De opbouw van de tandheelkundige beroepsgroep: verleden, heden en toekomst

Vergelijkbare documenten
Tandartsentekort als regionaal probleem

Beroepsuitoefening van vrouwelijke tandartsen in Nederland

Studenten aan lerarenopleidingen

Trends en ontwikkelingen in de beroepsgroep en de beroepsuitoefening

Toekomstige demografische veranderingen gemeente Groningen in een notendop

7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs

Oorspronkelijke bijdragen Daalmans e.a.: Tandheelkundestudenten en hun toekomst Hoe denken tandheelkunde-

Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs

De arbeidsmarkt voor leraren po Regio Haaglanden en Rijn Gouwe

Instellingsbesluit Commissie Innovatie Mondzorg

Onderzoek Tandheelkundige Praktijkvoering 2014

Beroepsbevolking 2005

De arbeidsmarkt voor leraren po Regio Utrecht

De arbeidsmarkt voor leraren po Regio Flevoland

De arbeidsmarkt voor leraren po Regio Noord-Holland

De arbeidsmarkt voor leraren po Regio Rotterdam / Rijnmond

De arbeidsmarkt voor leraren po Regio West- en Midden-Brabant

Uit huis gaan van jongeren

Arbeidsgehandicapten in Nederland

Werknemersenquête zorg en welzijn

De arbeidsmarkt voor leraren po Regio Zeeland

Factsheet. HBO-Monitor De arbeidsmarktpositie van hbo-afgestudeerden

Analyse van de vooraanmeldingen voor de lerarenopleidingen

De arbeidsmarkt voor leraren po Regio Zuid- en Oost-Gelderland

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

Commentaar op eindconceptrapport Onderzoek capaciteit in de mondzorg

De arbeidsmarkt voor leraren po Regio Noord-Gelderland

De arbeidsmarkt voor leraren po Regio Friesland

De arbeidsmarkt voor leraren po Regio Limburg

De arbeidsmarkt voor leraren po Regio Drenthe / Overijssel

Langzaam maar zeker zijn ook de gevolgen van de economische krimp voor de arbeidsmarkt zichtbaar

Huishoudensprognose : belangrijkste uitkomsten

De effecten van demografische ontwikkelingen op het onderwijs

ADOPTIE Trends en Analyse Statistisch overzicht interlandelijke adoptie over de jaren 2011 tot en met 2015

Werkloosheid Redenen om niet actief te

Monitor werkdruk in de kraamzorg 2018

CIJFERS UIT DE REGISTRATIE VAN OEFENTHERAPEUTEN

Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages

Feiten en cijfers. HBO-Monitor 2014: De arbeidsmarktpositie van afgestudeerden van het hbo. April 2015

Eerste Kamer der Staten-Generaal

NOTITIE EERSTELIJNS GEZONDHEIDSZORG HOEKSCHE WAARD

Analyse van de vooraanmeldingen voor de lerarenopleidingen

Studenten hoger onderwijs in Leiden

Aantal medewerkers Zuidoost-Brabant

Onderzoeksrapport. Commissie bachelor-master. Robel Michael

Wonen met Zorg in de anticipeerregio s

Studenten aan de Universiteit van Amsterdam: de sociale samenstelling (sociale herkomst en sekse)

Inhoudsopgave. ABP Statistische informatie deelnemerspopulatie Verdeling werkzame Nederlandse beroepsbevolking en ABP-deelnemers 2

Sociaal-economische kerngegevens

Overzicht uitgeschreven huisartsen NIVEL Lud van der Velden Daniël van Hassel Ronald Batenburg

Grote gemeenten goed voor driekwart van bevolkingsgroei tot 2025

Toekomstprojecties voor vier kernindicatoren voor de Sport Toekomstverkenning. Onderdeel van Sport Toekomstverkenning Trendscenario

VROUWEN EN MANNEN BIJ AKZO NEDERLAND

Factsheet economische crisis. 2 e kwartaal 2009

Centraal Bureau voor de Statistiek. Maandelijkse cijfers over de werklozen en niet-werkende werkzoekenden van het CBS en UWV.

