PE Plus Consumptief Krediet oefenexamen Kennis Vraag 1 Mariëtte (50 jaar) werkt al jaren als verpleegster in een ziekenhuis. Vanwege een reorganisatie raakt ze haar baan kwijt. Mariëtte wordt in 2020 ontslagen, ze is dan 28 jaar in dienst en 50 jaar oud. Op hoeveel maanden WW-uitkering heeft Mariëtte recht? A. 24 maanden B. 28 maanden C. 30 maanden Vraag 2 In welke van de antwoorden is regelgeving opgenomen om overkreditering te voorkomen? (meerdere antwoorden zijn juist) A. Wft B. Bgfo C. Richtlijn consumentenkrediet D. VFN Gedragscode E. NVB Gedragscode F. BW Vraag 3 Elise wil een krediet afsluiten voor een nieuwe badkamer in haar eigen woning. De adviseur adviseert echter dat Elise beter haar spaargeld kan gebruiken. Elise ontvangt op dit moment 2% rente op haar spaargeld. Hoe kan de adviseur Elise het beste overtuigen dat ze beter het spaargeld kan gebruiken? A. Bij het afsluiten van een financiering bestaat altijd de kans op overkreditering. B. De rente op het spaargeld is erg laag op dit moment, je kunt beter je geld uitgeven. C. Lenen is op dit moment relatief duur en financieren kan later altijd nog.
PE Plus Consumptief Krediet oefenexamen Casus Aanleiding voor een gesprek met adviseur Consumptief Krediet Simone (27 jaar) wil kosten besparen. Ze heeft meerdere leningen op haar naam staan en heeft moeite de maandlasten te betalen. Ze heeft gezien dat de aanbieder waarvoor jij werkt een lager rentetarief hanteert op een doorlopend krediet dan wat ze nu voor haar kredieten betaalt. Met het nieuw af te sluiten krediet wil ze haar huidige kredieten aflossen. Doelstellingen Simone wil geld besparen omdat ze moeite heeft om de eindjes aan elkaar te knopen. Ze wil volop van het leven genieten en de lening moet haar hier ruimte voor geven. Simone geeft aan dat als de lasten voor de huidige kredieten komen te vervallen, zij naast haar vaste lasten en andere uitgaven maandelijks 200,00 heeft om te besteden aan de maandtermijn van het nieuwe krediet. Simone is niet bereid haar bestedingspatroon aan te passen. Haar riante leven wil ze behouden. Inkomensontwikkelingen Simone werkt dertig uur per week als manager van een schoonheidssalon. Zij verdient 1.500,00 netto per maand. Daarnaast heeft zij recht op 8% vakantiegeld en krijgt zij 20% korting op de schoonheidsproducten die zij bij het eigen filiaal aanschaft. Vermogen Simone heeft 500,00 spaargeld. Dit geld heeft ze van haar moeder ontvangen toen ze jarig was. Simone huurt een klein appartement voor 400,00 per maand. Simone heeft meerdere leningen: Oorspronkelijk saldo Huidig saldo Rentetarief per maand Maandtermijn Doorlopend krediet 7.500,00 7.100,00 0,850% 150,00 Persoonlijke lening 5.000,00 2.400,00 0,875% 107,50 Krediet op 1.000,00 1.000,00 1,141% n.v.t. betaalrekening Creditcard 2.500,00 2.500,00 1,158% 125,00 Kennis & ervaring Door de verschillende leningen die Simone heeft afgesloten, heeft ze ervaring met geld lenen. Simone laat zich altijd goed voorlichten over de kenmerken van het krediet. Overige relevante informatie: de leennorm van Simone bedraagt 805,50.
PE Plus Consumptief Krediet oefenexamen Vraag 4 Het doorlopend krediet dat jij kunt aanbieden kent een nominaal kredietvergoedingspercentage van 0,845% per maand. Het jaarlijks kostenpercentage bedraagt 10,62%. Hoeveel rente bespaart Simone de eerste maand nadat zij de kredieten heeft overgesloten? Ga ervan uit dat de nieuwe lening even hoog is als haar huidige uitstaande schuld. Toelichting bij het antwoord Kom je uit op een heel bedrag? Kom je niet uit op een heel bedrag? Vul twee nullen achter de komma in. Vul twee cijfers achter de komma in. Vraag 5 In het assortiment van de bank heb je een vast doorlopend krediet met een maandtermijn van 2%. Hoeveel lager is de maandlast van dit krediet ten opzichte van de huidige maandlast van Simone? Ga uit van een doorlopend krediet met een kredietlimiet van 13.000,00. Toelichting bij antwoord Kom je uit op een heel bedrag? Kom je niet uit op een heel bedrag? Vul twee nullen achter de komma in. Vul twee cijfers achter de komma in. Vraag 6 De kredietverstrekker waarvoor jij werkt, besluit het krediet af te wijzen. Wat kan hiervoor een reden zijn? A. De budgetdiscipline van Simone is onvoldoende. B. Volgens de VFN-normen kan Simone geen 13.000,00 lenen. C. Simone heeft een deeltijdbaan. Vraag 7 Je gaat het gesprek aan met Simone om de kredietaanvraag af te wijzen. Zet de onderstaande stappen in de juiste volgorde. Begin met de stap die je als eerste zet. A. Ik adviseer je om je uitgavenpatroon aan te passen. Anders blijf je steeds geld tekort komen. B. Ik kan je het krediet niet verstrekken. C. Je geeft aan 200,00 te kunnen missen om het krediet te betalen. De lasten zijn echter hoger. Dit betekent dat je de maandlast niet kunt betalen. D. Je hebt een aanvraag ingediend om 13.000,00 te lenen.
