Bachelor Thesis Fiscale Economie INVLOED VAN (ECHT)SCHEIDING OP DE EIGENWONINGREGELING

Vergelijkbare documenten
BACHELOR THESIS. Invloed van (echt)scheiding op de eigenwoningregeling

Bachelor Thesis. Invloed van (echt)scheiding op de eigenwoningregeling. Lennart van der Heijde Administratienummer:

De invloed van (echt)scheidingen op de eigenwoningregeling

De invloed van (echt)scheiding op de eigenwoningregeling

Echtscheiding en eigen woning

De fiscale gevolgen van echtscheiding en de eigen woning

Bachelor Thesis Invloed van (echt)scheiding op de eigenwoningregeling

Bachelor Thesis De eigenwoningregeling bij (echt)scheiding

Bachelor Thesis Invloed van (echt)scheiding op de eigenwoningregeling

De invloed van echtscheiding op de eigenwoningregeling

Bachelor Thesis Toerekening van de inkomsten uit eigen woning bij gehuwden in gemeenschap van goederen

Kluwer Online Research

Eigen woning en scheiding. Stappenplan. Eigen woning

DE FISCALE GEVOLGEN VAN DE ECHTSCHEIDING VOOR DE EIGEN WONING MASTERTHESIS

De invloed van art Wet IB 2001 op de eigenwoningregeling

Dossier. Eigen woning en echtscheiding

Tilburg University. Eigen woning en echtscheiding Gubbels, Nicole. Published in: Fiscaal Praktijkblad

2.5 Scheiden en fiscaliteit, een gecompliceerd huwelijk? John van Vliet Fred Thielemans Robbert Maassen

Bachelor Thesis. De gevolgen van (echt)scheiding voor de eigenwoningregeling

Casus 1. EW en verkoop, 3.111, lid 2. Aanstaande EW, 3.111, lid 3

U of uw fiscale partner verkoopt een eigen woning of heeft een eigenwoningreserve

De eigen woning. Programma. Wat is een Eigen Woning, 3.111, lid 1. Algemeen Echtscheiding Bijleenregeling & Kapitaalverzekering

Alumni-Mfp. Actualiteiten estate planning. Theo Hoogwout woensdag 12 februari 2014

Beëindiging van het fiscaal partnerschap & de eigen woning

Belastingdienst. Het echtscheidingsconvenant en de eigen woning Fiscale aandachtspunten

Checklist Eigen woning Van aankoop tot verkoop

Om de bijleenregeling uit te leggen worden de volgende termen gebruikt:

Belastingdienst. Inkomstenbelasting Vragen en antwoorden over de fiscale partnerregeling en heffingskortingen 2013

Saldo van inkomsten en aftrekposten van de eigen woning die uw hoofdverblijf was

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aandachtspunten in de eigenwoningregeling bij doorstromen

Je eigen woning en de Belastingdienst in 2012

Informatiewijzer Jaaropgave 2015 Uw hypotheek en de belasting in 2015

Tilburg University. Echtscheiding en de eigen woning Hoogeveen, Mascha. Published in: Inkomstenbelasting en de gevolgen van (echt)scheiding

Saldo van inkomsten en aftrekposten van de eigen woning die uw hoofdverblijf was

INA onverdeelde eigen woning module

Tilburg University. Echtscheiding en de eigen woning Hoogeveen, Mascha. Published in: Inkomstenbelasting en de gevolgen van (echt)scheiding

Uw hypotheek en de belasting in 2015

Uw hypotheek en de belasting in 2014

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA 'S-GRAVENHAGE

Leergang Scheiden 7 juli Leergang Scheiden

Vragen en antwoorden over fiscale partnerregeling en heffingskortingen

Workshop Echtscheiding. Erasmus Universiteit Rotterdam 19 juni 2015

Saldo van inkomsten en aftrekposten van de eigen woning die uw hoofdverblijf was

Je hypotheek en de belasting in 2015

HRo - Inkomstenbelasting - Niet-winst -- Deel 2

Tilburg University. Echtscheiding en renteaftrek voor de eigen woning Hoogeveen, Mascha

Vragen en antwoorden inzake het overgangsregime KEW, SEW en BEW

Belastingdienst. Inkomstenbelasting Vragen en antwoorden over de fiscale partnerregeling en heffingskortingen 2015

HRo - Inkomstenbelasting - Niet-winst -- Deel 2

Leerdoelen SEH PE 2016: (Echt)scheiding

Belastingdienst. Inkomstenbelasting Vragen en antwoorden over de fiscale partnerregeling en heffingskortingen 2014

Het nieuwe partnerbegrip in de fiscaliteit

Saldo van inkomsten en aftrekposten van de eigen woning die uw hoofdverblijf was

Toelichting jaaropgave hypotheken

Voor vragen of opmerkingen over deze uitgave kunt u zich wenden tot de samensteller: ruben.stam@chello.nl.

Eigenwoningreserve of verkoop eigen woning

2. Verschil tussen het huidige standaard huwelijksgoederenstelsel en het nieuwe standaard huwelijksgoederenstelsel

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Datum 14 april 2017 Betreft Beantwoording vragen in verband met initiatiefwetsvoorstel Beperking wettelijke gemeenschap van goederen

Als u een woning koopt

Welkom! Duidelijkheid vaststellen eigenwoningschuld! Drs. J.O. (Jasper) Horsthuis

Inhoud. A Inleiding 3

Kapitaalverzekeringen en de eigen woning

Huwelijksvermogensrecht en verzekeringen, moet je ze gescheiden zien?

Eigen woning Aanvullende toelichting. bij aangifte inkomstenbelasting 2011

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vragen en antwoorden over het overgangsrecht KEW, SEW en BEW

Informatiewijzer Jaaropgave 2016 Uw hypotheek en de belasting in 2016

Eigen woning Aanvullende toelichting. bij aangifte inkomstenbelasting 2012

HOOFDSTUK 1 Eigen woning en inkomstenbelasting

Eigenwoningreserve of verkoop eigen woning

Kapitaalverzekeringen en de eigen woning

Compendium van de nieuwe eigenwoningregeling

Inkomstenbelasting. Kapitaalverzekering eigen woning, spaarrekening eigen woning en beleggingsrecht eigen woning. Overgangsrecht KEW.

Wat kunt u wanneer als aftrekposten voor uw huis opvoeren? En wat niet?

Van der Helm Consultancy

Toedeling kapitaalverzekeringen en lijfrenten bij echtscheiding vergemakkelijkt?

Fiscale Praktijkreeks. Echtscheiding. Fiscale en juridische gevolgen. Tweede druk. Kavelaars-Niekoop FM

Eigenwoningreserve of verkoop eigen woning

Als u een woning koopt

Saldo van inkomsten en aftrekposten van de eigen woning die uw hoofdverblijf was

Belastingdienst. Inkomstenbelasting Vragen en antwoorden over de fiscale partnerregeling en heffingskortingen 2016

Hoe zit het met op al bestaande hypotheken vanaf ?

kennisdocument Eigen woning

Toelichting bij het jaaroverzicht van je hypotheek

Eigen woning Aanvullende toelichting. bij aangifte inkomstenbelasting 2012 voor buitenlandse belastingplichtigen

Huwelijks- en partneraansprakelijkheid voor belastingschulden Mr. G.H. Ulrich, Professional Support Lawyer bij Hertoghs advocatenbelastingkundigen

Rechtspraak.nl - LJN: BW0614 Pagina 1 van 6 pagina 1 van 6

Suggesties voor het Belastingplan 2016

Informatiewijzer Jaaropgave 2017 Uw hypotheek en de belasting in 2017

Q & A BLG Bankspaarhypotheek

Vragen en antwoorden Intermediairdagen 2012 sessie Inkomstenbelasting

Vragenlijst effectief verdelen huwelijkse voorwaarden

Echtscheiding en uw bedrijf De bedrijfscontinuïteit staat voorop!

