De grondslag van de partneralimentatie

Vergelijkbare documenten
Initiatiefnota Partneralimentatie

*/530%6$5*& 5XFF DBTVT

Wij Willem Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

De duur van partneralimentatie: wijzigen of niet?

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nieuwe richtlijn kinderalimentatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij Willem Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

241. Is wetswijziging partneralimentatie

Partneralimentatie, levensverzekering of toch niet?

Is partneralimentatie toe aan modernisering?

Gevolgen herziening partneralimentatie voor financiële situatie van ouders met (jonge) kinderen

Aanpassing richtlijn kinderalimentatie

Samenvatting, conclusies en aanbevelingen

Aanpassing richtlijn kinderalimentatie

Lijst met veel gebruikte afkortingen. Introductie 1. Deel I Grondslagen van partneralimentatie in het Nederlandse recht 9

BELEIDSREGELS VERHAAL

12 JAAR WET LIMITERING ALIMENTATIE (EchtscheidingBulletin augustus 2006) Nieuwe gevallen eindelijk duidelijkheid?

Wet herziening partneralimentatie: voorhuwelijkse alimentatieovereenkomst wordt geldig

Afdeling Samenleving Richtlijn 730 Ingangsdatum:

Hebben ongehuwde samenlevers recht op alimentatie?

Het wetsvoorstel limitering partneralimentatie: meerwaarde of overbodig?

Door: Rik Smit FFP RFEA. Alimentatieadvies; een verkenning van reikwijdte en zorgplicht

Voorstel vereenvoudiging richtlijn kinderalimentatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Echtgenoten die van tafel en bed gescheiden zijn, kunnen om een ontbinding van het huwelijk verzoeken.

ECLI:NL:HR:2017:1273. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 17/00900

afspraken die in het Najaarsoverleg 2008 zijn gemaakt. Volstaan wordt dan ook met hiernaar te verwijzen.

ALIMENTATIE, DE STAND VAN ZAKEN

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Reactie (op het advies van de Raad van State) van de initiatiefnemers op 8 sept 2016

Hoofdstuk 1 - Algemeen

Partneralimentatie nieuwe stijl: korter, eenvoudiger, beter?

Tweede Kamer der Staten-Generaal

De herziening van de partneralimentatie Een game changer of een wensdenken?

Rapport. Datum: 21 december 2007 Rapportnummer: 2007/320

Scriptie Master Privaatrecht Partneralimentatie

Geschiedenis partneralimentatie vanaf 1830

INHOUD. Voorwoord... v Dankwoord... ix Lijst van afkortingen... xiii Lijst van verkort aangehaalde literatuur... xv

Verslag VVR-Seminar Is partneralimentatie aan vernieuwing toe? 18 september 2015, De Pont, Amsterdam

Grondslagen van partneralimentatie

Zundertse Regelgeving Wetstechnische informatie

Een rechtsvergelijkend onderzoek naar de partneralimentatieduur

Huwelijksvermogensrecht journaal. September 2015

ECLI:NL:GHAMS:2007:BC2748 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 316/2007

Wij Willem Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Aan de lidorganisaties van de Nederlandse VrouwenRaad. Betreft: Voortgang Wet herziening partneralimentatie, nr Datum: 1 december 2016

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Beleidsregels verhaal Participatiewet 2015

Besluit College van BenW

Echtscheiding en eigen woning

Alimentatie. In dit informatieblad. Inleiding

Scheiden en Alimentatie

Scriptie. Thema: Partneralimentatie


VOORJAARSWIJZIGINGEN FAMILIERECHT mr. L.H.M. Zonnenberg

De Raad van de gemeente Ede,

Gemeente Achtkarspelen. Verordening Individuele Inkomenstoeslag Participatiewet. Dienst Werk en Inkomen De Wâlden

CVDR. Nr. CVDR326941_1. Beleidsregels verhaal WWB Hoofdstuk 1 - Algemeen. 9 januari Officiële uitgave van Venlo.

Beleidsregels verhaal PW 2015 gemeente Roosendaal. gelet op het bepaalde in de Participatiewet (PW) inzake verhaal van bijstand;

Naar een onderhoudsrecht voor exsamenwonenden

ECLI:NL:GHSGR:2006:AV2657

Beleidsregels verhaal Wet werk en bijstand ( WWB) en Wet investeren in Jongeren (WIJ), gemeente Súdwest Fryslân.

Wij Willem Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 11 november 2014;

Kinder- en partneralimentatie

ADVIES VAN DE AFDELING ADVISERING VAN DE RAAD VAN STATE EN REACTIE VAN DE INITIATIEFNEMERS

Tweede Kamer der Staten-Generaal

MEMORIE VAN TOELICHTING. Algemeen. 1. Het wetsvoorstel in het kort

Advies wetsvoorstel herziening kinderalimentatie

Hoge Raad , ECLI:NL:HR:2015:3011

MASTERSCRIPTIE Is Nederland klaar voor partneralimentatie voor ex-samenlevers?

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Verordening individuele inkomens- en studietoeslag Zaanstad 2015

Huwelijksvermogensrecht journaal. Oktober 2015

Voorlopig verslag van de schriftelijke vragen van de Eerste Kamerfracties over wetsvoorstel , partneralimentatie, 11 februari 2019

de Rechtspraak Raad voor de rechtspraak Ministerie van Veiligheid en Justitie mr. F. Teeven Postbus ER DEN HAAG

ECLI:NL:GHSHE:2005:AS9756

Handleiding bij scheiding

ECLI:NL:GHSGR:2005:AU9743

Omslagontwerp en opmaak binnenwerk: Wim Bak Grafische Vormgeving, Krommenie/Zaanstad N.D. Spalter Boom Juridische uitgevers

Verordening individuele studietoeslag Brummen 2015

Verordening Individuele inkomenstoeslag gemeente Ameland 2018

ABC Echtscheidingsbemiddeling KINDEREN IN DE SCHEIDING

HOOFDSTUK 1. Algemene bepalingen

MEMORIE VAN TOELICHTING. Algemeen. 1. Het wetsvoorstel in het kort

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Verordening individuele inkomens- en studietoeslag gemeente De Wolden 2015

GEMEENTEBLAD. Officiële uitgave van gemeente Staphorst. gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 4 november 2014;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 20 maart 2012;

Burgemeester en Wethouders van de gemeente Weststellingwerf besluiten; Gelet op het bepaalde in artikel 7, alsmede paragraaf 6.5 Wet werk en bijstand,

Transcriptie:

De grondslag van de partneralimentatie Een onderzoek naar de invulling van de huwelijksgerelateerde vermindering van de verdiencapaciteit als grondslag voor het partneralimentatierecht Jelske Adema ANR 374648 Begeleider: prof. mr. P. Vlaardingerbroek Tweede lezer: mr. V.M. Smits Datum: 25 maart 2015 Master Rechtsgeleerdheid Tilburg Law School

1

Voorwoord In 2009 ben ik begonnen met de bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid aan de Universiteit van Tilburg. Deze opleiding heb ik in drie jaar afgerond, waarna ik een tussenjaar heb gehad en extra vakken heb gevolgd om te kijken welke richting ik op zou willen. Vervolgens ben ik in 2013 gestart met de master Rechtsgeleerdheid en de master Fiscaal Recht. Gedurende deze periode heb ik kennis gemaakt met het personen-en familierecht en merkte ik dat ik het een interessant vakgebied vond. Dit heeft geresulteerd in deze afstudeerscriptie over partneralimentatie. Ondanks dat ik nog bezig ben met het afronden van de master Fiscaal Recht, sluit ik met deze scriptie al een deel van mijn studietijd af en komt het einde nu echt in zicht. Tijdens mijn studietijd heb ik ontzettend veel geleerd, maar ook genoten van het studentenleven en ik zal hier dan ook altijd goede herinneringen aan overhouden. Ik wil graag van de gelegenheid gebruik maken om mijn begeleider prof. mr. Vlaardingerbroek te bedanken voor de begeleiding en instructies tijdens het schrijven van de scriptie. Ook wil ik mr. Smits bedanken voor het beoordelen van mijn scriptie als tweede lezer. Als laatste wil ik mijn familie en vrienden heel erg bedanken voor al hun steun die ze mij hebben gegeven. Jelske Adema 2