Vrouwen op de arbeidsmarkt

Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016

Jong en oud op de arbeidsmarkt,

Sterke groei aantal klinisch werkende verloskundigen

Inhoudsopgave. ABP Statistische informatie deelnemerspopulatie 2018

Feiten en cijfers. Studentenaantallen in het hoger beroepsonderwijs

Factsheet. HBO-Monitor De arbeidsmarktpositie van hbo-afgestudeerden

Werkloosheid nauwelijks veranderd

Verslag consumentenonderzoek zorgsector Breda

Aantal medewerkers West-Brabant

Demografische gegevens ouderen

Maandelijkse cijfers over de werkloze beroepsbevolking van het CBS en nietwerkende werkzoekenden van het UWV

Cohortvruchtbaarheid van niet-westers allochtone vrouwen

Vrouwen in de Wetenschap 12 januari 2009

Positieve trends in (gezonde) levensverwachting

Bevolkingsprognose : anderhalf miljoen inwoners erbij

Rapportage Kunsten-Monitor 2014

Bijlage F Demografische ontwikkelingen

Kenmerken van wanbetalers zorgverzekeringswet

Meer ouderen langer werkzaam

Facts & Figures De arbeidsmarkt zorg en welzijn in Noord-Nederland

Aantal medewerkers Noordoost-Brabant

Persbericht. Arbeidsmarkt ook in 2001 gunstig. Centraal Bureau voor de Statistiek

Overzichtsrapport SER Gelderland

Factsheet economische crisis. 4 e kwartaal 2009

CBS-berichten: Verschuivingen in het arbeidspotentieel van ouderen

Sociaal jaarverslag 2012

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid

CBS-berichten: Veranderingen in de arbeidsparticipatie in Nederland sinds 1970

Startende leraren in Amsterdam

vws Huisartsenzorg Tandheelkundige zorg Aan de Voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport Den Haag, juli 2000

Raming ILC / BAPO ontwikkeling

Werkgelegenheidsonderzoek 2009

How to present online information to older cancer patients N. Bol

ONTSLAGSTATISTIEK Jaarrapportage 2001

Figuur 1: Veronderstellingen per onderdeel uit de Nationale CBS-Prognoses 2008 en 2012

Publicaties, posterpresentaties en lezingen

5.6 Het Nederlands hoger onderwijs in internationaal perspectief

céáíéå=éå=åáàñéêë= HBO-Monitor 2012: De arbeidsmarktpositie van afgestudeerden van het hbo juni 2013

Regionale verscheidenheid in bevolkingsconcentraties

Inzetbaarheid op hogere leeftijd

Demografische ontwikkelingen

Tandheelkundige professionals van morgen: flexibele teamspelers

Demografische (wijk-) analyse van de woningbouwplannen Deventer 2015

Transcriptie:

