenten
rv. D.v6;«e Datum : 10 december Bijgaand treft u aan de Human Capital Roadmap Duurzaamheid. Daarover informeer ik u als volgt.

STRATEGIE DUURZAME ENERGIETRANSITIE GEMEENTE BREDA

HAN en duurzame energie

Nationale Energieverkenning 2014

Energieakkoord: Wij zijn aan zet!

ENERGIE TRANSITIE SKILLS. Rob de Vrind Duurzaam MBO

Facts & Figures Flevoland

ENERGIE ENQUÊTE VOORJAAR 2012

Onderwijs in Kaart 2018 Zuidoost-Brabant

Het aandeel vrouwen in Kenteq-kwalificaties ( )

Facts & Figures Limburg

Facts & Figures Utrecht

Intentieverklaring Versie:

(Summa) Techniek en (Summa) Engineering Het verschil

FIGURES, FACTS & TRENDS

Facts & Figures Zeeland

Facts & Figures Noord-Holland

Kenteq-leerbedrijven in kaart 2011

Onderwijs in Kaart 2018 West- Brabant

Facts & Figures Friesland

Helmonds Energieconvenant

Zonder Energieopslag geen Energietransitie. Teun Bokhoven Duurzame Energie Koepel WKO-Manifestatie / 30 Oktober 2013

Facts & Figures Utrecht

Facts & Figures Overijssel

Facts & Figures Groningen

Onderwijs in Kaart 2018 Midden-Brabant

Factsheet arbeidsmarkt Overijssel (bijlage bij Investeringsvoorstel Iedereen in Overijssel doet mee )

Facts & Figures Drenthe

index Technocentrum Kwantitatieve regioanalyse technisch beroepsonderwijs Provincie Noord-Brabant

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

Quickscan Techniek in. onderwijs en werkgelegenheid

Facts & Figures provincie Noord-Brabant

Onderwijs in Kaart 2018 Noordoost-Brabant

ZONNE-ENERGIE IS DE ENERGIE VAN NU ÉN VAN ONZE TOEKOMST!

Visie op Windenergie en solar Update 2014

Onderwijs: kiezen voor en leren in de techniek

Zeeuws Energieakkoord. Energiebesparing in de particuliere woningvoorraad

Onderwijs in Kaart 2018 Cijfermatige onderwijsontwikkelingen in Noord-Brabant MBO

Betekenis Energieakkoord voor Duurzame Groei voor de Installatiebranche. Teun Bokhoven Duurzame Energie Koepel 3 februari 2014 / VSK beurs

Paragraaf duurzaamheid

AgriFood Capital Monitor Belangrijkste feiten en cijfers

Scenario s Energiebesparing in de gebouwde omgeving De Ruijter Strategie

Arbeidsmarktanalyse HCA Noord-Brabant

Energieakkoord voor duurzame groei. 6 september 2013

Onderzoeksrapport: zorgelijke terugloop leerwerkplekken mbo

Gemeente Ede energieneutraal 2050

Notitie Duurzame energie per kern in de gemeente Utrechtse Heuvelrug

Toon Berkers Maartje Geenen Cécile Stallenberg

Arbeidsmarkt in Beeld: Onderwijs Noordoost-Brabant

Arbeidsmarkt Metaalbewerking 2004 Regio Zeeland/West-Brabant

A fbouw. Ontwikkeling aantal leerlingen Afbouw 2013/2014 Statistisch jaaroverzicht deel 1. Datum: januari 2014 Auteur: Sanne Saalbrink

KWANTITATIEVE REGIOANALYSE TECHNISCH BEROEPSONDERWIJS

100% groene energie. uit eigen land

Arbeidsmarktanalyse HCA Noord-Brabant

Zeeland / West- Brabant

Aanpak arbeidsmarkt Zuidoost-Nederland Illustratie regionaal arbeidsmarkt dashboard. Inleiding

gemeente Eindhoven Hierin wil GroenLinks in ieder geval de volgende vragen beantwoord hebben.

Raadsvoorstel. Voorloper. Startnotitie Duurzaam Druten. Datum collegebesluit 9 januari 2018 Datum presidium 8 januari 2018

De impact van techniek op weg naar Voor een Nederland dat mee voorop loopt

Installatie- & Elektrotechniek. Markiezaat College, het échte werk

Arbeidsmarktanalyse HCA Noord-Brabant

L.O.B. studiemiddag. L.O.B. Studiemiddag 21 maart 2013

Facts & Figures Noord-Holland Noord

PARTICIPATIE: ÓÓK IN OOST-GRONINGEN!

Presentatie EDB Nicole Ottenheim Gemeente Venlo. Tjeu van de Laar ROC Gilde Opleidingen. Hans Aarts Fontys Hogescholen

Onderwijs in Kaart 2018 Cijfermatige onderwijsontwikkelingen in Noord-Brabant HBO

RAAT Flevoland Van inzicht naar actie!

Sectorale arbeidsmarktinformatie

Maak werk van zon & wind Schone energie voor heel Tynaarlo. Tynaarlo

De Grote Uittocht Herzien. Een nieuwe verkenning van de arbeidsmarkt voor het openbaar bestuur

Speech van commissaris van de koning Max van den Berg, debatavond Europese Commissie 'Energievoorziening in de toekomst', 30 januari 2014

Via de wijk aan het werk

Regio West-Brabant. Regionale duurzame energiedoelstelling in termen van bruto eindverbruik

Arbeidsmarktanalyse HCA Noord-Brabant

Bouwkunde. Bouwplaatsassistent BOL/ BBL Niveau 1 1 jaar

Mbo-studenten in Kenteq-kwalificaties (ontwikkeling per kwalificatiedossier en kwalificatie)

FACTSHEET ARBEIDSMARKT

Ministerie van Economische Zaken

Balans van de Leefomgeving

Nieuwe skills in een nieuwe werkelijkheid. Dick Laheij 7 oktober

Klimaat- en energiebeleid Gemeente Nijmegen

Cleantech Markt Nederland 2008

Arbeidsmarktanalyse HCA Noord-Brabant

Facts & Figures Zuid-Kennemerland en IJmond

De arbeidsmarkt in Zuidoost-Brabant. UWV Gerald Ahn 9 september 2014

Arbeidsmarktanalyse HCA Noord-Brabant

Wat verwachten werkgevers van het onderwijs als het gaat om duurzaamheid?

09MR Hoornbeeck College. MBO Factsheet. Convenantjaar Nieuwe voortijdige schoolverlaters voorlopige cijfers

Domotica, ICT en Beveiligingsinstallaties

- Ontwikkelingen arbeidsmarkt - Human Capital Agenda / Zorgpact - Sectorplan

Aansluiting onderwijs en arbeidsmarkt; kan dat wel?

Regiorapportage Mobiliteitsbranche Breda Bergen op Zoom

Bouwkunde. novacollege.nl/bouw. Infratechniek. Installatietechniek. Vormgeving en architectuur. Bouw 2014/2015

Groen gas. Duurzame energieopwekking. Totaalgebruik 2010: 245 Petajoule (PJ) Welke keuzes en wat levert het op?

Aan de raad AGENDAPUNT 3. Doetinchem, 10 december Beleidsplan Re-integratiebeleid

PROEFTUIN VOOR HET EUROPESE ENERGIESYSTEEM VAN DE TOEKOMST

IEZEN VOOR ECHNIEK. Techniek past beter bij jou dan je denkt.

Salarissen en competenties van MBO-BOL gediplomeerden: Feiten en cijfers

Duurzame energie Fryslân Quickscan 2020 & 2025

Transcriptie:

Human Capital Roadmap Duurzaamheid Regio West-Brabant Wise up Consultancy In opdracht van de Regio West-Brabant Wise up Consultancy mei 2015

Colofon In opdracht van de Regio West-Brabant (RWB) heeft Wise up Consultancy een Human Capital Roadmap ontwikkeld omtrent de gevolgen van de verduurzaming van de energiehuishouding voor het Human Capital vraagstuk in de regio. Vanuit RWB is het proces begeleid door een begeleidingscommissie onder leiding van dhr. Sjaan van den Heuvel en mevr. Kristie van Damme. Wij willen hen bedanken voor hun inzet als procesbegeleiders en inhoudelijk adviseurs tijden het opstellen van deze Human Capital Roadmap. Voor het opstellen van de HCR is gesproken met 17 vertegenwoordigers van het onderwijs, de overheid, ondernemers en burgerinitiatieven. Wij willen hen bedanken voor hun bijdrage. Uitgave: Human Capital Roadmap Duurzaamheid, mei 2015, door Wise up Consultancy in opdracht van de regio West-Brabant. Auteurs: meneer L.M. Damen MSc., mevrouw M.J.D. Geenen MSc en mevrouw R. Hoogenboom Bsc. 2