Inhoudsopgave 1 Inleiding... 5 2 Grondslagen van het partneralimentatierecht... 7 2.1 Het huidige partneralimentatierecht... 7 2.1.1 De huidige grondslag... 7 2.1.2 Vaststelling partneralimentatie door de rechter... 8 2.1.3 Vaststelling partneralimentatie bij overeenkomst... 9 2.1.4 Limitering van de duur en art. 1:160 BW... 10 2.2 Dissertatie Spalter... 11 2.2.1 Onderzoek... 11 2.2.2 Conclusies Spalter... 11 2.3. De huwelijksgerelateerde vermindering van de verdiencapaciteit als grondslag voor het partneralimentatierecht... 12 2.4. Tussenconclusie... 13 3 Het Nederlands recht en de grondslag huwelijksgerelateerde vermindering van de verdiencapaciteit... 14 3.1 Voorstellen... 14 3.1.1 De initiatiefnota... 14 3.1.2 Aanbevelingen Spalter... 15 3.2 Discussie omtrent de voorgestelde veranderingen... 16 3.2.1 Vaststelling partneralimentatie... 16 3.2.2 Limitering van de duur en art. 1:160 BW... 18 3.2.3 Zorgalimentatie... 20 3.2.4 Overige discussiepunten... 21 3.3 Contractsvrijheid... 22 3.3.1 De voorhuwelijkse alimentatieovereenkomst... 22 3.3.2 De mogelijkheden... 23 3.4 Tussenconclusie... 25 4 Het partneralimentatierecht in Denemarken... 26 4.1 Het Deense echtscheidingsrecht... 26 4.1.1 Scheiding en juridische separatie... 26 4.1.2 Procedure... 27 4.2 Het Deense partneralimentatierecht... 27 4.2.1 Vaststelling van de partneralimentatie... 27 4.2.2 De samenlevingsschadefactor... 29 4.2.3 Duur, wijziging en beëindiging van partneralimentatie... 30 4.3 De rechtsvergelijking... 31 4.4 Tussenconclusie... 32 3

5 Invulling van de grondslag huwelijksgerelateerde vermindering van de verdiencapaciteit... 33 5.1 Partneralimentatie en de contractsvrijheid... 33 5.1.1 Terugblik... 33 5.1.2 Vaststelling partneralimentatie bij overeenkomst... 33 5.2 Wettelijke regeling van de partneralimentatie... 36 5.2.1 Terugblik... 36 5.2.2 Behoeftigheid en draagkracht... 36 5.2.3 De termijn en de betalingsregeling... 37 5.2.4 Partneralimentatie en kinderen... 39 5.3 Tussenconclusie... 39 6 Conclusies en aanbevelingen... 41 Literatuurlijst... 47 4

1 Inleiding 1 Inleiding Iedereen heeft ze wel eens gehoord: de verhalen over partneralimentatie waarbij de man jarenlang alimentatie betaalt aan de vrouw, terwijl zij geen enkele moeite hoeft te doen om weer in haar eigen onderhoud te kunnen voorzien en zonder financiële zorgen op de oude voet verder kan leven. Dergelijke gevallen kunnen leiden tot frustratie en onbegrip. 1 Het roept daarmee ook de vraag op waarom partneralimentatie betaald moet worden en dit is dan ook een actueel onderwerp. In 2013 wikkelde de rechter 35.200 echtscheidingszaken af. In 16% van de gevallen werd partneralimentatie toegewezen aan de vrouw ten opzichte van 1% aan de man. Gemiddeld ging het om een bedrag van 980,- per maand. 2 Van der Steur, Recourt en Berndsen hebben in hun initiatiefnota het voorstel gedaan om de compensatie voor het gedurende het huwelijk ontstane verlies aan verdiencapaciteit als grondslag voor het partneralimentatierecht wettelijk vast te leggen. 3 Zij zijn van mening dat op die manier wordt aangesloten bij de werkelijk voor het huwelijk bestaande inkomensverschillen tussen partners. Het huwelijk zelf geeft bij deze grondslag geen recht op een uitkering, maar bijvoorbeeld pas als gedurende het huwelijk geen betaald werk wordt verricht. De grondslag van het huidige partneralimentatierecht is niet eenduidig te bepalen en wordt gezocht in de lotsverbondenheid die tijdens het huwelijk is ontstaan. Spalter heeft in haar dissertatie onderzoek gedaan naar de grondslagen van het partneralimentatierecht. 4 Zij is onder andere tot de conclusie gekomen dat er twee grondslagen voor partneralimentatie bestaan, namelijk de voortdurende solidariteit en de grondslag van de huwelijksgerelateerde vermindering van de verdiencapaciteit. Door deze ontwikkelingen zijn de discussies rondom het partneralimentatierecht en de grondslag ervan aangewakkerd. Het erkennen van de huwelijksgerelateerde vermindering van de verdiencapaciteit als grondslag is van invloed op de regeling en de vaststelling van de partneralimentatie. De vraag is hoe de invulling van deze grondslag er concreet uit zou moeten komen te zien en of het huidige systeem waarbij de lotsverbondenheid als grondslag geldt - in het licht van de huwelijksgerelateerde vermindering van de verdiencapaciteit nog houdbaar is. Wat betekent dit bijvoorbeeld voor de alimentatieovereenkomst of voor de termijn van de alimentatieplicht? In deze scriptie ga ik onderzoeken op welke manier deze grondslag ingevuld zou moet worden. Dit is maatschappelijk relevant, omdat een andere grondslag logischerwijs gevolgen heeft voor waarom partneralimentatie betaald moet worden en omdat hiermee wordt ingespeeld op de huidige discussies rondom dit onderwerp. De wetenschappelijke relevantie van het onderzoek is om een waardevolle toevoeging te geven aan deze discussies omtrent de invulling van de grondslag waarbij wordt ingegaan op de dissertatie van Spalter en de initiatiefnota van Van der Steur, Recourt en Berndsen. 1 Van de Velde 2011. 2 cbs.nl/nl-nl/menu/themas/veiligheid-recht/publicaties/artikelen/archief/2014/2014-4151-wm.html. 3 Kamerstukken II 2011/12, 33 312. 4 Spalter 2013. 5

1 Inleiding De volgende onderzoeksvraag zal daarom centraal staan: Op welke wijze kan de huwelijksgerelateerde vermindering van de verdiencapaciteit als grondslag betekenis krijgen voor het partneralimentatierecht? Het onderzoeksdoel dat bij dit onderzoek centraal zal staan is beoordelen; er zal worden beoordeeld welke mogelijkheden er bestaan voor de invulling van de huwelijksgerelateerde vermindering van de verdiencapaciteit als grondslag voor het partneralimentatierecht. Om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden, wordt in hoofdstuk 2 het huidige alimentatierecht besproken en zal verder aandacht worden besteed aan de verschillende grondslagen en aan de dissertatie van Spalter. In hoofdstuk 3 zal door middel van een systematisch literatuuronderzoek gekeken worden naar de mogelijkheden die het Nederlandse recht biedt voor de grondslag van de huwelijksgerelateerde vermindering van de verdiencapaciteit. Hierbij zal ik recente literatuur onderzoeken en verwacht ik via die literatuur weer verder te worden verwezen naar andere relevante literatuur. In hoofdstuk 4 zal een rechtsvergelijking plaatsvinden met Denemarken. Ik heb gekozen voor dit land omdat daar tevens een grondslag van toepassing is die vergelijkbaar is met de huwelijksgerelateerde vermindering van de verdiencapaciteit. Door het Nederlandse en Deense recht met elkaar te vergelijken, kan gekeken worden of vanuit het Deense recht punten kunnen worden overgenomen ter verbetering van het Nederlandse systeem. Vervolgens zullen in hoofdstuk 5 voorstellen worden gedaan voor de invulling van de huwelijksgerelateerde vermindering van de verdiencapaciteit als grondslag van het partneralimentatierecht. De scriptie zal worden afgesloten met conclusies en aanbevelingen. 6