De opbouw van de tandheelkundige beroepsgroep: verleden, heden en toekomst E.M. Bronkhorst 1 A.J. Rijnsburger 2 G.J. Truin 1 In de tandheelkundige beroepsgroep hebben zich de afgelopen decennia grote veranderingen voorgedaan. Momenteel is er sprake van een fase waarin de instroom in de opleiding tandheelkunde weer toeneemt. In dit artikel wordt een beeld geschetst van de gevolgen die deze ontwikkelingen hebben gehad, en nog zullen hebben, voor de opbouw van de Nederlandse tandartsenpopulatie. Hierbij wordt vooral gekeken naar de ontwikkeling van de opbouw naar leeftijd en geslacht in de periode 1950-2020. De omvang en de opbouw van de tandartsenpopulatie wordt vertaald in het arbeidspotentieel, uitgedrukt in tijd beschikbaar voor patiëntenbehandeling. Het blijkt dat in de periode 2000-2020 dit potentieel nagenoeg stabiel zal zijn. Ter referentie wordt de omvang van de Nederlandse populatie van dentaten besproken. Deze laat de komende twee decennia een duidelijke stijging zien. Ten slotte worden factoren besproken die het arbeidspotentieel in de komende decennia zouden kunnen beïnvloeden. BRONKHORST EM, RIJNSBURGER AJ, TRUIN GJ. De opbouw van de tandheelkundige beroepsgroep: verleden, heden en toekomst. Ned Tijdschr Tandheelkd 2001; 108: 309-313. Historische aspecten In de tandheelkundige beroepsgroep hebben zich de afgelopen decennia grote veranderingen voorgedaan. In de periode tussen de Tweede Wereldoorlog en het midden van de jaren zeventig in de vorige eeuw hebben de ontwikkelingen zich continu gericht op het vergroten van het aantal tandartsen. Als reactie op het tekort aan tandartsen dat de jaren na de oorlog kenmerkte, werd het aantal opleidingen tandheelkunde uitgebouwd. Eind jaren zestig werd het hoogtepunt bereikt, met het starten van een vijfde opleiding en een totale instroom van 465 studenten per jaar. In de loop van de jaren zeventig werd duidelijk dat de uitbreiding van de opleidingscapaciteit voor de opleiding tandheelkunde te ver was doorgeschoten. Op de arbeidsmarkt werden signalen waargenomen die duidden op een einde aan het tekort aan tandartsen. Dit werd spoedig gevolgd door de vrees dat er een overschot zou gaan ontstaan. Deze nieuwe situatie riep allerlei reacties op. In 1984 kregen de ziekenfondsen de bevoegdheid geen contracten meer af te sluiten voor nieuwe vestigingen in een regio, als binnen die regio de verhouding van één tandarts op 3.250 inwoners was bereikt. Hoewel het niet duidelijk was of er op dat moment ook echt zo veel nieuwe tandartsen op de markt kwamen, dat dit vanuit het oogpunt van zorgverlening tot negatieve effecten zou leiden, waren de problemen voor net afgestudeerde tandartsen om zich te vestigen een feit. Veel jonge tandartsen die na hun afstuderen met deze problemen geconfronteerd werden, besloten in het buitenland hun beroep te gaan uitoefenen. In de jaren tachtig hebben meer dan 400 tandartsen deze stap gezet (Van Rossum en Bruers, 1992). Uiteraard had dit ook gevolgen voor de opleidingen tandheelkunde. De vijf bestaande opleidingen werden gereduceerd tot twee: een opleiding in Amsterdam, het Academisch Medisch Centrum Tandheelkunde (ACTA) ontstaan uit een fusie van de opleidingen van de Universiteit van Amsterdam (UvA) en de Vrije Universiteit (VU), en een sterk ingekrompen opleiding in Nijmegen. Gezamenlijk hadden deze twee opleidingen een maximale instroom van 120 studenten, maar aan het einde van de jaren tachtig werd die niet volledig benut. Gedurende het laatste decennium van de vorige eeuw heeft er opnieuw een ommezwaai plaatsgevonden. Mede op basis van toekomstverkenningen, zoals beschreven in het rapport Toekomstscenario s Tandheelkundige Zorg (Bronkhorst et al, 1993), het Signaleringsrapport Tandheelkundige Zorg (Bronkhorst en Truin, 1999) en de adviezen van de Adviesgroep Capaciteit Mondzorg (2000), werd de opleidingscapaciteit geleidelijk aan vergroot. Om die instroom te kunnen verwerken is in het midden van de jaren negentig in Groningen weer een nieuwe opleiding tandheelkunde gestart. Heel recentelijk, met ingang van het studiejaar 2001-2002, heeft de totale instroom een omvang van 300 studenten bereikt. Parallel aan de turbulente ontwikkeling op het gebied van de opleidingscapaciteit, heeft zich een andere ontwikkeling voorgedaan die veel geleidelijker is verlopen. Dit betreft het aandeel dat vrouwen hebben in de tandartsenpopulatie. In het begin van de geschetste periode was het tandartsberoep voornamelijk een mannenberoep. Zo lag het percentage vrouwelijke tandartsen in 1947 op 13 (Arnold en Godefroy, 1951). Het aandeel vrouwelijke tandheelkundestudenten is geleidelijk aan steeds groter geworden. Rond 1990 is het punt bereikt dat er ongeveer net zo veel mannen als vrouwen de opleiding tot tandarts starten. Samenvatting Trefwoorden: Sociale tandheelkunde Menskrachtproblematiek Toekomst Uit 1 de vakgroep Sociale en Preventieve Tandheelkunde en Pedodontologie van het Universitair Medisch Centrum Sint Radboud in Nijmegen en 2 de afdeling Economische Zaken van de Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde (NMT) in Nieuwegein. Datum van acceptatie: 1 mei 2001. Adres: Dr.ir. E.M. Bronkhorst UMC St. Radboud Postbus 9101 6500 HB Nijmegen 309