Samenvatting Doel van deze Human Capital Roadmap (HCR) is om inzicht te krijgen in de gevolgen van alle ontwikkelingen op het gebied van duurzame energievoorziening voor de situatie op de arbeidsmarkt nu en in de toekomst. Daarnaast het opstellen van actielijnen om de mogelijke knelpunten op te lossen. Om een adequate beschrijving te maken van de arbeidsmarkt is gebruik gemaakt van twee soorten onderzoeksmethoden, namelijk de methode deskresearch en de methode het semigestructureerd interview in combinatie met expertmeetings waarbij de toekomstige arbeidsmarkt in discussievorm is verkend. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat de belangrijkste knelpunten zich voor zullen doen in de gebouwde omgeving zowel op het gebied van besparing als gebouw gebonden energieopwekking. Gebouw gebonden energiebesparing: De energiebesparing in de gebouwde omgeving betreft voornamelijk het isoleren van bestaande gebouwen en het energiezuinig bouwen van nieuwbouw. De bouwbranche zal deze gebouw gebonden energiebesparing grotendeels realiseren. Er worden binnen de bouwbranche tekorten op de arbeidsmarkt verwacht op de middellange termijn (2017-2019). Op middelbaar niveau wordt een tekort aan calculators, uitvoerders en werkvoorbereiders (mbo niveau 4). Op lager niveau aan metselaars, stukadoors, timmermannen, onderhoudslieden, dakdekkers en monteurs van systeembouw (mbo niveau 1 en 2). Naast een kwantitatieve mismatch is er ook sprake van een kwalitatieve mismatch. Zo blijkt uit de interviews dat bouwbedrijven nog niet voldoende kennis en vaardigheden in huis hebben om gebouwen te verduurzamen naar de hogere energiezuinige niveaus (energie label a en hoger). Daarnaast vraagt het verduurzamen richting energieneutraliteit dat er wordt samengewerkt met branchevreemde bedrijven, met name installatiebedrijven hetgeen nog verder ontwikkeld kan worden. Gebouw gebonden energieopwekking: Bij gebouw gebonden energieopwekking gaat het om installaties als zonnepanelen, Warmte- Koude-Opslag-installaties en zonneboilers. De kennis die nodig is om deze installaties te plaatsen is gelieerd aan de installatiebranche. Binnen de installatiebranche worden op de middellange termijn (2017-2019) personeelstekorten verwacht op alle niveaus, maar het sterkst op de hogere niveaus (mbo niveau 4) omdat installaties complexer worden. Met name de vraag naar werkvoorbereiders, calculators en tekenaars (mbo niveau 4) neemt sterk toe. Net als de bouwbedrijven hebben ook de installatiebedrijven de nieuwe duurzame technieken en installaties nog onvoldoende eigen gemaakt. De verwachting in zijn totaliteit dat er sprake zal zijn van een tekort aan personeel om de verandering naar een energie neutrale regio mede mogelijk te maken en dat het huidig personeel nog onvoldoende onderlegt is wat betreft de duurzame technieken zowel binnen de bouw- als de installatietechniekbedrijven. Daarbij moet nadrukkelijk de kanttekening worden gemaakt dat deze knelpunten pas echt worden verwacht wanneer de vraag naar energie besparing en opwekking in 3

de gebouwde omgeving toeneemt. Wanneer de markt zich met de huidige snelheid ontwikkeld zullen de knelpunten beperkt blijven maar zullen de doelstellingen van de regio om in 2050 energieneutraal te zijn ook niet worden gehaald. Het is daarom van belang om in de regio in te zetten op marktbewerking. Dit kan gerealiseerd worden middels o.a een versnellingstafel. Een versnellingstafel waar woningcorporaties, energie coöperaties, bouw- en installatiebedrijven deelnemen en zij gezamenlijk strategieën ontwikkelen om de gebouwde omgeving te verduurzamen. Middels deze strategieën moet een verhoogde vraag worden gerealiseerd en marktgroei worden gerealiseerd. Daarnaast zijn acties nodig om het tekort aan voldoende personeel en gekwalificeerd personeel te voorkomen wanneer de markt groeit. Om dit te voorkomen zal ingezet moeten worden op het verhogen van het kennisniveau van medewerkers van installatie- en bouwbedrijven. Daarnaast zal de instroom verhoogd moeten worden in studies die opleiden tot werkvoorbereiders, calculators en uitvoerders in de bouw en installatietechniek en tenslotte zal zij-instroom in deze branches gestimuleerd moeten worden. Dit kan bijvoorbeeld door mensen vanuit een uitkeringssituaties te begeleiden naar werk in de installatie- of bouwbranche. Geadviseerd wordt om zoveel mogelijk aan te sluiten bij bestaande initiatieven om deze activiteiten uit te voeren. 4

Inhoudsopgave Hoofdstuk 1. Onderzoeksopzet... 6 1.1 Inleiding... 6 1.2 Duurzaamheid in West-Brabant... 6 1.3 Doel van een Human Capital Roadmap... 7 1.4 Werkwijze... 8 1.5 Opbouw van de Human Capital Roadmap / het rapport... 9 Hoofdstuk 2. Duurzaamheid en werkgelegenheid op macro niveau... 10 2.1 Inleiding... 10 2.2 Doelstellingen op macro niveau... 10 2.3 Werkgelegenheid op macro niveau... 11 Hoofdstuk 3. Duurzaamheid en werkgelegenheid in West-Brabant... 14 3.1 Inleiding... 14 3.2 Energiebesparing gebouwde omgeving... 17 3.3 Gebouw gebonden opties energieopwekking... 21 3.4 Windenergie... 26 3.5 Bio-energie... 27 3.6 Mobiliteit... 28 3.7 Algemene uitdagingen verduurzaming regio... 30 Hoofdstuk 4. Knelpunten, uitdagingen en actielijnen... 32 4.1 Knelpunten... 32 4.2 Uitdagingen gebouwde omgeving... 34 4.3 Actielijnen... 35 4.4 Tot slot... 42 Bijlagen... 43 Bijlage I. Literatuurlijst Regio West Brabant... 43 Bijlage II. Overzicht geïnterviewden... 46 5

Hoofdstuk 1. Onderzoeksopzet 1.1 Inleiding Regio West Brabant (RWB) is een samenwerking tussen 19 gemeenten die samenwerken samen op een aantal beleidsterreinen zoals economie en arbeidsmarkt, mobiliteit, duurzaamheid, zorg, welzijn, onderwijs, ruimtelijke ontwikkelingen en wonen (Regio West- Brabant, 2015). RWB heeft 4 leidende principes voor samenwerking in het netwerk. Deze principes zijn belangrijk voor de actielijnen die voortkomen uit deze Human Capital Roadmap: 1. Duurzame ontwikkeling: volgens het triple P principe. Dit wil zeggen dat in het ontwikkelingsproces van de regio economie, ecologie en leefbaarheid (people, planet, profit) in balans moeten zijn. 2. Brede alliantievorming met de triple helix: in het ontwikkelingsproces moeten zowel de overheid, ondernemers als onderwijs worden betrokken. 3. Samenwerking in de vier windrichtingen: De regio kijkt verder dan haar eigen grenzen. 4. Samenwerking binnen de regio. 1.2 Duurzaamheid in West-Brabant RWB heeft het thema Duurzaamheid hoog op de agenda staan. Voor RWB ligt er een duidelijke relatie tussen duurzaamheid en ruimtelijke ontwikkeling, economie en mobiliteit. Een visie die zij deelt met Hoogleraar duurzame transities en systeeminnovaties Jan Rotmans: de technologische en ecologische transitie die momenteel plaatsvindt zal de economische structuur fundamenteel gaan veranderen. De veranderingen vinden niet nationaal plaats maar regionaal en niet globaal maar lokaal. Het is daarom dat RWB duurzaamheid als speerpunt op de agenda heeft gezet en dit omarmt als een regionaal en lokaal vraagstuk. In dit onderzoek zal de relatie worden gelegd tussen ontwikkelingen in verduurzaming en de effecten op het menselijk kapitaa (Human Capital) in de regio. Op die manier is RWB in staat om te kijken of het beleid op het gebied van duurzaamheid bijdraagt aan de balans tussen people, planet en profit. Voor RWB betekent duurzaamheid het volgende: Een goede kwaliteit van leven, een vitale en betaalbare woonomgeving voor de West-Brabanders nu en voor de volgende generaties; een veilige omgeving met gezonde lucht, voldoende groen, een schone bodem en schoon water, die bereikbaar blijft en waar de geluidsoverlast binnen de perken blijft. Al in 2007 heeft RWB uitgesproken duurzame ontwikkelingen als strategisch belangrijk te beschouwen voor de hele regio. Dit is gebeurd middels de ondertekening van de Verklaring van 6

Dussen door alle 19 gemeenten over een duurzaam energiebeleid. Hierin hebben de gemeenten uitgesproken zich te committeren aan de Rijksdoelstellingen: Een duurzame energieproductie van 16% in 2020; Vanuit het Rijk is de doelstelling om in 2020 14% en in 2023 16% duurzame energieopwekking te hebben gerealiseerd. RWB heeft de doelstelling om al in 2020 16% duurzame energie op te wekken. Volledig duurzame energiehuishouding in 2050 (energie-neutraal). Een energiebesparing van 1,5% per jaar. De 19 gemeenten zullen hun voorbeeldfunctie invullen op de terreinen Gebouwgebonden duurzaam energiebeleid, Wind-energie en Biomassa. De doelstellingen uit de verklaring van Dussen zijn in 2010 nader uitgewerkt in de Regionale Visie op Duurzame Energie en vertaald naar een jaarlijks te actualiseren Energie Agenda voor West-Brabant. Op basis van een eerste inventarisatie gebleken dat in de regio West-Brabant voldoende potentieel is om de doelstellingen te realiseren. De door RWB ingeslagen koers naar een duurzame energievoorziening en de stip op de horizon van energieneutraal in 2050 heeft belangrijke gevolgen, o.a. voor de omgeving: denk aan bijvoorbeeld windmolenparken, biomassa-bedrijven en zonnepanelen. Aan Wise up Consultancy is gevraagd om de vertaalslag te maken van deze ontwikkelingen naar het thema onderwijsarbeidsmarkt en dit verder uit te diepen. Het gaat daarbij om de ontwikkelingen op het gebied van duurzame energie in de volle breedte en aansluitend bij alle thema s uit de Energie Agenda 2013-2020. 1.3 Doel van een Human Capital Roadmap Het centrale doel dat RWB voor ogen heeft middels de ontwikkeling van deze Human Capital Roadmap (HCR) Duurzaamheid luidt als volgt: Inzicht krijgen in de gevolgen van alle ontwikkelingen op het gebied van duurzame energievoorziening voor de situatie op de arbeidsmarkt nu en in de toekomst en het formuleren van acties om mogelijke knelpunten op te lossen. Een HCR brengt focus aan en geeft West-Brabant de juiste handvaten om de benodigde acties te nemen op diverse strategische niveaus die ervoor zorgen dat de personeelsvoorziening gerelateerd aan de ontwikkelingen rondom duurzame energie gegarandeerd is. 7

