John Lenssen, Bert Klutman, Rebi Nijboer & Ger Boedeltje. De Levende Natuur - november



Vergelijkbare documenten
Effecten van droogte op beken

Herinrichting Boven Slinge. Eerste inzichten na een jaar meten. Inleiding

Ecologische Karakterisering van Oppervlaktewateren (EKO)

MIRA-T Kwaliteit oppervlaktewater. Belasting van het oppervlaktewater met zuurstofbindende stoffen en nutriënten DPSIR

Hierdense Beek: building with nature in een Veluws beeksysteem. Peter van Beers Waterschap Vallei en Veluwe 3 maart 2016

Data Science bij Waterschap De Dommel

Ecologische effecten van droogte en afvoerpieken in beken

Algemene fysisch-chemische kwaliteit oppervlaktewater KRW, 2009

Hoe ver moet de waterkwaliteit verbeteren om de ecologische KRWdoelen te kunnen halen?

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater,

MWW - Waternood-DAN - EKO. Hanneke Keizer Piet Verdonschot Karin Didderen

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater,

BIOLOGIE Bovenbouw P.O. Fris viswater

Emergente Vegetatie in relatie tot nutriëntenconcentraties in het sediment

Biologische kwaliteit KRW provincies, 2015

Vermesting in meren en plassen,

Kwaliteit oppervlaktewater, 2009

Vermesting in meren en plassen

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater,

Vermesting in meren en plassen,

Oppervlaktewater in Nederland

Vermesting van regionaal water,

Belasting van het oppervlaktewater met zuurstofbindende stoffen en nutriënten

Waterkwaliteit KRW, 2015

Kwabaal Gelderland Kansen voor herstel

Opbouw. Het belang van natuurvriendelijke oevers. EU Kaderrichtlijn Water (KRW) Waterbeleid. Doel KRW voor oevers. EU Kaderrichtlijn Water Maatregelen

Verzilting van zoete wateren: Verlies of winst voor de aquatische natuur?

Realistische ecologische doelen voor macrofauna in Noord-Brabantse beken

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater,

KRW-doelen voor macrofauna komen langzaam in zicht

Beek of beekmoeras? Water stroomt waar het gaan kan, en anders niet. Veldwerkplaats Beekdallandschap Verslag Geeserstroomgebied, Gees, 13 mei 2008

Denken is Doen? De cognitieve representatie van ziekte als determinant van. zelfmanagementgedrag bij Nederlandse, Turkse en Marokkaanse patiënten

Bepaling van het Biochemisch Zuurstofverbruik (BZV) in oppervlaktewater

Waterkwaliteitsbepaling m.b.v. Macrofauna

Algemene fysisch-chemische kwaliteit van het oppervlaktewater volgens de KRW, 2009

REACTIENOTA. Ontwerp projectplan Waterwet Herinrichting Boven Slinge Burloseweg

Toestand en trend MNLSO- en KRW-meetlocaties. Janneke Klein Joachim Rozemeijer, Nanette van Duijnhoven, Sibren Loos, Joost van den Roovaart

Toestand KRW-waterlichamen Flevoland medio 2018

Waterkwaliteitsopgave Uitwerking voor de waterlichamen. Factsheets, oktober 2014

Smart Monitoring Innovatie van waterkwaliteitsbeoordeling. Milo de Baat

Vermesting zoet oppervlaktewater,

4.5 Riviervis. Erwin Winter en Joep de Leeuw, RIVO

University of Groningen

Vermesting in meren en plassen,

Factsheet: NL07_0026_1

Gebiedsbeschrijving Oude Diep

Ecologische monitoring; standaardisatie?

Temperatuur oppervlaktewater,

algemeen Deze bijlage is een detaillering van de beschrijving actuele waterkwaliteit die in paragraaf 2.9. is opgenomen

Regionale Implementatie KRW

Trendanalyse op maat voor een meetnet waterkwaliteit

Voortgang KRW: maatregelen, doelbereik en innovatie. 13 december 2012; Frank van Gaalen

Temperatuur oppervlaktewater,

Factsheet: NL07_0034_1 Dortherbeek

RENHEIDE OP PEIL Doel pilot Beoogde effecten Maatregelen

Herinrichting Hagmolenbeek Meer berging, meer stroming, meer fauna

De Relatie tussen Ervaren Organisatiecultuur en Organizational. Commitment in de Periode na een Overname.

