VLAAMS VERBOND VAN HET KATHOLIEK SECUNDAIR ONDERWIJS LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS. NIJVERHEID Tweede graad BSO



Vergelijkbare documenten
Vlaams Verbond van het Katholiek Secundair Onderwijs Guimardstraat Brussel. METAAL Tweede graad BSO

TECHNISCH TEKENEN. Schetsen en opmeten van werktuigonderdelen. Vorm- en plaatstoleranties. Samengestelde tekeningen

Hout en bouw. Toegepaste wetenschappen in hout, bouw en schilderwerk een zorgenkind?

BSO TWEEDE GRAAD. vak 2000/099 TV MECHANICA. (vervangt 95034) 2 u/w. IT- m

BSO TWEEDE GRAAD. vak TV ELEKTRICITEIT 2000/057. (vervangt 98036) 1 u/week. IT-e

TSO OPTIE TWEEDE GRAAD PRAKTIJK MECHANICA 8 UUR / WEEK. l\1echanica 6 UUR / WEEK VAKKEN Henverkt. IT-m

WETENSCHAPPELIJK TEKENEN

OPLEIDINGSFICHE. Hoeklasser. Opleiding

Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming 1 september 2007 STUDIEGEBIED AUTO. Modulaire opleiding Fietsenmaker BO AU 201

Fortstraat Oudenaarde

Constructieleer 2é graad Verbindingen. Pennen zagen. Leerplan: VVKSO Brussel D/2013/7841/028 Storme A.

OPLEIDINGSFICHE. Lasser-monteerder

DON BOSCO. INPROFIEL 2 de graad BSO TECHNISCH INSTITUUT

Jaarplan PV elektriciteit

STUDIEGEBIED MECHANICA-ELEKTRICITEIT

Profieldelen. De kandidaat kan: 1. een ontwerpvraagstuk analyseren, beschrijven en het ontwerp schetsen,

REALISATIE FEESTSTER. Plantyn MODULE METAAL EN ELEKTRICITEIT. Naam Klas Nummer Startdatum Inleverdatum

BSO TWEEDE GRAAD. vak 2000/094 TV MECHANICA. 4 u/w. IT-o

Tweede jaar van de eerste graad kaz-klas

Basis Elektriciteit 1B Leerkrachtenbundel

STUDIEGEBIED MECHANICA-ELEKTRICITEIT

Referentie kader. praktijk

OPLEIDINGSFICHE. PLC-technieker

Referentie kader. 1 e helft van: P/PIE/1.1.2 t/m P/PIE/1.4.3 en P/PIE/4.1.1 t/m P/PIE/4.1.7, P/PIE/4.2.2 t/m P/PIE/ praktijk

STUDIEGEBIED MECHANICA-ELEKTRICITEIT

1. Probleemstelling. 1. Staan jou boeken op je kamer ook zo slordig? Hoe lossen we dat op?

STUDIEGEBIED MECHANICA-ELEKTRICITEIT

ZEKER WERK STERK AFDELING MECHANICA MECHANISCHE (VORMGEVINGS-) TECHNIEKEN TECHNISCH TWEEDE EN DERDE GRAAD

STUDIEGEBIED MECHANICA-ELEKTRICITEIT

Gemeenschappelijk gedeelte

Fietsenstalling. Eigenschappen voor Polycarbonaat. Maximale gebruikstemperatuur. Lineaire uitzettingscoëfficiënt. Brandgedrag

Formulier ontwikkelingsgericht beoordelen en begeleiden Verspaner niveau 2, crebo 25302

STUDIEGEBIED MECHANICA-ELEKTRICITEIT

De elektro. Leerlingenbundel

INLEIDING. Alles loopt op wieltjes. Inleiding. Opdracht. Beoordeling. Kennis en vaardigheden. Bronnen. Leerkrachten. Emmy Van D huynslager

Gelijkwaardig verklaarde eindtermen natuurwetenschappen Voor de tweede graad ASO

Overzicht modulefiches van hout Binnen- en buitenschrijnwerker

VMBO Produceren Installeren en Energie (PIE) Keuzevak 10: Drinkwater en sanitair Praktijkopdracht: De Badkamer

STUDIEGEBIED MECHANICA-ELEKTRICITEIT

Formulier ontwikkelingsgericht beoordelen en begeleiden Allround verspaner niveau 3, crebo 25298

Brochure 1 ste graad. School voor toegepaste wetenschappen en engineering

DOCUMENT. Toelichting bij de lessentabellen. Inhoud. Vlaams Verbond van het Katholiek Secundair Onderwijs Guimardstraat 1, 1040 Brussel

STUDIEGEBIED Koeling en warmte

5/6/7 Onderhoudsprogramma PIE

SOORTEN HANDGEREEDSCHAPPEN

ZEKER WERK STERK HOUTTECHNIEKEN AFDELING HOUT TECHNISCH TWEEDE EN DERDE GRAAD

Vorderingsplan - C.V.O. DTL Herentals

TV MECHANICA-TECHNOLOGIE-TEKENEN

2.1 Bepaling van een eenparige rechtlijnige beweging...39

Formulier ontwikkelingsgericht beoordelen en begeleiden Allround verspaner niveau 3, crebo 25298

TITEL III BIJZONDERE VOORWAARDEN VOOR DE TOEGANG TOT DE BETREKKINGEN DEEL III BEDIENDE DER ELEKTRICITEIT

Antwoorden B6 deel 3 Hoofdstuk 2: Ronde tafel

M4131 Antwoorden 1 Borenstandaard. Aluminium

Meten en Meetkunde 3. Doelgroep Meten en Meetkunde 3. Omschrijving Meten en Meetkunde 3

Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming 1 september 2007 STUDIEGEBIED AUTO

STUDIEGEBIED MECHANICA-ELEKTRICITEIT

Introductie draaibank en draaiwerkstuk

Een las wordt ook wel lassnoer of lasrups genoemd, omdat de las de vorm van een snoer of rups kan hebben.