Bronkhorst e.a.: Opbouw van de beroepsgroep Afb. 1. Samenstelling populatie werkzame tandartsen in Nederland in 1947, 1980, 2000 en 2020. 30% 25% 20% 15% 1947 1980 2000 2020 10% 5% 0% 20-24 25-29 30-34 35-39 40-44 45-49 50-54 55-59 60-64 Sindsdien is die verhouding ongeveer stabiel gebleven. In het studiejaar 2000-2001 was de verdeling over mannen en vrouwen respectievelijk 64 en 71 voor het ACTA, 36 en 24 voor de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) en 32 en 30 voor de Katholieke Universiteit Nijmegen (KUN). Hierdoor kwam de totale instroom op 130 mannen en 127 vrouwen. Van de werkzame tandartsen is nu ongeveer 21% vrouw (Bronkhorst en Truin, 1999). Toekomstige ontwikkelingen Tabel 1. Aantal praktiserende tandartsen en percentage vrouwen in diverse jaren. Vanaf 1990 zijn de getallen exclusief specialisten. Dat levert in 1990 een verschil in het aantal tandartsen van ongeveer 350 op. Jaar Aantal Percentage Bron vrouwen 1947 1.588 13% Arnold, en Godefroy, 1951 1958 2.489 onbekend Stat. zakboek CBS, 1970 1963 2.502 onbekend Stat. zakboek CBS, 1970 1970 3.205 onbekend Stat. zakboek CBS, 1981 1980 5.346 10% Stat. zakboek CBS, 1981 1990 6.746 16% Bronkhorst en Truin, 1999 2000 7.163 21% idem 2010 7.677 27% idem 2020 7.813 35% idem De ontwikkeling van de omvang van de tandartspopulatie wordt sterk gestuurd door de instroom in de opleiding tandheelkunde. Zoals gezegd is de maximale instroom voor de opleidingen vastgesteld op 300. Dit aantal is bereikt na een stapsgewijze verhoging vanaf het minimum van 120 aan het begin van de jaren negentig van de vorige eeuw. De vraag of dit aantal in de toekomst nog zal worden aangepast valt nu niet te beantwoorden. Wel is het duidelijk dat dit mede zal afhangen van implementatie van adviezen van de Adviesgroep Capaciteit Mondzorg, zoals de uitbreiding van de opleidingscapaciteit voor mondhygiënisten, het introduceren van meer differentiatie in het takenpakket van zorgverleners en de invoering van het teamconcept (Adviesgroep Capaciteit Mondzorg, 2000). De verhouding tussen mannen en vrouwen bij de eerstejaarsstudenten tandheelkunde is al een jaar of tien in balans. Hoewel die balans in principe abrupt verstoord kan worden, zijn er op dit moment geen redenen om te veronderstellen dat dit staat te gebeuren. De opbouw van de tandartsenpopulatie Al deze ontwikkelingen hebben natuurlijk hun invloed gehad op diverse aspecten van de opbouw van de tandartsenpopulatie. Deze invloed stopt echter niet bij het heden. Omdat een tandarts zijn beroep gemiddeld enkele decennia uitoefent, kunnen de consequenties van veranderingen in het verleden tot in de verre toekomst effect hebben. Dat is ook de reden waarom in dit artikel een aantal tijdreeksen wordt gepresenteerd waarin de historie, het heden en de toekomst als een continuüm worden weergegeven. De gegevens van 2000 en latere jaren zijn berekend met behulp van een simulatiemodel dat aan de KUN is ontwikkeld. Dit model is in staat om op basis van een bestaande tandartsenpopulatie en gebruikmakend van onder andere gegevens over instroom in de opleiding, studierendement en beroepsbeëindiging te berekenen hoe de tandartsenpopulatie zich ontwikkelt (Bronkhorst et al, 1993; Bronkhorst en Truin, 1999). De leeftijdsopbouw van de populatie van werkzame tandartsen is weergegeven in afbeelding 1. De gegevens uit 1947 zijn afkomstig uit een rapport van Arnold en Godefroy (1951), die van 1980 uit het rapport Mankrachtnota, Berekeningen en Aanbevelingen (Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde - NMT 1981). Tussen 1947 en 1980 is een drastische verjonging van de beroepsgroep te zien. Deze heeft daarna plaatsgemaakt voor een verschuiving naar de oudere leeftijdcategorieën. Hierbij moet worden opgemerkt dat de uitbreiding van de opleidingscapaciteit in het recente verleden zich vertaalt in een te verwachten toename van het aandeel van de tandartsen jonger dan 35 jaar. In tabel 1 is de omvang van de tandartspopulatie en het aandeel van vrouwen daarin weergegeven. In deze 310