2 Grondslagen van het partneralimentatierecht 2 Grondslagen van het partneralimentatierecht In dit hoofdstuk zal ten eerste het huidige partneralimentatierecht en de grondslag ervan worden besproken. Hierbij zullen onder meer de vaststelling door de rechter, vaststelling bij overeenkomst en de termijn van de alimentatieplicht aan bod komen. Daarnaast zal in dit hoofdstuk aandacht worden besteed aan de dissertatie van Spalter en aan de huwelijksgerelateerde vermindering van de verdiencapaciteit als grondslag voor het partneralimentatierecht. 2.1 Het huidige partneralimentatierecht 2.1.1 De huidige grondslag Tot 1971 werd de partneralimentatie gekoppeld aan de schuldvraag van de echtgenoot, waarmee een verband met de onrechtmatige daad kan worden gelegd. 5 De alimentatieplicht kon slechts worden opgelegd aan de echtgenoot die schuldig werd bevonden aan de echtscheiding. In 1969 werd door minister Polak een wetsvoorstel gedaan wat leidde tot een hervorming van het partneralimentatierecht in 1971. 6 Het werd niet meer bevredigend gevonden dat de mogelijkheid tot het verkrijgen van partneralimentatie afhankelijk was van de schuldvraag, terwijl volgens de wetgever in veel gevallen beide partijen schuld aan de ontwrichting van het huwelijk hebben. 7 Vanaf dat moment wordt de grondslag voor de alimentatieplicht gezocht in de lotsverbondenheid die gedurende het huwelijk is ontstaan. 8 De zorgplicht die voor elkaar bestaat tijdens het huwelijk op grond van art. 1:81 BW en art. 1:84 BW, houdt dus niet op door de beëindiging van het huwelijk. Als nawerking van het huwelijk dient een billijke vereffening plaats te vinden van de economische nadelen die het gevolg zijn van het huwelijk of van de zorg voor de kinderen na de scheiding. 9 De lotsverbondenheid is echter de grondslag voor de mogelijkheid van het toekennen van een uitkering. Of dit in werkelijkheid ook moet gebeuren hangt af van de feitelijke situatie waarin de echtgenoten door het huwelijk en de ontbinding ervan zijn komen te verkeren. 10 Zoals besproken in de inleiding, hebben Van der Steur, Recourt en Berndsen in hun initiatiefnota voorgesteld om de compensatie voor het gedurende het huwelijk ontstane verlies aan verdiencapaciteit als grondslag voor het partneralimentatierecht wettelijk vast te leggen, waardoor het huwelijk zelf geen recht geeft op een uitkering. 11 Hierdoor zal de lotsverbondenheid niet langer een rol van betekenis spelen. 5 HR 26 januari 1933, NJ 1933/797, m.nt Scholten. 6 Wet van 6 mei 1971 Stb. 1971, 290. 7 Kamerstukken II 1968/69, 10 213, nr. 2, p. 14 en 20. 8 HR 28 september 1977, NJ 1978/432, m.nt. E.A.A. Luijten; HR 2 april 1982, NJ 1982/374, m.nt E.A.A. Luijten; HR 14 november 1997, NJ 1998/112 en HR 9 februari 2001, NJ 2001/216. 9 Ministerie van Justitie: interdepartementale werkgroep alimentatie, Grenzen aan de alimentatieduur, s- Gravenhage: Ministerie van Justitie 1982, p. 22. 10 Asser/De Boer 1*2010/617. 11 Kamerstukken II 2011/12, 33 312. 7

2 Grondslagen van het partneralimentatierecht 2.1.2 Vaststelling partneralimentatie door de rechter Art. 1:157 BW bepaalt dat de rechter bij de echtscheidingsbeschikking of bij latere uitspraak aan de echtgenoot die niet voldoende inkomsten tot zijn levensonderhoud heeft, noch zich in redelijkheid kan verwerven, op diens verzoek ten laste van de andere echtgenoot een uitkering tot levensonderhoud kan toekennen. De rechter is bevoegd partneralimentatie toe te kennen, maar is daartoe niet verplicht. De rechter heeft dus een discretionaire bevoegdheid, die verder is uitgebreid door het loskoppelen van de alimentatie en de schuldvraag in 1971. 12 Bij de vaststelling van partneralimentatie spelen drie maatstaven een belangrijke rol: behoeftigheid, draagkracht en andere, niet-financiële factoren. Bij behoeftigheid wordt gekeken of de verzoeker voldoende inkomsten heeft en in redelijkheid inkomsten kan verwerven. Hierbij dient een onderscheid te worden gemaakt tussen behoefte en behoeftigheid. Iemand die niet behoeftig is, kan nog wel behoefte hebben aan een uitkering tot levensonderhoud. De rechter dient echter rekening te houden met aan de welstand gerelateerde behoefte, waardoor zowel het inkomsten- als uitgavenpatroon en (de mogelijkheid van) vermogensvorming dienen te worden meegenomen. 13 Of inkomsten in redelijkheid verworven kunnen worden, hangt af van diverse omstandigheden zoals de duur van het huwelijk, de leeftijd, de gezondheid, de zorg voor het aantal kinderen, het opleidingsniveau en het arbeidsverleden. 14 De rechter heeft de mogelijkheid om bij de vaststelling van de uitkering rekening te houden met de behoefte aan een voorziening in het levensonderhoud voor het geval van overlijden van degene die tot de uitkering is gehouden, zo blijkt uit art. 1:157 lid 2 BW. Ook bij de draagkracht van de alimentatieplichtige dient de rechter rekening te houden met alle relevante omstandigheden van het geval. Niet het feitelijke inkomen, maar het inkomen dat redelijkerwijs kan worden verworven, is doorslaggevend. 15 Naast het inkomen wordt de draagkracht mede bepaald door het vermogen van de alimentatieplichtige. 16 Van belang is tevens het feit dat de onderhoudsplichtige zichzelf moet kunnen onderhouden. Daarnaast hebben kinderen en stiefkinderen sinds 1 maart 2009 voorrang boven ander onderhoudsgerechtigden op grond van art. 1:400 lid 1 BW. Naast de financiële factoren (behoeftigheid en draagkracht) moet ook rekening worden gehouden met de niet-financiële factoren. Hierbij kan een onderscheid worden gemaakt tussen objectieve niet-financiële factoren en subjectieve niet-financiële factoren. Bij objectieve niet-financiële factoren kan gedacht worden aan de leeftijd van partijen toen zij huwden en uit elkaar gingen, de duur van het huwelijk en ook aan de tijd die is verstreken tussen de scheiding en het moment waarop de rechter de alimentatievraag moet beoordelen. Bij subjectieve niet-financiële factoren kunnen persoonlijke omstandigheden en gedragingen in aanmerking worden genomen. 17 12 HR 21 november 1913, NJ 1913/1320. 13 HR 19 december 2003, NJ 2004/140. 14 Van Mourik & Nuytinck 2012, p. 149. 15 HR 2 november 1962, NJ 1962/472; HR 19 oktober 1984, NJ 1985/152 en HR 23 november 2001, NJ 2002/280. 16 HR 20 mei 1949, NJ 1950/50; HR 3 februari 1956, NJ 1956/75 en HR 25 mei 1962, NJ 1962/266. 17 Asser/De Boer 1*2010/629. 8