Welkom in het Gemeentelijk Technisch Instituut Londerzeel, kortweg het GTIL.

STUDIEGEBIED MECHANICA-ELEKTRICITEIT

Vakinhoudelijke uitwerking Keuzevak Gevelopeningen van het profiel BWI vmbo beroepsgericht

Naam:. Datum :.. Realisatie : lesrooster afstudeerproject Steffi Dekinder KHL

INLEIDING. Ik heb een bijpassende bundel gemaakt in functie van het nieuwe leerplan techniek.

INLEIDING. Veel succes

ZEKER WERK STERK AFDELING MECHANICA LASSEN-CONSTRUCTIE TECHNISCH SPECIALISATIE FOTOLASSEN DERDE GRAAD

POLYVALENTE ONDERHOUDSTECHNIEKER

Heftruck N Inhoud

WORKSHOP 1. Dit is de werkbundel van:... Workshop 1 1

HET MAKEN VAN EEN RAAMWERK MET EEN

STUDIEGEBIED MECHANICA-ELEKTRICITEIT

TITEL III BIJZONDERE VOORWAARDEN VOOR DE TOEGANG TOT DE BETREKKINGEN DEEL III GESPECIALISEERD BEDIENDE MACHINALE BEWERKING

Examenopgaven VMBO-BB 2004

Meten en Meetkunde 3. Doelgroep Meten en Meetkunde 3. Omschrijving Meten en Meetkunde 3

METAALTECHNIEK CSE KB

2. MODULES. Module Inbedrijfstelling residentiële installatie

Leerlijnen voor ontwerpend leren / leren ontwerpen (ontwerp- en maakvaardigheden)

Omschrijving lang Omschrijving kort Weging Herkansing (40 tekens) (15 tekens) (J/N)

kleuteronderwijs lager onderwijs secundair onderwijs 1 ste graad A- stroom en B-stroom eindtermen en en ontwikkelingsdoelen techniek

PTA: Leerweg: BB/KB Leerjaar: 4 Keuzevak: Meubelmaken

Inhoud modules Lasser. BMBE-lasser

Verder zijn er toetsen bij de theorie en praktijk. Je hoort van jouw leraar wanneer je die moet maken.

STUDIEGEBIED Koeling en warmte

Dhr. P. Adriaenssens VTS Sint-Niklaas Klas:.. Naam leerling:

Examenopgaven VMBO-BB 2003

Voorlichting PIE 20 februari 2019

Praktisch Leerjaar. Ambachtelijk. Meubelmaken

ECTS-fiche. Elektro-mechanica HBO5. toegepaste mechanica

Elementen Thema 5 Wonen

Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming 1 september 2007 STUDIEGEBIED AUTO. Modulaire opleiding Plaatwerker BO AU 004

landbouw en natuurlijke omgeving 2011 agrarische techniek CSPE KB minitoets bij opdracht 1

Magische lamp. Semestertaak Techniek. Kennismaking met houtbewerking solderen electronica. 3 Balso - Techniek 5 Thomas More Hogeschool

Overzicht modulefiches Meubelmaker

Eindtermen Techniek De leerlingen onderzoeken waarneembare eigenschappen van courante materialen en grondstoffen i.f.v. een technisch proces.

Het monteren van verschillende sanitaire toestellen in de verschillende ruimtes.

landbouw en natuurlijke omgeving 2010 agrarische techniek CSPE KB

De Kermismolen. Leerlingenbundel

Cursus Ambachtelijk Meubelmaken

Examenopgaven VMBO-BB 2004

LABO. Elektriciteit OPGAVE: De cos phi -meter Meten van vermogen in éénfase kringen. Totaal :.../ /.../ Datum van afgifte:

Transcriptie:

VLAAMS VEROND VAN HET KATHOLIEK SECUNDAIR ONDERWIJS LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS NIJVERHEID Tweede graad SO Licap - russel D/1990/0279/052 - september 1990