Stroomlijning partnerbegrip. Uniform partnerbegrip (artikel 5a Awr) Nader uitgewerkt

Vragen en antwoorden inzake het overgangsregime KEW, SEW en BEW

Toetstermen RFEA particulier: kennis

Transcriptie:

Bachelor Thesis Fiscale Economie INVLOED VAN (ECHT)SCHEIDING OP DE EIGENWONINGREGELING Naam: Maaike Baltussen ARN: 622404 Studierichting: Fiscale Economie Datum: 29 september 2014 Examencommissie: Prof. mr. I.J.F.A. van Vijfeijken Mr. dr. N.C.G. Gubbels

Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Inleiding 4 Hoofdstuk 2 Eigenwoningregeling 6 2.1 Eigenwoningregeling 6 2.2 Eigenwoningregeling bij (echt)scheiding 7 2.2.1 Partnerbegrip 7 2.2.2 Inkomenstoerekening bij fiscaal partnerschap 8 2.2.3 Speciale regeling in geval van (echt)scheiding 9 Hoofdstuk 3 Eigenwoningforfait en hypotheekrenteaftrek 11 3.1 Eigenwoningforfait 11 3.2 Hypotheekrenteaftrek 12 3.3 Aftrekbare kosten voor en na 1 januari 2013 15 3.4 Bijleenregeling 15 Hoofdstuk 4 Toerekening eigenwoningforfait en aftrekbaarheid hypotheekrente 17 4.1. Getrouwd in gemeenschap van goederen 17 4.1.1 Het moment van duurzaam gescheiden gaan leven 17 4.1.2 De periode van onverdeeldheid na indiening echtscheidingsverzoek 19 4.1.2.1 Beide betalen 50% van de hypotheekrente 20 4.1.2.2 De achterblijver betaalt de hypotheekrente 21 1. Over de betaling van de hypotheekrente zijn geen afspraken gemaakt 21 2. De woningverlater hoeft de hypotheekrente niet terug te betalen 22 3. De achterblijver verkrijgt de woning bij de verdeling van de huwelijksgemeenschap 22 4.1.2.3 De woningverlater betaalt de hypotheekrente 23 1. Over de betaling van de hypotheekrente zijn geen afspraken gemaakt 24 2. De woningverlater hoeft de hypotheekrente niet terug te betalen 24 3. De achterblijver verkrijgt de woning bij de verdeling van de huwelijksgemeenschap 25 2

4.2 Getrouwd buiten gemeenschap van goederen 25 4.2.1 De eigenaar van de woning betaalt de hypotheekrente en blijft in de woning wonen 26 4.2.2 De eigenaar van de woning betaalt de hypotheekrente en verlaat de woning 26 4.2.3 De eigenaar van de woning blijft in de woning wonen en de woningverlater betaalt de hypotheekrente 27 4.3 Situatie waarin de woning ter verkoop wordt aangeboden 27 Hoofdstuk 5 Conclusie en aanbevelingen 29 Literatuurlijst 31 Jurisprudentielijst 33 3

Hoofdstuk 1 Inleiding Tegenwoordig eindigt ongeveer een op de drie Nederlandse huwelijken in een (echt)scheiding. 1 Dit heeft voor de betrokkenen een enorme impact op diverse fronten. Om de problematiek rondom de financiële afwikkeling van de huwelijksgoederengemeenschap te verminderen is er in art. 3.111, lid 4 Wet IB 2001 een tijdelijke voorziening opgenomen om er voor te zorgen dat de eigenwoningregeling gedurende ten hoogste twee jaren van toepassing blijft op de woningverlater. 2 Gedurende deze twee jaren blijft de hypotheekrenteaftrek dan ook voor de woningverlater aftrekbaar in box 1. Een voorwaarde is wel dat de woning de gewezen partner anders dan tijdelijk als hoofdverblijf ter beschikking blijft staan. De hoofdregel is dus dat ook voor de woningverlater de hypotheekrente aftrekbaar blijft in geval van (echt)scheiding, maar hoe zit het in specifiekere gevallen? Hierbij kan gedacht worden aan de situatie waarin de woningverlater na de indiening van het echtscheidingsverzoek de volledige hypotheekrente voor zijn rekening neemt. Is de volledige hypotheekrente dan ook bij hem aftrekbaar? Om bovenstaande problematiek te onderzoeken is de volgende probleemstelling geformuleerd: Welke invloed heeft (echt)scheiding op de hypotheekrenteaftrek en wat is de invloed van het huwelijksvermogensrecht daarop? De deelvragen die hierbij zullen worden beantwoord zijn als volgt:! Wanneer kwalificeert men zich als partner in de inkomstenbelasting?! Wanneer is er sprake van een eigen woning en wanneer is de regeling van art. 3.111, lid 4 Wet IB 2001 van toepassing?! Wie geniet het eigenwoningforfait?! Wie komt in aanmerking voor de hypotheekrenteaftrek?! Wat zijn de gevolgen van de verschillende huwelijksvermogensregimes op de aftrekbaarheid van de hypotheekrente? 1 http://www.cbs.nl/nl-nl/menu/themas/bevolking/faq/specifiek/faq-huwelijksontbindingen.htm 2 Kamerstukken II 1999/2000, 26 727, nr. 79 4

In hoofdstuk 2 zal de eigenwoningregeling worden besproken. Hier zal worden ingegaan op het partnerbegrip, de inkomenstoerekening bij fiscaal partnerschap en de gevolgen van de eigenwoningregeling in geval van (echt)scheiding. Hoofdstuk 3 zal zich richten op het eigenwoningforfait en de hypotheekrenteaftrek. Er zal worden gekeken naar de hoofdregels met betrekking tot de toerekening van het eigenwoningforfait en de hypotheekrenteaftrek. Daarnaast zullen de aftrekbare kosten voor en na 1 januari 2013 en de bijleenregeling worden behandeld. Om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden, zullen er in hoofdstuk 4 specifieke situaties met betrekking tot de toerekening van het eigenwoningforfait en de aftrek van de hypotheekrente in geval van (echt)scheiding worden besproken. Onderscheid wordt hierbij gemaakt tussen het moment dat echtgenoten duurzaam gescheiden gaan leven en de periode van onverdeeldheid na indiening van het echtscheidingsverzoek. Tevens zal de periode na de afwikkeling van de huwelijksgoederengemeenschap kort worden besproken. De nadruk wordt gelegd op het huwelijk in gemeenschap van goederen. Ook worden er drie situaties behandeld die betrekking hebben op echtgenoten die buiten gemeenschap van goederen zijn getrouwd. Daarnaast zal de situatie waarin de woning ter verkoop wordt aangeboden aan bod komen. Om in hoofdstuk 5 af te sluiten met een conclusie en aanbevelingen. 5

Hoofdstuk 2 Eigenwoningregeling In afdeling 3.6 Belastbare inkomsten uit eigen woning van de Wet Inkomstenbelasting 2001 is de eigenwoningregeling opgenomen. De eigenwoningregeling heeft mede als doel het bevorderen van het eigenwoningbezit. Met ingang van 1 januari 2013 is de eigenwoningregeling herzien. 3 In hoofdlijnen komen er twee grote veranderingen naar voren: de betaalde rente over de eigenwoningschuld is alleen nog maar aftrekbaar in box 1 als de contractuele verplichting met betrekking tot de eigenwoningschuld ten minste annuïtair en volledig wordt afgelost met een maximale looptijd van 360 maanden; de box 1 vrijstelling voor kapitaalverzekeringen eigen woning (KEW), spaarrekeningen eigen woning (SEW) en beleggingsrecht eigen woning (BEW) komen hiermee te vervallen; echter blijft het oude regime gehandhaafd voor bestaande eigenwoningschulden, waardoor er sprake is van een overgangsrecht. 4 In deze thesis zal vooral worden gekeken naar het oude regime, aangezien dit veelal nog van toepassing is op de huidige bezitters van een eigen woning. 2.1 Eigenwoningregeling In art. 3.111, lid 1 Wet IB 2001 zijn de voorwaarden van een eigen woning opgenomen. Een belangrijk vereiste is dat de woning anders dan tijdelijk ter beschikking staat als hoofdverblijf aan de belastingplichtige of personen die behoren tot zijn huishouden. 5 Hiermee wordt bedoeld dat de woning is bestemd voor duurzaam eigen gebruik, en maar één woning als eigen woning kan worden gekwalificeerd. 6 Daarnaast is het van belang dat de belastingplichtige of zijn partner de voordelen uit de eigen woning genieten en de kosten en lasten op hen drukken. Ook moet de waardeverandering hen grotendeels aangaan. 7 Beoogd wordt hiermee dat de belastingplichtige ten minste een belang moet hebben van 50% bij de waardeontwikkeling van de woning. 8 3 M.J. J.R. van Mourik (red.), De herziene eigenwoningregeling, Kluwer, 2013 4 M.J. J.R. van Mourik (red.), De herziene eigenwoningregeling, Kluwer, 2013, p. 1-3 Zie hiertoe ook Kamerstukken I 2012/2013, 33 405, nr. A, p. 2 5 Art. 3.111, lid 1 Wet IB 2001 6 Kamerstukken II 1998/1999, 26 727, nr. 3, p. 144 7 Art. 3.111, lid 1 Wet IB 2001 8 Besluit Staatssecretaris van Financiën van 24 november 2009, nr. CPP 2009/2342M 6