120% 115% 110% 105% Aantal tandartsen Arbeidspotentieel Dentaten 100% 95% 90% 85% 1990 1992 1994 1996 1998 2000 2002 2004 2006 2008 2010 2012 2014 2016 2018 2020 tabel vallen twee zaken op. Ten eerste is het opmerkelijk dat ondanks de drastische reducties in de opleidingscapaciteit de omvang van de populatie blijft toenemen, al is de groei na 1990 veel kleiner dan in de twee decennia daarvoor. Dit wordt verklaard door het feit dat er maar een zeer klein aantal tandartsen afstudeert in de jaren negentig. Daarentegen zullen de tandartsen afgestudeerd in de periode van de grote uitbreiding van de opleidingscapaciteit, pas tussen 2005 en 2010 hun beroepsuitoefening stoppen. Ten tweede is het opvallend dat de balans tussen mannen en vrouwen bij de eerstejaarsstudenten tandheelkunde zich maar zeer langzaam vertaalt in een toename van het aandeel van vrouwen in de totale beroepsgroep. Dit vindt zijn oorzaak in het feit dat de balans in de studentenpopulatie is bereikt in een periode waarin de instroom sterk beperkt was, waardoor numeriek gezien deze generaties tandartsen in de gehele tandartsenpopulatie maar een beperkt aandeel hebben. kunnen worden om het arbeidspotentieel van een tandarts uit te drukken, bijvoorbeeld het aantal stoeluren per week of het aantal arbeidsuren per jaar. In dit artikel wordt het aantal uren op jaarbasis beschikbaar voor patiëntenbehandeling gehanteerd. Gebruikmakend van een verdeling van de tandartspopulatie naar leeftijd, geslacht en leeftijds- en geslachtspecifieke gegevens over de het arbeidspotentieel van tandartsen, kan zo het arbeidspotentieel van de gehele tandartsenpopulatie berekend worden. In het eerder beschreven simulatiemodel zijn deze specifieke gegevens opgenomen, waardoor berekening van het totale arbeidspotentieel vanaf 1986 mogelijk is. De hiervoor gebruikte gegevens over de relatie tussen leeftijd, geslacht en arbeidspotentieel zijn afkomstig uit het Peilstationproject van de NMT (Bruers en van Rossum, 2000). Arbeidspotentieel en de vraag naar zorg Afb. 2. Aantallen tandartsen, hun totale arbeidspotentieel en het aantal dentaten, genormeerd op 2000 (= 100%). Van koppen tellen naar arbeidspotentieel De statistieken met betrekking tot de tandartsenpopulatie zijn lang gedomineerd door rechttoe rechtaan tellingen van het aantal tandartsen. Een belangrijke reden hiervoor was dat zo n telling relatief eenvoudig is. Hoewel het aantal tandartsen een waardevol statistisch gegeven is, kent het zijn beperkingen. Vooral als het gaat om de balans tussen vraag en aanbod is het arbeidspotentieel van de tandartsenpopulatie belangrijker dan de omvang van die populatie. Toch heeft deze simpele telling lang goed gefunctioneerd. Zolang de beroepsgroep relatief homogeen was, dat wil zeggen dat bij benadering elke tandarts een vergelijkbaar arbeidspotentieel vertegenwoordigde, gaf het aantal tandartsen een betrouwbare indruk van het arbeidspotentieel. De geschetste veranderingen in de samenstelling tandartspopulatie zowel naar leeftijd als naar geslacht, en maatschappelijke veranderingen zoals de tendens naar deeltijd werken, maken dat het belangrijker wordt het arbeidspotentieel van de beroepsgroep te berekenen. Er zijn diverse grootheden die gebruikt Het aantal uren dat op jaarbasis beschikbaar is voor patiëntenbehandeling geeft een goed beeld van het arbeidspotentieel van de tandartsenpopulatie. De betekenis van veranderingen in het arbeidspotentieel wordt pas echt duidelijk als deze in verband worden gebracht met de vraag naar tandheelkundige zorg. Het is echter niet makkelijk om het begrip vraag naar tandheelkundige zorg te operationaliseren. Om in het kader van dit artikel toch een vergelijking te kunnen maken tussen arbeidspotentieel en een indicator die gerelateerd is aan de vraag naar zorg, is gekozen voor de indicator omvang van de populatie dentaten. Deze indicator is conceptueel helder. Bovendien is, met behulp van het simulatiemodel van de KUN, een prognose van het aantal dentaten in de Nederlandse bevolking gedurende de komende decennia beschikbaar. In afbeelding 2 is het arbeidspotentieel van de totale tandartsenpopulatie, het aantal tandartsen en het aantal dentaten in Nederland voor de periode 1990 tot 2020 opgenomen. Om de ontwikkeling in deze verschillende grootheden beter vergelijkbaar te maken, zijn ze allen genormeerd naar het niveau in 2000. Een eerste belangrijke vergelijking is die tussen het aantal tandartsen en hun arbeidspotentieel. Het blijkt dat de 311