1.4 Werkwijze Om de Human Capital Roadmap te realiseren is de volgende aanpak gehanteerd: Stap 1. Deskresearch Het vergaren van zoveel mogelijk achtergrondinformatie met als doel kadervorming voor het ontwikkelen van de HCR, vanuit het deskresearch is een eerste frame van de HCR ontwikkeld. Vervolgens is zowel een kwalitatieve als een kwantitatieve analyse gemaakt van de sector duurzaamheid, landelijk en regionaal: hoeveel bedrijven houden zich bezig met duurzaamheidsontwikkelingen, welke opleidingen zijn hier aan gerelateerd etc. Op deze manier ontstaat een eerste beeld van het speelveld en de relatie met Human Capital. Stap 2. Interviews en expertsessies Om meer in te kunnen zoomen, zijn diepte interviews gehouden met deskundigen omtrent het thema duurzaamheid: werkgevers, onderwijsinstellingen, ondernemende burgers en overheden uit de regio. Deze partijen zijn gevraagd naar o.a. hun visie op de duurzame energie ontwikkelingen, ambities, de gevolgen die zij voorzien voor de personeelsvraag, de inhoud van het onderwijs en de aansluiting bij het bedrijfsleven. Deze achtergrondverhalen bieden een schat aan informatie en geven een persoonlijke invulling aan de cijfermatige onderzoeksgegevens. In Bijlage II is een lijst opgenomen met de personen die zijn geïnterviewd. In een expertsessie met partijen uit de quadro helix (ondernemers, onderwijs, overheid en burgers) is een discussie gevoerd over duurzaamheid en de consequenties van deze ontwikkelingen voor de arbeidsmarkt. Het doel van deze expertmeeting was om kennis uit te wisselen en ambities te bepalen maar vooral om te bezien waar acties gewenst zijn en wat deze zouden kunnen zijn. Stap 3. Uitwerking actielijnen Alle gegenereerde informatie uit het deskresearch, de interviews en de expertsessie maakte het mogelijk om de gevonden kansen, knelpunten en ambities te vertalen naar concrete actielijnen op meerdere niveaus om te werken aan goede kwalitatieve en kwantitatieve personeelsvoorziening in de toekomst veilig te stellen. Daarbij zijn ook bestaande initiatieven en plannen meegenomen. Deze zijn integraal verwerkt in de actielijnen zodat geen dubbelingen ontstaan en good practices voldoende waardering en positie krijgen om door te groeien. De acties worden zo concreet mogelijk uitgewerkt naar doel, benodigde resultaten, betrokken partners, mogelijke aanpak, financieringsbronnen en tijdspad. Stap 4. Uitvoeringsstructuur Het vormgeven van een zogenaamde uitvoeringsstructuur is het slot. Hiermee is bedoeld een netwerk of structuur waarmee belangrijke stakeholders elkaar regelmatig ontmoeten en er trekkracht ontstaat ten behoeve van de uitwerking van de actielijnen, maar ook monitoring en bijsturing waar nodig. 8

1.5 Opbouw van de Human Capital Roadmap / het rapport In dit rapport wordt de HCR Duurzaamheid voor de regio West-Brabant gepresenteerd. De roadmap is als volgt opgebouwd: Hoofdstuk 2: in dit hoofdstuk worden de ontwikkelingen geschetst rondom duurzaamheid op landelijk niveau en de relatie met Human Capital (macro niveau). Hoofdstuk 3: vervolgens worden de effecten van de verduurzaming op de regionale arbeidsmarkt beschreven. Dit aan de hand van 5 thema s die centraal staan in de verduurzaming; energiebesparing in de gebouwde omgeving, gebouw gebonden energieopwekking, windenergie, bio-energie en mobiliteit. Hoofdstuk 4: daarna worden de belangrijkste knelpunten of uitdagingen aangehaald en zijn deze vertaald naar actielijnen met een voorstel voor een governancestructuur. 9

Hoofdstuk 2. Duurzaamheid en werkgelegenheid op macro niveau Voordat ingezoomd zal worden op de regio West-Brabant, wordt eerst inzicht gegeven in de doelstellingen die op landelijk niveau zijn vastgesteld als het gaat om de verduurzaming van de energiehuishouding en de effecten en de verwachte effecten voor de arbeidsmarkt. Deze macroinzichten geven een eerste indicatie van de relatie tussen verduurzaming van energie en de arbeidsmarkt. 2.1 Inleiding Een van de belangrijkste mondiale uitdagingen ligt bij het verminderen van de spanning tussen economie en ecologie (CBS, 2011, monitor duurzaamheid). Die spanning kan voor een gedeelte worden verminderd door ook naar de positieve kanten te kijken die verandering met zich meebrengt; daarom wordt duurzame ontwikkeling steeds vaker opgevat als onze kwaliteit van leven en de mogelijkheid deze te kunnen continueren in de toekomst. Vergroening van de economie (groene groei) is een noodzakelijke voorwaarde voor duurzame ontwikkeling (CBS, 2014, monitor duurzaamheid). Verduurzaming van de energiehuishouding vraagt om een strategische mix van investeringen. Zo zal aan de ene kant het energiegebruik teruggedrongen moeten worden en aan de andere kant duurzame energie moeten worden opgewekt. De meest gangbare methode om het energiegebruik terug te dringen is door gebouwen te isoleren. De meest gangbare methoden om duurzaam energie op te wekken (RVO, 2015, duurzaam energie opwekken) zijn: - Zonne-energie; - Windenergie; - Bio-energie, energie opgewekt uit organisch materiaal; - Bodemenergie/aardwarmte, gebruik van warmte of koude in de ondiepe ondergrond of het winnen van aardwarmte uit de diepe ondergrond. (RWS, 2015, Leefomgeving) 2.2 Doelstellingen op macro niveau Wanneer we Nederland vergelijken met de rest van Europa scoren we het op het gebied van natuurlijk kapitaal onder de maat, we hebben een lage internationale positie. Zo scoort Nederland slecht als het gaat om CO2-emissies, de bodem- en waterkwaliteit, maar ook op het gebied van energie loopt Nederland achter (CBS, 2014, monitor duurzaamheid). Gezien de bevolkingsdichtheid van Nederland en het intensieve gebruik van de omgeving door de landbouw, industrie en het verkeer is die situatie niet zomaar te veranderen. Toch is inmiddels een transitie ingezet. Zo is het energieverbruik in 2013 5% lager dan dat in 2004, verwacht wordt dat het energieverbruik met name dankzij isolatie en het gebruik van energiezuinigere apparaten en voertuigen nog een procent zal dalen in de jaren tot 2020 (Planbureau voor de leefomgeving, 2014, Energietransitie Nederland). Daarnaast is het aandeel van hernieuwbare energie het 10

afgelopen decennium gestegen van 1,4% naar 4,5% en dit zal vanaf 2017 fors verder groeien is de verwachting (PBL, 2014, Energietransitie Nederland). Een van de belangrijkste ontwikkelingen op macro-niveau die ervoor moet zorgen dat Nederland verduurzaamt en stijgt op de internationale ranglijsten is het Energieakkoord. In september 2013 sloten meer dan 40 organisaties het Energieakkoord voor duurzame groei (SER, 2015, Energieakkoord): overheid, werkgevers, vakbewegingen, natuur- en milieuorganisaties, maatschappelijke organisaties en financiële instellingen. Partijen die gezamenlijk tot een balans tussen people, planet en profit kunnen komen gezien de verschillende rollen die zij vervullen in de maatschappij en zich gezamenlijk hebben gecommitteerd aan de doelstelling om Nederland in 2050 klimaatneutraal te krijgen. In dit akkoord zijn op 10 thema s afspraken gemaakt over de te behalen doelstellingen. Onder deze thema s vallen onder andere energiebesparing, stimuleren van decentrale duurzame energieopwekking en het opschalen van hernieuwbare energieopwekking. Maar ook arbeidsmarkt, werkgelegenheid en scholing komen aan bod. Het verband tussen verduurzaming en werkgelegenheid wordt in de volgende paragraaf verder uitgewerkt. 2.3 Werkgelegenheid op macro niveau Het aantal mensen dat werkzaam is in de duurzame energiesector is de afgelopen jaren gestegen. In de periode van 2008 tot 2013 is de werkgelegenheid met ruim 9.000 mensen toegenomen tot 45.000 in 2013 (CBS, 2014, werkgelegenheid duurzame energiesector). In 2012 was een kleine teruggang te zien maar in 2013 zat de werkgelegenheid weer boven het niveau van 2011. Voor het grootste gedeelte is de werkgelegenheid gerelateerd aan energiebesparing, zie figuur 1, omdat het isoleren van huizen een arbeidsintensief proces is. Dit komt overeen met het beeld dat figuur 2 laat zien, namelijk dat de meeste aan duurzaamheid gerelateerde werkgelegenheid te vinden is in de bouwnijverheid. Figuur 1. Arbeidsvolume in de duurzame energiesector (bron CBS, 2014, werkgelegenheid duurzame energiesector) Figuur 2. Arbeidsvolume duurzame sector per bedrijfstak (bron CBS, 2014, werkgelegenheid duurzame energiesector) 11

