VERORDENING FLORA- EN FAUNAWET ZUID-HOLLAND Provinciale Staten van Zuid-Holland; Gelezen de voordracht van Gedeputeerde Staten van «pm», nummer «pm»; Gelet op artikel 65, vierde lid, van de Flora- en faunawet en de artikelen 145 en 147 van de Provinciewet; BESLUITEN: Vast te stellen de "Verordening Flora- en faunawet Zuid-Holland". Artikel 1 In deze verordening wordt verstaan onder: a. wet: Flora- en faunawet; b. Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland. Artikel 2 In afwijking van artikel 10 van de wet is het de grondgebruiker toegestaan om de bij dit artikel behorende bijlage aangewezen beschermde inheemse diersoorten opzettelijk te verontrusten op de door hem gebruikte gronden of in of aan door hem gebruikte opstallen ter voorkoming van in het huidige of komende jaar dreigende belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, bedrijfsmatige visserij en wateren of schade aan fauna, binnen de grenzen van het werkgebied van de wildbeheereenheid waarin die gronden of opstallen zijn gelegen. Artikel 3 1. Artikel 2 van deze verordening is niet van toepassing voor de volgende gebieden: a. gebieden die op grond van het Natuurbeheerplan Provincie Zuid-Holland zijn vastgelegd als ganzen foerageergebieden voor overwinterende grauwe ganzen, kolganzen en smienten voor de periode van 1 oktober tot en met 1 apnl; b. gebieden die zijn beschermd op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 voor de periode van 1 november tot 1 maart vanwege overwinterende ganzen: Biesbosch, Boezems Kinderdijk, Broekvelden-Vettenbroek, Donkse Laagten, Grevelingen, Haringvliet, Hollands Diep, Kwade Hoek, Nieuwkoopse Plassen, Oudeland van Strijen, Krammer-Volkerak, De Wilck en Zouweboezem. 2. Opzettelijk verontrusten in ganzen foerageergebieden als genoemd in het eerste lid is toegestaan met dien verstande dat tot 12.00 uur opzettelijk verontrusten niet is toegestaan en na 12.00 uur opzettelijk verontrusten is toegestaan zolang een afstand van tenminste 500 meter tot de foeragerende ganzen in acht wordt genomen. Artikel 4 Gedeputeerde Staten zijn bevoegd, gehoord het Faunafonds, de bij de verordening behorende bijlage te wijzigen. Artikel 5 Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal blad waarin deze verordening wordt geplaatst. Artikel 6 Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Flora- en faunawet Zuid-Holland.
Toelichting op de Verordening Flora en faunawet Zuid-Holland 1. Wat is de Verordening precies Provinciale Staten stellen de Verordening Flora- en faunawet Zuid-Holland op voor het opzettelijk verontrusten van diersoorten in heel Zuid-Holland, met uitzondering van enkele gebieden. De verordening regelt dat grondgebruikers (bijvoorbeeld agrariërs) onder bepaalde voorwaarden de zestien diersoorten zoals opgenomen in de bijlage opzettelijk mogen verontrusten. Het plaatsen van bijvoorbeeld linten om vogels te verjagen heeft niet in alle gevallen een bevredigende oplossing. Verontrusten is dan de eerstvolgende stap om diersoorten te verjagen. De diersoorten worden niet gedood. Hierdoor wordt geen afbreuk gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort. Door het verontrusten kan belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, bedrijfsmatige visserij en wateren worden voorkomen. Het ligt in de lijn dat benodigde schade-uitkeringen door de provincie lager zijn als schade voorkomen wordt. De bevoegdheid van Provinciale Staten voor het opstellen van een verordening vloeit voort uit de bepalingen in artikel 65 eerste en vierde lid van de Flora- en faunawet. Bij verontrusten gaat het enkel om levende dieren. Het doden van levende dieren valt hier niet onder en is dan ook niet toegestaan met de Verordening Flora- en faunawet Zuid-Holland. Ook het vernielen van nesten en dergelijke valt niet onder de term verontrusten. 2. Waarom is de verordening nodig? De vorige verordening (Verordening vrijstellingen Flora- en faunawet Zuid-Holland 2006) is medio 2010 veriopen. In de periode tussen 2010 en nu is de mogelijkheid tot verjaging van diersoorten in diverse ontheffingen opgenomen. Echter schade aan gewassen door de betreffende diersoorten treedt nog steeds op waardoor een (nieuwe) verordening nog steeds gewenst en nodig is. Een verordening heeft een ruimere werking dan ontheffingen omdat Guist) grondgebruikers (bijvoorbeeld agrariërs) hiervan gebruik kunnen maken. Alleen jachtaktehouders Qagers) kunnen gebruikt maken van een ontheffing. Uitvoering van deze verordening doet geen afbreuk aan de gunstige staat van instandhouding van de betreffende diersoorten zoals genoemd in de bijlage. Dit omdat de dieren slechts, op een diervriendelijke wijze, worden verontrust en niet gedood. 3. Uitvoering verordening - Schadesoorten Op de landelijke lijst van het Besluit beheer en schadebestrijding dieren staan negentien soorten. Er zijn in deze verordening zestien soorten aangewezen die in de provincie Zuid-Holland vaak belangrijke schade aanrichten aan gewassen. De kleine rietgans, huismus en ringmus zijn niet aangewezen omdat deze soorten in beperkte mate in Zuid-Holland schade aanrichten.