2 Grondslagen van het partneralimentatierecht Bij het vaststellen van het alimentatiebedrag wordt door de rechter vaak gebruik gemaakt van het Rapport Alimentatienormen. 18 Het rapport is opgesteld door een expertisegroep en wordt twee keer per jaar aangepast. Het rapport is geen wet in de zin van art. 79 wet RO, maar bevat wel aanbevelingen voor het vaststellen van de hoogte van de alimentatie. Hiermee wordt beoogd de rechtszekerheid en de voorspelbaarheid van alimentatiezaken te vergroten. 2.1.3 Vaststelling partneralimentatie bij overeenkomst Echtgenoten hebben de mogelijkheid om voor of na de beschikking tot echtscheiding bij overeenkomst te bepalen of, en zo ja tot welk bedrag, na de echtscheiding de een tegenover de ander tot een uitkering tot diens levensonderhoud zal zijn gehouden, zo bepaalt art. 1:158 BW. Indien in de overeenkomst geen termijn is opgenomen, is art 1:157 lid 4-6 BW overeenkomstig van toepassing. De overeenkomst kan slecht tijdens het huwelijk door echtgenoten worden aangegaan en niet voor het huwelijk door aanstaande echtgenoten. 19 Echtgenoten hebben ook de mogelijkheid om een nihil-beding overeen te komen, wat inhoudt dat geheel van partneralimentatie wordt afgezien. De wilsgebreken van art. 3:44 BW zijn ook van toepassing op de alimentatieovereenkomst. 20 Echtgenoten mogen dus afwijken van de wettelijke maatstaven. De alimentatieovereenkomst kan door de rechter echter worden gewijzigd of ingetrokken op grond van art. 1:401 lid 1 BW, indien zij door een wijziging van omstandigheden ophoudt aan de wettelijke maatstaven te voldoen. De werking van dit artikel kan worden uitgesloten indien een niet-wijzigingsbeding schriftelijk is opgenomen overeenkomstig art. 1:159 lid 1 BW. Ondanks een dergelijk beding moet alsnog rekening worden gehouden met art. 1:159 lid 3 BW. Dit artikel regelt dat de rechter op verzoek van een der partijen de overeenkomst bij de echtscheidingsbeschikking of bij latere beschikking kan worden gewijzigd op grond van een zo ingrijpende wijziging van omstandigheden, dat de verzoeker naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet langer aan het beding mag worden gehouden. Hierbij kan gedacht worden aan een grote inkomens- of vermogensvermeerdering, zoals het winnen van een groot geldbedrag in een loterij. 21 De overeenkomst kan tevens worden gewijzigd of ingetrokken als zij is aangegaan met grove miskenning van deze wettelijke maatstaven, blijkens art. 1:401 lid 5 BW. De toepasselijkheid van dit artikel kan niet worden uitgesloten middels een nietwijzigingsbeding. Art. 1:159a BW bepaalt dat een alimentatieovereenkomst niet in de weg staat aan verhaal op grond van paragraaf 6.5 van de Wet werk en bijstand en laat de vaststelling van het te verhalen bedrag onverlet. De strekking hiervan is om te voorkomen dat zij die naar de wettelijke maatstaven gehouden zijn alimentatie te betalen, deze verplichting over te hevelen op de gemeenschap. 22 18 Het rapport is terug te vinden op www.rechtspraak.nl. 19 HR 7 maart 1980, NJ 1980/363 en HR 12 januari 1996, NJ 1996/352. 20 Hof Amsterdam 8 april 1999, ECLI:NL:GHAMS:1999:BL8380. 21 Vlaardingerbroek 2011, p. 173. 22 Asser/De Boer 1*2010/644. 9

2 Grondslagen van het partneralimentatierecht Daarnaast geldt op grond van art. 1:402a BW voor zowel de partneralimentatie die is vastgesteld door de rechter als de partneralimentatie die is vastgesteld bij overeenkomst een jaarlijkse, wettelijke indexering met een door de Ministerie van Justitie vast te stellen percentage. 2.1.4 Limitering van de duur en art. 1:160 BW De limitering van het partneralimentatierecht is geregeld in art. 1:157 lid 3-6 BW. Tot 1994 bestond een levenslange alimentatieplicht. Sinds 1 juli 1994 is de duur van de alimentatieplicht gelimiteerd waarbij in het algemeen een termijn van maximaal twaalf jaar geldt. 23 De limitering houdt nauw samen met de rechtsgrond van het partneralimentatierecht, welke fungeert als rechtvaardigingsgrond van een in duur beperkte onderhoudsplicht. 24 In art. 1:157 lid 3 BW is geregeld dat de rechter op verzoek van één van de echtgenoten de uitkering kan toekennen onder vaststelling van voorwaarden en van een termijn. Deze vaststelling kan niet ten gevolge hebben dat de uitkering later eindigt dan twaalf jaren na de datum van inschrijving van de beschikking in de registers van de burgerlijke stand. Deze rechterlijke limitering heeft in beginsel een definitief en ingrijpend karakter, waardoor hoge eisen worden gesteld aan de motivering van een rechterlijke uitspraak. 25 Indien de rechter geen termijn heeft vastgesteld, verstrijkt de termijn van rechtswege na twaalf jaar na de datum van inschrijving van de beschikking in de registers van de burgerlijke stand, zo bepaalt art. 1:157 lid 4 BW. Partijen zijn echter vrij om bij overeenkomst een langere termijn vast te stellen dan twaalf jaar. Lid 5 van art. 1:157 BW regelt dat indien de beëindiging van de uitkering ten gevolge van het verstrijken van de termijn van twaalf jaar van zo ingrijpende aard is dat ongewijzigde handhaving van die termijn naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid van degene die tot de uitkering gerechtigd is niet kan worden gevergd, de rechter op diens verzoek alsnog een termijn kan vaststellen. Het verzoek daartoe dient te worden ingediend voordat drie maanden sinds de beëindiging zijn verstreken. Voor de uitsluiting van verlenging gelden hoge motiveringseisen. 26 Indien sprake is van een kinderloos huwelijk en dit huwelijk niet langer heeft geduurd dan vijf jaar, dan is de duur van de alimentatieplicht op grond van art. 1:157 lid 6 BW gelijk aan de duur van het huwelijk. Indien de termijn bij rechtelijke uitspraak wordt vastgesteld, kan deze niet tot gevolg hebben dat de uitkering een langere termijn heeft. Lid 5 is overeenkomstig van toepassing. De termijn die door rechterlijke uitspraak of bij overeenkomst is vastgesteld, kan slechts worden gewijzigd indien is voldaan aan art. 1:401 lid 2 BW. Art. 1:160 BW bepaalt dat een verplichting van een gewezen echtgenoot om uit hoofde van echtscheiding levensonderhoud te verschaffen aan de wederpartij, eindigt wanneer deze opnieuw in het huwelijk treedt, een geregistreerd partnerschap aangaat dan wel is gaan samenleven met een ander als waren zij gehuwd of als hadden zij hun partnerschap laten registreren. De bepaling 23 Wet van 28 april 1994, Stb. 1994, 324 en 325. 24 Asser/De Boer 1*2010/618. 25 HR 26 maart 1999, NJ 1999/653-655, m. nt. Wortmann. 26 Vlaardingerbroek 2011, p. 169. 10

2 Grondslagen van het partneralimentatierecht houdt een definitieve beëindiging van de alimentatieplicht in. Bij overeenkomst kan van deze bepaling worden afgeweken. Van der Steur, Recourt en Berndsen hebben in hun initiatiefnota tevens het voorstel gedaan om de duur van de partneralimentatie te verkorten. De termijn wordt vastgesteld op basis van het volgende onderscheid: geen kinderen, huwelijk met kinderen, huwelijk met een duur langer dan vijftien jaar. Daarnaast is in de initiatiefnota een voorstel gedaan tot afschaffing van art. 1:160 BW. De rechtvaardiging hiervoor is dat de partneralimentatie ziet op compensatie voor verlies van verdiencapaciteit tijdens het huwelijk. De komst van een nieuwe partner, ook als daardoor het welstandsniveau van de ontvangende partner stijgt, doet niet af aan de betalingsverplichting. 27 2.2 Dissertatie Spalter 2.2.1 Onderzoek Spalter heeft in haar dissertatie onderzocht in hoeverre en op welke wijze het Nederlandse partneralimentatierecht verbeterd kan worden door een duidelijk onderscheid te maken tussen twee grondslagen van partneralimentatie. 28 Reden om de grondslag voor partneralimentatie te verbeteren is dat volgens tegenstanders de alimentatiegerechtigde in de alimentatieperiode geen enkele inspanning behoeft te verrichten om in eigen levensonderhoud te voorzien en daarmee samenhangend, de alimentatieduur te lang en het bedrag te hoog is. 29 Spalter heeft theoretisch, empirisch en rechtsvergelijkend onderzoek verricht naar de wettelijke onderhoudsplicht tussen expartners. De dissertatie bestaat uit vier delen. In deel één wordt gekeken naar de grondslagen van partneralimentatie in het Nederlandse recht. In deel twee wordt de acceptatie van het Nederlands alimentatierecht in het licht van het grondslagendebat onderzocht. In het derde deel wordt aandacht besteed aan het onderscheid tussen de grondslagen van de CEFL Principles betreffende partneralimentatie, het Belgische recht en het Duitse recht. De dissertatie wordt afgesloten met het vierde en laatste deel dat bestaat uit de conclusies en aanbevelingen. 2.2.2 Conclusies Spalter In haar onderzoek komt Spalter tot drie belangrijke conclusies. Ten eerste concludeert Spalter dat voor partneralimentatie twee grondslagen bestaan: de voortdurende solidariteit en de huwelijksgerelateerde vermindering van de verdiencapaciteit. De voortdurende solidariteit komt overeen met de huidige grondslag van de lotsverbondenheid en is volgens Spalter de uitwerking van het alimentaire karakter van partneralimentatie. De grondslag voortdurende solidariteit houdt in dat een draagkrachtige ex-echtgenoot nog financieel verantwoordelijk is voor zijn voormalige partner omdat tussen partijen een huwelijk of een geregistreerd partnerschap heeft bestaan 27 Kamerstukken II 2011/12, 33 312. 28 Spalter 2013. 29 Spalter 2013 (2), p. 69. 11