2.2 Eigenwoningregeling bij (echt)scheiding In het geval van (echt)scheiding is er in de eigenwoningregeling een speciale bepaling opgenomen in art. 3.111, lid 4 Wet IB 2001. Zonder deze bepaling zou de hypotheekrente niet meer aftrekbaar zijn bij de woningverlater. De woning staat de belastingplichtige namelijk niet meer anders dan tijdelijk als hoofdverblijf ter beschikking waardoor de woning niet meer kwalificeert als eigen woning. Een voorwaarde voor deze regeling is echter wel dat de woning de gewezen partner anders dan tijdelijk als hoofdverblijf ter beschikking staat. 9 In deze paragraaf zal allereerst worden gekeken wanneer iemand zich kwalificeert als partner voor de Wet IB 2001, vervolgens zal worden ingegaan op de eigenwoningregeling bij (echt)scheiding. 2.2.1 Partnerbegrip Per 1 januari 2011 is het basispartnerbegrip opgenomen in art. 5a AWR. De reden achter dit geharmoniseerde partnerbegrip is dat het de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van de wetgeving ten goede komt. 10 Of hier ook daadwerkelijk sprake van is valt te bezien, aanvullingen op het basispartnerbegrip kunnen namelijk in de verschillende heffingswetten worden opgenomen. 11 Dit is ook het geval in de Wet Inkomstenbelasting 2001, in art. 1.2 wordt het basispartnerbegrip uitgebreid en op bepaalde punten beperkt. Als gehuwde word je altijd aangemerkt als partner. 12 Geregistreerd partnerschap wordt gelijkgesteld aan het huwelijk, waardoor geregistreerde partners dus automatisch als partner worden aangemerkt. 13 Er geldt hier wel een uitzondering op, als een echtgenoot van tafel en bed gescheiden is wordt deze aangemerkt als ongehuwd. 14 Ongehuwd samenwonenden die een notarieel samenlevingscontract zijn aangegaan en die staan ingeschreven op hetzelfde woonadres in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens kwalificeren zich eveneens als partner. 15 In aanvulling hierop worden ook als partner aangemerkt de ongehuwd samenwonenden die ingeschreven 9 Art. 3.111, lid 4 Wet IB 2001 10 Kamerstukken II 2008/2009, 27 789, nr. 18, p. 1 11 I.J.F.A. van Vijfeijken (red.), Inkomstenbelasting en de gevolgen van (echt)scheiding, Fiscale geschriften, nr. 13, 2012, par. 2.2 12 Art. 5a, lid 1, onderdeel a AWR 13 Art. 2, lid 6 AWR 14 Art. 5a, lid 3 AWR 15 Art. 5a, lid 1, onderdeel b AWR 7

staan op hetzelfde woonadres in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens en die samen een kind hebben 16, een gezamenlijke pensioenregeling hebben 17, of samen een woning hebben die hen anders dan tijdelijk als hoofdverblijf ter beschikking staat. 18 Daarnaast geldt er nog een aantal algemenere bepalingen. Als de belastingplichtige voor een deel van het kalenderjaar als partner wordt aangemerkt, wordt degene als partner aangemerkt voor het volledige kalenderjaar. Vereist hiervoor is dat hij gedurende dit deel van het kalenderjaar op hetzelfde woonadres als zijn partner staat ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens. 19 Tevens kan een persoon maar één partner hebben. 20 Het partnerschap eindigt als een verzoek tot echtscheiding of tot scheiding van tafel en bed is ingediend. Daarnaast dienen ze niet meer op hetzelfde adres in de gemeentelijke basisadministratie te zijn ingeschreven. Bij ongehuwd samenwonenden eindigt het partnerschap als de belastingplichtigen niet meer staan ingeschreven op hetzelfde adres in de gemeentelijke basisadministratie. 21 2.2.2 Inkomenstoerekening bij fiscaal partnerschap Aan het fiscaal partnerschap zijn een aantal fiscale voordelen verbonden. Op grond van art. 2.17 Wet IB 2001 kunnen de gemeenschappelijke inkomensbestanddelen en de gezamenlijke grondslag sparen en beleggen vrij worden toegerekend. De gemeenschappelijke inkomensbestanddelen zijn de belastbare inkomsten uit eigen woning, het inkomen uit aanmerkelijk belang vóór vermindering met de persoonsgebonden aftrek, en de persoonsgebonden aftrek. 22 Het is van belang dat de belastingplichtige gedurende het gehele kalenderjaar dezelfde partner heeft. Indien de belastingplichtige gedurende een deel van het kalenderjaar een partner heeft, kan er samen met de partner worden gekozen om het gehele kalenderjaar als partner te 16 Art. 1.2, lid 1, onderdeel a Wet IB 2001 Deze regeling is van toepassing voor de belastingplichtigen uit wiens relatie een kind is geboren, waarbij op dat woonadres tevens een minderjarig kind van ten minste een van beiden staat ingeschreven, of als een kind is erkend door één van de belastingplichtigen. 17 Art. 1.2, lid 1, onderdeel c Wet IB 2001 18 Art. 1.2, lid 1, onderdeel d Wet IB 2001 19 Art. 5a, lid 2 AWR jo. art. 1.2, lid 2 Wet IB 2001 20 Art. 5a, lid 5 AWR jo. art. 1.2, lid 3 Wet IB 2001 21 Art. 5a, lid 4 AWR 22 Art. 2.17, lid 5 Wet IB 2001 8

kwalificeren. 23 Vanwege het progressieve tarief kan het dus voordelig zijn om het saldo van het eigenwoningforfait en de aftrekbare kosten van de eigen woning aan te geven bij de meestverdienende partner. Het is wel van belang dat het saldo in aanmerking wordt genomen. Het is niet mogelijk om het eigenwoningforfait in aanmerking te nemen bij de minstverdienende partner en de aftrekbare kosten van de eigen woning in aanmerking te nemen bij de meest verdienende partner. 24 Het is dus aan de fiscale partners om een gewenste verdeling te maken, zolang in totaal maar 100% van de grondslag wordt aangegeven. 25 2.2.3 Speciale regeling in geval van (echt)scheiding In art. 3.111, lid 4 Wet IB 2001 is een speciale bepaling opgenomen voor het geval echtelieden gaan scheiden. Zonder deze bepaling zou de hypotheekrente voor de woningverlater niet meer aftrekbaar zijn in box 1, aangezien de woning na (echt)scheiding niet meer als eigen woning kwalificeert. Deze bepaling geeft echtelieden dus de ruimte om hun financiële zaken te regelen 26 tijdens de afwikkeling van de eigen woning. 27 In art. 3.111, lid 4 Wet IB 2001 wordt aangegeven dat de bepaling geldt voor ten hoogste twee jaren. In eerste instantie lijkt het dus vanzelfsprekend dat als de afwikkeling van de huwelijksgoederengemeenschap eerder heeft plaatsgevonden ook de fictie eindigt. Echter heeft de staatssecretaris besloten dat er geen reden is om de fictie op te heffen binnen de tweejaarstermijn, maar dat gedurende de volledige tweejaarstermijn de woning nog als eigen woning kwalificeert. Het is wel vereist dat de woning voor de ex-partner het hoofdverblijf blijft. 28 In paragraaf 4.1.2.1 zal verder worden ingegaan op dit besluit. 23 Art. 2.17, lid 7 Wet IB 2001 24 Kamerstukken II 1998/1999, 26 727, nr. 3, p. 89 25 M.J.G.A.M. Weerepas, commentaar op art. 2.17 Wet IB 2001, par. 3.1 26 I.J.F.A. van Vijfeijken (red.), Inkomstenbelasting en de gevolgen van (echt)scheiding, Fiscale geschriften, nr. 13, 2012, par. 6.3 27 Kamerstukken II 1999/2000, 26 727, nr. 79, p. 7 28 Besluit van 30 november 2001, CPP2001/3035M, onderdeel B.3.6.bb, NTFR 2001/1729 9