- Handelingen Bij de keuze voor deze verordening is het leidend beginsel toegepast, "dat er geen andere bevredigende oplossing bestaat" en dat "geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort". Dit conform de opdracht van de wetgever in artikel 65, lid 5 van de Flora- en faunawet. In deze verordening is alleen gekozen voor de maatregel verontrusten. Voor alle andere verboden (bijvoorbeeld doden of verwonden) zoals opgenomen in de artikelen 9 tot en met 12 van de Flora- en faunawet wordt de voorkeur gegeven aan ontheffingveriening omdat: - ontheffingveriening geschiedt op basis van een goedgekeurd faunabeheerplan; - per situatie de afweging gemaakt kan worden of het doden van dieren onvermijdelijk is; - de afweging toetsbaar en inzichtelijk is; - er specifieke voorwaarden gesteld kunnen worden; - ontheffingsbesluiten worden gepubliceerd en open staat voor bezwaar en beroep. Alleen voor verontrusten is gekozen in deze verordening. Verontrusten is minder ingrijpend dan de andere dan in de artikelen 9 tot en met 12 van de Flora- en faunawet genoemde handelingen. Daarnaast, omdat uit het oogpunt van dierenwelzijn verontrusten de voorkeur verdient boven afschot. - Specifieke voorwaarden voor bepaalde gebieden Voor een aantal gebieden is geen vrijstelling verleend voor het opzettelijk verontrusten van diersoorten, dit door bescherming op grond van andere wet- of regelgeving of anderszins. De gebieden betreffen ganzenfoerageergebieden en Natuurbeschermingswet-gebieden en zijn opgenomen in artikel 3. Ter voorkoming van eventuele belangrijke schade in deze gebieden staat de mogelijkheid van ontheffingveriening ex artikel 68 van de Flora- en faunawet open. Gebruik verordening in ganzen foerageergebieden Verstoring van diersoorten in ganzenfoerageergebieden is mogelijk, mits de verstoring de functie van het ganzenfoerageergebied niet belemmert. Om ganzen de gelegenheid te geven om vanuit hun slaapplaatsen, zonder verstoring te laten zoeken naar plaatsen om te foerageren is artikel 3, lid 2 opgenomen. Hierin is opgenomen dat het opzettelijk verontrusten van diersoorten zoals opgenomen in de bijlage, in ganzenfoerageergebieden niet is toegestaan voor 12.00 uur. Verstoring van foeragerende ganzen in ganzenfoerageergebieden wordt voorkomen, indien een afstand in acht wordt genomen van tenminste 500 meter tot de foeragerende ganzen. Gebruik verordening in Natuurbeschermingswet-gebieden ln het algemeen geldt dat handelingen/activiteiten met significant verstorend effect niet zijn toegestaan in gebieden waar de Natuurbeschermingswet 1998 geldt. Handelingen/activiteiten die (potentieel) strijdig zijn met de instandhoudingsdoelen zijn wel toegestaan met een geldige ontheffing die is afgegeven in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998. Hierbij dient de initiatiefnemer de handelingen/activiteiten te toetsen (natuurtoets) en het bevoegd gezag dient deze toets te beoordelen. Aanpassing verordening De aanwijzing van de soorten door (thans) het ministerie van Economische Zaken in het Besluit beheer schadebestrijding dieren geldt voor een periode van twee jaar.
Daarom is gekozen om de diersoorten waarvoor de Verordening Flora- en faunawet Zuid-Holland geldt op te nemen in een bijlage. Hierdoor kunnen Gedeputeerde Staten de diersoorten snel aanpassen. Procedure Het Faunafonds is in de gelegenheid gesteld een zienswijze op het ontwerp van deze verordening te geven. Dit is overeenkomstig de bepalingen in artikel 65 lid 9 van de Flora- en faunawet. Daarnaast zijn Vogelbescherming Nederiand, Stichting de Faunabescherming en de Faunabeheereenheid in de gelegenheid gesteld een reactie te geven.