In het Energieakkoord staan een aantal gevolgen genoemd die de maatregelen zullen hebben op de werkgelegenheid. Zo zal er sprake zijn van een uitbreiding van de werkgelegenheid. Tot en met 2020 zullen er naar schatting 15.000 banen bijkomen tussen. Deze banen zullen met name worden gerealiseerd in de bouw-, technologie- en installatiesector en de toeleverende en aanpalende sectoren. Dus in dezelfde sectoren waar op dit moment al de meeste aan duurzaamheid gerelateerde werkgelegenheid te vinden is. Er zijn door het ECN (Energieonderzoek Centrum Nederland) doorberekeningen gemaakt over de effecten die investeringen in duurzaamheid opleveren in werkgelegenheid. De werkgelegenheidseffecten doen zich met name op korte termijn voor, in lijn met de verwachtingen uit het Energieakkoord van de banengroei. Op lange termijn (na 2020) wordt verwacht dat er met een normale werking van de arbeidsmarkt geen betekenisvolle toename van de werkgelegenheid zal zijn (planbureau voor de leefomgeving, 2013). In tabel 1 is te zien dat de totale investering in hernieuwbare energie 9,5 miljard bedraagt, naar verwachting hangt hier een werkgelegenheid mee samen van 25.000 arbeidsjaren: een investering van 380.000,- levert als neveneffect één jaar op aan arbeid. Deze arbeidsjaren zijn geen structurele uitbreiding van de werkgelegenheid maar ontstaan als gevolg van de investering en verdwijnen weer wanneer de investering is gedaan. Verspreid over een aantal jaren vormen ze daarmee een relatief korte impuls op de werkgelegenheid. Er zijn grote verschillen tussen de soort investering en het effect op de werkgelegenheid. Zo is te zien dat een investering in zonne-energie een groter effect heeft op de werkgelegenheid dan een investering in wind op zee. Het effect op de werkgelegenheid valt in zijn totaliteit relatief laag uit (25.000 arbeidsjaren) omdat de investeringen in hernieuwbare energie zeer kapitaalintensief en veel minder arbeidsintensief zijn (PBL, 2013). Wanneer de effecten op de werkgelegenheid geanalyseerd worden moet ook rekening worden gehouden met de aanwezige industrie en bedrijvigheid om de werkgelegenheid te vervullen. Zo heeft Nederland maar een beperkte windmolenindustrie (Intermediair, 2013, banen en het Energieakkoord). Bij de productie van windmolens worden daarom vrijwel geen extra banen gecreëerd in Nederland, dit is werkgelegenheid die weglekt naar het buitenland. Tabel 1: Investering en het effect op werkgelegenheid tussen 2013 en 2020 (bron: SER akkoord) Investering in Investering in Netto werkgelegenheid in Verhouding Investering/werkgelegenheid arbeidsjaren Zon 1,6 5.000 320.000,- per arbeidsjaar Wind op land 4,1 12.000 341.666,- per arbeidsjaar Wind op zee 3,7 8.000 462.500,- per arbeidsjaar Hernieuwbare energie 9,5 25.000 380.000,- per arbeidsjaar (Bron: ECN 2013, inschatting afspraken energieakkoord) Conclusie is dat op korte termijn met de toename van het aantal investeringen in verduurzaming de werkgelegenheid toe zal namen. Op lange termijn zal er echter maar in beperkte mate sprake 12

zijn van een uitbreiding van de werkgelegenheid. Verwacht wordt dat het belangrijkste lange termijn effect op de arbeidsmarkt geen uitbreiding maar een verplaatsing van werkgelegenheid is tussen sectoren. Er zullen in een aantal bedrijven en sectoren banen verdwijnen. In het nationale Energieakkoord wordt met name gesproken over het verdwijnen van banen in de traditionele energiesector. In andere bedrijven en sectoren zullen juist banen ontstaan (o.a. bouw en installatie). Dit zijn ontwikkelingen waar op ingespeeld zal moeten worden. In hoofdstuk 3 zal verder worden ingezoomd op West-Brabant en de effecten van de verduurzaming op de werkgelegenheid in deze regio. 13

Hoofdstuk 3. Duurzaamheid en werkgelegenheid in West-Brabant In dit hoofdstuk zal de link worden gelegd tussen duurzaamheid, werkgelegenheid en onderwijs in West-Brabant. Er zal inzicht gegeven worden in de kwantitatieve eigenschappen van de arbeidsmarkt; is er sprake van een uitbreidings- en/of vervangingsvraag en daarnaast de kwalitatieve eigenschappen van de arbeidsmarkt; is de juiste kennis en expertise aanwezig in de regio om de verduurzaming van de regio mogelijk te maken? 3.1 Inleiding Om de doelstellingen in de regio West Brabant richting een duurzame energie huishouding te behalen zullen op een aantal terreinen stappen gemaakt moeten worden. Dit betekent dat er aan de ene kant duurzame energie opgewekt en aan de andere kant bespaart zal moeten worden. Om de verduurzaming van de regio te realiseren wordt ingezet op een mix van activiteiten. Deze activiteiten zijn voornamelijk gericht op de verduurzaming van de bestaande woningvoorraad, energiezuinig bouwen en duurzame energieopwekking. In 2050 is het de bedoeling dat het aanbod van duurzame energie in de regio gelijk is aan de vraag. Dit betekent dat alle energie duurzaam moet worden opgewekt. Dit hoofdstuk is ingedeeld in 5 subthema s: Thema 1. Gebouwgebonden besparing Thema 2. Gebouw gebonden energieopwekking Thema 3. Windenergie Thema 4. Bio-energie Thema 5. Mobiliteit. Om een beeld te geven wat de bijdrage is van elk van de opties die bijdragen aan de verduurzaming van West-Brabant in onderstaande tabel de bijdrage in petajoule en de procentuele bijdrage vermeld 1. Tot 2020 leveren bio- en windenergie de belangrijkste bijdrage aan de verduurzaming. 1 De cijfers betreffende gebouwgebonden besparing zijn niet bekend. 14

Tabel 2. Bijdrage verduurzamingopties doelstelling 2020 14% in 2020 16% in 2020 Verduurzamingopties Petajoule % bijdrage Petajoule % bijdrage Bio-energie 4,18 33,4% 4,18 32,7% Gebouw gebonden opties 2,67 21,4% 2,78 21,8% Wind op zee 1,38 11,0% 1,38 10,8% Wind op land 1,78 14,2% 1,9 14,9% Reeds gerealiseerd 2,49 19,9% 2,49 19,5% Totaal 12,50 100% 12,73 100% Elk van de vijf thema s zal op 3 manieren worden belicht. Ten eerste zal een kwantitatieve analyse van de arbeidsmarkt worden gegeven, vervolgens een kwalitatieve analyse en ten slotte zal worden beschreven wat het effect is van een versnelde verandering richting energieneutraliteit op de arbeidsmarkt. Hieronder een korte toelichting: 1. Toelichting kwantitatieve analyse De kwantitatieve analyse houdt in dat een inschatting wordt gemaakt van de aansluiting van vraag en aanbod in aantallen medewerkers. Vragen worden beantwoord als: Zullen er tekorten ontstaan? Waar zullen deze eventuele tekorten zich voordoen en wanneer? 2. Toelichting kwalitatieve analyse In de kwalitatieve analyse zal aan bod komen of er voldoende medewerkers zijn met de juiste kwaliteiten/competenties. Het gaat hierbij om de beantwoording van vragen als: is kennis op een bepaald thema aanwezig in de regio en waar doen zich mogelijk knelpunten voor? 3. Toelichting versnellingsniveaus Naast de gegevens die een kwalitatieve en kwantitatieve analyse opleveren is het belangrijk om rekening te houden met 2 belangrijke externe factoren die invloed hebben op de te verwachte arbeidsmarktuitdagingen rondom duurzaamheid. Deze twee factoren zijn naar voren gekomen in de interviews: Factor 1. Overheidsstimuleringen Een van de belangrijkste factoren die bepaalt in hoeverre de vraag naar duurzaamheidsopties zich ontwikkelt, is de mate waarin de landelijke overheid faciliterend en stimulerend is. Het gaat in dit geval zowel om het geven van subsidies als het bieden van ruimte in de wetgeving. Als de overheid hier veel aandacht en middelen aan besteed kan de verduurzaming een versnelling doormaken wat mogelijk effect heeft op de arbeidsmarkt. Factor 2. Burgerinitiatieven De tweede belangrijke bijdrage aan de verduurzaming van de energiehuishouding van de regio zijn burgerinitiatieven en de mate waarin zij in staat zullen zijn om te groeien, op te schalen en te professionaliseren. Er zijn veel initiatieven die zeer in goed staat blijken om burgers te mobiliseren. Als zij in staat blijken een groter deel van de markt te nemen kan de verduurzaming een vlucht nemen en heeft dit gevolgen voor de arbeidsmarkt. 15

De mate waarin deze ontwikkelingen hoog of laag zijn is bepalend voor de mate waarin knelpunten zich voor zullen doen op de arbeidsmarkt. Wanneer beide laag zijn zullen zich op de arbeidsmarkt weinig tot geen knelpunten voordoen. Wanneer één van beide hoog is zal het aantal knelpunten toenemen (versnellingsniveau 1) en wanneer beide hoog zijn zal er sprake zijn van een maximum aantal knelpunten (versnellingsniveau 2), dit principe is weergegeven in figuur 3. Per thema zal een korte beschrijving worden gegeven van het toekomstscenario dat te verwachten is bij versnellingsniveau 1 en 2 en de bijbehorende knelpunten. Figuur 3. Ontwikkelingen en versnellingsniveaus 16