Ecologische kwaliteit oppervlaktewater, 2009

de Rol van Persoonlijkheid Eating: the Role of Personality

Voortgang ontwikkeling Lunterse beek Plan Wittenoord en traject KleinWolfswinkel-Engelaar

Building with Nature: maatregelen In vogelvlucht

Factsheet: NL43_13 Oude IJssel

Clarent A.G. Peeters. December Afstudeeronderzoek masteropleiding Milieu-natuurwetenschappen. Faculteit Natuurwetenschappen

Afwenteling mede bepalend voor het niet halen van KRW- doelstellingen

Bepaling van de biotische index van zoetwater

Factsheet: NL43_10 Fliert

Life at the edge: benthic invertebrates in high altitude Andean streams. Dhr. R.A. Loayza-Muro

Bepaling van de biotische index van zoetwater

Waterkwaliteitsopgave Uitwerking voor de waterlichamen. Factsheets, september 2015

Illlllllllllllllllllll

Actualisatie zwemwaterprofiel De Grote speelweide Amsterdamse Bos 2017

De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de. modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie

INVLOED VAN CHRONISCHE PIJN OP ERVAREN SOCIALE STEUN. De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren

Stroomgebiedsafstemming Rijnwest. ER in combinatie met meetgegevens

Libellen van de Habitatrichtlijn,

Factsheet: NL43_04 Puttenerbeek

Ontwikkeling van beek- en oevervegetatie na innovatief beekherstel

Factsheet: NL07_0033 Oude Schipbeek Groteboerswtg

Samen werken aan waterkwaliteit. Voor schoon, voldoende en veilig water

Klimaatbestendige buffers in beekdalen

Ecologische Instrumenten voor de KRW. Overzicht

Waterkwaliteit verbeteren!

Invasieve plantensoorten zijn in de laatste decennia sterk toegenomen in Nederland

: Projectplan Waterwet 'Beekherstel Ratumse Beek, Willinkbeek, Boven Slinge en Osink-Bemersbeek'

Dood hout in beken en rivieren; kennis en ervaringen uit de praktijk

De prestatie-indicatoren genoemd in de presentaties maken onderdeel uit van de begroting 2017, welke is geagendeerd voor de VV van november 2016.

Biodiversiteit waterdieren opnieuw bekeken

III.1. Algemeen Deze bijlage is een detaillering van de beschrijving van de actuele waterkwaliteit die in paragraaf 2.10.

Workshop Sturen op structuren Handvatten voor inrichting, onderhoud en beheerder. 27 juni 2014 Pim de Kwaadsteniet en Martin Kroes

Lesdag 1: woensdag 15 maart 2017

Kwaliteit van de natuur. Hoe spoor je aantastingen op?

Notitie nadere uitwerking ambitie waterberging Herinrichting Aaltense Goor - Zwarte Veen

Monitoringsverslag Hierdense / Staverdense beek per Bekenwerkgroep Nederland E, van den Dool

Kennisvraag: wat waren de herhalingstijden van de neerslag-, afvoer- en grondwatersituatie? In beeld brengen situatie zoals die buiten geweest is.

Behandeleffecten. in Forensisch Psychiatrisch Center de Rooyse Wissel. Treatment effects in. Forensic Psychiatric Centre de Rooyse Wissel

Succesfactoren en leerervaringen van beekherstel uit de praktijk

veronderstelde voordelen van Natuurvriendelijke oevers.

9 Oude Diep. 9.1 Watersysteem

De invloed van zout op natuurlijke vegetatie

Transcriptie:

John Lenssen, Bert Klutman, Rebi Nijboer & Ger Boedeltje Veranderingen in macrofauna door schoner water in beken van Oost-Gelderland De afgelopen decennia is de waterkwaliteit in de Nederlandse beken aanmerkelijk verbeterd. Maar heeft dat ook geleid tot meer beeknatuur? Langdurige monitoring van macrofauna in Oost-Gelderland maakt het mogelijk daar meer over te zeggen. Tot in de jaren 70 van de vorige eeuw gold het adagium dat een beek er alleen maar was om water zo snel mogelijk af te voeren. Om dit te bereiken zijn de beken regelmatig op de schop gegaan. In Oost- Gelderland (Achterhoek en Liemers) vonden de meest drastische ingrepen plaats in de vorige eeuw, tijdens de werkverschaffingsprojecten in de jaren 30 en de ruilverkavelingen vanaf de jaren 50 (Driessen et al., 2000). Deze projecten hadden toen ook al het predicaat beekherstel, maar leidden juist tot diepere, bredere en rechtere beken met stuwen. Al die tijd stroomde ook afvalwater van landbouw, bebouwing en industrie rechtstreeks de beek in. Sinds de Wet Verontreiniging Oppervlaktewater in 1970 is het tij gekeerd: ongezuiverde lozingen op oppervlaktewater zijn nu nagenoeg uitgebannen (ter Veer et al., 2006). Ook de mestwetgeving en de verwijdering van fosfaat uit wasmiddelen hebben het oppervlaktewater schoner gemaakt. Een trendanalyse van waterkwaliteit in Oost Gelderland (Baggelaar & van der Meulen, 2008) toonde aan dat zowel organische stoffen als nitraat en fosfaat significant zijn gedaald (fig. 1). Omdat ecologische waarden van een beek maatschappelijk steeds belangrijker zijn geworden, zijn waterschappen deze ook gaan monitoren. Waterschappen hanteren daarbij macrofauna als graadmeter voor ecologische kwaliteit. Macrofauna omvat namelijk alle ongewervelde dieren die als larf en/of adult gebonden zijn aan oppervlaktewater. Juist door hun sterke afhankelijkheid van het waterbiotoop reageert macrofauna sterk op veranderingen in waterkwaliteit, structuur en stroming in de beek. Waterbeheerders in Oost-Gelderland (eerst het Zuiveringsschap Oost-Gelderland en vervolgens Waterschap Rijn en IJssel) Foto 1. Het scherpe contrast tussen gereguleerde beken (linksboven Bolksbeek; linksonder Meibeek) en natuurlijke beken (rechtsboven Boven Slinge; rechtsonder Dambeek) (foto s: Ger Boedeltje). monitoren al sinds 1987 macrofauna. Al die tijd is de macrofauna op dezelfde wijze bemonsterd en geanalyseerd. Hierdoor is het mogelijk trends te analyseren. Op basis van deze data worden veranderingen in macrofauna weergegeven, waardoor we duidelijk kunnen maken hoe verbeteringen in waterkwaliteit hebben uitgepakt in verschillende typen beken. Veranderingen als gevolg van (ecologisch) beekherstel komen in dit artikel niet aan de orde. Beekherstel, ofwel maatregelen om een beek natuurlijker te maken, wordt namelijk pas vrij recent, vanaf medio jaren 90 van de vorige eeuw, serieus uitgevoerd. Er zijn nu nog te weinig locaties met voldoende lange meetreeksen beschikbaar om algemene uitspraken te doen over de effectiviteit van beekherstel. Analyse methode Ten behoeve van de trendanalyse zijn 35 beektrajecten geselecteerd. Deze trajecten zijn tenminste één keer bemonsterd in elk van de tijdvakken 1987-1994, 1995-2001 en 2002-2009 en op deze trajecten heeft geen herinrichting plaatsgevonden. Deze selectie voorkomt dat de morfologische veran- De Levende Natuur - november 2011 213