INHOUD LESSENTAEL... 3 1 EGINSITUATIE... 4 2 ALGEMENE DOELSTELLINGEN... 4 3 ALGEMENE VOORSTELLEN... 4 4 PRAKTIJK EN TECHNOLOGIE... 4 5 PRAKTIJK : LEERINHOUDEN, VERWERKING EN METHODISCHE WENKEN... 5 5.1 PV PRAKTIJK ELEKTRICITEIT... 6 5.2 PV PRAKTIJK ELEKTROMECHANICA/MECHANICA ANKWERK... 8 5.3 PV PRAKTIJK ELEKTROMECHANICA/MECHANICA MACHINES... 11 5.4 PV PRAKTIJK HOUT... 15 5.5 PV PRAKTIJK LASSEN-CONSTRUCTIE GASSMELTLASSEN... 17 5.6 PV PRAKTIJK LASSEN-CONSTRUCTIE ELEKTRISCH OOGLASSEN... 19 6 TV ELEKTRICITEIT ELEKTRICITEIT... 20 TV ELEKTROMECHANICA/MECHANICA MECHANICA... 20 6.1 Algemene methodische wenken... 20 6.2 TV ELEKTRICITEIT ELEKTRICITEIT... 21 6.3 TV ELEKTROMECHANICA/MECHANICA MECHANICA... 24 7 TV ELEKTRICITEIT/ELEKTROMECHANICA/HOUT/MECHANICA... 28 TECHNISCH TEKENEN... 28 7.1 Voorwoord... 28 7.2 Enkele algemene methodische aanduidingen... 28 7.3 Leerinhouden, verwerking, methodische wenken... 28 TECHNISCH TEKENEN ELEKTRICITEIT... 29 TECHNISCH TEKENEN HOUT... 30 TECHNISCH TEKENEN METAAL... 31 8 TV ELEKTRICITEIT... 34 TV ELEKTROMECHANICA/MECHANICA... 34 TV HOUT... 34 TECHNOLOGIE... 34 8.1 Voorwoord... 34 8.2 Leerinhouden, verwerking... 34 TV ELEKTRICITEIT TECHNOLOGIE... 35 TV HOUT TECHNOLOGIE... 37 TV ELEKTROMECHANICA/MECHANICA... 39 TECHNOLOGIE GASSMELTLASSEN 1ste leerjaar... 39 TECHNOLOGIE ELEKTRISCH OOGLASSEN 2de leerjaar... 40 TECHNOLOGIE ANKWERK 1ste leerjaar... 41 TECHNOLOGIE MACHINES 1ste en 2de leerjaar... 44 COMPLEMENTAIR GEDEELTE... 47 1 PEDAGOGISCHE AANEVELING... 47 2 LEERINHOUDEN... 47 Vak OUW... 48 Vak ELEKTRICITEIT... 50 Vak SANITAIR... 52

3 LESSENTAEL NIJVERHEID 1ste lj. 2de lj. 1. asisvorming 10 10 AV Godsdienst 2 2 AV Lichamelijke opvoeding 2 2 AV Maatschappelijke vorming 2 2 AV Nederlands 2 2 AV Wiskunde 2 2 OF 6 6 AV Project algemene vakken 6 6 2. Optie 2.1. Studierichting(fundamenteel gedeelte) 22 22 PV Praktijk Elektriciteit (x) 4 4 PV Praktijk Elektromechanica/Mechanica (x) 4 4 PV Praktijk Hout (x) 4 4 PV Praktijk Lassen-constructie (x) 2 2 TV Elektriciteit 2 2 Elektriciteit (x) 1 1 Technologie (x) 1 1 TV Elektriciteit/Elektromechanica/ Hout/Mechanica 2 2 TV Technisch tekenen (x) Elektriciteit/Elektromechanica/Hout/ Mechanica/Toegepaste informatica (*) 1 1 TV Elektromechanica/Mechanica 2 2 Mechanica (x) 1 1 Technologie (x) 1 1 TV Hout 1 1 Technologie (x) (**) 2.2. Complementair gedeelte : maximum 4 4 - Te kiezen uit de vakken en/of de specialiteiten opgesomd in het esluit van de Vlaamse regering van 5 juni 1989 tot vaststelling van de algemene vakken, de kunstvakken, de technische vakken en de praktische vakken in de instellingen voor secundair onderwijs met volledig leerplan, voor zover het vakken of specialiteiten betreft waarvan het esluit van de Vlaamse regering van 14 juni 1989, zoals gewijzigd, bekwaamheidsbewijzen vastlegt in de tweede graad. - Wanneer in het complementair gedeelte één of meer vakken gekozen worden die ook voorkomen in de basisvorming of in het fundamenteel gedeelte, dan vervallen deze vakken niet in de basisvorming, noch in het fundamenteel gedeelte. - Pedagogische aanbevelingen: PV Praktijk ouw (x) 2 2 PV Praktijk Hout (x) 1 1 TV Hout 1 1 Technologie (x) (x) Voor deze vakken is het leerplan in deze brochure opgenomen. (*) Dit leerplan is opgenomen in de aparte brochure D/1997/0279/055 (**) Het leerplan TV Hout Technologie kan ongewijzigd gebruikt worden. We gaan ervan uit dat het kan worden gerealiseerd op 1 lestijd per week in het 1ste en in het 2de leerjaar (vroeger op 2 lestijden per week).