Daarnaast vereist het begrip gewezen partner een extra toelichting. Met het begrip gewezen partner wordt ook de duurzaam gescheiden levende echtgenoot bedoeld. 29 De laatste volzin van art. 3.111, lid 4 Wet IB 2001 is toegevoegd om er voor te zorgen dat de hypotheekrente aftrekbaar blijft voor de woningverlater als deze de woning heeft verlaten maar er nog geen verzoek tot echtscheiding of tot scheiding van tafel en bed is ingediend. 30 29 I.J.F.A. van Vijfeijken (red.), Inkomstenbelasting en de gevolgen van (echt)scheiding, Fiscale geschriften, nr. 13, 2012, par. 6.3 30 Kamerstukken II 2010/2011, 32 505, nr. 17, p. 2 10

Hoofdstuk 3 Eigenwoningforfait en hypotheekrenteaftrek In dit hoofdstuk zal allereerst het eigenwoningforfait worden behandeld. Vervolgens zal in paragraaf twee de hypotheekrenteaftrek aan bod komen. Om te kunnen beoordelen bij wie het eigenwoningforfait in aanmerking moet worden genomen en welke echtgenoot de hypotheekrente in aftrek kan nemen, worden hiertoe eerst de hoofdregels besproken. Daarna zal worden ingegaan op de aftrekbare kosten voor en na 1 januari 2013, aangezien op deze datum de Wet herziening fiscale behandeling eigen woning in werking is getreden. Tot slot zal de bijleenregeling worden behandeld. 3.1 Eigenwoningforfait De voordelen uit eigen woning, ook wel het eigenwoningforfait genoemd, zijn opgenomen in art. 3.112 Wet IB 2001. Het eigenwoningforfait wordt berekend aan de hand van een percentage van de waarde van de eigen woning. De waarde van de eigen woning wordt bepaald aan de hand van de Wet waardering onroerende zaken. 31 Volgens van Mourik wordt het eigenwoningforfait ook wel gezien als een afspiegeling van de brutohuurwaarde van de woning verminderd met de aftrekbare kosten. Onder de aftrekbare kosten vallen de afschrijvingskosten, kosten van groot onderhoud en verzekeringspremies. 32 De inkomsten uit eigen woning worden bij de belastingplichtige in aanmerking genomen in de mate dat hij of zij tot de woning gerechtigd is. 33 Echtgenoten die in gemeenschap van goederen zijn gehuwd genieten in principe dus beiden voor de helft de inkomsten uit eigen woning, 34 de woning behoort namelijk tot de huwelijksgoederengemeenschap. Zoals hiervoor reeds aangegeven hebben fiscale partners de keuze om de belastbare inkomsten uit eigen woning vrij toe te rekenen, 35 waardoor ze niet gehouden zijn aan de verdeling bij helfte. Als echtgenoten buiten gemeenschap van goederen zijn gehuwd en de woning is gezamenlijk eigendom geldt hetzelfde beginsel als hierboven beschreven, ze genieten 31 Art. 3.112 Wet IB 2001 32 M.J.J.R. van Mourik, De eigen woning in de Wet IB 2001, Fiscale geschriften, nr. 21, 2005, par. 6.2.1 33 Art. 3.115 Wet IB 2001 34 Kamerstukken II 1999/2000, 26 727, nr. 79, p. 7 35 Art. 2.17, lid 5 Wet IB 2001 11

dan beiden voor de helft de inkomsten uit de eigen woning. Als de woning niet tot het gezamenlijk eigendom behoort komt de hoofdregel van art. 3.115 Wet IB 2001 in beeld. Over de vraag of de gerechtigheid tot de eigen woning een goed criterium is bestaan verschillende meningen. Heithuis is van mening dat bij de bestuursbevoegdheid tot de eigen woning moet worden aangesloten. Gubbels daarentegen vindt dat er moet worden aangesloten bij de eigendomsverhouding. De reden hiervoor is dat er toestemming van beide echtgenoten nodig is bij het vervreemden van de eigen woning. 36 Ook van Mourik sluit aan bij de eigendomsverhouding en betwijfelt of de Hoge Raad zal aansluiten bij de bestuursbevoegdheid in de eigenwoningregeling. 37 Dit kan van belang zijn om te bepalen wie het eigenwoningforfait moet aangeven op het moment dat er sprake is van een niet-ontbonden huwelijksgemeenschap. Deze problematiek komt later nog aan bod in paragraaf 4.1.2.2, sub 3. Een ander belangrijk punt om in aanmerking te nemen is dat het eigenwoningforfait niet groter mag zijn dan de aftrekbare rente op schulden van de eigen woning. Als dit wel het geval is, wordt het eigenwoningforfait verminderd tot de renteaftrek. Deze regeling wordt ook wel de Wet Hillen genoemd 38 en is gecodificeerd in art. 3.123a Wet IB 2001. Het doel van deze regeling is om aflossing van de eigenwoningschuld te stimuleren. 39 3.2 Hypotheekrenteaftrek De belastbare inkomsten uit eigen woning worden berekend door de voordelen uit eigen woning te verminderen met de op die voordelen drukkende aftrekbare kosten. 40 De aftrekbare kosten van de eigen woning zijn opgenomen in art. 3.120 Wet IB 2001 en is het gezamenlijke bedrag van: de renten van schulden, met inbegrip van de kosten van geldleningen, die behoren tot de eigenwoningschuld en de periodieke 36 I.J.F.A. van Vijfeijken (red.), Inkomstenbelasting en de gevolgen van (echt)scheiding, Fiscale geschriften, nr. 13, 2012, par. 6.4 37 M.J.J.R. van Mourik, Gewezen partnerschap en scheidingsfictie van art. 3.111, lid 4 Wet IB 2001, WPNR 2012, 6953, par. 2.4 38 Kamerstukken II 2001/2002, 28 056, nr. A 39 C. Bruijsten (red.), Hypotheekrenteaftrek: verleden, heden en toekomst, WFR 2007/119 40 Art. 3.110 Wet IB 2001 12

betalingen op grond van de rechten van erfpacht, opstal en beklemming, met betrekking tot de eigen woning. De hoofdregel met betrekking tot de aftrekbare kosten is opgenomen in art. 3.121 Wet IB 2001. Voor de belastingplichtigen die samen een eigen woning hebben, maar niet kwalificeren als fiscaal partner, geldt dat aftrekbare kosten met betrekking tot de eigen woning worden bepaald aan de hand van het aandeel in de schulden die zij zijn aangegaan ter verwerving van de woning en door de periodieke betalingen voor zover die op hen drukken. 41 Bij het drukken van kosten kan onderscheid worden gemaakt tussen het drukken in economische en in juridische zin. 42 Van drukken in economische zin is sprake als de kosten ten laste van het vermogen van de belastingplichtige komen. 43 Als de belastingplichtige de kosten verschuldigd is, is er sprake van drukken in de juridische zin. 44 Daarnaast moet de hypotheek aan het oogmerkvereiste en het uitgavenvereiste voldoen. Het oogmerkvereiste houdt in dat belastingplichtige aannemelijk moet kunnen maken dat de hypotheek is afgesloten om het huis te financieren of ter behoeve van het verbeteren of het onderhoud van de woning. Met het uitgavenvereiste wordt bedoeld dat de belastingplichtige met schriftelijke bescheiden moet kunnen bewijzen dat de uitgaven ook daadwerkelijk voor bovenstaande doeleinden zijn gebruikt. 45 De rente is aftrekbaar voor een periode van dertig jaar. 46 Per 1 januari 2013 is hier de eis bij gekomen dat de hypotheekschuld binnen deze termijn ook ten minste annuïtair moet worden afgelost. 47 Indien echtgenoten in gemeenschap van goederen zijn getrouwd behoort de woning tot de huwelijksgoederengemeenschap en zijn beiden voor de helft eigenaar van de 41 Art. 3.121 Wet IB 2001 42 M.J.J.R. van Mourik, De eigen woning in de Wet IB 2001, Fiscale geschriften, nr. 21, 2005, par. 6.3.3. 43 I.J.F.A. van Vijfeijken (red.), Inkomstenbelasting en de gevolgen van (echt)scheiding, Fiscale geschriften, nr. 13, 2012, par. 6.5.3 44 M.J.J.R. van Mourik, De eigen woning in de Wet IB 2001, Fiscale geschriften, nr. 21, 2005, par. 6.3.3. 45 HR 21 september 2007, BNB 2008/90 46 Kamerstukken II 1999/2000, 26 727, nr. 19, p. 33 47 Art. 3.119a, lid 1, onderdeel b Wet IB 2001 13