mg P/l 1 Trendplot Fosfaat (BAB01) Fig. 1. Illustratie van de verbeteringen in waterkwaliteit in Oost-Gelderland tussen 1983-2008 aan de hand van concentraties totaal-fosfaat, ofwel de som van het fosfaat dat gebonden is aan zwevend organisch stof en mineraal fosfaat. De trend is weergegeven voor de gereguleerde bovenloop van de Baakse Beek (BAB01; boven) en de natuurlijke bovenloop van de Boven Slinge (BOS00; onder). De trend is weergegeven met een lineaire functie ( trendlijn ) en een niet lineaire methode die de best passende functie bepaald ( Lowess ) (Uit: Baggelaar & van der Meulen, 2008). meetwaarden uitschieters Lowess trendlijn Tabel 1. Typering en indicatorsoorten van de levensgemeenschappen die werden onderscheiden o.b.v. cluster analyse met TWINSPAN. In totaal zijn 257 monsters, verdeeld over 35 beektrajecten in de cluster analyse betrokken. Per beektraject zijn in verschillende jaren tussen 1987 en 2009 monsters verzameld. De onderscheiden levensgemeenschappen zijn getypeerd op basis van de habitatvoorkeuren van de indicatorsoorten. Regelmatige verstoring dan wel stabiel milieu heeft te maken met de frequentie van maaien van de beek. Voor ieder monster binnen een cluster is de saprobie index berekend volgens STOWA (1992): een lagere score duidt op meer soorten die beperkt zijn tot wateren met hoge zuurstofgehaltes ofwel een lage organische belasting. 214 De Levende Natuur - jaargang 11 nummer 6 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 mg P/l 9 - Trendplot Fosfaat (BOS00) 7-5 - 3-1 - 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 deringen het effect van waterkwaliteitsverbetering vertroebelen. Het valt echter niet uit te sluiten dat herinrichting van bovenstroomse trajecten benedenstrooms de soortensamenstelling heeft beïnvloed. Soorten kunnen namelijk met de stroom zijn aangevoerd. Met behulp van het programma TWIN- SPAN zijn de geselecteerde monsters verdeeld in clusters. Deze clusters zijn te beschouwen als afzonderlijke levensgemeenschappen, omdat de clustering plaatsvindt op basis van overeenkomsten en verschillen in soortensamenstelling. Het programma geeft bovendien aan welke soorten indicatief zijn voor zo n levensgemeenschap; dit zijn de soorten die in het ene cluster wel altijd voorkomen en in het andere cluster juist ontbreken. Vervolgens is per beektraject onderzocht of de levensgemeenschap is veranderd. Voor beektrajecten die meer dan vijf keer in de onderzoeksperiode bemonsterd zijn is met regressie analyse de relatie tussen tijd en aantal zeldzame soorten nader onderzocht (Nijboer & Verdonschot, 2001). Saprobie (gemiddelde ± Levensgemeenschap Indicatorsoorten standaardfout) 1. Stilstaand water, regelmatig verstoord, Caenis horaria Planorbarius corneus, Micropsectra, 27 ± 3.3 hoge organische belasting Haliplus lineatocollis Haliplus lineatocollis 2. Stilstaand water, regelmatig verstoord, Caenis horaria Planorbarius corneus, Cloeon dipterum, 15 ± 2.5 lage organische belasting Haliplus lineatocollis Hygrotus versicolor, Gyraulus albus, Helobdella stagnalis 3. Stilstaand water, stabiel milieu, Caenis horaria Mideopsis orbicularis, Corynoneura scutellata agg., 31 ± 3.3 hoge organische belasting Piscicola geometra, Endochironomus albipennis, Ischnura elegans, Ophidonais serpentina, Gammarus roeseli Chironomus riparius, Parachironomus gr. arcuatus 4. Stilstaand water, stabiel milieu, Caenis horaria Mideopsis orbicularis, Gammarus roeseli 18 ± 1.4 lage organische belasting Piscicola geometra, Ischnura elegans, Gammarus roeseli 5. Stromend water, Nemoura cinerea Gammarus pulex, Paratendipes albimanus 20 ± 3.8 hoge organische belasting Halesus radiatus/digitatus, Erpobdella octoculata 6. Stromend water, Nemoura cinerea Gammarus pulex, Amphinemura standfussi, 5 ± 0.7 lage organische belasting Halesus radiatus/digitatus, Elodes minutes, Erpobdella octoculata Ephemera danica, Elmis aenea, Stictochironomus, Halesus radiatus/digitatus 7. Stromend water, hoge ijzergehalten Nemoura cinerea Plectrocnemia conspersa 19 ± 4.5