2 Grondslagen van het partneralimentatierecht waardoor zij exclusief voor elkaar hadden gekozen en de wens hadden geuit om zonder meer een levenslange relatie aan te gaan en voor elkaar te zorgen. Hierdoor mocht de economisch afhankelijke ex-echtgenoot er op vertrouwen dat hij of zij na de scheiding niet onmiddellijk aan zijn of haar (financiële) lot wordt overgelaten. De grondslag van de huwelijkgerelateerde vermindering van de verdiencapaciteit is volgens Spalter de uitwerking van het compensatoire karakter van partneralimentatie. Een draagkrachtige gescheiden echtgenoot is hierbij nog financieel verantwoordelijk voor zijn behoeftige voormalige partner indien deze laatstgenoemde partner offers voor het huwelijk heeft gebracht waardoor hij of zij economisch afhankelijk is geraakt. Meestal is hiervan sprake als gedurende het huwelijk tussen de echtelieden een onevenredige verdeling heeft bestaan van kostwinnerschap en onbetaalde zorgarbeid in het belang van het gezin. De tweede conclusie van Spalter is dat in het Nederlands recht geen duidelijk onderscheid aanwezig is tussen beide grondslagen. Spalter beveelt aan een duidelijk onderscheid te maken zodat knelpunten zoals de rechtvaardiging van de toekenning van partneralimentatie, de alimentatiehoogte, de alimentatieduur en de beëindiging van de onderhoudsplicht (op grond van art. 1:160 BW) kunnen worden opgelost. Welke grondslag in een concreet geval van toepassing is, kan met behulp van de niet-financiële factoren worden vastgesteld. Als laatste concludeert Spalter dat het partneralimentatierecht in Nederland nog voldoende draagvlak heeft, maar dat de sociale acceptatie op basis van het huidige recht laag is. Het is echter aannemelijk dat deze sociale acceptatie van het partneralimentatierecht zal toenemen indien in de regels inzake de toekenning en inzake de alimentatieduur een duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen de grondslag van voortdurende solidariteit en de grondslag huwelijksgerelateerde vermindering van de verdiencapaciteit. 2.3. De huwelijksgerelateerde vermindering van de verdiencapaciteit als grondslag voor het partneralimentatierecht Momenteel speelt de huwelijksgerelateerde vermindering van de verdiencapaciteit voornamelijk een rol bij de vaststelling van de mate waarin behoefte bestaat aan partneralimentatie en wordt het nog niet aanvaard als zelfstandige of beperkende juridische grondslag. 30 Mijns inziens dient hier verandering in te worden gebracht. Op basis van deze grondslag wordt de onevenwichtige verhouding die gedurende het huwelijk tussen partijen is ontstaan, recht getrokken. Spalter is van mening dat deze grondslag een sterkere bescherming biedt, omdat deze grondslag in het kader van een billijkheidstoets in principe niet kan worden doorkruist. Deze billijkheidstoets kan tot gevolg hebben dat rechtvaardiging voor de alimentatieplicht kan worden weggenomen of verzwakt door bijvoorbeeld wangedrag of doordat partijen gedurende het huwelijk slechts kort hebben samengewoond. Uit het onderzoek van Spalter blijkt tevens dat deze grondslag de voorkeur geniet 30 Roelvink-Verhoeff 2013, p. 92. 12

2 Grondslagen van het partneralimentatierecht van de Nederlandse bevolking en deze grondslag hoogstwaarschijnlijk op een hogere sociale acceptatie kan rekenen. Ik ben dan ook van mening dat de huwelijks gerateerde vermindering van de verdiencapaciteit ook als grondslag voor partneralimentatie moet worden erkend. De voortdurende solidariteit leidt mijns inziens tot een minder goede rechtvaardiging. Partijen gaan immers niet zomaar scheiden waardoor het als oneerlijk kan worden beschouwd dat nog aan de ex-partner moet worden betaald. Dat wil echter niet zeggen dat deze grondslag naar mijn mening buitenspel staat, maar dat deze grondslag wellicht een secundaire, corrigerende rol kan vervullen. De huwelijksgerelateerde vermindering van de verdiencapaciteit als enige grondslag vormt naar verwachting een te smalle basis voor de het partneralimentatierecht. 31 Het voorstel van Van der Steur, Recourt en Berndsen waarin slechts de huwelijksgerelateerde vermindering van de verdiencapaciteit als grondslag dient, is naar mijn mening dus ook niet wenselijk. Dit voorstel leidt ook in de literatuur tot discussie. 32 In dit onderzoek zal ik me toespitsen op de invulling van de huwelijksgerelateerde vermindering van de verdiencapaciteit als grondslag voor het partneralimentatierecht. De voortdurende solidariteit wordt buiten beschouwing gelaten. 2.4. Tussenconclusie De huidige grondslag voor partneralimentatie is niet wettelijk vastgelegd, maar wordt gezocht in de lotsverbondenheid die gedurende het huwelijk tussen beide partijen is ontstaan. In het huidige alimentatierecht kan de alimentatie door de rechter worden vastgesteld op grond van art. 1:157 BW. De partneralimentatie wordt vastgesteld aan de hand van behoeftigheid, draagkracht en nietfinanciële factoren. Daarnaast hebben partijen de mogelijkheid om partneralimentatie bij overeenkomst te regelen, zo bepaalt art. 1:158 BW. De termijn voor de alimentatieplicht ligt in beginsel op twaalf jaar. De grondslag van de huwelijksgerelateerde vermindering van de verdiencapaciteit houdt in dat een draagkrachtige gescheiden echtgenoot nog financieel verantwoordelijk is voor zijn behoeftige voormalige partner indien deze laatstgenoemde partner offers voor het huwelijk heeft gebracht waardoor hij of zij economisch afhankelijk is geraakt. Meestal is hiervan sprake als gedurende het huwelijk tussen de echtelieden een onevenredige verdeling heeft bestaan van kostwinnerschap en onbetaalde zorgarbeid in het belang van het gezin. Mijns inziens dient de huwelijksgerelateerde vermindering van de verdiencapaciteit als grondslag voor partneralimentatie te worden erkend. Ik zal me in dit onderzoek verder gaan richten op de invulling van deze grondslag. 31 Bol 2014. 32 De Bruijn-Lückers 2012 en Zonnenberg 2013. 13