Bronkhorst e.a.: Opbouw van de beroepsgroep ontwikkeling van het aantal tandartsen een heel andere is dan die van hun arbeidspotentieel. De belangrijkste verklaring daarvoor is dat door de toename van het aantal vrouwen het gemiddelde arbeidspotentieel per tandarts daalt, waardoor een toename van het aantal tandartsen niet altijd gepaard hoeft te gaan met een toename van het arbeidspotentieel. Daarnaast speelt ook de vergrijzing van de tandartsenpopulatie een rol. De tweede vergelijking die van belang is betreft die tussen het aantal dentaten in Nederland en het arbeidspotentieel van tandartsen. De verschillen in de wijze waarop die twee grootheden zich ontwikkelen zijn evident. Het arbeidspotentieel neemt in de jaren negentig ongeveer 12% toe en blijft vervolgens nagenoeg constant. Het aantal dentaten daarentegen stijgt continu gedurende de gehele periode, resulterend in een toename over het interval 1990-2020 van ongeveer 33%. Discussie In dit artikel is getracht een beeld te geven van de ontwikkelingen van de opbouw van de tandheelkundige beroepsgroep. Ontwikkelingen die ons nog te wachten staan, trekken vaak meer aandacht dan datgene wat in het verleden is gebeurd. Uit het voorgaande blijkt echter dat daar waar het de tandheelkundige beroepsgroep betreft, toekomst en verleden onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Dit betekent natuurlijk niet dat de toekomst volledig gedetermineerd wordt door het verleden. De resultaten van het simulatiemodel met betrekking tot de toekomstige veranderingen in omvang en samenstelling van de beroepsgroep zijn te interpreteren als de meest waarschijnlijke veranderingen, onder de voorwaarde dat de ontwikkelingen zoals deze zich nu voordoen zich voortzetten. Daarnaast zijn ook de gevolgen van mogelijke afwijkingen van bestaande ontwikkelingen te berekenen. Er zijn echter te veel afwijkingen mogelijk om deze uitputtend te kunnen analyseren. Bovendien kan het heel lastig zijn om een afwijking in een bestaande ontwikkeling te kwantificeren. In deze discussie wordt daarom getracht een aantal ontwikkelingen die gevolgen kunnen hebben voor de beroepsgroep, op een kwalitatieve wijze te bespreken. In het artikel van Burgersdijk en Kersten in dit nummer wordt aandacht besteed aan de verlening van tandheelkundige zorg uitgaande van een teamconcept. De veranderingen die geschetst worden, zijn vooral inhoudelijk van aard. Ze kunnen echter op de wat langere termijn ook gevolgen hebben voor de samenstelling van de beroepsgroep. Het ligt voor de hand dat een verandering in de wijze waarop het beroep van tandarts wordt uitgeoefend ook gevolgen kan hebben voor de samenstelling van de groep scholieren die zich tot het beroep voelt aangetrokken. Hoe en in welke mate deze veranderingen zich gaan voltrekken is volstrekt onduidelijk, maar het is mogelijk dat over tien jaar de opleiding tandheelkunde een ander type student zal aantrekken dan nu het geval is. De gestage toename van het aandeel van vrouwen in de beroepsgroep is een andere factor die de zorgverlening zou kunnen gaan