Fig. 2. Overzicht van het onderzoeksgebied en ligging van de watergangen. Kleur van de watergang geeft het beektype aan, deze worden nader geduid in tabel 1 en in de hoofdtekst. Omwille van de leesbaarheid zijn de namen van een aantal kleinere beken afgekort: BS=Boven Slinge; DB=Dambeek; LB=Limbeek; OBB=Osink Bemerbeek; SB=Stortelersbeek; SPB=Siepersbeek; VVB= Vosseveldse beek; WBB= Weijenborgse beek. N 0 3 6 12 km Trendplot Fosfaat (BAB01) terrasrand natuurlijk smal natuurlijk breed gereguleerd Beektypen in Oost Gelderland De monsters die op de 35 beektrajecten achtereenvolgens zijn verzameld konden worden verdeeld in zeven verschillende levensgemeenschappen (tabel 1). Vier van deze gemeenschappen hadden kenmerkende soorten voor stilstaande wateren (groep 1 t/m 4 in tabel 1) en drie gemeenschappen bestonden uit soorten die kenmerkend zijn voor stromend water (groep 5 t/m 7 in tabel 1). Binnen een beektraject was nooit sprake van een verschuiving van een linnofiele gemeenschap, met soorten van stilstaande wateren, naar een gemeenschap met stromingsminnende soorten. Ook de omgekeerde ontwikkeling, van overwegend stromingsminnende naar linnofiele soorten, is niet vastgesteld voor de onderzochte beektrajecten. Tabel 2 geeft de belangrijkste abiotische kenmerken van de beken met gemeenschappen van linnofiele en stromingsminnende soorten. De gemeenschappen van stilstaande wateren waren beperkt tot de gereguleerde beken. Deze beken liggen voornamelijk in het dekzandgebied en de voormalige rivierdalen van Rijn en IJssel (fig. 2). Van nature is hier minder verhang, bovendien zijn beken hier sterk gereguleerd: ten behoeve van de waterafvoer zijn profielen sterk verdiept en verbreed en daarnaast zijn veel stuwen aangebracht om in drogere tijden het water vast te houden. Gemeenschappen met stromingsminnende soorten werden alleen aangetroffen in het oostelijk deel van het gebied. Hier zijn de beken min of meer natuurlijk, omdat grote ruilverkavelingen hier niet hebben plaatsgevonden (Driessen et al., 2000). Deze natuurlijke beken omvatten zowel relatief brede trajecten met een groot achterliggend stroomgebied (zoals grenstrajecten Berkel en Aastrang) als smalle bovenlopen (fig. 2). Foto 2. Pas uitgeslopen adult en larvehuid van de Beekrombout (Gomphus vulgatissimus). Deze soort is typisch voor bredere, natuurlijke beken, zoals de grenstrajecten van Aastrang, Berkel en Buurserbeek (foto: Peter Hoppenbrouwers). Veranderingen in levensgemeenschappen van macrofauna Op 19 van de 21 gereguleerde beektrajecten was de gemeenschap tussen 1987-1994 en 2002-2009 veranderd van soorten met een hoge tolerantie tegen lage zuurstofgehaltes naar soorten die hier juist gevoelig voor zijn. Hier was dus een duidelijk De Levende Natuur - november 2011 215