3 Het Nederlands recht en de grondslag huwelijksgerelateerde vermindering van de verdiencapaciteit 3 Het Nederlands recht en de grondslag huwelijksgerelateerde vermindering van de verdiencapaciteit In hoofdstuk 2 is het huidige alimentatierecht en de grondslag ervan besproken. Daarnaast is aandacht besteed aan de dissertatie van Spalter waarin zij concludeert dat voor het partneralimentatierecht twee grondslagen bestaan. Mijns inziens dient de grondslag van de huwelijksgerelateerde vermindering van de verdiencapaciteit als grondslag voor partneralimentatie te worden erkend. In dit hoofdstuk zal ik bespreken welke mogelijkheden het Nederlandse recht hiervoor biedt. Ik zal hierbij ingaan op de voorstellen die worden gedaan met betrekking tot deze grondslag in de initiatiefnota van Van der Steur, Recourt en Berndsen en in de dissertatie van Spalter. 3.1 Voorstellen 3.1.1 De initiatiefnota Van der Steur, Recourt en Berndsen stellen in hun initiatiefnota dat partneralimentatie eerlijker, simpeler en korter moet worden. 33 Naar hun mening wordt de duur van alimentatie momenteel als onredelijk lang ervaren en bestaat er voor de onderhoudsgerechtigde geen prikkel om door middel van eigen inkomsten of opleiding op enige termijn in het eigen onderhoud te voorzien. Daarnaast is de hoogte van het te betalen bedrag moeilijk te wijzigen. Contractsvrijheid is het uitgangspunt van de initiatiefnota. Naast de wettelijke vastlegging van de grondslag van de compensatie van de verdiencapaciteit, bevat de initiatiefnota nog een aantal veranderingen voor partneralimentatie. Zoals besproken in paragraaf 2.1.4, wordt art. 1:160 BW afgeschaft en wordt de duur van partneralimentatie beperkt. Bij een kinderloos huwelijk met een kortere duur dan drie jaar, bestaat geen verplichting tot partneralimentatie. Indien een dergelijk huwelijk langer duurt dan drie jaar, kan een plicht voor partneralimentatie bestaan voor de duur van de helft van het huwelijk met een maximum van vijf jaar. Bij huwelijken met kinderen met een onevenredige zorgverdeling waardoor een van de ex-partners beperkt kan deelnemen aan het arbeidsproces, geldt dat partneralimentatie is verschuldigd totdat het jongste kind van de ex-partners twaalf jaar is of voor de duur van de helft van het huwelijk met een maximum van vijf jaar. Indien wel een evenredige zorgverdeling tussen de ex-partners bestaat, is geen partneralimentatie verschuldigd. Bij huwelijken langer dan vijftien jaar waarbij de alimentatiegerechtigde niet heeft gewerkt, is partneralimentatie verplicht voor de helft van de duur van het huwelijk met een maximum van tien jaar. Na een zodanig lange periode van inactiviteit valt te verwachten dat een terugkeer in het arbeidsproces zeer moeilijk is, mede door de leeftijd van de alimentatiegerechtigde. 33 Kamerstukken II 2011/12, 33 312. 14

3 Het Nederlands recht en de grondslag huwelijksgerelateerde vermindering van de verdiencapaciteit Daarnaast stellen Van der Steur, Recourt en Berndsen een vereenvoudigde berekeningsmethodiek voor waarbij ex-partners zelf via een eenvoudige internettool de verschuldigde partneralimentatie kunnen berekenen. Bovendien speelt in tegenstelling tot het huidige systeem het welstandsniveau tijdens het huwelijk geen rol meer, maar wordt aangesloten bij de werkelijk voor het huwelijk bestaande inkomensverschillen tussen partners. Een plotselinge, forse daling van het inkomensniveau wordt opgelost door de zachte landing, een tijdelijk verhoogde alimentatie. Tevens voorziet de initiatiefnota in een afbouwregeling van partneralimentatie en wordt er geen indexatie meer toegepast. Op deze manier wordt een prikkel gecreëerd om te gaan deelnemen aan het arbeidsproces of om steeds meer uren te gaan werken. Dit leidt volgens Van der Steur, Recourt en Berndsen niet tot problemen omdat kinderen ouder worden en daarmee de zorgtaak voor de ouders afneemt. Omdat niet alle uitzonderingen wettelijk geregeld kunnen worden, wordt een hardheidsclausule ingebouwd om onredelijke situaties te voorkomen. 3.1.2 Aanbevelingen Spalter Zoals besproken in paragraaf 2.3, heeft Spalter in haar dissertatie onderzoek gedaan naar de grondslagen van het partneralimentatierecht. Ook doet ze aanbevelingen met betrekking tot gevallen waarin de huwelijksgerelateerde vermindering van de verdiencapaciteit als grondslag geldt. Ten eerste raadt Spalter aan art. 1:157 BW zodanig te wijzigen dat de rechter moet achterhalen op welke grondslag het toekennen van de onderhoudsplicht is gebaseerd. Indien sprake is van een causale relatie tussen de behoeftigheid van de alimentatiegerechtigde en het huwelijk, is de grondslag van de huwelijksgerelateerde vermindering van de verdiencapaciteit van toepassing. Van een dergelijke relatie is sprake als degene die om partneralimentatie verzoekt, (financiële) offers voor het huwelijk heeft gebracht. Daarnaast dient aan art. 1:157 BW een apart lid te worden toegevoegd waarin de zorgalimentatie is opgenomen. Zorgalimentatie, ontleend uit het Duitse recht, is een vorm van partneralimentatie die kan worden toegekend aan de behoeftige ouder die na de echtscheiding de zorg heeft voor een of meerdere gemeenschappelijke kinderen. Tussen de ex-partners moet sprake zijn van een ongelijke verdeling van de zorg voor de kinderen. Hierdoor komt het belang van het kind beter in het partneralimentatierecht tot uitdrukking. Om recht te hebben op een dergelijke alimentatie moet het kind daadwerkelijk behoefte hebben aan zorg door de zorgende ouder. Daarom moet zorgalimentatie ontvangen worden door de alimentatiegerechtigde zolang het jongste kind niet naar de basisschool gaat. Tijdens de basisschoolperiode kan de zorgende ouder parttime werken en op het moment dat het jongste kind naar de middelbare school gaat, dient de zorgende ouder weer fulltime te gaan werken. Met betrekking tot de duur van partneralimentatie beveelt Spalter aan dat dit door de rechter moet worden vastgesteld binnen de wettelijke maximumtermijnen, omdat maatwerk hierbij voorop staat. De rechter moet dus ook de mogelijkheid krijgen om ambtshalve de duur van partneralimentatie te 15

3 Het Nederlands recht en de grondslag huwelijksgerelateerde vermindering van de verdiencapaciteit verkorten. Het belangrijkste uitgangspunt is dat de behoeftige ex-partner in ieder geval zorgalimentatie ontvangt totdat het jongste gemeenschappelijke kind naar de middelbare school gaat. Daarnaast wordt als uitgangspunt genomen dat de zorgende ouder altijd een rehabilitatieperiode van vijf jaar moet krijgen ter voorbereiding op het deelnemen aan de arbeidsmarkt, zodat weer in eigen levensonderhoud kan worden voorzien. Als derde uitgangspunt geldt dat de rehabilitatieperiode dient te worden verlengd met de tijd die de alimentatiegerechtigde niet kan besteden aan betaalde arbeid door de zorg voor jonge gemeenschappelijke kinderen. Als laatste uitgangspunt geldt dat de zorgende ouder wordt geprikkeld om met betaalde arbeid in eigen levensonderhoud te gaan voorzien. Met betrekking tot de beëindiging van partneralimentatie op grond van art. 1:160 BW is Spalter van mening dat dit artikel moet blijven bestaan. De zorgalimentatie zou echter een uitzondering op deze regel moeten zijn, omdat beide ouders verantwoordelijk zijn voor de zorg voor hun gemeenschappelijk kind en de niet-zorgende ouder daarom ook alimentatieplichtig is voor deze zorg tijdens een nieuwe duurzame relatie van de alimentatiegerechtigde. Daarnaast is Spalter van mening dat, net als in het huidige systeem, het welvaartsniveau tijdens het huwelijk moet blijven gelden als het uitgangspunt. De ex-echtgenoot die offers voor het huwelijk heeft gebracht, heeft volgens haar ook bijgedragen aan het tijdens het huwelijk bereikte welvaartsniveau. Ook is Spalter voorstander van een afbouwregeling, zodat de alimentatiegerechtigde wordt geprikkeld om met betaalde arbeid in eigen levensonderhoud te voorzien. 3.2 Discussie omtrent de voorgestelde veranderingen In de praktijk en in de literatuur bestaat veel discussie omtrent de voorgestelde veranderingen in het partneralimentatierecht. De mening overheerst dat het verlies aan verdiencapaciteit als enige grondslag niet gewenst is. 34 Dorhout voorspelt dat wijziging van de grondslag van partneralimentatie de procedure in ieder geval een stuk ingewikkelder zal maken. De oude jurisprudentie zal immers niet gelden en er zullen nieuwe richtlijnen worden ontwikkeld. 35 In deze paragraaf zal gekeken worden naar de behoeften vanuit de praktijk en naar de discussie omtrent de verschillende aspecten van de huwelijksgerelateerde vermindering van de verdiencapaciteit. 3.2.1 Vaststelling partneralimentatie In paragraaf 3.1.1 is besproken dat Van der Steur, Recourt en Berndsen in hun initiatiefnota een vereenvoudigde berekeningsmethodiek voorstellen, waarbij ex-partners zelf via een eenvoudige internettool de verschuldigde partneralimentatie kunnen berekenen. Zoals besproken in paragraaf 2.1.2, spelen momenteel bij de vaststelling van partneralimentatie behoefte, draagkracht en nietfinanciële factoren een belangrijke rol en maakt de rechter daarbij gebruik van het rapport 34 Bol 2014 en Zonnenberg 2013. 35 Dorhout 2014. 16