3.2 Energiebesparing gebouwde omgeving 3.2.1 Kwantitatieve analyse Er wordt vanuit gegaan dat het energieverbruik in de regio door economische groei jaarlijks met 2% toeneemt en er jaarlijks 2% energie wordt bespaard. Deze zijn dan volgens de aanname precies in balans, echter een rendementsbesparing van de gemiddelde Nederlandse energiecentrale zou ertoe moeten kunnen leiden dat het gebruik jaarlijks met 2% afneemt (bron: Builddesk 2010, visie op duurzame energie West- Brabant). Dit betekent niet dat RWB de jaarlijkse besparing van 2% ziet als een besparing die zonder inspanning plaatsvindt. De jaarlijkse standaard besparing van 2% vraagt om een behoorlijke inspanning aldus RWB. Energiebesparing in de gebouwde omgeving betreft voornamelijk het isoleren van bestaande gebouwen en het energiezuinig of zelfs energieneutraal bouwen van nieuwbouw. De doelstelling om de gebouwde omgeving te verduurzamen is een uitdaging voor bouwbedrijven. De bouw heeft namelijk net als de installatiebranche afgelopen jaren te kampen gehad met forse krimp. In totaal zijn er tijdens de crisis 65.000 arbeidsjaren verdwenen (2009-2013) in de bouwsector. De komende twee jaar wordt verwacht dat er in de bouw echter weer zo n 14.000 arbeidsjaren bijkomen (Bouwend Nederland, 2014, werkgelegenheid). De vraag is of de volledige werkgelegenheid zal terugkeren in de branche en of de branche toegerust is op de ontwikkelingen rondom duurzaamheid; ontwikkelingen zoals prefabricage zorgen voor efficiëntere bouw, waardoor op de werkplaats een gebouw alleen nog maar geassembleerd hoeft te worden en er minder mankracht nodig is (ING, 2015, ontwikkelingen bouw). De werkgelegenheid die samenhangt met de gebouwde omgeving en de verduurzaming daarvan is uiteengezet in tabel 3. Het aantal banen binnen de branche is ongeveer 8.000 in West-Brabant. De teruggang in werkgelegenheid is afgelopen jaren gestabiliseerd. Doordat de branche in aantallen werknemers in de crisisjaren behoorlijk is gekrompen is de verwachting dat er op korte termijn geen krapte zal ontstaan op de arbeidsmarkt omdat mensen kunnen terugkeren naar de bouwbranche, bijvoorbeeld vanuit een uitkeringssituatie. Op middellange termijn (2017-2019) daarentegen is wel te verwachten dat krapte zich zal voordoen. Reden hiervoor is de toenemende vervangingsvraag omdat de bouw te maken heeft met een relatief snelle ontgroening en vergrijzing van het personeelsbestand (werk.nl, 2013, sectorbeschrijving UWV). 17

Tabel 3. Werkgelegenheid in aantal personen per onderdeel van de bouwbranche regio West-Brabant (bron: RWB 2015, werkgelegenheidsenquête) Onderdeel bouwbranche 2011 2012 2013 2014 stukadoren 432 394 389 374 afwerking vloeren en wanden 399 382 345 319 schilderen en glaszetten 1286 1240 1161 1077 overige afwerking gebouwen 196 187 174 170 dakdekken 289 298 247 250 heien en andere fundering 71 83 79 86 vlechten betonstaal 87 70 51 57 metselen en voegen 536 468 413 360 ingenieurs/technisch ontwerp 5477 5120 4917 5080 Totaal 8773 8242 7776 7773 % verandering -6,05% -5,65% -0,04% De bouw is een branche waarin veel mensen werkzaam zijn zonder startkwalificatie (mensen met alleen een mbo-1 of vmbo diploma). MBO onderwijsinstellingen zijn de belangrijkste leveranciers van nieuw personeel voor de branche. De belangrijkste opleidingen in de varianten BOL 2 en BBL 3 die in de regio worden gegeven door ROC West-Brabant zijn in tabel 4 weergegeven. De studentenaantallen in de bouwopleidingen liggen jaarlijks tussen de 300 en 400 leerlingen, verspreid over alle leerjaren. Jaarlijks studeren er tussen de 150 en 200 leerlingen af in deze richtingen (DUO, 2015, gediplomeerden). Het aantal studenten aan de opleidingen in de bouw is de afgelopen jaren structureel gedaald. Deze ontwikkeling, in combinatie met de hiervoor geschetste ontwikkelingen rondom duurzaamheid in de bouw en de ontgroening/vergrijzing maakt dat er op de middellange termijn (2017-2019) een krapte wordt verwacht in bepaalde beroepen in de bouw op lager en middelbaar beroepsniveau (UWV, 2015, overzicht krapte en overschot beroepen). Op lager beroepsniveau (t/m MBO niveau 2) gaat het om de volgende beroepen: Metselaars Stukadoors Timmermannen, onderhoudslieden Dakdekkers Monteurs systeembouw (prefab bouwen) Op middelbaar beroepsniveau (MBO niveau 3 en 4) betreft het de beroepen: Calculators Uitvoerders Werkvoorbereiders 2 Bol staat voor Beroeps Opleidende Leerweg, een voltijds opleiding. Bij een bol-opleiding volgt een student 5 dagen per week school. De opleiding bestaat uit 70% lessen en uit 30% Beroepspraktijk Vorming (bpv of stage). (bron: ROC West- Brabant, 2015, Bol/BBL) 3 Bbl staat voor Beroeps Begeleidende Leerweg, een deeltijd opleiding. Afhankelijk van de gekozen opleiding gaat de student bij een bbl-opleiding 1 dag in de week naar school en 4 dagen aan het werk; of de student werkt 3 weken en gaat 1 week aaneen gesloten naar school. (bron: ROC West-Brabant, 2015, Bol/BBL) 18

Tabel 4. Leerlingenaantallen bouw opleidingen (bron: DUO) ROC Type MBO Niveau Kwalificatienaam 2010 2011 2012 2013 2014 BBL 4 Kader en 65 87 92 69 54 middenkaderfunctionaris bouw, infra en gespecialiseerde aannemerij BBL 2 Metselaar 78 68 46 37 19 BBL 3 Allround Metselaar 63 42 47 34 16 BBL 2 Medewerker stukadoren 5 5 2 BBL 3 Medewerker stukadoren 4 5 4 2 0 Type MBO Niveau Kwalificatienaam 2010 2011 2012 2013 2014 BOL 1 Middenkaderfunctionaris 6 4 0 0 0 bouw en infra BOL 2 Middenkaderfunctionaris 0 2 3 2 0 bouw en infra BOL 3 Middenkaderfunctionaris 13 0 0 0 0 Infratechniek, Bouw en Infra BOL 4 Kader-en middenfunctionaris 177 187 176 179 171 bouw, infra en gespecialiseerde aannemerij BOL 4 Middenkaderopleiding 18 0 0 0 0 Bouwkunde BOL 2 Metselaar 11 8 6 7 12 BOL 2 Timmerman 26 26 34 48 53 BOL 3 Allround timmerman 1 2 4 Totaal % verandering 466 434 411 380 329-6,87% -5,30% -7,54% -13,42% Op HBO niveau is met name HBO bouwkunde relevant als het gaat om het leren en toepassen van kennis over energiebesparing in de gebouwde omgeving. Er is geen tekort aan bouwkundigen op HBO niveau, de leerlingenaantallen zijn hoog. Duurzaam bouwen is een onderdeel dat in zowel de opleidingen bij AVANS als bij de Hogeschool Zeeland onderdeel is van het curriculum. Jaarlijks studeren er rond de 200 leerlingen af in deze studierichtingen op Avans Hogeschool en Hogeschool Zeeland. 19

Tabel 5. Leerling aantallen bouw gerelateerde opleiding hbo (bron: DUO) Opleidingsnaam 2010 2011 2012 2013 2014 HBO Avans Bouwtechnische Bedrijfskunde 216 242 266 268 256 Bouwkunde 906 919 866 814 777 HBO Hogeschool Zeeland Bouwkunde 128 107 108 87 86 Totaal 1250 1268 1240 1169 1119 % verandering 1,44% -2,21% -5,73% -4,28% 3.2.2 Kwalitatieve analyse Op basis van de kwantitatieve analyse is te verwachten dat de bouw in aantallen de energiebesparing in de gebouwde omgeving op korte termijn aankan. Op de middellange tot lange termijn zal een verhoogde vervangingsvraag plaatsvinden, een grote uitbreidingsvraag tot niveaus van voor de crisis is niet te verwachten. Dit kwantitatieve beeld komt overeen met de input uit de gehouden interviews. In hoeverre bouwbedrijven voldoende bekwaam personeel in dienst hebben om de energiebesparing in de gebouwde omgeving te realiseren is mede afhankelijk van de eisen die gesteld worden aan energiebesparing. In de gebouwde omgeving wordt bijvoorbeeld gewerkt met energielabels. De kennis die binnen veel bouwbedrijven aanwezig is en betrekking heeft op het isoleren van daken, vloeren en muren, is in principe voldoende om een gebouw naar energielabel B te tillen. Om gebouwen verder te verduurzamen (label A of hoger) is veelal een grotere inspanning en expertise nodig en is samenwerking met bijvoorbeeld installateurs cruciaal. Dit geldt zeker voor het realiseren van volledig energieneutrale woningen. Er wordt door de geïnterviewden aangegeven dat de kennis omtrent energieneutrale bouw voornamelijk aanwezig is bij de grote of innovatieve bouwbedrijven. Het gros van het MKB heeft die kennis niet in huis. In de interviews komt naar voren dat veel bedrijven deze kennis nog niet in huis hebben omdat de vraag er nog niet voldoende is vanuit de markt en daarom nog niet interessant genoeg is om te bedienen. Als deze vraag aantrekt is de verwachting dat veel bouwbedrijven voldoende middelen en capaciteit hebben om deze innovaties in de gebouwde omgeving eigen te maken en toe te passen. Bouwbedrijven werken met relatief laagopgeleid personeel en de marges in de bouwbranche staan nog steeds onder druk waardoor het lastiger is middelen vrij te maken om te investeren in het verkrijgen van deze kennis. Kwalitatief gezien zijn daarom knelpunten te verwachten binnen de bouw. Een bijkomende factor waardoor de kans op knelpunten groter is heeft te maken met het traditionele karakter van de branche. Veranderingen vinden slechts langzaam plaats. Een andere belangrijke positieve ontwikkeling binnen de bouw is dat de samenwerking met branchevreemde partijen belangrijker wordt. De samenwerking die Bouwend Nederland heeft met Uneto VNI (branchevereniging installatiebedrijven) is daar een goed voorbeeld van. Kleur uw 20