beïnvloeden. In de berekening van het arbeidspotentieel is reeds rekening gehouden met het feit dat vrouwen minder werken dan mannen. Er zijn echter ook verschillen in de wijze waarop gewerkt wordt (Van Dam en Van Rossum, 1998). Als gevolg van de toename van het aandeel van vrouwen in de in de beroepsgroep, is het mogelijk dat het beroepsbeeld en de cultuur zich ook gaan wijzigen. Wat dit zal betekenen voor de beroepsgroep is moeilijk te voorspellen. Als het arbeidspatroon, zowel in omvang als werkwijze, van mannen meer gaat lijken op dat van hun vrouwelijke collega s, zou dit tot een verkleining van het arbeidspotentieel kunnen leiden. Ten slotte is er nog één factor die, in tegenstelling tot voornoemde factoren, op relatief korte termijn van invloed zou zijn op de samenstelling van de beroepsgroep. Dit betreft een toename van het aantal buitenlandse tandartsen dat in Nederland het beroep gaat uitoefenen. In 1998 werden 39 tandartsen uit de Europese Economische Ruimte, de (EER)-landen, ingeschreven en 9 tandartsen uit andere landen werden geclausuleerd toegelaten (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport - VWS, 1998). Dit zou kunnen toenemen als gevolg van de toenemende mate van spanning op de arbeidsmarkt van tandartsen (Van Dam et al, 2000). Dit maakt Nederland voor buitenlandse tandartsen aantrekkelijk. Daarbij komt dat er diverse ontwikkelingen zijn die de vestiging van buitenlandse tandartsen zouden kunnen vergemakkelijken. Hierbij valt te denken aan plannen om een opleiding voor buitenlandse tandartsen met een deficiënte opleiding in het land van herkomst te starten en het verbeteren van de informatievoorziening aan buitenlandse tandartsen door de NMT en het Ministerie van VWS. Het arbeidspotentieel van tandartsen heeft een natuurlijke tegenhanger in de vorm van de vraag naar zorg. In dit artikel is de vraag naar zorg geoperationaliseerd door deze te vertalen naar het aantal dentaten. Dan blijkt dat de komende twintig jaar een gestage groei van het aantal dentaten te verwachten is, terwijl het arbeidspotentieel van tandartsen stabiel zal blijven. Dit is een ontwikkeling die zorgen baart. Het aantal dentaten is maar een grove indicator van de vraag naar de zorg, maar de discrepantie is te groot om te negeren. Een zeer belangrijk aanvullend gegeven is dat zorg natuurlijk niet alleen door tandartsen verstrekt wordt. Zo is in de jaren negentig het aantal werkzame mondhygiënisten gestaag toegenomen (zie elders dit themanummer Corbeij-Verheggen, 2001). In de toekomst zal de rol die andere zorgverleners gaan spelen nog groter moeten worden. In het bestek van dit artikel is geen aandacht besteed aan de balans die tussen de vraag naar zorg en het totale aanbod van tandheelkundige zorg door alle hulpverleners moet ontstaan. Wel is het duidelijk dat zelfs een gedeeltelijke opvulling van de genoemde discrepantie door zorgverleners die geen tandartsen zijn, betekent dat het begrip tandartsentekort niet meer adequaat is en veel beter gesproken zou kunnen worden van tekort aan tandheelkundige zorgverleners. 312