3 Het Nederlands recht en de grondslag huwelijksgerelateerde vermindering van de verdiencapaciteit Alimentatienormen. Door de initiatiefnota en de daarmee veranderende grondslag, dienen volgens Bol de begrippen behoefte en draagkracht geherdefinieerd te worden. 36 Bij het begrip behoefte zou niet het gezinsinkomen, maar het eigen fictieve inkomen als maat genomen moeten worden. De vraag moet dus zijn wat het inkomen zou zijn geweest als er sprake was van gedeelde zorg en beide partners in gelijke mate aan hun carrière hadden kunnen werken. Ook Roelvink-Verhoeff wenst een betere begripsomschrijving van de behoefte en zou graag een ondergrens zien, bijvoorbeeld de bijstandsnorm. De huidige hofnorm van 60% van het netto gezinsinkomen, zoals opgenomen in het rapport Alimentatienormen, is naar haar mening alleen bruikbaar indien partijen het daarover eens zijn. Indien dat niet het geval is, leidt dat tot discussie, omdat de behoefte dan feitelijk moet worden aangetoond. 37 De Bruijn-Lückers en Labohm zien als oplossing voor dit probleem een wettelijke vastlegging van een percentage van het netto gezinsinkomen als behoefte van de alimentatiegerechtigde. 38 Hiermee worden geld- en tijdrovende discussies voorkomen, vinden ook Dorhout en De Bie-Koopman. 39 Met betrekking tot de hofnorm van 60% heeft de Hoge Raad echter geoordeeld dat deze forfaitaire maatstaf onvoldoende is indien deze wordt betwist en dat dan gekeken moet worden naar de concrete uitgaven tijdens het huwelijk waarbij rekening gehouden moet worden met alle relevante omstandigheden. 40 Dorhout en De Bie-Koopman vinden dit een belemmering van een goed werkende berekeningsmethode, omdat de behoefte vaak een secundaire rol speelt bij het vaststellen van alimentatie. Volgens Bol wordt het begrip draagkracht bepaald door het profijt dat de ene ex-partner heeft gehad door de zorg die uit handen is genomen door de andere ex-partner. Bol voorziet net zoals bij het huidige systeem problemen doordat in veel gevallen een gebrek aan draagkracht bestaat. Afhankelijk van de omstandigheden van het geval en de verantwoordelijkheid die aan de meest verdienende ex-partner moet worden toegerekend, kan meer of minder van hem worden gevraagd. Zo kan bij gebrek aan inkomen bijvoorbeeld het vermogen worden aangesproken. 41 Volgens De Bruijn-Lückers en Labohm kan de draagkracht van de alimentatieplichtige worden vastgesteld aan de hand van het rapport Alimentatienormen, waarvan de rechter kan afwijken indien hij dit nodig acht. Op die manier blijft maatwerk mogelijk. 42 Met betrekking tot het vaststellen van de hoogte van de partneralimentatie vraagt De Bruijn-Lückers zich af of het reëel is te veronderstellen dat via een internettool alimentatie door partijen berekend kan worden. 43 Een internettool voor de berekening van partneralimentatie is slechts nuttig voor een beperkte groep mensen. Als de ingevoerde gegevens niet deugen, dan klopt de uitkomst niet, met alle gevolgen van dien. Vooral de fiscale aspecten maken het berekenen van de partneralimentatie 36 Bol 2011, p. 223. 37 Bol 2014, p. 46. 38 De Bruin-Lückers & Labohm 2012. 39 Dorhout & De Bie-Koopman 2011. 40 HR 3 september 2010, NJ 2010/473. 41 Bol 2011, p. 223. 42 De Bruin-Lückers & Labohm 2012. 43 De Bruin-Lückers 2012. 17

3 Het Nederlands recht en de grondslag huwelijksgerelateerde vermindering van de verdiencapaciteit complex. 44 Bol onderbouwt dat het huidige alimentatiestelsel juist leidt tot extreem hoge partneralimentaties, terwijl de berekening volgens het toekomstige wetsvoorstel een veel redelijker alimentatiebedrag oplevert. 45 Ook wordt in de initiatiefnota voorgesteld om de werkelijk voor het huwelijk bestaande inkomensverschillen tussen partners als uitgangspunt te nemen, terwijl Spalter pleit voor het welvaartsniveau tijdens het huwelijk als uitgangspunt. Labohm deelt de mening van Spalter en geeft aan dat tijdens het huwelijk het welstandsniveau juist kan stijgen als bijvoorbeeld de man door de vrouw in de gelegenheid wordt gesteld om aan zijn carrière te werken. Het is daarom oneerlijk als de vrouw hiervan niet mag meeprofiteren na de beëindiging van de relatie. 46 Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat in de meeste gevallen niet alleen de onderhoudsgerechtigde terugvalt in het welstandsniveau, maar ook de onderhoudsplichtige door de schuldenlast. De onderhoudsplichtige is vaak niet in staat om een onderhoudsbijdrage te voldoen. De onderhoudsgerechtigde moet dan rondkomen van een inkomen dat gelijk is aan een inkomen op bijstandsniveau en heeft er daarom belang bij om zo snel mogelijk in het eigen levensonderhoud te kunnen voorzien. Het probleem is echter dat gezien de huidige economische situatie het niet eenvoudig is om een baan te vinden of uren uit te breiden. Deze terugval heeft vaak ook invloed op de kinderen. 47 Ook Van Coolwijk wijst op de gevolgen voor de kinderen. Zo kan een lage verdiencapaciteit van de verzorgende ouder leiden tot een zodanig verschil in levensstandaard dat het belang van de kinderen in gevaar komt. De zachte landing waarin de initiatiefnota voorziet, zal hier wellicht soelaas kunnen bieden. 48 3.2.2 Limitering van de duur en art. 1:160 BW Spalter is van mening dat de vaststelling van de duur van partneralimentatie maatwerk is en door de rechter moet worden vastgesteld. In de initiatiefnota worden de termijnen juist beperkt. In 2012 diende Kamerlid Bontes nog een initiatiefwetsvoorstel in, waarin hij de duur van partneralimentatie in alle gevallen wilde beperken tot maximaal vijf jaar. 49 Bontes is van mening dat de onderhoudsgerechtigde in staat moet worden geacht gedurende vijf jaar een opleiding te volgen, dan wel in deeltijd te werken, hetgeen betekent dat na het verstrijken van deze termijn de onderhoudsgerechtigde in de mogelijkheid moet zijn in zijn of haar eigen levensonderhoud te kunnen voorzien. 50 Op 22 april 2014 is dit voorstel echter door de Tweede Kamer verworpen. Voornaamste bezwaar was dat door het voorstel maatwerk niet mogelijk is en eenvoud hier niet op zijn plaats is, omdat er veel verschillende gevallen en omstandigheden zijn. 51 44 De Bruin-Lückers & Labohm 2012. 45 Zonnenberg 2013. 46 Labohm 2014. 47 De Bruin-Lückers & Labohm 2012. 48 Bol 2014, p. 47. 49 Kamerstukken II 2011/12, 30 111. 50 Kamerstukken II 2011/12, 30 111. nr. 3 (MvT). 51 Handelingen II 2013/14, 47 item 3, 5 en 7. 18