Levensgemeenschappen Indicatorsoorten van Indicatorsoorten van stromende wateren Indicatorsoorten van stilstaande wateren stromende, ijzerrijke beken Beektypen Gereguleerd Natuurlijk smal Natuurlijk breed Terrasrandbeken ( i.c. Weyenborgse beek) Hout (%) 0.0 a ± 0.0 8.3 b ± 1.2 3.0 b ± 1.2 0.0 Stroomsnelheid bij basisafvoer (cm/s) 4 b ± 1 10 a ± 1 5 b ± 2 4 Stroomsnelheid bij piekafvoer (cm/s) 52 a ± 5 70 a ± 20 117 a ± 7 55 Planten (%) 46.8 c ± 2.0 5.7 a ± 2.6 29.0 b ± 5.6 15.0 Slibdikte (cm) 11.0 b ± 1.3 0.7 a ± 0.6 0.1 a ± 0.1 5.0 Breedte (m) 10.7 b ± 1.1 3.3 a ± 0.7 15.2 b ± 3.1 1.0 IJzervlokken (%) 0.4 a ± 0.4 1.7 a ± 1.7 0.0 a ± 0.0 15.0 EGV (ms/m) 66 a ± 2 53 a ± 4 66 a ± 1 44 NH4 (mg N/l) 0.26 a ± 0.03 0.23 a ± 0.04 0.21 a ± 0.04 2.66 O 2 (mg/l) 9.0 a ± 0.2 10.1 a ± 0.5 10.6 a ± 0.1 9.7 effect van verbeterde waterkwaliteit op de macrofauna. In 16 van deze trajecten ging de verandering ook gepaard met het verdwijnen van de Posthorenslak (Planorbarius corneus) en de keversoort Gestrekte watertreder (Haliplus lineatocollis), ofwel een verandering van regelmatige verstoring naar stabiel milieu (van groep 2 naar groep 4 in tabel 1). Deze soorten duiden op instabiele milieus: de Posthorenslak kan zowel op land als in het water leven en de Gestrekte watertreder is een goede vlieger. De achteruitgang van deze soorten is waarschijnlijk een gevolg van minder vaak maaien van de watergangen. Op veel plaatsen gebeurt dat nog maar eens per jaar, terwijl watergangen vroeger vaker gemaaid werden. In de natuurlijke beken waren drie gemeenschappen te onderscheiden: twee met respectievelijk hoge en lage tolerantie tegen zuurstofdalingen en een gemeenschap die beperkt was tot de ijzerrijke terrasrandbeken (fig. 2). In 4 van de 10 onderzochte natuurlijke beektrajecten was in de periode 1987-1994 al sprake van een gemeenschap van soorten met hoge zuurstofbehoefte, in vier andere trajecten (Dambeek, Osink Bemerbeek, Ratumse beek en Stuwbeek) veranderde de gemeenschap van soorten met een relatief lage gevoeligheid naar soorten met een hoge gevoeligheid voor lage zuurstofgehaltes. Op twee trajecten bleef de gemeenschap gedomineerd door soorten met een hoge tolerantie tegen lage zuurstofgehaltes. Van de ijzerrijke beken werden vier trajecten geanalyseerd. Sinds 1987-1992 was geen van deze vier trajecten merkbaar van soortensamenstelling veranderd, waarschijnlijk omdat de constant hoge ijzerconcentratie de grootste beperking vormt. Het milieu is hier alleen geschikt voor een aantal specialisten, zoals de waterkever Hydroporus gyllenhalii, de naakte kokerjuffer Plectrocnemia conspersa en de kriebelmugjes Simulium noelleri en S. cryophilum. Tabel 2. Abiotische kenmerken (gemiddelde ± standaardfout van het gemiddelde) van gereguleerde, natuurlijke en ijzerrijke beken. De waarden zijn gebaseerd op een ruimtelijke analyse van 47 monsters uit de periode 2005-2009 (zie Nijboer & Boedeltje, 2010 voor nadere details). Met uitzondering van stroomsnelheid bij piekafvoer zijn alleen milieuvariabelen weergegeven die een significante relatie hadden met de soortensamenstelling. Indien de gemiddelden in dezelfde rij verschillende letters hebben, is sprake van een significant verschil (Turkey-test; P < 0,05). Voor terrasrandbeken was maar één monster beschikbaar (Weyenborgse beek). Hout, planten en ijzervlokken zijn visueel geschat als percentage bedekking van het bemonsterde oppervlak. Veranderingen in zeldzame soorten? Naast de veranderingen in gemeenschappen is ook onderzocht of het aantal zeldzame soorten in de loop van de tijd is toegenomen. Voor ieder beektraject en tijdstip is vastgesteld hoeveel van de aangetroffen soorten vrij zeldzaam of zeldzamer zijn volgens Nijboer & Verdonschot (2001). Eerder onderzoek toonde aan dat classificatie op basis van zeldzaamheid een goede indruk geeft van natuurlijkheid van wateren en chemische kwaliteit (Nijboer & Verdonschot, 2001). Met behulp van regressie-analyse is per beek getoetst of er sprake was van een significante toe- of afname. Een significante toename was alleen zichtbaar in natuurlijke beken (een binnenlands traject van Osink Bemerbeek, Stuwbeek, Snijdersveerbeek en Vennevertlosebeek). Daarbij geldt echter wel de kanttekening dat 22 van de 35 beektrajecten niet frequent genoeg zijn bemonsterd om Foto 3. Kevers van het geslacht Haliplus, zoals deze Haliplus fluviatilis, zijn kenmerkend voor gereguleerde beken (foto: Bert Klutman). betrouwbare regressie-analyses uit te voeren. Vanwege internationale afspraken zijn de grensoverschrijdende beken wel met hoge frequentie bemonsterd. Deze grenstrajecten verschillen in morfologie. Sommige zijn sterk gereguleerd, andere hebben juist een natuurlijk karakter. De regressie-analyse maakte duidelijk dat alleen in de natuurlijke beken (Aastrang, Berkel, Boven Slinge en Osink Bemerbeek) het aantal zeldzame soorten significant is toegenomen sinds 1987 (fig. 3). In smalle natuurlijke beken hebben onder andere de haft Ephemera danica en de steenvlieg Amphinemura standfussi zich sterk uitgebreid. De Beekrombout (Gomphus vulgatissimus) en Rivierbodemwants (Aphelocheirus aestivalus) zijn sterk in aantal toegenomen in de brede natuurlijke beken, zoals de grenstrajecten van Aastrang en Berkel. Ander verspreidingsonderzoek bevestigt dit 216 De Levende Natuur - jaargang 11 nummer 6