4 1 EGINSITUATIE De leerlingen die beginnen in deze studierichting komen meestal uit een tweede leerjaar SO en van verschillende beroepenvelden. Er kunnen ook leerlingen komen uit een tweede leerjaar A, met de mogelijkheid dat zij niets of heel weinig over techniek gehoord hebben. Voor deze laatsten moet men de leerstof van het begin af doornemen; voor de anderen zal men bouwen op de reeds geziene leerstof. 2 ALGEMENE DOELSTELLINGEN Het "doen" blijft belangrijk in de opleiding van de beroepsleerling. Door het "doen" moet de leerling inzicht verwerven in de wetmatigheden die de technologie van het vervormen, verwerken, verspanen en verbinden van de materialen bepalen. De leerling moet de zinvolheid van de handelingen en handvaardigheden van de techniek inzien. De leerling moet geleidelijk de toepassingsgebieden ontdekken waar die handelingen, handvaardigheden en technieken aan bod komen. De leerling moet werken kunnen uitvoeren waarover hij duidelijke informatie en/of verantwoorde werkmethodes kreeg. Hij moet geleidelijk leren produktief werken en kwaliteitswerk leveren. Hiervoor moet hij rekening kunnen houden met de factoren die de produktiviteit bepalen. De kwaliteitseisen dienen steeds duidelijk omschreven te zijn en aangepast aan de mogelijkheden van de leerling. Zowel zelfstandig werk als groepswerk behoren tot de vorming. Veiligheid tijdens het werk mag nooit vergeten worden. De leerling moet geleidelijk inzien dat "arbeid" een menselijke activiteit is die gericht moet zijn op de menselijke ontplooiing en op algemeen welzijn van allen. De leerling moet kunnen werken naar tekening. Daarvoor is het lezen en begrijpen van een tekening van essentieel belang. Elke opdracht dient uiteraard op een tekening vastgelegd te zijn. 3 ALGEMENE VOORSTELLEN Alle theorie moet, vooral bij het begin, niet in het teken staan van kennisvermeerdering, maar in het teken van een concrete toepassing. Men mag niet meer leerstof geven dan nodig is voor de praktische verwezenlijking van de opdracht. Geef de leerstof op het moment dat de leerlingen ze nodig hebben, zowel wat betreft de technische theorie als wat betreft de algemeen vormende leerstof. Om die reden is er geen leerplan technologie voorzien, maar zijn de nodige gegevens verwerkt in het leerplan praktijk. Het is dan ook vanzelfsprekend dat de leerkracht technologie ook praktijk zal onderwijzen. Van de materialen die men verwerkt zal men een korte bespreking geven over : handelsvorm, herkomst en fysische eigenschappen. 4 PRAKTIJK EN TECHNOLOGIE In het lessenrooster vinden wij voor praktijk 14 u. in het 1ste en 2de leerjaar van de 2de graad. In het leerplan zijn die 14 uren als volgt verdeeld. ankwerk 2 0 Machines 2 4 Gassmeltlassen 2 0 Elekt. booglassen 0 2 Elektriciteit 4 4 Houtbewerking 4 4

5 De voorgestelde uren zal men moeilijk strikt kunnen volgen. Dat hoeft ook niet. Men mag hier aanpassingen doorvoeren volgens de mogelijkheden van de school. Wel zal men ervoor zorgen dat op het einde van de graad de ganse leerstof werd doorgenomen. De TV-vakken in dit leerplan zijn opgesteld in de vorm van leerinhouden en verwerking die samen de doelstellingen vormen; tevens is ook het minimumniveau van de verwerking aangegeven. Voor dit laatste is de taxonomie van LOOM toegepast waarbij de volgende afkortingen zijn gebruikt : K = Kennis = egrijpen T = Toepassen A = Analyseren S = Synthetiseren E = Evalueren Voor de PV-vakken maakt men gebruik van de taxonomie voor de psychomotorische doelstellingen volgens RION, waarbij de volgende afkortingen worden gebruikt : W = Waarneming N = Nabootsing I = Inoefening = eheersen De en U in de kolommen betekenen basis en uitbreiding. De basisdoelstellingen MOETEN bereikt worden terwijl het voor uitbreidingsdoelen wenselijk zou zijn dat ze behandeld worden. 5 PRAKTIJK : LEERINHOUDEN, VERWERKING EN METHODISCHE WENKEN

Nr. LEERINHOUDEN COGNITIEF MOTORISCH W N I 1 Gereedschappen De gebruikte gereedschappen herkennen, weten hoe ze onderhouden en de gevaren ervan kennen. 2 Draden, kabels, buizen en hulpstukken Kunnen onderscheiden en gebruiksvoorwaarden kennen. 3.1 ewerken van draad en kabel Het gepaste gereedschap kennen. Nut van de isolatie kennen. Werkvolgorde kunnen verklaren. Draad en kabel ontmantelen, plooien en kunnen verbinden. 3.2 ewerken van buis Soorten en maat van de buis kennen. Plooien naar maat. 6 4.1 Symbolen bij elektrische installaties Noodzaak en symbolen en hun gebruik kennen. 4.2 Lichtschakelingen Schema kunnen lezen. Schema kunnen aanpassen aan de opgave. Soorten schakelingen kennen. De meest voorkomende lichtschakelingen maken op verschillende manieren. 5.1 Gebruik van testlamp of zoemer Weten hoe men met testlamp of zoemer fouten kan opsporen. Fouten opsporen. Schakelaars doormeten. 5.2 Ohmmeter als doormeettoestel Werking kunnen verklaren. Fouten opsporen. Schakelaars en toestellen doormeten. 5.3 Voltmeter Weten hoe aansluiten aan een net. Kunnen instellen en aflezen. Principe van het toestel kennen. Meten van spanningen.

Nr. LEERINHOUDEN COGNITIEF MOTORISCH W N I 5.4 Ampèremeter Idem als 5.3 Meten van stroom. 5.5 Universele meter Idem als 5.3 Meten met de universele meter. 6.1 eveiligingen Het doel van de beveiliging kennen. Soorten zekeringen kennen. Weten hoe een zekering kiezen. 6.2 De aarding Doel en principe van een aarding kennen. De voorschriften van een installatie kennen. Aansluiten van zekeringen in schakelingen. Aansluiten van aarding aan toestellen. 7 6.3 De verliesstroomschakelaar Het principe en de voorschriften kennen. De gegevens kunnen aflezen op het toestel. Uittesten van verliesstroomschakelaar door nabootsing van fouten. 7.1 Het verdeelbord Onderdelen kunnen herkennen. Aansluiten van een verdeelbord voor een éénpersoonswoning. 7.2 Aanvraag tot aansluiting Verdeelmaatschappij kennen. Weten waar informatie kan gevonden worden. Formulieren kunnen invullen. 7.3 Het technisch reglement. Reglement kennen voor een woning. Het nut van de keuring inzien. Aansluiten van een woning.