woning. De schuld gaat beide echtgenoten dan ook voor de helft aan. 48 De rente die wordt betaald over de eigenwoningschuld valt eveneens in de huwelijksgoederengemeenschap, waardoor het niet van belang is wie de rente daadwerkelijk betaalt. De hoofdregel met betrekking tot de aftrekbare kosten in acht genomen kunnen beide echtgenoten dus de helft van de hypotheekrente in aftrek brengen. 49 Echtgenoten hebben op grond van art. 2.17 Wet IB 2001 de keuzevrijheid om de inkomsten uit eigen woning vrij toe te rekenen. Het is niet van belang hoe de echtgenoten hun financiële situatie hebben geregeld. 50 Wanneer er sprake is van een huwelijk onder huwelijkse voorwaarden en de woning valt niet in de gemeenschap, is art. 3.121 Wet IB 2001 van toepassing. In het geval dat echtgenoten duurzaam gescheiden gaan leven, verandert er niets aan de aftrekbaarheid van de hypotheekrente. De duurzaam gescheiden levende echtgenoten kwalificeren op dat moment nog steeds als fiscale partner aangezien er nog geen verzoek tot echtscheiding of scheiding van tafel en bed is ingediend. 51 Ondanks dat de woning niet meer anders dan tijdelijk als hoofdverblijf ter beschikking staat aan de woningverlater, wordt de woning voor een periode van ten hoogste twee jaren toch aangemerkt als eigen woning en blijft het inkomen uit de eigen woning een gemeenschappelijk inkomensbestanddeel. De woningverlater moet dan wel aannemelijk maken dat de woning zijn duurzaam gescheiden levende echtgenoot anders dan tijdelijk als hoofdverblijf ter beschikking staat. 52 Voor de woningverlater blijft de hypotheekrente over zijn aandeel in de woning 53 gedurende ten hoogste twee jaar aftrekbaar. Indien de belastingplichtige een verzoek tot echtscheiding, respectievelijk tot scheiding van bed heeft ingediend blijft de fictie van art. 3.111, lid 4 Wet IB 2001 van toepassing. Ook hier blijft de situatie rondom de aftrekbaarheid van de hypotheekrente ongewijzigd. Na de periode van twee jaar kwalificeert de woning 48 I.J.F.A. van Vijfeijken (red.), Inkomstenbelasting en de gevolgen van (echt)scheiding, Fiscale geschriften, nr. 13, 2012, par. 6.5.2 49 Art. 3.121 Wet IB 2001 50 I.J.F.A. van Vijfeijken (red.), Inkomstenbelasting en de gevolgen van (echt)scheiding, Fiscale geschriften, nr. 13, 2012, par. 6.5.3 51 Art. 5a, lid 4 AWR 52 Art. 3.111, lid 4 Wet IB 2001 53 Art. 3.121 Wet IB 2001 14

voor de woningverlater niet meer als eigen woning en is de hypotheekrente niet langer aftrekbaar in box 1, maar in box 3. 54 In het volgende hoofdstuk zal worden gekeken naar de specifiekere situaties met betrekking tot het in aanmerking nemen van het eigenwoningforfait en de aftrek van de hypotheekrenteaftrek. 3.3 Aftrekbare kosten voor en na 1 januari 2013 De box 1 vrijstelling voor kapitaalverzekeringen eigen woning (KEW), spaarrekeningen eigen woning (SEW) en beleggingsrecht eigen woning (BEW) komen te vervallen met de invoering van de Wet herziening fiscale behandeling eigen woning. Op deze manier kon er worden gespaard voor de aflossing van de eigenwoningschuld. Het voordeel van deze spaarproducten was dat bij het uitkeren hiervan er geen box 1 heffing plaatsvond. Daarnaast werden de KEW, SEW en BEW niet in aanmerking genomen voor de vermogensrendementsheffing van box 3. 55 Deze regeling zorgde ervoor dat het voor de belastingplichtige voordelig was om de eigenwoningschuld niet af te lossen en op hetzelfde niveau te houden. 56 Per 1 januari 2013 is ingevoerd dat de hypotheekschuld binnen de dertigjaarstermijn ten minste annuïtair moet worden afgelost. 57 Hierdoor bestaat er geen reden meer voor spaarproducten waarbij gedurende de dertigjaarstermijn voor de aflossing van de eigenwoningschuld wordt gespaard. Deze wijziging geldt alleen voor leningen die zijn afgesloten op of na 1 januari 2013. 58 3.4 Bijleenregeling De bijleenregeling is ingevoerd op 1 januari 2004 en is opgenomen in art. 3.119aa en 3.119b Wet IB 2001. De regeling houdt in dat bij vervreemding van de eigen woning het vervreemdingssaldo eigen woning wordt toegevoegd aan de eigenwoningreserve. 59 Het vervreemdingssaldo is het bedrag dat meer wordt ontvangen voor de eigen woning dan de omvang van de eigenwoningschuld. Bij het 54 I.J.F.A. van Vijfeijken (red.), Inkomstenbelasting en de gevolgen van (echt)scheiding, Fiscale geschriften, nr. 13, 2012, par. 6.4 55 M.J. J.R. van Mourik (red.), De herziene eigenwoningregeling, Kluwer, 2013 56 Kamerstukken II 2012/2013, 33 405, nr. 3 57 Art. 3.119a, lid 1, onderdeel b Wet IB 2001 58 Kamerstukken II 2012/2013, 33 405, nr. 3 59 Art. 3.119aa Wet IB 2001 15

kopen van een nieuwe woning binnen een periode van drie jaar is het fiscaal voordeliger om de eigenwoningreserve in te zetten, voor de omvang van de eigenwoningreserve kan namelijk geen eigenwoningschuld worden gevormd. 60 De regeling is in het leven geroepen om een gelijke fiscale behandeling te geven aan verhuizers en zittenblijvers bij het verhogen van hun hypotheek. Voordat deze regeling in werking trad bestond er de mogelijkheid om het vervreemdingssaldo aan te wenden voor consumptie en de nieuwe woning volledig te financieren met een hypotheek waarvan de volledige rente kon worden afgetrokken. 61 Het is niet verplicht voor de belastingplichtige om het vrijgekomen eigen vermogen te investeren in de nieuwe woning. Mocht er worden gekozen voor volledige financiering met vreemd vermogen is over het vervreemdingssaldo van de eigen woning geen renteaftrek mogelijk. 62 De belastingplichtige wordt aldus gestimuleerd om de eigen woning met eigen middelen te financieren. 63 60 I.J.F.A. van Vijfeijken (red.), Inkomstenbelasting en de gevolgen van (echt)scheiding, Fiscale geschriften, nr. 13, 2012, par. 6.6 61 Kamerstukken II 2003/2004, 29 210, nr. 3, p. 19 62 M.J.J.R. van Mourik, De bijleenregeling, WFR 2004/1463 63 M.J.J.R. van Mourik, Eigen geld of vreemd geld, that s the question, WFR 2008/1147 16