3 Het Nederlands recht en de grondslag huwelijksgerelateerde vermindering van de verdiencapaciteit Bol geeft aan dat bij de rechtsgrond van de huwelijksgerelateerde vermindering van de verdiencapaciteit het niet noodzakelijk is dat de partneralimentatie aan een termijn is gebonden. Afhankelijk van de omstandigheden van het geval zal voor een kortere of langere termijn alimentatie nodig zijn, maar in ieder geval zolang als nodig is om de eigen verdiencapaciteit te herstellen. De verantwoordelijkheid kan in sommige gevallen zelfs levenslang zijn. Bol geeft als voorbeeld het geval waarin partners willen en wetens er voor hebben gekozen de carrière van de een volledig ondergeschikt te maken aan die van de ander, waardoor de verdiencapaciteit onherstelbaar verloren is gegaan. 52 In de literatuur komt naar voren dat maatwerk de voorkeur heeft. 53 Deze mening deel ik. Spalter is van mening dat het verkorten van de termijn geen oplossing is, omdat dit waarschijnlijk tot gevolg heeft dat alimentatiegerechtigden in armoede vervallen. Ook blijkt uit het onderzoek voor haar dissertatie dat de Nederlandse bevolking voorstander is van maatwerk bij de vaststelling van de duur van partneralimentatie. 54 Van Coolwijk wijst er ook op dat indien maatwerk niet mogelijk is, nieuwe conflicten zullen ontstaan. Zo zal de onderhoudsgerechtigde de scheiding willen vertragen uit vrees voor de armoedeval na de scheiding. 55 Op basis van de huidige wettelijke regelgeving kan de rechter volgens De Bruijn-Lückers en Labohm een gerechtvaardigd oordeel geven, rekening houdend met de belangen van beide partijen, terwijl de voorgestelde wetgeving de rechter teveel beperkt. Hier is dan ook een belangrijke taak weggelegd voor de advocatuur. 56 Advocaten zullen bij de vaststelling of wijziging van alimentatie gemotiveerder moeten aangeven gedurende welke termijn een onderhoudsverplichting bestaat en wat de duur zou moeten zijn. 57 De kwaliteit van advocaten speelt dus ook een belangrijke rol, constateert Luiten. 58 Om een beroep te doen op limitering van de alimentatieduur, moet aan de verzwaarde stelplicht worden voldaan. In veel gevallen voldoet de alimentatieplichtige hier echter niet aan, aldus Wakker. 59 Bovendien vermoedt zij dat advocaten geen verzoek indienen voor limitering, omdat zij ervan uit gaan dat een dergelijk verzoek toch niet zal slagen. Uitspraken waarin nihilstelling op termijn of limitering van de duur wordt toegekend, zijn volgens het jurisprudentieonderzoek van Wakker ook beperkt. Zij constateert ook enige terughoudendheid bij de rechters. Zijlmans beaamt dit, maar merkt daarbij op dat van de alimentatiegerechtigde op termijn verwacht mag worden zelf in eigen levensonderhoud te kunnen voorzien. 60 Daarentegen bepleiten Dorhout en De Bie-Koopman juist dat de alimentatiegerechtigde deugdelijk moet onderbouwen waarom deze niet (gedeeltelijk) in eigen levensonderhoud kan voorzien, waarvan het bewijs niet zomaar geleverd is. 61 Uit het jurisprudentieonderzoek van Bol blijkt dat slechts in de gevallen waarin er geen kinderen zijn, 52 Bol 2011, p. 223. 53 Bol 2014, p. 47; De Bruin-Lückers & Labohm 2012 en Labohm 2014. 54 Spalter 2012. 55 Bol 2014, p. 47. 56 De Bruin-Lückers & Labohm 2012. 57 De Bruin-Lückers & Labohm 2012. 58 Van de Velde 2011, p. 54. 59 Wakker 2013. 60 Zijlmans 2013, p. 113. 61 Dorhout & De Bie-Koopman 2011. 19

3 Het Nederlands recht en de grondslag huwelijksgerelateerde vermindering van de verdiencapaciteit verzoeken tot nihilstelling of limitering kansrijk zijn. 62 In gevallen met kinderen maakt een verzoek tot limitering weinig kans, ook niet als de zorg in belangrijke mate wordt gedeeld of de kinderen al groter zijn en minder zorg behoeven. 63 Er kan dus geconstateerd worden dat advocaten een belangrijke rol hebben, maar ook dat rechters terughoudend zijn bij de toekenning van een verzoek tot nihilstelling of limitering. Hier ligt mijns inziens nog ruimte voor ontwikkeling. Met betrekking tot de afschaffing van artikel 1:160 BW, wordt verwacht dat hiervoor slechts begrip is in de gevallen waarbij het verlies aan verdiencapaciteit als grondslag geldt. 64 Roelvink-Verhoeff denkt dat gezien het groot aantal rechtszaken over artikel 1:160 BW, afschaffing ervan niet kan rekenen op sociale acceptatie. 65 Bol is voorstander van de afschaffing van het artikel. Het is niet de nieuwe maar de oude partner die de voordelen heeft genoten van de ongelijke zorgverdeling en die moet daarvoor dus financiële verantwoordelijkheid dragen. 66 Het aangaan van een nieuwe relatie mag hierbij niet in de weg staan. 3.2.3 Zorgalimentatie Spalter beveelt in haar dissertatie aan om in de wet de zorgalimentatie op te nemen, waarmee de behoeftige ouder met de zorg over het kind of de kinderen tegemoet kan worden gekomen omdat deze hierdoor niet (volledig) kan werken. Zowel in de initiatiefnota als in de dissertatie komt de leeftijdsgrens van twaalf jaar van het jongste kind terug. Als het jongste kind die leeftijd heeft bereikt, is de alimentatieplichtige geen partneralimentatie respectievelijk zorgalimentatie meer verschuldigd. Deze leeftijdsgrens van twaalf jaar is echter zorgelijk, omdat de ervaring leert dat een aanwezige ouder voor middelbare scholieren juist hard nodig is, daar voor deze kinderen geen geïnstitutionaliseerde kinderopvang bestaat. 67 Volgens Roelvink-Verhoeff pakt de initiatiefnota de oorzaak van de vermindering van de verdiencapaciteit niet aan, namelijk de ongelijk verdeelde zorg over de kinderen. Hierdoor wordt de potentiele verdiencapaciteit niet optimaal benut. 68 Daarnaast signaleren Dorhout en De Bie-Koopman in de praktijk vaak een ongelijke verdeling van de kosten voor de kinderen, omdat de bijdrage van de ouder waar de kinderen niet hun hoofdverblijf hebben (veelal de man) meestal wordt beperkt door diens draagkracht. Dit wordt veroorzaakt doordat zowel de draagkracht als de behoefte de hoogte van de alimentatie beperken. In de praktijk betekent dit dat het (te) vaak voorkomt dat de man weinig tot geen alimentatie hoeft te betalen, terwijl de vrouw, die hoofdverzorgster is, een nog lager inkomen heeft, terwijl ze wel wordt geacht van haar geringe inkomen zelf alle kosten van de kinderen te voldoen. Daarom pleiten Dorhout en De Bie-Koopman 62 Bol 2014 (2); Rb. Amsterdam 19 juni 2013, ECLI:NL:RBAMS:2013:5314; Rb. Oost-Brabant 11 december 2013, ECLI:NL:RBOBR:2013:7463; Rb. Den Haag 25 februari 2014, zaaknummer C/09/446491 en Rb. Amsterdam 16 april 2014, zaaknummer C/13/538279. 63 Bol 2014 (2); Hof Amsterdam 24 december 2013, zaaknummer 200.124.950/01; Rb. Noord-Holland 15 januari 2014, zaaknummer C/15/202393 en Rb. Noord-Holland 23 april 2014, zaaknummer C/15/202393. 64 Bol 2014, p. 47. 65 Bol 2014, p. 46. 66 Bol 2011, p. 223. 67 Bol 2014, p. 27. 68 Roelvink-Verhoeff 2013, p. 93. 20