Nr. LEERINHOUDEN COGNITIEF MOTORISCH W N I 1.1 Verbindingen : rechte en schuine liplas Werkmethode kunnen lezen. Tekening kunnen lezen en overbrengen. Meten en aftekenen. Inzagen en uitkappen. Vergaren. 1.2 Halfhoutse hoekverbinding Halfhoutse T-verbinding Halfhoutse midden- of kruisverbinding Werktekening kunnen maken. ewerkingsvolgorde kennen. Aftekenen op het hout en uitwerken. 1.3 Machinaal maken van verbindingen Machines kunnen instellen. Veiligheidsregels kennen. Instellen van de langgatboormachine en boren van gaten. 8 2 Handgereedschappen : vijlen, schraapstaal, schaven, beitels en els. Kunnen herkennen, weten hoe ze gebruikt en scherp gemaakt worden. Hanteren van de handgereedschappen. Scherpen van schraapstaal, schaafmes en beitels. 3 Lintzaag, vlak- en vandikteschaaf Gevaren van de machines kennen. Weten hoe deze machines instellen. De techniek kennen bij het gebruik van deze machines. Zagen met lintzaag. Vlak- en vandikteschaven. Haaksschaven. Zaag en schaafmessen monteren. U 4 Houtsoorten : massief hout plakhout platen materiaal Herkennen van de veelgebruikte houtsoorten. Toepassingen kennen in de houtnijverheid. (Aanleggen van documentatiemap). (Houtsoorten verzamelen). 5 Houtstaat Weten hoe een houtstaat opmaken. Nut van de houtstaat aantonen. 6.1 Verbindingen met pen en gat. De toepassingen kennen. ewerkingsvolgorde kunnen opmaken. Houtstaat opmaken voor een werkstuk Hout klaarmaken voor pen en gatverbinding.

Nr. LEERINHOUDEN COGNITIEF MOTORISCH W N I 6.2 Hoekverbindingen met : spatpen, sponning, verstek voorkant, dubbelprofiel en sponning met profiel. De toepassingen kennen met voor- en nadelen. Gaten boren en pennen zagen. Groeven trekken en profielen slaan. Opschuren en vergaren. 6.3 T-verbindingen met : sponning, dubbel profiel, visgraat en zwaluwstaart De toepassingen kennen met voor- en nadelen. T-verbindingen uitvoeren. 7.1 Hang- en sluitwerk voor ramen en deuren : bitscharnieren, paumelles, stift fitsen, dagslot en dag-nachtslot De toepassingen kennen en weten hoe inbouwen en monteren. Plaatsen van hang- en sluitwerk. 9 7.2 Voor meubelen; pianoscharnier, fitsen, inboorscharnieren, baskulsloten, opschroefslot, magneetslot en springslot. De toepassingen kennen en weten hoe inbouwen en monteren. Plaatsen van hang- en sluitwerk. 8 Dakstoel, dakvormen en dakgoten Kennen van de soorten en hun toepassingen. Kennen van de onderdelen en hun verbinding. De werkwijze kunnen verklaren. Maken van een dak en dakgoten. (Op schaal). 9 Machines : cirkelzaag, draagbare kortzaag, pennebank, freesmachine en schuurmachine De veiligheidsvoorschriften kennen bij het gebruik van deze machines. Weten hoe deze machines instellen. Weten hoe deze machines onderhouden worden. Aan de hand van de machinemap alle delen kunnen aanduiden. Weten hoe de gereedschappen moeten gemonteerd worden. Gebruiken van : cirkelzaag draagbare kortzaag pennebank freesmachine schuurmachine Monteren van het gereedschap. Machines onderhouden.

Nr. LEERINHOUDEN COGNITIEF MOTORISCH W N I 1.1 Autogene lasinstallatie Kunnen beschrijven hoe een autogene lasinstallatie eruit ziet. Welke zijn de onderdelen. Veiligheidsvoorschriften kennen. 1.2 Lasbrander Rol van de verschillende bekken kennen. Weten hoe een brander aansteken en doven. 1.3 Lasstaven Soorten kunnen onderscheiden en oordeelkundig kiezen. Druk regelen van de gasflessen. Een brander kunnen aansteken en doven. Verschillende bekken monteren. 10 2 ewerkingen met plaat min. 1 mm en max. 2 mm dikte Voor de gegeven materiaaldikte en bewerking een bek kiezen, dit met behulp van tabellen. Smeltbad vormen in plaat van 2 mm naar 1 mm. Verbindingen maken zonder toevoegmateriaal. Verbindingen maken met toevoegmateriaal. Hechten van stukken. 3.1 Solderen Verschil omschrijven tussen lassen, hard en zacht solderen. 3.2 Zachtsolderen : gereedschappen Kunnen herkennen en verantwoorde keuze maken tussen elektrische- en gasbout. Gevaren van de gas- en benzinebout kennen. Gasbout kunnen aansteken. enzinebout kunnen aansteken.