Hoofdstuk 4 Toerekening eigenwoningforfait en aftrekbaarheid hypotheekrente In voorgaand hoofdstuk zijn de hoofdregels met betrekking tot het toerekenen van het eigenwoningforfait en de aftrek van de hypotheekrente besproken. In dit hoofdstuk zullen deze hoofdregels worden toegepast op verschillende situaties in geval van (echt)scheiding. Enerzijds zal worden gekeken naar het huwelijk in gemeenschap van goederen en anderzijds naar de situatie indien echtgenoten buiten gemeenschap van goederen zijn getrouwd. Daarnaast zal de situatie waarin de woning ter verkoop wordt aangeboden worden besproken. 4.1 Getrouwd in gemeenschap van goederen 4.1.1 Het moment van duurzaam gescheiden gaan leven Op het moment dat echtgenoten duurzaam gescheiden gaan leven, blijven ze fiscaal partner voor de Wet IB 2001. Of er sprake is van duurzaam gescheiden leven zal worden beoordeeld aan de hand van de feitelijke omstandigheden. 64 Volgens de jurisprudentie worden echtgenoten geacht duurzaam gescheiden te leven als de situatie zich voordoet dat ze beiden hun eigen leven leiden, als ware ze niet met elkaar gehuwd. 65 Als het niet aan de hand van de feitelijke omstandigheden kan worden beoordeeld, zal moeten worden aangesloten bij het standpunt van de echtgenoten. 66 Er is dus sprake van duurzaam gescheiden leven op het moment dat een van de echtgenoten aangeeft het huwelijk te willen beëindigen. 67 Indien echtgenoten duurzaam gescheiden gaan leven kwalificeert de woning voor de woningverlater niet meer als eigen woning op grond van art. 3.111, lid 1 Wet IB 2001, de woning staat de woningverlater namelijk niet meer anders dan tijdelijk als hoofdverblijf ter beschikking. 68 De woning kwalificeert echter gedurende een periode van ten hoogste twee jaren nog wel als eigen woning op grond van art. 3.111, lid 4 Wet IB 2001, indien de belastingplichtige aannemelijk kan maken dat de woning zijn gewezen partner 69 anders dan tijdelijk als hoofdverblijf ter beschikking staat. Voor 64 I.J.F.A. van Vijfeijken (red.), Inkomstenbelasting en de gevolgen van (echt)scheiding, Fiscale geschriften, nr. 13, 2012, par. 6.8 65 HR 28 maart 1951, B 8968 66 HR 11 juni 2010, BNB 2011/79 67 CRvB 24 april 2012, JWWB 2012/92 68 Art. 3.111, lid 1 Wet IB 2001 69 Onder de gewezen partner wordt mede verstaan de duurzaam gescheiden levende echtgenoot. 17

degene die in de woning blijft wonen, blijft de woning hoofdverblijf en dus zal de woning als eigen woning kwalificeren op grond van art. 3.111, lid 1 Wet IB 2001. Het maakt in deze situatie niet uit wie de rente betaalt, aangezien deze wordt betaald uit de huwelijksgoederengemeenschap. De echtgenoten behouden de keuzevrijheid omtrent de vrije toerekening van de inkomsten uit eigen woning. 70 Na afloop van de tweejaarstermijn gaat het aandeel in de woning voor de woningverlater tot de rendementsgrondslag van box 3 behoren. De woning kwalificeert voor de woningverlater op dat moment namelijk niet meer als eigen woning. Er is sprake van een fictieve vervreemding waardoor de bijleenregeling van toepassing is. Er wordt uitgegaan van de waarde in het economische verkeer van de woning op het moment van de fictieve vervreemding om de waarde van het vervreemdingssaldo te bepalen. 71 Wanneer de achterblijver eveneens binnen de tweejaarstermijn de woning verlaat is de regeling van art. 3.111, lid 4 Wet IB 2001 niet meer van toepassing, de woning kwalificeert dan namelijk voor de gewezen partner ook niet meer anders dan tijdelijk als hoofdverblijf. Indien de woning bestemd is voor verkoop, komt de verkoopfictie van art. 3.111, lid 2 Wet IB 2001 in beeld. Deze regeling houdt in dat gedurende het jaar dat de woning wordt verlaten en de daaropvolgende twee jaar (in verband met de economische crisis is dit tijdelijk verruimd tot drie jaar) de woning nog wordt gekwalificeerd als eigen woning en de hypotheekrente aftrekbaar blijft in box 1. 72 Voor deze woning hoeft geen eigenwoningforfait te worden aangegeven aangezien beide belastingplichtigen niet meer in de woning wonen. 73 De termijn van de verkoopfictie begint te lopen op het moment dat de woning wordt verlaten, niet pas bij het einde van de scheidingsfictie. Voor de ene partner is dit dus het moment van duurzaam gescheiden leven en voor de achterblijver is de verkoopfictie van toepassing op het moment dat deze de woning verlaat. 74 70 Art. 2.17, lid 5 Wet IB 2001 71 I.J.F.A. van Vijfeijken (red.), Inkomstenbelasting en de gevolgen van (echt)scheiding, Fiscale geschriften, nr. 13, 2012, par. 6.9.5 72 M.J.J.R. van Mourik, Gewezen partnerschap en scheidingsfictie van art. 3.111, lid 4 Wet IB 2001, WPNR 2012, 6953, par. 2.3 73 http://www.eigenhuis.nl/downloads/hypotheek-financieel/verhuisregeling.pdf 74 M.J.J.R. van Mourik, Gewezen partnerschap en scheidingsfictie van art. 3.111, lid 4 Wet IB 2001, WPNR 2012, 6953, par. 2.4.6 18

4.1.2 De periode van onverdeeldheid na indiening echtscheidingsverzoek In deze subparagraaf worden de fiscale gevolgen van de periode van onverdeeldheid na indiening van het echtscheidingsverzoek besproken. Allereerst zullen de gevolgen voor de toerekening van het eigenwoningforfait worden behandeld om vervolgens aan de hand van drie verschillende situaties de aftrekbaarheid van de hypotheekrente te bespreken. Ontbinding van de huwelijksgoederengemeenschap zal plaatsvinden op het moment dat het echtscheidingsverzoek wordt ingediend. De echtgenoten hebben een gelijk aandeel in de ontbonden gemeenschap. 75 De voordelen uit de eigen woning kunnen bij ieder voor de helft in aanmerking worden genomen, de echtgenoten zijn namelijk beiden voor de helft gerechtigd tot de woning. 76 De woningverlater verstrekt zijn deel van de woning aan de achterblijver. Dit kan worden gekwalificeerd als alimentatie, indien er sprake is van een uit het familierecht voortvloeiende verplichting. De woningverlater kan zijn deel van het eigenwoningforfait in dat geval aftrekken als persoonsgebonden aftrek. 77 Per saldo zal er dus geen bijtelling van het eigenwoningforfait plaatsvinden. 78 De echtgenoot die in de woning blijft wonen wordt geacht de helft van het eigenwoningforfait aan te geven als periodieke uitkering en geeft derhalve in totaal het volledige eigenwoningforfait aan. Als degene die in de woning blijft wonen een vergoeding moet betalen aan de woningverlater voor het gebruik van de woning is er geen sprake van alimentatie. 79 In onderstaande sub paragrafen worden verschillende situaties behandeld met betrekking tot de aftrek van de hypotheekrente. De fiscale gevolgen worden besproken in het geval dat beide echtgenoten de helft van de hypotheekrente betalen, de achterblijver de hypotheekrente betaalt of de woningverlater de hypotheekrente voor zijn rekening neemt.! 75 Art. 1:100, lid 1 BW 76 Art. 3.115 Wet IB 2001 77 Art. 3.101 Wet IB 2001 jo. art. 6.3 Wet IB 2001 78 A. Roelvink-Verhoeff, Aftrek van hypotheekrente in box 1, of de eigenwoningregeling in de overgangsperiode van twee jaar, EB Tijdschrift voor scheidingsrecht, 2009/76 79 I.J.F.A. van Vijfeijken (red.), Inkomstenbelasting en de gevolgen van (echt)scheiding, Fiscale geschriften, nr. 13, 2012, par. 6.9.2 19