Nota van reactie behorende bij de Verordening Flora- en Faunawet Zuid-Holland Advies 1 van het Faunafonds In artikel 3 van de conceptverordening is bepaald dat de vrijstelling in zijn geheel (voor alle soorten in de bijlage) niet van toepassing is in genoemde gebieden. Als er in ganzenfoerageergebieden geen ganzen aanwezig zijn, kunnen de overige soorten worden verontrust. Dit ter voorkoming en beperking van schade aan landbouwgewassen. In de Uitvoering van het Beleidskader Faunabeheer in verband met overwinterende ganzen en smienten vanaf oktober 2004 (Geactualiseerde versie) is aangegeven wat wel en wat niet mag in foerageergebieden. Hierbij is verstoring mogelijk mits voldaan wordt aan de in het Beleidskader genoemde voorwaarden. Naar analogie van het hiervoor genoemde Beleidskader is de verordening hierop aangepast. Artikel 4 is toegevoegd aan de verordening: Artikel 4 Opzettelijk verontrusten in ganzen foerageergebieden (genoemd in artikel 3, onder a) mag plaatsvinden onder de volgende voorwaarden: - Tot 12.00 uur is opzettelijk verontrusten niet toegestaan; - Na 12.00 uur is opzettelijk verontrusten toegestaan zolang een afstand van tenminste 500 meter tot de foeragerende ganzen in acht wordt genomen. Hiermee wordt verstoring voorkomen. Advies 2 van het Faunafonds In de verordening staat in artikel 5 dat deze geldt voor een periode van 4 jaar. Het bestuur van het Faunafonds geeft ter overweging om voor de genoemde ganzensoorten de verordening gelijk te laten lopen met de looptijd van de ganzenfoerageergebieden te weten tot en met maart 2014. De horizonbepaling van 4 jaar zoals die was opgenomen in de oude verordening is niet meer opgenomen. Hoewel de verordening voor onbepaalde tijd is vastgesteld, dient deze iedere vier jaar geëvalueerd te worden. Indien omstandigheden daartoe nopen staat de mogelijkheid open om tussentijds het vrijstellingsbeleid in heroverweging te nemen. De aanwijzing van de soorten door (thans) het ministerie van Economische Zaken in het Besluit beheer en schadebestrijding dieren geldt voor een periode van twee jaar. Om na twee jaar, maar desgewenst ook eerder het vrijstellingsbeleid snel aan te kunnen passen aan de nieuwe inzichten, is er voor gekozen de soorten waarvoor de vrijstellingen gelden, op te nemen in een bijlage die door Gedeputeerde Staten kan worden aangepast. De verordening is hierop aangepast. Artikel 6 wordt, zoals in ons commentaar hierboven, aangepast en komt als volgt te luiden: Artikel 6 a) deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking in het Provinciaal blad en geldt voor onbepaalde tijd na deze bekendmaking; b) iedere vier jaar wordt de verordening geëvalueerd. Advies 3 van het Faunafonds In de toelichting op de concept-verordening wordt uiteengezet waarom de diersoorten grauwe gans, kolgans, brandgans en wilde eend niet in de verordening zijn opgenomen. In de bijlage bij de verordening zijn deze vier diersoorten echter wel vermeld. Dit zou wellicht aanleiding tot verwarring kunnen geven. In overweging wordt gegeven op dit punt de tekst van de toelichting nader te bezien.
Advies is terecht. De tekst in de toelichting is hierop aangepast. Advies 4 van de Faunabeheereenheid Zuid-Holland In overweging te nemen het verjagen van soorten die geen bescherming genieten in gebieden genoemd in artikel 3 toe te staan. Zie hiervoor het commentaar bij Advies 1 bij het Faunafonds. Zie hiervoor de conclusie bij Advies 1 bij het Faunafonds. Advies 5 van de Faunabeheereenheid Zuid-Holland In overweging te nemen een langere looptijd van de verordening op te nemen dan de huidige 4 jaar. Zie hiervoor het commentaar bij Advies 2 bij het Faunafonds. Advies 6 van de Stichting De Faunabescherming De Stichting De Faunabescherming is het eens met het voorstel. Zie hiervoor de conclusie bij Advies 2 bij het Faunafonds Het advies geeft geen aanleiding tot aanpassing van de verordening. Geen aanleiding tot aanpassing van de verordening. Advies 7 van Vogelbescherming Nederland Van de Vogelbescherming Nederland is geen reactie ontvangen.