Aantal soorten 1 1 R 2 =0,414 1 1 1 1 1 R 2 =0,405 1 1 1 1 1 R 2 =0,0098 1 1 1 1 1 R 2 =0,oo76 1 1 1 1 1 R 2 =0,009 1 1 1 Aastrang Boven Slinge Grenskanaal Oude Rijn Ramsbeek Aantal soorten R 2 =0,4802 R 2 =0,1539 R 2 =0,6349 R 2 =0,009 Berkel Buurserbeek Osink Bemersbeek Oude IJssel 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 Fig. 3. Aantal zeldzame soorten in de grenswateren in de periode 1987-2009. Bij de met groen aangegeven wateren is sprake van een significante toename (P < 0,05) in het aantal zeldzame soorten. De natuurlijke beken onder deze grenswateren zijn Aastrang, Berkel, Boven Slinge en Osink Bemerbeek. 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 beeld. Schut & de Vos (in prep.) melden bijvoorbeeld een sterke toename van adulte Bosbeekjuffers (Calopteryx virgo) langs de Winterswijkse beken. In de gereguleerde beken is geen significante verandering opgetreden. Met uitzondering van het Grenskanaal is in alle wateren een significante verbetering van de waterkwaliteit vastgesteld gedurende dezelfde periode. Van Osink Bemerbeek en Ramsbeek waren onvoldoende meetgegevens beschikbaar voor een trendanalyse van waterkwaliteit (Baggelaar & van der Meulen, 2008). Discussie en conclusies Sinds 1987 zijn de concentraties nutriënten en organische stof in de beken van Oost- Gelderland sterk gedaald (Baggelaar & van der Meulen, 2008). Deze verbetering van waterkwaliteit ging gepaard met veranderingen in soortensamenstelling van macrofauna. In de meeste beken domineren nu soorten met een relatief lage tolerantie tegen lage zuurstofgehaltes, terwijl eerder vooral soorten met een hoge tolerantie voor lage zuurstofgehaltes voorkwamen. Deze trend was in bijna alle onderzochte beken zichtbaar, met uitzondering van de terrasrandbeken met hoge ijzergehalten. Toch verschilde het per type beek welke soorten profiteerden van de verbeterde waterkwaliteit. In natuurlijke beken verschenen meer zeldzame soorten, terwijl in de gereguleerde beken (fig. 2) zelfs algemene stromingsminnende soorten, zoals de haft Baetis vernus en de Vlokreeft (Gammarus pulex), niet meer terugkwamen. In plaats daarvan was Gammarus roeseli kenmerkend voor schone, gereguleerde beken. De geringe stroming bij basisafvoer is waarschijnlijk nog een belangrijk knelpunt voor stromingsminnende soorten in gereguleerde beken. Bij piekafvoeren zijn stroomsnelheden van gereguleerde en natuurlijke beken nagenoeg gelijk (tabel 2). Maar bij lage afvoeren gaat de verbreding en verdieping van het beekprofiel opspelen, omdat het water dan nagenoeg stil staat. Daarnaast lijkt ook dood hout belangrijk voor stromingsminnende soorten. Het belang daarvan is echter niet los van stroomsnelheid vast te stellen, omdat juist de natuurlijke beken in Oost-Gelderland vaak door bos lopen en heel extensief geschoond worden. In de gereguleerde beken wordt hout stelselmatig verwijderd. Ecologische doelstellingen voor beken zijn vaak gericht op zoveel mogelijk stromingsminnende soorten. Sinds de implementa- De Levende Natuur - november 2011 217