gemeente groen (www.kleuruwgemeentegroen.nl) en Meer met minder (http://www.meermetminder.nl/26/home.html) zijn belangrijke initiatieven waarbij meerdere partijen uit diverse branches samenwerken en die als kapstok dienen voor de duurzaamheidsacties. 3.2.3 Versnelling Verduurzaming van gebouwen naar energielabel B zal relatief weinig problemen opleveren voor de arbeidsmarkt. Dit geldt voor zowel versnellingsniveau 1 als 2. Echter als de vraag uit de markt naar het opwaarderen van woningen naar hogere energielabels (vanaf energielabel A) stijgt zal dit wel knelpunten met zich meebrengen, zowel bij versnellingsniveau 1 als 2. Reden is dat er nog onvoldoende partijen zijn die de kennis in huis hebben om dit te realiseren en omdat het tijd en geld kost voor bouwbedrijven om zicht deze kennis eigen te maken. 3.2.4 Samenvatting De bouwsector is relatief groot in Regio West Brabant. De bouw heeft de afgelopen jaren te maken gehad met flinke krimp, de werkgelegenheid zal langzaam aantrekken maar de vraag is of dit terugkeert naar oude niveaus. Er is sprake van een toenemende vervangingsvraag de komende jaren. Op middellange termijn ontstaan er tekorten bij beroepen in de bouw zowel op het lager als het middelbaar beroepsniveau: timmermannen en onderhoudslieden als op niveau 4, werkvoorbereiders, calculators en uitvoerders. Het opwaarderen van bestaande woningen tot een Energielabel B zal naar verwachting geen knelpunten opleveren op de arbeidsmarkt. Het energieneutraal bouwen van nieuwbouwwoningen en het verder energieneutraal maken van bestaande bouw (label A) vraagt kennis die bij het gemiddelde bouwbedrijf niet aanwezig is en vormt een knelpunt. Als de vraag in de markt richting energieneutraal bouwen stijgt zullen veel bouwbedrijven onvoldoende kennis hebben om aan deze vraag te voldoen. Om energieneutraal te bouwen en woningen energieneutraal te maken is samenwerking met branchevreemde bedrijven cruciaal; gezamenlijke projecten en kennisdeling zijn belangrijke thema s. 3.3 Gebouw gebonden opties energieopwekking 3.3.1 Kwantitatieve analyse De gebouw gebonden opties omtrent energieopwekking betreft instrumenten in en rondom gebouwen die decentraal energie opwekken. Het betreft dan voornamelijk PV-panelen (zonnepanelen), WKO (warmte koude opslag) en zonneboilers. De kennis die nodig is om deze instrumenten te plaatsen valt onder de branche installatietechniek. Tot de installatiesector worden de bedrijven gerekend die zich richten op ontwerp, advies, onderhoud, uitvoering en beheer van technische installaties (Uneto-VNI 2015, afkadering installatietechniek). Gebouw 21

gebonden energie opwekking wordt gekenmerkt als een groeimarkt. Toch heeft de gehele markt van de installatietechniek de afgelopen jaren te maken gehad met krimp. De hele installatiebranche is sinds 2009 gekrompen met 35%, in 2014 is de markt gestabiliseerd (Rabobank 2015, groeimarkten installatietechniek). Er is dus sprake van een groeiend segment binnen een kleinere markt. Op het gebied van werkgelegenheid is de belangrijkste ontwikkeling de grote uitstroom van babyboomers en ontgroening die plaatsvindt binnen de installatiebranche. Dit zal naar verwachting gaat leiden tot krapte op de arbeidsmarkt (Uneto-VNI 2015, arbeidsmarkt installatietechniek). In tabel 6 is de ontwikkeling te zien van de werkgelegenheid in West-Brabant. Hieruit blijkt dat de werkgelegenheid de afgelopen jaren is gedaald, in overeenstemming met de cijfers van Uneto-VNI zoals hiervoor beschreven. De verwachting is dat de markt en de werkgelegenheid de komende jaren weer langzaam zal aantrekken. Door de forse krimp voorafgaand aan een verwachte groei is het aannemelijk dat er op korte termijn geen sprake zal zijn van een personeelstekort omdat uitgestroomde werknemers kunnen terugkeren naar werk binnen de branche (bijvoorbeeld vanuit een uitkeringssituatie). Op middellange termijn (2017-2019) zal dit lastiger worden. Er wordt voor de regio een tekort verwacht voor monteurs elektroen installatietechniek op alle niveaus en een tekort van werkvoorbereiders, tekenaars en calculators (RPA WB, 2015, tekorten branches; UWV, 2015, overzicht krapte en overschot beroepen). Tabel 6. Werkgelegenheid in aantallen personen installatiebranche per jaar (bron: RWB 2015, werkgelegenheidsenquête) Onderdeel installatiebranche 2011 2012 2013 2014 elektrotechniek 2006 1895 1860 1890 installatie verwarming en luchtbehandeling 1026 935 858 727 overige bouwinstallaties 295 338 362 332 Totaal installatietechniek 3327 3168 3080 2949 % verandering installatietechniek -4,78% -2,78% -4,25% De opleidingen die de belangrijkste instroom vormen voor de installatiebranche worden in de regio verzorgd door het Radius college en het Markiezaat College. Beide scholen maken deel uit van ROC West-Brabant en hebben een breed opleidingsaanbod in de technische richtingen op MBO Niveau. De leerlingenaantallen op de opleidingen in de richtingen die onder andere opleiden voor de installatiebranche zijn uiteengezet in tabel 7. Zoals is te zien fluctueert het aantal leerlingen over de jaren heen; in 2011 was er nog een stijging van het aantal leerlingen, in de jaren daarna was er sprake van een afname. Het aantal leerlingen in opleidingen voor de installatiebranche ligt ongeveer tussen de 600 á 700 verspreid over alle leerjaren. Het aantal leerlingen dat afstudeert in deze richting ligt jaarlijks gemiddeld op 340 leerlingen (DUO, 2015, gediplomeerden). 22

Tabel 7. Leerlingenaantallen opleidingen installatietechniek (bron: DUO) ROC Type MBO niveau Kwalificatienaam 2010 2011 2012 2013 2014 BBL 2 Infratechniek (Monteur data, 172 170 155 136 elektra,gas,warmte) BBL 3 Infratechniek (Eerste monteur 6 3 5 30 data/elektra-gas-warmte) BBL 1 Assistent metaal-, elektro- en 0 2 2 0 6 installatietechniek BBL 2 (Assistent ) Monteur installatie 88 13 2 0 0 BBL 2 Installeren (Monteur 203 242 204 153 122 elektrotechnische en WTB installaties) BBL 4 Installeren (Leidinggevend 22 48 22 32 monteur elektrotechnische en WTB installaties) BBL 3 Installeren (Eerste monteur 24 126 147 163 152 elektrotechnische en WTB installaties) BBL 4 Technicus TBI-TSI en ST 89 22 11 1 0 BBL 3 Service apparatuur en 1 28 42 55 45 installaties BBL 3 Service, installatie en 218 91 37 5 0 onderhoudsmonteur BBL 4 Service apparatuur en 17 26 25 20 27 installaties BBL 4 Werkvoorbereiden installaties 15 29 55 67 BBL 4 Middenkader engineering 6 13 16 7 (Technicus) Type MBO Niveau Kwalificatienaam 2010 2011 2012 2013 2014 BOL 2 Assistent bouw en infra, metaal-, elektro- en installatietechniek BOL 3 Installeren Monteur elektronische, werktuigkundige, EMBI en Sterkstroom installaties BOL 4 Installeren (Eerste monteur elektrotechnische installaties) 13 8 7 13 16 17 7 3 31 31 0 1 0 0 0 Totaal 670 787 743 694 671 % verandering 17,46% -5,59% -6,59% -3,31% Binnen de opleiding installatietechniek van het ROC in de regio spelen duurzame technieken nog geen belangrijke rol. De basale technieken die worden aangeleerd, het snappen en begrijpen van 23

(elektronische)installaties stelt studenten voldoende in staat om zich ook nieuwe duurzame technieken eigen te maken, dit gebeurt met name als ze eenmaal aan het werk zijn. Daar komt bij dat studenten gedurende hun verdere loopbaan altijd zullen moeten bijscholen omdat installaties in de branche constant veranderen. De voor de installatiebranche relevante HBO opleidingen die door Avans en Hogeschool Zeeland worden aangeboden zijn weergegeven in Tabel 8. De installatiebranche heeft steeds meer behoefte aan hoger opgeleiden doordat de complexiteit van de branche toeneemt. Dat deze opleidingen afgelopen jaren in aantal leerlingen zijn gestegen, is daarmee positief. Het totaal aantal leerlingen dat in deze richtingen jaarlijks afstudeert ligt rond de 100 (DUO, 2015, gediplomeerden). Tabel 8. Leerlingaantallen hbo opleidingen (verspreid over alle leerjaren) (bron: DUO) Opleidingsnaam 2010 2011 2012 2013 2014 HBO Avans Mechatronica 0 11 221 237 234 Elektrotechniek 506 523 418 436 443 HBO Hogeschool Zeeland Energie- en Procestechnologie (AOT) 150 156 131 120 110 Totaal 656 690 770 793 787 % verandering 5,18% 11,59% 2,99% -0,76% De instroom in de installatiebranche is niet alleen direct afkomstig vanuit het onderwijs. Er is landelijk onderzoek gedaan naar de installatiebranche waaruit blijkt dat een groot aandeel van de werknemers in de branche afkomstig is uit andere branches, zie figuur 4 (OTIB 2014, trends en ontwikkelingen installatiebranche). Dit betekent dat tekorten in het verleden vaak opgevuld konden worden door medewerkers uit andere branches aan te trekken. Omdat deze mobiliteit voornamelijk plaatsvindt tussen technische branches is het niet te verwachten dat mobiliteit tekorten in de installatiebranche kan blijven oplossen. Reden hiervoor is dat personeelstekorten dreigen in het merendeel van de technische branches en er over de gehele technische sector krapte ontstaat. De kwantitatieve mismatch (het tekort op de arbeidsmarkt) is ook in de interviews naar voren gekomen. Echter wordt door de geïnterviewden wel aangegeven dat deze mismatch alleen te verwachten is als de markt daadwerkelijk aantrekt. De totale omvang van de markt is nog klein. Op dit moment zijn er voldoende bedrijven in de markt aanwezig om aan de vraag naar duurzame energieopwekkingopties in de gebouwde omgeving te voldoen. Zeker waar het zonnepanelen (PV-panelen) betreft zijn er veel aanbieders. Deze markt wordt door de geïnterviewden omschreven als een cowboymarkt waarmee bedoeld wordt dat veel bedrijven actief zijn op deze markt en stunten met zowel de prijs als de kwaliteit. 24