Literatuur ADVIESGROEP CAPACITEIT MONDZORG. Capaciteit mondzorg. Aanbevelingen voor de korte en lange termijn. Den Haag: Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, 2000. ARNOLD GTER, GODEFROY J. Tandartsenbehoefte en tandartsenvoorziening. Vooruitberekeningen betreffende de ontwikkeling van de sociale tandheelkunde voor de periode 1950-1980. Den Haag: Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde, 1951. BRONKHORST EM, TRUIN GJ, BURGERSDIJK RCW. STG-rapport Toekomstscenario s Tandheelkunde; een verkenning van de periode 1990-2020. Rijswijk: Bohn, Scheltema & Holkema, 1993. BRONKHORST EM, TRUIN GJ. Nu voor later. Eindrapport Signaleringsproject Tandheelkundige Zorg. Nijmegen: Katholieke Universiteit Nijmegen, 1999. BRUERS JJM, ROSSUM GMJM VAN. Praktijksituatie en werkdruk van tandartsen in 1999. Nieuwegein : Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde, 2000. BURGERSDIJK RCW, KERSTEN HW. De tandheelkundige opleiding en het teamconcept. Ned Tijdschr Tandheelkd 2001; 108: 319-322. CENTRAAL BUREAU VOOR DE STATISTIEK. Statistisch zakboek 1970. Den Haag: CBS, 1970. CENTRAAL BUREAU VOOR DE STATISTIEK. Statistisch zakboek 1981. Den Haag: CBS, 1981. CORBEY-VERHEGGEN MJH. De mondhygiënist met uitgebreide bevoegdheden. Ned Tijdschr Tandheelk 2001; 108: 323-325. DAM BAFM VAN, ROSSUM GMJM VAN. Beroepsuitoefening van vrouwelijke tandartsen in Nederland. Ned Tijdschr Tandheelkd 1998; 105: 392-396. DAM BAFM VAN, BRUERS JJM, ROSSUM GMJM VAN. Aanbod van en vraag naar tandheelkundige zorgverlening. Nieuwegein: Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde, 2000. MINISTERIE VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT. Jaarverslag 1998 inzake Buitenlands Gediplomeerden Volksgezondheid. Den Haag: Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, 1999. NEDERLANDSE MAATSCHAPPIJ TOT BEVORDERING DER TANDHEELKUNDE (NMT). Mankrachtnota, Berekeningen en aanbevelingen. Nieuwegein: Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde, 1981. ROSSUM GMJM VAN, BRUERS JJM. Werksituatie jonge Nederlandse tandartsen in het buitenland. Nederlands Tandartsenblad 1992; 47: 908-911 Composition of the dentist population: past, present and future Summary In the Netherlands the population of dentists has gone through major changes in the past decades. Currently the enrolment capacity for the dental schools is increasing again. In this article the consequences of these changes, both in the past as well as in the future, for the structure of the Dutch dentist population are described. This specifically includes the age structure and the gender specific number of dentists in the period 1950-2020. The size and structure of the dentist population is translated into labour supply, expressed in hours available for patient treatment. The labour supply turns out to be stable during the period 2000-2020. As a comparison the size of the Dutch dentate population is discussed. The size of this population will increase considerable in the next two decades. Eventually factors which might have an impact of the labour supply of dentists are discussed. Key words: Public health dentistry Health Manpower Future 313