Foto 4. Adult van de gewone haft (Ephemera vulgata). Hoewel deze soort niet als indicator naar boven kwam in de clusteranalyse (tabel 1) is het één van de soorten die duidelijk hebben geprofiteerd van de waterkwaliteitsverbeteringen in de gereguleerde beken; de nauwverwante Ephemera danica is juist sterk vooruit gegaan in de natuurlijke beken (foto: Douwe Schut). tie van de Europese Kader Richtlijn Water (KRW) in 2000 zijn deze doelstellingen bovendien niet meer vrijblijvend. De KRW verplicht beheerders om uiterlijk in 2027 ecologische doelstellingen te realiseren, al mogen beheerders zelf die doelstellingen formuleren. Wanneer de beek blijft stromen bij lage afvoeren, is verbetering van waterkwaliteit de belangrijkste sleutel tot succesvol beekherstel. Dat blijkt duidelijk uit de toename van veel zeldzame soorten in de natuurlijke beken rondom Winterswijk. (Nijboer & Boedeltje, 2010, Schut & de Vos, in prep.). In sterk gereguleerde beken is verbetering van de waterkwaliteit echter onvoldoende om stromingsminnende soorten terug te krijgen. Verhoging van stroomsnelheid, ofwel versmalling van het beekprofiel en vergroting van structuurvariatie (o.a. in de vorm van dood hout) zijn hier de belangrijkste sleutels tot succesvol beekherstel. Waar dat niet mogelijk is, kan de waterbeheerder beter genoegen nemen met soorten van schone vijvers en plassen en geen ambities koesteren voor echte beeksoorten. Literatuur Baggelaar, P.K. & E.C.J. van der Meulen, 2008. Statistische analyse waterkwaliteit in beheersgebied waterschap Rijn en IJssel. Icastat in opdracht van Waterschap Rijn en IJssel. Driessen, A.M.A.J., G.P. van de Ven & H.J. Wasser, 2000. Gij beken eeuwigvloeijend. Water in de streek van Rijn en IJssel. In samenwerking met Waterschap Rijn en IJssel. Stichting Matrijs, Utrecht. Nijboer, R.C. & P.F.M. Verdonschot (red.), 2001. Zeldzaamheid van de macrofauna van de Nederlandse binnenwateren. WEW-Themanummer 19, Werkgroep Ecologisch Waterbeheer/Alterra, Wageningen. Nijboer, R. & G. Boedeltje, 2010. Evaluatie van 23 jaar macrofauna-monitoring bij Waterschap Rijn en IJssel. In opdracht van Waterschap Rijn en IJssel. Schut, D. & M. de Vos (in prep.). Bosbeekjuffer (Calopteryx virgo) in de omgeving van Winterswijk. Heeft een zeldzame beeksoort geprofiteerd van herstelmaatregelen? STOWA, 1992. Ecologische beoordeling en beheer van oppervlaktewater. Beoordelingssysteem voor stromende wateren op basis van macrofauna. Rapportnr. 92-07. Veer, T. ter, R. Huwaë & K. Baas, 2006. 25 Jaar Statistiek: zuivering van afvalwater in vogelvlucht. Centraal Bureau voor de Statistiek. Summary Changes in stream macro-invertebrate communities due to water quality improvements The last decades have shown a tremendous decrease of organic and nutrient load in streams in The Netherlands. During the last 23 years, macro invertebrates have been monitored in a consistent manner in most of the streams in the Dutch region Oost-Gelderland. The data allow us to assess the effect of improved water quality on macro invertebrate communities during the last 23 years. This effect strongly depends on the stream type. In highly regulated streams, i.e. canalized, enlarged in profile and barraged, we noticed a shift from species with high tolerance against low oxygen concentrations in the water towards species with a slightly higher oxygen demand. However, the resulting community was still dominated by limnophilic species. Different shifts were noticed in unregulated streams, where stream velocities tend to be higher and morphological variation offers a wide variety of substrates. Here we noticed a clear shift towards species with high oxygen demand. Moreover, the number of rare species (indicative of undisturbed stream environments) also significantly increased in unregulated waters, whereas no increase occurred in regulated waters. These results clearly demonstrate the interaction between water quality and stream morphology and hydrology. Improvement of water quality is not sufficient if stream hydrology and morphology is not restored. On the other hand, natural stream communities are highly susceptible for changes in water quality. Dankwoord Wij zijn Annemarie Kramer-Hoenderboom en Matthijs de Vos erg dankbaar voor hun ondersteuning bij de analyses en het vervaardigen van de illustraties. Dr. J.P.M. Lenssen & A.G.M. Klutman Waterschap Rijn en IJssel Postbus 148, 7000 AC Doetinchem j.lenssen@wrij.nl Dr. R.C. Nijboer Rebi Nijboer Aquatische ecologie & Waterbeheer Stettinstraat 2, 8017 KT Zwolle Dr. G. Boedeltje Bureau Daslook Korte Voren 8, 7241 HR Lochem Het rapport waarop dit artikel is gebaseerd (Nijboer & Boedeltje, 2010) is te downloaden via de website van beide auteurs: www.bureaudaslook.nl en www.rebinijboer.com. 218 De Levende Natuur - jaargang 11 nummer 6