Nr. LEERINHOUDEN COGNITIEF MOTORISCH W N I 3.3 Zachtsoldeer en vloeimiddel Verschil kennen tussen de soorten. Weten waar welk vloeimiddel mag gebruikt worden. 3.4 Zachtsolderen Toevoegmateriaal en vloeimiddel verantwoord kiezen. Solderen van koperdraad. Solderen van koperbuis. Solderen van zinkplaat. 3.5 Hardsolderen Verschil kennen van de werkstuktemperaturen bij lassen en hardsolderen. Hardsolderen van plaat. Hardsolderen van buis. 4 Samengestelde oefeningen Samengestelde oefeningen. U 11

Nr. LEERINHOUDEN COGNITIEF MOTORISCH W N I 1 Elektrisch booglassen Veiligheidsvoorschriften kennen. 1.1 Lastransformator Weten hoe men deze kan regelen. Lastransformator regelen. 1.2 Lastang, aardklem en laskabels, lasscherm, bikhamer, staaldraadborstel, tang, handschoenen, schort Herkennen en weten hoe te gebruiken. Gevolgen kennen van een slecht contact. Aardklem op een stuk kunnen aansluiten. 1.3 Laselektroden Aan de hand van een tabel de juiste laselektrode kiezen voor een bepaald laswerk. De juiste laselektrode kunnen nemen en monteren in de lastang. 2 Werkstukken Weten hoe ze voorbereiden. 12 3.1 Lassen Oordeelkundig kiezen van elektrode en stroom. Weten welke stand en de beweging is van de elektrode. Lassnoeren neersmelten. Opdikken met lassnoeren. Twee stukken hechten. Rechte kantlas. Hoeklas. 3.2 Lasonderzoek Weten hoe een goede lasnaad er moet uitzien. Met voorbeelden van goede lasnaden hun eigen fouten herkennen. Weten hoe een lasnaad reinigen. 4 Samengestelde oefeningen Samengestelde oefeningen. U

Nr. LEERINHOUDEN COGNITIEF MOTORISCH W N I 1.1 Vijlen De vijlen kennen naar vorm, kapping en afmetingen. 1.2 Het vijlen De goede houding kennen bij het vijlen. Tolerantie kunnen aflezen en weten hoe men deze kan meten. De eisen van het stuk kunnen aflezen van de tekening. Vlak-, haaks- en evenwijdig vijlen : kwaliteitseisen : maattol. : IT 10 opp. toestand : Ra 3,2 vormtol. : IT 9 Afschuinen, hoeken en kanten breken 2.1 Schroefdraad ISO stelsel Maten kunnen aflezen van een tabel. 13 2.2 Tappen en draadkussens De maat van tap en draadkussens kunnen aflezen. Draad tappen, min. M5 en max. M12 Draad snijden met kussen, min. M5 en max. M12 Tappen van blinde gaten U 2.3 Wringijzer Een verantwoorde keuze kunnen maken 2.4 Snijkoelvloeistof Het doel van de snijkoelvloeistof kennen. 3.1 Meten Meetlat en meter Weten waar en wanneer deze moeten gebruikt worden. Stukken kunnen rangschikken met een maatverschil van 0,5 mm. 3.2 Schuifmaat 1/10 en 1/20 De schuifmaat kunnen onderhouden en weten hoe aflezen. 3.3 Schroefmaat De schroefmaat kunnen onderhouden en weten hoe aflezen. Stukken kunnen rangschikken met een maatverschil van 0,05 mm. Stukken kunnen rangschikken met een maatverschil van 0,02 mm.

Nr. LEERINHOUDEN COGNITIEF MOTORISCH W N I 3.4 Meetklok 1/100 en statief Weten hoe een meetklok met een statief op te stellen. Stukken kunnen rangschikken met een maatverschil van 0,01 mm. 4.1 Zagen Handzagen Een zaag voor een bepaald werk verantwoord kunnen kiezen. Weten hoe men een zaag goed kan monteren in een zaagbeugel. Met een handzaag kunnen zagen tussen twee afgetekende lijnen. 14 4.2 eugel- en lintzaagmachine De veiligheidsvoorschriften kennen voor het gebruik van de zaagmachines. Aan de hand van de machinemap alle delen van de machine kunnen aanduiden en weten hoe ze moeten onderhouden worden. Weten hoe men zagen moet monteren. Weten hoe stukken veilig worden opgespannen. Zaagmachines bedienen en onderhouden. Met beugelzaagmachine kunnen zagen naar maattol. IT 15 Zagen met lintzaagmachine. 5.1 oren Tafelboormachine De veiligheidsvoorschriften kennen voor het gebruik van de boormachine. Aan de hand van de machinemap alle delen van de machine kunnen aanduiden en weten hoe ze moet onderhouden worden. De boormachine instellen en onderhouden. 5.2 De boren : spiraalboor, centerboor en verzinkboor De boren herkennen en weten hoe te meten. Weten wanneer een boor scherp is. Weten hoe een boor wordt opgespannen. De boren meten. Zien of een boor scherp is. oren opspannen in boorhouder en boorspil. 5.3 Te boren center aftekenen. Weten hoe een boorcenter moet afgetekend worden. oorcenter aftekenen.