Figuur 4: Mobiliteit op brancheniveau 2004-2014 (Bron: Otib, 2014) 3.3.2 Kwalitatieve analyse Hoewel de vaardigheden om technische installaties zoals zonnepanelen, zonneboilers en WKO te installeren voor een installateur over het algemeen goed zijn aan te leren zijn bedrijven nog te weinig bekend met deze installaties. In een aantal cursussen is het mogelijk voor een installateur om de kennis en vaardigheden op te doen die benodigd zijn voor het installeren van deze duurzame technische installaties. In de markt zijn reeds flexibele onderwijs- en bijscholingsinstrumenten aanwezig zijn om installateurs in staat te stellen deze technieken eigen te maken. Toch komt in de interviews terug dat er grotere uitdagingen zijn voor installatiebedrijven. Niet alleen het installeren van deze technieken is van belang maar ook een andere manier van werkvoorbereiding en calculatie. Dit is nodig om te kunnen bepalen welke duurzame installaties het juiste vermogen hebben voor een specifiek gebouw (overcapaciteit betekend minder duurzaam). Dit is waar bedrijven nog mee worstelen. Het gros van de bedrijven is nog niet voldoende in staat om afnemers voldoende te adviseren over duurzame technieken en te bepalen welke installaties het beste rendement geven. Omdat dit verschillende en complexere technieken betreft is er binnen de branche een groeiende behoefte aan medewerkers met een hoger scholingsniveau. Zoals eerder aangegeven is ook de intensivering van de samenwerking met branche-vreemde bedrijven een belangrijke ontwikkeling om verduurzaming van de gebouwde omgeving te realiseren. Met name de samenwerking tussen bouw- en installatiebedrijven leidt tot meer mogelijkheden. Want om het potentieel uit duurzame installaties te halen is het belangrijk dat ook de bouwkundige schil hoogwaardig is. Er lopen al initiatieven van branchevereniging van de installatietechniek Uneto VNI in samenwerking met Bouwend Nederland om de samenwerking 25

tussen de installatietechniek en bouw te versterken. Uneto VNI zou daarnaast graag de samenwerking met de ROC s en met andere branchevreemde partijen versterken. 3.3.3 Versnelling Binnen versnellingsniveau 1 is te verwachten dat installatiebedrijven de vraag aan zullen kunnen. Wanneer zowel de overheid als de burgerinitiatieven een versnelling in gang zetten zullen op korte termijn al problemen ontstaan op de arbeidsmarkt (versnellingsniveau 2). Het gros van de installatiebedrijven is nog onvoldoende in staat om de klant goed te adviseren en te bepalen welke installaties geschikt zijn voor een gebouw. Wanneer de vraag ineens sterk toeneemt, hebben de bedrijven onvoldoende kennis in de vorm van de juiste gekwalificeerde medewerkers in huis om de markt op een goede manier te voorzien van deze duurzame opwekkingopties. 3.3.4 Samenvatting Er is op dit moment geen tekort aan installateurs maar op de middellange termijn 2017-2019 komt er een tekort aan installateurs op alle niveaus mede door vergrijzing en ontgroening van de branche (hoge vervangingsvraag). Er vindt een kwalitatieve verschuiving plaats, er is behoefte aan personeel met hogere opleidingsniveaus. Met name de vraag naar werkvoorbereiders, calculators en tekenaars neemt toe. De duurzame installatietechnieken zijn relatief snel eigen te maken door installateurs en de scholingsmarkt is hierop ingericht. Met name de advisering van klanten omtrent duurzame technieken is een onderdeel in de markt dat extra aandacht verdient. 3.4 Windenergie 3.4.1 Kwantitatieve analyse Windenergie levert een belangrijke bijdrage als het gaat om de verduurzaming van de regio zowel op land als op zee (25,9% van het totaal). Tot 2020 worden hierin grote stappen gemaakt zal een groot deel van de beoogde molenparken in de regio gerealiseerd zijn. Dit betekent dat er op de korte ten middellange termijn in de regio relatief veel vraag zal komen naar windmolens maar op de lange termijn zal deze vraag weer verdwijnen; het doel is (voorlopig) bereikt. Het aantal bedrijven en de werkgelegenheid die samenhangt met windenergie is erg klein (minder dan 20 personen) in de regio (RWB 2015, werkgelegenheidsenquête). 3.4.2 Kwalitatieve analyse Ook in de interviews komt naar voren dat windenergie een belangrijke bijdrage levert maar dat de impact op de arbeidsmarkt zeer beperkt is omdat de kennis maar beperkt aanwezig is in Nederland. De fabricage van de windmolens vindt namelijk vooral plaats in het buitenland. 26

3.4.3 Versnelling Wanneer overheidsinvesteringen en/of burgerinitiatieven toenemen zal de vraag naar windmolens ook toenemen. Echter zal de uitdaging op de arbeidsmarkt beperkt blijven doordat er relatief weinig werkgelegenheid gekoppeld is aan windenergie in de regio. Dit geldt zowel voor versnellingsniveau 1 als 2 (de versnellingsniveaus zijn uitgelegd in paragraaf 3.1). 3.4.4 Samenvatting De werkgelegenheid en bedrijvigheid, zowel landelijk als in West-Brabant, die samenhangt met de ontwikkeling van windenergie is klein. De kennis op het gebied van windenergie is niet aanwezig in West-Brabant. Het groeien van de windenergie-markt heeft weinig tot geen effect op de arbeidsmarkt in West-Brabant. 3.5 Bio-energie 3.5.1 Kwantitatieve analyse De situatie bij het verkrijgen van energie uit biomassa is vergelijkbaar met die van windenergie. Net als windenergie levert energie uit biomassa een belangrijke bijdrage aan de doelstellingen in de regio maar de impact op de arbeidsmarkt is klein. Het aantal bedrijven in de regio en de werkgelegenheid die samenhangt met biomassa is minder dan 20 werkzame personen (RWB 2015, werkgelegenheidsenquête). 3.5.2 Kwalitatieve analyse In het kader van deze HCR is er gesproken met een vertegenwoordiger van een biomassacentrale. In dit interview is naar voren gekomen dat de kennis om een centrale op te zetten maar in beperkte mate aanwezig is in Nederland. In het buitenland en met name in Duitsland is de kennis en vaardigheid op dit terrein ruim voorradig. Het is RWB niet aan te raden te investeren in het naar de regio halen van deze kennis omdat de regio ervoor heeft gekozen sterk in te zetten op de biobased materials met de Green Chemistry Campus. Op dit moment worden voor energie en materialen uit biomassa over het algemeen nog verschillende grondstoffen gebruikt, maar het komt steeds vaker voor dat beide putten uit dezelfde bron (agro-chemie.nl, 2014, cascademodel). Wanneer de vervaardiging van biobased materials op grote schaal wordt toegepast zou dit de toestroom van grondstoffen voor het verkrijgen van energie sterk kunnen beperken en daarmee deze variant van duurzame energieopwekking minder interessant maken. 3.5.3 Versnelling Energie uit biomassa zal het meeste profiteren van veranderingen die plaatsvinden vanuit de nationale overheid. De energieprijzen die worden betaald zijn momenteel te laag voor energie uit biomassa om concurrerend te kunnen zijn met de energie afkomstig uit fossiele brandstoffen. Het 27

is nu niet rendabel voor marktpartijen om in biomassacentrales te investeren. Ook wanneer deze situatie veranderd zal dit geen uitdaging opleveren op de arbeidsmarkt omdat er relatief weinig werkgelegenheid gekoppeld is aan het opwekken van energie uit biomassa in West-Brabant. 3.5.4 Samenvatting De werkgelegenheid en bedrijvigheid die samenhangt met biomassa-centrales is klein. De kennis op het gebied van de realisatie van biomassa-centrales is vrijwel niet aanwezig in de regio. Het groeien van de biomassa-markt heeft weinig tot geen effect op de arbeidsmarkt in West-Brabant. 3.6 Mobiliteit 3.6.1 Kwantitatieve analyse Het verduurzamen van mobiliteit is een vraagstuk dat op veel verschillende manieren kan worden aangepakt. In West-Brabant heeft de gemeente Breda een roadmap opgesteld om de mobiliteit in de omgeving te verduurzamen. Het terugdringen van onder andere de CO2-uitstoot van verkeer en vervoer kan worden gerealiseerd via een mix van 4 opties zo is beschreven in de roadmap: 1. Voorkomen, ervoor zorgen dat mensen zich minder vaak hoeven te verplaatsen. 2. Verkorten, ervoor zorgen dat mensen via de meest efficiënte route van A naar B kunnen. 3. Veranderen, ervoor zorgen dat mensen gebruik maken van de meest duurzame optie. 4. Verschonen, ervoor zorgen dat mobiliteit minder uitstoot geeft. (Verkeerskunde 2012, verduurzamen mobiliteit Breda) Wanneer deze viertal opties in ogenschouw worden genomen hebben de eerste 3 weinig impact op de werkgelegenheid en de arbeidsmarkt. De veranderingen zullen wel aangejaagd moeten worden maar het is niet te verwachten dat er knelpunten zullen ontstaan op de arbeidsmarkt als gevolg hiervan. Het gaat hier voornamelijk om beleid, communicatie en marketingvraagstukken. De laatste peiler: het verschonen van de mobiliteit is een vraagstuk waarbij wel veel kennis en expertise komt kijken en waarin onderwijs en onderzoek een belangrijke rol spelen. De vraag is echter of deze kennis en expertise in West-Brabant moet worden ontwikkeld. In Helmond is namelijk een Automotive Campus gevestigd die zich onder andere bezig houdt met kennisontwikkeling omtrent de verduurzaming van mobiliteit. Op de Automotive Campus werken diverse onderwijsinstellingen, bedrijven en overheden samen om kennis op het gebied van mobiliteit aan te trekken en uit te breiden. Tevens zijn op deze campus al een Centrum voor Innovatief Vakmanschap en een Centre of Expertise gevestigd op het gebied van automotive (Brainport 2012, CIV en CoE, http://www.automotivecampus.com/). Het mobiliteitsvraagstuk is een vraagstuk op het gebied van innovatieve technologie die voertuigen verduurzaamt. Het aantal medewerkers dat binnen de regio actief is op dit terrein is dalend en weergegeven in tabel 9. 28