4.1.2.1 Beide echtgenoten betalen 50% van de hypotheekrente Voor de achterblijver kwalificeert de woning als eigen woning op grond van art. 3.111, lid 1 Wet IB 2001. Ook voor de woningverlater kwalificeert de woning nog twee jaar als eigen woning. 80 De schuld gaat beide echtgenoten nog altijd in gelijke mate aan 81 en ook de rente drukt op beide echtgenoten voor de helft. 82 Hierdoor kan ieder 50% van de hypotheekrente in aftrek kan brengen. Wanneer de woning na de afwikkeling van de huwelijksgoederengemeenschap gemeenschappelijk eigendom blijft, blijft de woning voor de echtgenoot die in de woning blijft wonen een eigen woning. 83 Deze belastingplichtige blijft zijn hypotheekrenteaftrek in box 1 dus behouden. Voor de woningverlater gaat het aandeel in de woning na de tweejaarstermijn, de woning kwalificeert dan niet meer als eigen woning, tot de rendementsgrondslag van box 3 behoren. Er is sprake van een fictieve vervreemding waardoor de bijleenregeling van toepassing is. Er wordt uitgegaan van de waarde in het economische verkeer van de woning op het moment van de fictieve vervreemding om de waarde van het vervreemdingssaldo te bepalen. 84 In deze situatie kan het van belang zijn of de afwikkeling van de huwelijksgoederengemeenschap heeft plaatsgebonden binnen de tweejaarstermijn of dat de huwelijksgoederengemeenschap buiten de tweejaarstermijn is afgewikkeld. De staatssecretaris heeft besloten dat als de afwikkeling binnen de tweejaarstermijn plaatsvindt, de fictie van art. 3.111, lid 4 Wet IB 2001 niet wordt opgeheven maar dat gedurende de volledige tweejaarstermijn de woning nog als eigen woning kwalificeert. 85 Er rijst dan de vraag of dit ook geldt voor de bijleenregeling. Deze vraag kan van belang zijn om de hoogte van de eigenwoningreserve te bepalen omdat de eigen woning op verschillende tijdstippen een andere waarde kan hebben. Het kan namelijk zo zijn dat de woning op het moment van de afwikkeling van de huwelijksgoederengemeenschap een hogere waarde heeft dan op het moment waarop 80 Art. 3.111, lid 4 Wet IB 2001 81 I.J.F.A. van Vijfeijken (red.), Inkomstenbelasting en de gevolgen van (echt)scheiding, Fiscale geschriften, nr. 13, 2012, par. 6.9.3 82 Art. 3.121 Wet IB 2001 83 Art. 3.111, lid 1 Wet IB 2001 84 I.J.F.A. van Vijfeijken (red.), Inkomstenbelasting en de gevolgen van (echt)scheiding, Fiscale geschriften, nr. 13, 2012, par. 6.9.5 85 Besluit van 30 november 2001, CPP2001/3035M, onderdeel B.3.6.bb, NTFR 2001/1729 20

de tweejaarstermijn verloopt, bijvoorbeeld vanwege de dalende huizenprijzen tijdens de economische crisis. Hoogeveen is van mening dat het standpunt van de staatssecretaris niet overeenkomt met de bedoeling van de bijleenregeling. De staatssecretaris voorzag alleen in de situatie met betrekking tot de eigenwoningrente. Op het moment dat het besluit werd genomen bestond de bijleenregeling ook nog niet. 86 4.1.2.2 De achterblijver betaalt de hypotheekrente Indien een van de echtgenoten de hypotheekrente voor zijn rekening neemt, zijn onderlinge afspraken van groot belang om te kunnen bepalen bij wie de rente aftrekbaar is. Echtgenoten doen er dan ook goed aan om deze afspraken schriftelijk vast te leggen, zodat voorkomen wordt dat een deel van de rente bij beiden niet in aftrek kan worden genomen. 87 Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de volgende situaties: 1. Over de betaling van de hypotheekrente zijn geen afspraken gemaakt. 2. De woningverlater hoeft de hypotheekrente niet terug te betalen. 3. De achterblijver verkrijgt de woning bij de verdeling van de huwelijksgemeenschap. 1. Over de betaling van de hypotheekrente zijn geen afspraken gemaakt De achterblijver betaalt in deze situatie de volledige hypotheekrente en over de betaling van de hypotheekrente zijn geen afspraken gemaakt. Ondanks dat de achterblijver de volledige hypotheekrente voor zijn rekening neemt, is de hypotheekrente niet volledig aftrekbaar bij de achterblijver. 88 De rente drukt op beide echtgenoten namelijk voor de helft. De achterblijver krijgt een regresvordering op de woningverlater ter grootte van de helft van de hypotheekrente. 89 Aangezien de woningverlater geen rente betaalt, wordt niet aan het drukkencriterium voldaan en is ook bij deze belastingplichtige de rente niet 86 I.J.F.A. van Vijfeijken (red.), Inkomstenbelasting en de gevolgen van (echt)scheiding, Fiscale geschriften, nr. 13, 2012, par. 6.10.2 87 N.C.G. Gubbels, Eigen woning en echtscheiding: bij wie is de rente aftrekbaar? Fiscaal Praktijkblad, nr. 5, 2013, 8-12 88 Rechtbank Breda 22 februari 2007, V-N 2007/35.14 en Hof Amsterdam 7 juli 2011, LJN BR4677, NTFR 2011/2033 89 N.C.G. Gubbels, Eigen woning en echtscheiding: bij wie is de rente aftrekbaar? Fiscaal Praktijkblad, nr. 5, 2013, 8-12 21

aftrekbaar. De woningverlater kan de hypotheekrente in aftrek brengen als de regresvordering wordt voldaan, wordt verrekend, ter beschikking wordt gesteld of rentedragend wordt. 90 Indien de woningverlater de regresvordering niet voldoet gaat de helft van de hypotheekrenteaftrek verloren. Ook als de achterblijver geen gebruik maakt van zijn verhaalsrecht verandert de situatie niet. 91 Volgens van Mourik kan dit niet de bedoeling van de wetgever zijn geweest, een scheiding mag namelijk niet direct een lastenverzwaring met zich meebrengen. 92 Maatschappelijke ongewenste effecten, zoals de gedwongen verkoop van de eigen woning, zijn namelijk niet gewenst. 93 Hij is daarom van mening dat altijd een van beiden de rente moet kunnen aftrekken. 2. De woningverlater hoeft de hypotheekrente niet terug te betalen In deze situatie hebben de echtgenoten afgesproken dat de woningverlater de hypotheekrente niet terug hoeft te betalen. Er moet worden bekeken op grond van welke titel de betaling plaatsvindt. Van alimentatie zal hier geen sprake zijn aangezien de achterblijver het woongenot geniet, de teveel betaalde rente kan worden gezien als een gebruiksvergoeding van de woning. 94 Ook zou hier sprake kunnen zijn van een schenking. De hypotheekrente blijft dan aftrekbaar naar rato van de schuldverhouding. 95 3. De achterblijver verkrijgt de woning bij de verdeling van de huwelijksgemeenschap Indien de echtgenoten voor de ontbinding van de huwelijksgemeenschap hebben afgesproken dat de achterblijver de woning krijgt toegedeeld, heeft deze belastingplichtige vanaf de ontbinding het volledige economische eigendom van de woning gekregen. Het gevolg hiervan is dat deze belastingplichtige, in deze situatie de achterblijver, vanaf dat moment zowel de kosten en lasten van de 90 Art. 3.147 Wet IB 2001 91 Hof Amsterdam 7 juli 2011, LJN BR 4677, NFTF 2011/2033 92 M.J.J.R. van Mourik, Belastbare inkomsten uit eigen woning bij scheiding en eigenwoning gerelateerde alimentatie, WPNR 2012, 6953, par. 4.3.3.4 93 Kamerstukken II 1999/2000, 26 727, nr. 79 94 N.C.G. Gubbels, Eigen woning en echtscheiding: bij wie is de rente aftrekbaar? Fiscaal Praktijkblad, nr. 5, 2013, 8-12 95 N.C.G. Gubbels, Eigen woning en echtscheiding: bij wie is de rente aftrekbaar? Fiscaal Praktijkblad, nr. 5, 2013, 8-12 22

woning draagt als de voordelen uit de woning geniet. 96 hypotheekrente is dan ook aftrekbaar bij de achterblijver. De volledige In Hof Amsterdam 29 maart 2012 kwam een vergelijkbare situatie aan de orde. Man en vrouw zijn gehuwd in gemeenschap van goederen en zijn gemeenschappelijk eigenaar van de woning. Vanaf het moment van duurzaam gescheiden leven is de vrouw uitsluitend gerechtigd tot het gebruik van de woning. Vanaf dit moment heeft deze belastingplichtige dan ook de kosten en lasten van de woning gedragen en de voordelen uit de woning genoten. De volledig door haar betaalde hypotheekrente wordt dan ook door haar in aftrek genomen. De inspecteur is het hier niet mee eens, en in Rechtbank Haarlem 10 januari 2010 wordt geoordeeld dat de vrouw maar de helft van de hypotheekrente in aftrek mag nemen, de vrouw is namelijk voor de helft eigenaar van de woning. Ook kan het meerdere van de hypotheekrente niet in aanmerking worden genomen als alimentatie, het voorziet namelijk niet in het onderhoud van haar ex-partner. De belanghebbende gaat in hoger beroep en daar wordt een andere uitspraak gedaan. In de akte van levering is uitgegaan van de waarde van de woning op het moment dat de man de woning heeft verlaten. Op dat moment is de economische eigendom van de woning overgegaan naar de vrouw en zijn alle kosten en lasten voor rekening van de vrouw gekomen. De volledige hypotheekrente is dan ook bij deze belastingplichtige aftrekbaar. Dat de levering van de woning pas later plaatsvond, namelijk bij de afwikkeling van de huwelijksgoederengemeenschap, doet hier niet aan af. 97 4.1.2.3 De woningverlater betaalt de hypotheekrente Ook hier zijn onderlinge afspraken van groot belang om te kunnen bepalen bij wie de hypotheekrente aftrekbaar is. De drie situaties zoals beschreven in paragraaf 4.1.2.2 worden hier eveneens besproken. 96 M.J.J.R. van Mourik, Belastbare inkomsten uit eigen woning bij scheiding en eigenwoning gerelateerde alimentatie, WPNR 2012, 6953, par. 5.2 97 Hof Amsterdam 29 maart 2012, LJN BW0614, VN 2012/32.14 23