Nr. LEERINHOUDEN COGNITIEF MOTORISCH W N I 5.4 Het boren De snijsnelheid en het toerental kunnen aflezen. De gevaren kennen bij het boren. Weten hoe stukken veilig worden opgespannen. Weten hoe een center voorbereid wordt op een schuin vlak. oren van doorlopende gaten. oren van kruisende gaten. oren van blinde gaten. oren op schuine vlakken. oren in cilindrische stukken. 6.1 Ruimers Vaste handruimers Een vaste handruimer herkennen, de maat kunnen aflezen en weten hoe hij gebruikt wordt. Ruimen van cilindrische gaten. Ruimen van conische gaten. 15 6.2 Uitzetbare ruimer De max. en min. maat kunnen aflezen. Weten hoe de ruimer geregeld wordt. Ruimen met uitzetbare ruimer.

Nr. LEERINHOUDEN COGNITIEF MOTORISCH W N I 1.1 Draaien De draaibank De veiligheidsvoorschriften kennen voor het gebruik van de draaibank. Aan de hand van de machinemap alle delen van de draaibank kunnen aanduiden en weten hoe ze moeten onderhouden worden. Aan de hand van de machinemap de draaibank onderhouden en instellen. 1.2 Hulptoestellen : klauwplaten, meenemers, mee neemplaat, centers, beitels en brillen. De hulptoestellen herkennen en weten hoe ze op de machine worden gemonteerd. Ze verantwoord kunnen kiezen. De hulptoestellen op de machine plaatsen. 16 1.3 Snijsnelheid en toerental. De gepaste snijsnelheid voor een bepaalde bewerking en voor het te bewerken materiaal uit een tabel kunnen kiezen. Uit een tabel het toerental kunnen aflezen. 1.4 Het draaien : cilindrisch De werkgang kunnen verklaren. Draaien tussen centers en in de klauwplaat. Cilindrisch in- en uitwendig draaien met maattol. IT 8 en Ra 1,6 Op lengte draaien, maattol. IT 12 1.5 Centeren De techniek kennen om stukken te centeren in een onafhankelijke klauwplaat. Stukken centeren in onafhankelijke klauwplaat. Willekeurige stukken in balans brengen. 1.6 Conisch draaien Weten welke hoek men moet instellen. Weten hoe men een conus kan draaien. Uitwendig conisch draaien met de bovenslede.

Nr. LEERINHOUDEN COGNITIEF MOTORISCH W N I 1.7 Vormdraaien en groeven steken. Weten hoe de beitel goed wordt ingespannen. Met kleine vormbeitel vormen draaien. Uitwendige rechte en v-groeven steken. 1.8 oren Weten hoe boren worden opgespannen op een draaibank. Het doel van de koelvloeistof kennen. oren op de draaibank. 1.9 Ruimen De gevaren bij ruimen kennen. Van een tabel de overmaat kunnen aflezen. Ruimen op draaibank. U 17 1.10 Snijden van schroefdraad Weten hoe de machine wordt ingesteld voor het snijden van schroefdraad. Weten hoe men de schroefdraadsnijbeitel moet opstellen. Een beitel kunnen kiezen voor een bepaalde schroefdraad. In- en uitwendige, driekantige schroefdraad snijden, kwaliteit IT 6. 1.11 rillen De regels kennen voor het gebruik van brillen. De techniek kennen om een vaste bril te regelen op een bepaalde diameter. Draaien met vaste en meelopende bril. U 2.1 Sterke-armschaafmachine universele freesmachine De veiligheidsvoorschriften van deze machines kennen. Aan de hand van de machinemap alle delen van deze machines kunnen aanduiden en weten hoe ze moeten onderhouden worden. Aan de hand van de machinemap deze machines onderhouden en instellen.

Nr. LEERINHOUDEN COGNITIEF MOTORISCH W N I 2.2 Machinespanschroeven Weten hoe een machinespanschroef op een machine wordt gemonteerd. Weten hoe een machinespanschroef kan uitgelijnd worden. Een machinespanschroef monteren. Een machinespanschroef uitlijnen. 3.1 Snijgereedschap Schaafbeitels De schaafbeitels herkennen volgens het uit te voeren werk. De vlakken en de hoeken van de schaafbeitel kunnen verantwoorden. De schaafbeitels goed opspannen. Zien of een schaafbeitel scherp is. 18 3.2 Frezen : vinger-, spiebaan-, zaag-, groef-, meskop De frezen herkennen; verantwoord kiezen en weten hoe ze goed worden opgespannen. Genoemde frezen goed opspannen. 4 Werkstukken spannen in een machinespanschroef. Weten hoe werkstukken goed worden opgespannen. Werkstukken spannen om evenwijdig en haaks te schaven of te frezen. 5 ewerkingen : schaven en frezen. De werkgang kunnen verklaren. De eisen kennen waaraan de opspanning moet voldoen. De snijsnelheid uit de tabel kunnen aflezen. ij het schaven het aantal slagen kunnen aflezen uit een tabel. ij het frezen het toerental en de voedingssnelheid kunnen aflezen. Stukken evenwijdig en haaks schaven en frezen. Maattol. IT 10 en Ra 3,2 Frezen met enkele van bovengenoemde frezen.