Antwoorden PE Plus Consumptief Krediet oefenexamen Kennis Antwoord vraag 1 Het juiste antwoord is: A Per 1 januari 2016 wordt de opbouw van de WW-rechten aangepast. Werknemers bouwen in de eerste tien jaar van hun loopbaan per gewerkt jaar één maand WW-recht op. Daarna bouwen zij per gewerkt jaar een halve maand op. WW-rechten die al zijn opgebouwd voor 1 januari 2016 blijven tellen voor één maand. Van 1 januari 2016 tot 1 april 2019 wordt de maximale WW-duur afgebouwd met één maand per kwartaal tot een maximale duur van 24 maanden. Mariëtte is geboren in 1970. Zij is achttien jaar geworden in 1988. Voor 1998 heeft ze tien maanden aan WW-rechten opgebouwd. Van 1998 tot en met 2015 heeft zij achttien jaar gewerkt en dus achttien maanden WW opgebouwd. Vanaf 2016 heeft zij vier jaar gewerkt en hierdoor 4 x 0,5= 2 maanden WW opgebouwd. In totaal zou Mariëtte hierdoor recht hebben op 10 + 18 + 2 = 30 maanden WW. De WW is echter gemaximeerd op 24 maanden. Toetsterm 1d.7 en 1d.9 Antwoord vraag 2 Het juiste antwoord is: A, B, C, D en E. Zowel in de Wft, Bgfo als in de Richtlijn consumentenkrediet is opgenomen dat een krediet alleen mag worden verstrekt wanneer dit verantwoord is. In de VFN en NVB gedragscode wordt dit nader ingevuld. Daarin staat bijvoorbeeld welke inkomsten- en uitgavenbronnen mogen worden meegenomen in de berekening van de maximale leencapaciteit. Toetsterm 1a.1 Antwoord vraag 3 Het juiste antwoord is: A. Je hebt onvoldoende gegevens om te bepalen of lenen of het spaargeld gebruiken financieel beter is. Ook kun je niet met zekerheid zeggen dat Elise later nog altijd kan lenen. Wel ontstaat er altijd een kans op overkreditering. Dit kan een goede reden zijn om Elise te adviseren het geld niet te lenen. Toetsterm 1c.2
Antwoorden PE Plus Consumptief Krediet oefenexamen Antwoord vraag 4 Het juiste antwoord is 11,86. Huidige lasten 7.100,00 x 0,850% = 60,35 2.400,00 x 0,875% = 21,00 1.000,00 x 1,141% = 11,41 2.500,00 x 1,158% = 28,95 + 121,71 Toekomstige lasten 13.000,00 x 0,845% = 109,85. Verschil 121,71 -/- 109,85 = 11,86. Wanneer je per krediet de besparing berekent en tussentijds afrondt, ontstaat een verschil van 0,01. Het is belangrijk om niet tussentijds af te ronden. Op het examen wordt gerekend met een foutmarge. Als je antwoord binnen de foutmarge valt, wordt het goed gerekend. Toetsterm 2e.1 Antwoord vraag 5 Het juiste antwoord is 122,50. Huidige maandlast = 150,00 + 107,50 + 125,00 = 382,50. Nieuwe maandlast = 13.000,00 x 2% = 260,00 -/- 122,50 Toetsterm 2d.2
Antwoorden PE Plus Consumptief Krediet oefenexamen Antwoord vraag 6 Het juiste antwoord is A. Simone verdient maandelijks 1.500,00 netto. De leennorm bedraagt 805,50. Verder heeft zij 400,00 woonlasten. Op papier houdt ze hierdoor 1.500,00 -/- 805,50 -/- 400,00 = 294,50 over om te besteden aan het nieuwe krediet. Hiermee is haar leencapaciteit 294,50 x 50 = 14.725,00. Volgens de normen kan ze het lenen. Simone geeft aan iedere maand 200,00 te kunnen missen. Hiermee kan ze de lening niet terugbetalen. Simone houdt van uitgeven en ze wil haar bestedingspatroon niet wijzigen. Deze feiten zeggen iets over de budgetdiscipline van Simone. Ondanks dat oversluiten een besparing oplevert, is de lening niet verantwoord als Simone haar budgetdiscipline niet aanpast. Toetsterm 2d.2 Antwoord vraag 7 De juiste volgorde is D, B, C, A. Een afwijzing van een kredietaanvraag is een slechtnieuwsgesprek. In een slechtnieuwsgesprek geef je eerst een korte introductie (D), daarna deel je het slechte nieuws mee (B). Nadat je de emoties hebt opgevangen, licht je de argumenten toe (C). Vervolgens sta je stil bij de toekomst en hoe nu verder (A). Toetsterm 2a.2 en 3d.1 Heeft u na het maken van dit oefenexamen nog extra ondersteuning nodig? Wij hebben voor u de volgende opleidingen om u optimaal voor te bereiden op het examen: Zelf leren met het digitaal zelfstudiepakket Examentraining (1 dag) Zelf leren + examentraining (1 dag) Wilt u direct uw examen boeken, ga dan naar www.eifd.nl