1. Over de betaling van de hypotheekrente zijn geen afspraken gemaakt Zie paragraaf 4.1.2.2, sub 1, de woningverlater heeft een vordering op de achterblijver. In deze situatie zou de teveel betaalde rente ook als alimentatie gekwalificeerd kunnen worden, aangezien er sprake kan zijn van een onderhoudsverplichting. 98 De teveel betaalde rente zou de woningverlater kunnen aftrekken als kosten van onderhoudsverplichting. Bij de achterblijver wordt dit bedrag belast als periodieke uitkering. 99 De woningverlater kan dus de totale hypotheekrente in aftrek nemen, de helft als hypotheekrenteaftrek en de andere helft als persoonsgebonden aftrek. Niet in alle gevallen wordt de teveel betaalde rente als alimentatie gekwalificeerd. In Hof Amsterdam 7 juli 2011 weigerde de achterblijver de hypotheekrente te betalen waardoor de woningverlater alle hypotheekrente op zich nam. In het echtscheidingsvonnis was echter bepaald dat de achterblijver alle kosten en lasten van de woning voor zijn rekening moest nemen en er geen sprake was van een alimentatieverplichting. De woningverlater krijgt in dit geval een vordering op de achterblijver en kan de teveel betaalde rente niet direct in aftrek nemen. 100 De achterblijver kan de hypotheekrente in aftrek nemen als de regresvordering wordt voldaan, wordt verrekend, ter beschikking wordt gesteld of rentedragend wordt. 101 2. De achterblijver hoeft de hypotheekrente niet terug te betalen Er moet worden bekeken op grond van welke titel de betaling plaatsvindt. De achterblijver heeft het gehele woongenot, de teveel betaalde rente door de woningverlater zal in veel gevallen dan ook als alimentatie kwalificeren. De gevolgen zijn hetzelfde als hierboven beschreven (paragraaf 4.1.2.3, sub 1). Indien er sprake is van een schenking, blijft de hypotheekrente aftrekbaar naar rato van de schuldverhouding. 102 98 I.J.F.A. van Vijfeijken (red.), Inkomstenbelasting en de gevolgen van (echt)scheiding, Fiscale geschriften, nr. 13, 2012, par. 6.9.3 99 Art. 3.101 Wet IB 2001 jo. art. 6.3 Wet IB 2001 100 Hof Amsterdam 7 juli 2011, LJN BR4677, NTFR 2011/2033 101 Art. 3.147 Wet IB 2001 102 N.C.G. Gubbels, Eigen woning en echtscheiding: bij wie is de rente aftrekbaar? Fiscaal Praktijkblad, nr. 5, 2013, 8-12 24

3. De achterblijver verkrijgt de woning bij de verdeling van de huwelijksgemeenschap In deze situatie zal de teveel betaalde rente worden gekwalificeerd als alimentatiebetaling of zal de woningverlater een regresvordering krijgen op de achterblijver. Hoe dit uitwerkt staat beschreven in bovenstaande paragrafen. 4.2 Getrouwd buiten gemeenschap van goederen In deze paragraaf zal worden gekeken naar de situatie na (echt)scheiding indien echtgenoten waren getrouwd buiten gemeenschap van goederen en de woning niet in de gemeenschap valt. Ook hier zullen eerst de gevolgen voor de toerekening van het eigenwoningforfait worden behandeld om vervolgens de hypotheekrenteaftrek te bespreken. De eigenaar van de woning is volledig gerechtigd tot de woning en dient dus het gehele eigenwoningforfait aan te geven. 103 Indien de woning wordt verlaten door de eigenaar stelt deze belastingplichtige de woning beschikbaar aan de niet-eigenaar. In deze situatie kan, indien er sprake is van een onderhoudsverplichting, het eigenwoningforfait bij de eigenaar worden afgetrokken als persoonsgebonden aftrek en dient dit bij de niet-eigenaar aangegeven te worden als periodieke verstrekking. 104 Indien degene die in de woning blijft wonen een vergoeding moet betalen aan de eigenaar is hier geen sprake van. In onderstaande sub paragrafen worden verschillende situaties behandeld met betrekking tot de aftrek van de hypotheekrente. De fiscale gevolgen worden besproken in het geval dat 1) de eigenaar van de woning de volledige hypotheekrente voor zijn rekening neemt en in de woning blijft wonen, 2) de situatie waarin de eigenaar van de woning de volledige hypotheekrente voor zijn rekening neemt en de woning verlaat en 3) de situatie waarin de eigenaar van de woning in de woning blijft wonen en de woningverlater de hypotheekrente betaalt. 103 Art. 3.115 Wet IB 2001 104 Art. 3.101 Wet IB 2001 jo. art. 6.3 Wet IB 2001 25

4.2.1 De eigenaar van de woning betaalt de hypotheekrente en blijft in de woning wonen Voor de eigenaar van de woning kwalificeert de woning als eigen woning op grond van art. 3.111, lid 1 Wet IB 2001. Ook voor de niet-eigenaar (de woningverlater) kwalificeert de woning binnen de tweejaarstermijn als eigen woning. 105 Indien de eigenaar van de woning het gehele aandeel in de schuld die is aangegaan ter verwerving van de woning heeft en de periodieke betalingen op deze belastingplichtige drukken, is de hypotheekrente volledig bij de eigenaar aftrekbaar. 106 De belastingplichtige tot wiens vermogen geen schuld behoort, heeft geen recht op renteaftrek. 107 Het is echter ook mogelijk dat een deel van de eigenwoningschuld tot het vermogen van de niet-eigenaar behoort. In deze situatie moet er worden gekeken op grond van welke titel de betaling plaatsvindt. Vaak zal de eigenaar van de woning een regresvordering krijgen op de niet-eigenaar. De hypotheekrente kan in aftrek worden gebracht als de regresvordering wordt voldaan, wordt verrekend, ter beschikking wordt gesteld of rentedragend wordt. 108 Indien de niet-eigenaar de regresvordering niet voldoet gaat dit deel van de hypotheekrenteaftrek verloren. 4.2.2 De eigenaar van de woning betaalt de hypotheekrente en verlaat de woning De eigenaar verlaat de woning en dus kwalificeert de woning binnen de tweejaarstermijn als eigen woning op grond van art. 3.111, lid 4 Wet IB 2001 aangezien de niet-eigenaar zijn gewezen partner is en in de woning blijft wonen. Voor de eigenaar van de woning bestaat, indien deze belastingplichtige de schuld is aangegaan ter financiering van de eigen woning, de mogelijkheid om de hypotheekrente volledig in aftrek te nemen. 109 Ook in deze situatie is het mogelijk dat een deel van de eigenwoningschuld tot het vermogen van de niet-eigenaar behoort en moet ook hier worden bekeken op grond 105 Art. 3.111, lid 4 Wet IB 2001 106 Art. 3.121 Wet IB 2001 107 I.J.F.A. van Vijfeijken (red.), Inkomstenbelasting en de gevolgen van (echt)scheiding, Fiscale geschriften, nr. 13, 2012, par. 6.5.2 108 Art. 3.147 Wet IB 2001 109 Art. 3.121 Wet IB 2001 26