Tabel 9. Werkgelegenheid in aantallen personen mobiliteitssector Regio West-Brabant (bron: RWB 2015, werkgelegenheidsenquête) Onderdeel mobiliteitsbranche 2011 2012 2013 2014 vervaardiging motoren/turbines 17 16 14 13 vervaardiging auto's 23 22 19 6 bouw motor en bromfietsen 32 33 34 33 Totaal 72 71 67 52 % verandering -1,39% -5,63% -22,39% Kijkend naar de opleidingen in de regio die verbonden zijn aan mobiliteit betreft het MBOopleidingen die opleiden tot automonteur of andere werkzaamheden binnen de een garage (zie tabel 10). In deze opleidingen focust men zich (nog) niet op de ontwikkeling van duurzame vervoersmiddelen, maar dit zijn wel de studenten die in de toekomst het onderhoud aan deze nieuwe vervoersmiddelen zullen gaan uitvoeren. Het is daarom belangrijk dat er contacten lopen tussen het onderwijs in West-Brabant en de Automotive Campus Helmond zodat ook het onderwijs zich beter kan voorbereiden op de nieuwste technieken die de markt zullen gaan bereiken. Tabel 10. Aantal leerlingen opleidingen in de richting mobiliteit (bron: DUO) ROC Type MBO niveau Kwalificatienaam 2010 2011 2012 2013 2014 BBL 1 Assistent Mobiliteitsbranche 2 0 1 1 1 BBL 4 Werkplaatsmanagement 7 30 9 15 13 Mobiliteitsbranche BBL 2 Autotechniek (Autotechnicus) 145 159 139 104 103 BBL 3 Autotechniek (Eerste 145 143 133 130 130 autotechnicus) BBL 4 Autotechniek (Eerste 58 30 43 48 42 autotechnicus) Type MBO niveau Kwalificatienaam 2010 2011 2012 2013 2014 BOL 1 Assistent mobiliteitsbranche 10 8 10 1 0 BOL 1 Autotechniek 104 96 105 149 143 BOL 4 Autotechniek en 28 36 44 38 39 werkplaatsmanagement Totaal 499 502 484 486 471 % verandering 0,60% -3,59% 0,41% -3,09% 3.6.2 Kwalitatieve analyse In de interviews is gevraagd naar de uitdagingen die er liggen op het gebied van mobiliteit. Uit de interviews is naar voren gekomen dat mobiliteit een vraagstuk is dat zowel vanuit 29

technisch/innovatief perspectief als vanuit een gedrag/sociaal perspectief moet worden aangevlogen om de uitstoot en het energiegebruik van voertuigen terug te dringen en om op een andere manier tegen mobiliteit van A naar B aan te kijken. De regio geeft daarbij de prioriteit aan het sociale perspectief dan aan het investeren in de techniek en innovatie, deze kennis is reeds ontwikkeld en daar kan de regio gebruik van maken. 3.6.3 Versnelling Zowel binnen versnellingsniveau 1 als 2 zal de uitdaging voor de arbeidsmarkt beperkt blijven doordat er relatief weinig werkgelegenheid gekoppeld is aan innovatie op het gebied van mobiliteit in West-Brabant. 3.6.4 Samenvatting De werkgelegenheid en bedrijvigheid die samenhangt met de vervaardiging van voertuigen is klein, slecht tientallen mensen zijn hierin werkzaam. De kennis rondom innovatie om het gebied van mobiliteit is met name buiten de regio aanwezig in de regio Helmond op de Automotive campus. Onderwijs en overheden in West-Brabant zouden er goed aan doen een verbinding aan te gaan met deze regio om mee te kunnen profiteren van de aldaar ontwikkelde kennis. 3.7 Algemene uitdagingen verduurzaming regio In dit hoofdstuk komt naar voren dat uitdagingen op de arbeidsmarkt zich voornamelijk voor gaan doen binnen de technische beroepen. Toch zijn in met name de interviews nog andere beroepen benoemd die een belangrijke rol spelen in de verduurzaming van de regio en waar meer vraag naar gaat ontstaan. Voor deze beroepen worden geen tekorten verwacht maar ze zouden een prominentere rol kunnen spelen in het aanjagen van de verandering richting een duurzame regio. Marketeers: marketing wordt gezien als een belangrijk instrument om gedragsverandering te doen plaatsvinden. Door de geïnterviewden wordt aangegeven dat de transitie naar een duurzame regio ook grotendeels een sociaal vraagstuk is waarbij het gedrag van mensen bepalend is voor het behalen van de doelstelling. Er is daarom behoefte aan marketeers en marketingcampagnes om de gedragsverandering in de (regionale)samenleving te doen plaatsvinden. Bankiers/ondernemers: een belangrijk knelpunt in de verduurzaming is dat verduurzamen van je woning of bedrijf nu een piekinvestering vergt terwijl veel mensen en organisaties dit hele bedrag niet vooraf beschikbaar hebben. De markt zou beter bediend kunnen worden wanneer nieuwe financieringsmodellen/businessmodellen worden ontwikkeld. Projectmanagers/coördinatie: Er ontstaat een vraag naar projectmanagers die verduurzamingstrajecten begeleiden. Dit komt mede doordat energie coöperaties door het eigen succes uitgroeien en hierdoor behoefte krijgen aan professionalisering. Maar ook voor de verduurzaming van bedrijventerreinen, wijken en complexere gebouwen is een projectmanager steeds meer gewenst om sturing te geven aan dit proces. 30

Advisering: verduurzaming van de gebouwde omgeving vraagt om maatwerk, er moet ingezet worden op een mix om gebouwen energie zuiniger/energieneutraal te krijgen. De markt heeft behoefte aan adviseurs die deze mix kunnen opstellen en de meest effectieve route van energiebesparing kunnen vaststellen voor gebouweigenaren en hen daarin kunnen adviseren of zelfs coördineren. 31

Hoofdstuk 4. Knelpunten, uitdagingen en actielijnen De knelpunten op de arbeidsmarkt als gevolg van duurzaamheidsontwikkelingen zijn in kaart gebracht in het vorige hoofdstuk. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste knelpunten verder uitgelicht, aangegeven waar de focus van RWB zou moeten liggen en welke actielijnen eraan bi dragen om te voorkomen dat knelpunten op de arbeidsmarkt tot problemen leiden in de verduurzaming van de energiehuishouding in de regio. 4.1 Knelpunten De grootste knelpunten die de verduurzaming van energie in West-Brabant met zich meebrengen, concentreren zich op de thema s energiebesparing en duurzame energieopwekking in de gebouwde omgeving. De thema s energie uit wind, biomassa en de verduurzaming van mobiliteit hebben een belangrijk aandeel in het behalen van doelstelling in 2050, maar hier worden geen arbeidsmarktknelpunten verwacht omdat er in West-Brabant relatief weinig werkgelegenheid gemoeid is met deze thema s en de kennis en expertise op andere plekken in Nederland of daarbuiten voldoende aanwezig is. Het aantrekken van deze kennis naar de regio kost relatief veel inspanning en middelen, het leggen van verbindingen en het meedelen in deze kennis is kansrijker en effectiever. Er zijn meerdere redenen waarom RWB de gebouwde omgeving centraal zou moeten stellen in de arbeidsmarktaanpak in relatie tot de verduurzaming van de regio: De bouwbranche is relatief groot in West-Brabant maar heeft zware klappen gehad tijdens de economische crisis. Het aanjagen van ontwikkeling en vernieuwing in de bouw op het gebied van duurzaamheid kan eraan bijdragen dat deze branche weer een sterke en toekomstbestendige positie inneemt. De bouw- en installatiebranche zijn de branches die voor West-Brabant de belangrijkste rol spelen in de verduurzaming van de gebouwde omgeving. In beide branches zijn op termijn personele tekorten te verwachten als gevolg van de vergrijzing. Deze zijn overzichtelijk weergegeven in tabel 11. Een groot deel van de bedrijven binnen de bouw- en installatiebranche heeft onvoldoende kennis in huis omtrent het verduurzamen van de gebouwde omgeving richting energieneutraliteit. De kennis is vaak beperkt tot het opwaarderen richting Energielabel B. De intensivering van de samenwerking tussen installatie- en bouwbedrijven in de regio is essentieel omdat beide branches nodig zijn om de gebouwde omgeving energieneutraal te krijgen. De samenwerking tussen de branches wordt momenteel ook al gestimuleerd vanuit de brancheverenigingen Uneto VNI en Bouwend Nederland. Er is een goede kennisinfrastructuur aanwezig in de regio die opleidt voor beroepen binnen de installatietechniek en de bouw. Naast technische innovatie is sociale innovatie nodig. Binnen de gebouwde omgeving is het een grote uitdaging om een beweging in gang te zetten om huiseigenaren en bedrijven stappen te laten zetten richting een duurzame energiehuishouding. 32

Na 2020 zal energiebesparing en gebouw gebonden energieopwekking een belangrijker aandeel krijgen in de energiemix van Regio West Brabant. Tot op heden is de markt afwachtend geweest en zijn op bijvoorbeeld windenergie forsere stappen gezet. Verduurzaming van de gebouwde omgeving zou een impuls kunnen geven aan de topsector Biobased in West-Brabant door gebruik te maken van duurzame materialen die voortkomen uit agrarische reststromen. Tabel 11: overzicht krapteberoepen in relatie tot duurzaamheid 33