Nr. LEERINHOUDEN COGNITIEF MOTORISCH W N I 6 De slijpmolen De veiligheidsvoorschriften van de machine kennen. Slijpstenen herkennen en weten hoe ze worden gemonteerd. Van de snijgereedschappen de te slijpen hoeken uit een tabel kunnen aflezen. Kunnen slijpen van : hakbeitel, puntslag, afschrijfnaald, spiraalboor, schaaf- en draaibeitel. De slijpsteen monteren. De slijpsteen rechten en profileren. 19

6. TV ELEKTRICITEIT ELEKTRICITEIT TV ELEKTROMECHANICA/MECHANICA MECHANICA 20 6.1 Algemene methodische wenken Door vele praktische voorbeelden zal men de leerlingen de wetmatigheid in de techniek laten inzien. Om bovenstaande doel te bereiken zal men : - Enkel de noodzakelijke theoretische begrippen bijbrengen en veel aandacht besteden aan de toepassingen. - De berekeningen beperkt houden tot eenvoudige voorbeelden. - Het nodige aanschouwelijk materiaal gebruiken om de studie van basisbegrippen, wetten, mechanismen en werktuigen uit te leggen. - laden geven met uitleg over uit te voeren taken, zodat zij een beter inzicht krijgen in het gestelde probleem. - Altijd de nadruk leggen op orde en zorg. - Ook in deze theoretische lessen moet de veiligheidsgedachte aan bod komen.

Nr. LEERINHOUDEN VERWERKING K T A S E METHODOLOGISCHE. WENKEN 1 Stroomkring De vier onderdelen kunnen onderscheiden en met naam noemen. 1.1 - ron ronnen kunnen opnoemen uit onze leefwereld. Voorbeelden uit het dagelijkse leven. 1.2 - Verbruikers Verbruikers met een verschillende doel. 1.3 - Schakelaars Verschillende schakelaars kunnen herkennen. 1.4 - Geleiders Verschillende geleiders kunnen herkennen. 21 2 Wissel- en gelijkstroom. Proefondervindelijk het onderscheid aantonen. Proeven door de leerlingen laten uitvoeren. 3 Spanning, stroomsterkte en weerstand. Het onderscheid kunnen verklaren. Symbool en eenheid van de grootheden kennen. Meettoestellen herkennen. Weten hoe het kan gemeten worden. Eerste metingen zelf doen. 4 Wet van Ohm. Door formule aantonen dat er een verband is tussen spanning, stroom en weerstand. Met formule voorbeelden oplossen. Met proeven verduidelijken.

Nr. LEERINHOUDEN VERWERKING K T A S E METHODOLOGISCHE WENKEN 5 Vermogen. Het begrip elektrisch vermogen uitleggen. Eenheid en symbool van de grootheid kennen. Met formule voorbeelden oplossen. Kostprijs berekenen. 6 Verdeling van elektrische energie. Schema kunnen verklaren van een huisverdeling. Onderdelen herkennen : hoofdleiding, meter, hoofdschakelaar, veiligheden, leidingen en verbruikers. Men moet een duidelijk en eenvoudig schema hebben. 22 7 Schakelingen. epaling van serie- en parallelschakeling. Voor- en nadelen kennen. De meest voorkomende lichtschakelingen op schema kunnen herkennen. Een schema van een TL-verlichting verklaren. 8 Motoren. Rechtstreeks aansluitschema van een asynchrone motor kunnen verklaren. Weten hoe men de draaizin van een driefasige asynchrone motor kan veranderen. 9 Reglementering. Reglementering voor huishoudinstallaties kennen. De werkvolgorde en beveiliging van een huisinstallatie verklaren aan de hand van een gegeven tekst.

Nr. LEERINHOUDEN VERWERKING K T A S E METHODOLOGISCHE WENKEN 10 Gevaren. Gevaren van de elektriciteit kunnen opsommen en de veiligheidsvoorschriften kennen. 23

Nr. LEERINHOUDEN VERWERKING K T A S E METHODOLOGISCHE WENKEN 1 ewegingsleer 1.1 Rust-beweging-baan-zin-snelheid-tijdafgelegde weg. Door middel van voorbeelden deze begrippen illustreren. Voorbeelden kiezen uit de leefwereld van de leerlingen. 1.2 Eenparig rechtlijnige beweging. Eenheden en symbolen van de grootheden : s, v en t kennen. De eenheden kunnen omzetten. Met gegeven formule voorbeelden oplossen. 1.3 Veranderlijke rechtlijnige beweging. Het begrip verklaren : eenparig vertraagdeen versnelde beweging. erekenen van gemiddelde snelheid. Eenvoudige voorbeelden. 24 1.4 Eenparig ronddraaiende beweging. Symbool en eenheid van de grootheid kennen. De eenparig ronddraaiende beweging kunnen herkennen op de werktuigmachines. Met gegeven formule n kunnen berekenen. n kunnen aflezen van snelheidsdiagrammen. ij alle berekeningen altijd de formules geven. Verschillende diagrammen geven om n te laten aflezen. 2 Mechanismen 2.1 Aandrijvingen. Verschil kunnen omschrijven tussen een directe en indirecte aandrijving. Voorbeelden kunnen geven. Voorbeelden geven uit de werkplaats en van huishoudelijke toestellen.

Nr. LEERINHOUDEN VERWERKING K T A S E METH. WENKEN 2.2 Indirecte aandrijving. Herkennen van : riem-, tandwiel-, kettingwieloverbrenging en wrijvingswielen. 2.3 Van ronddraaiend naar rechtlijnig. Voorbeelden kunnen geven en herkennen van schroef en moer. Ook van tandwiel en tandheugel, nokken, kruk- en drijfstangmechanisme, kruk- en sleufmechanisme. eperken tot voorbeelden die te vinden zijn in de werkplaats. 3 Overbrenging 26 3.1 Riemoverbrenging. De onderdelen herkennen en benoemen. Soorten riemen en riemoverbrenging herkennen. Toerentallen kunnen berekenen met gegeven formule. Draaizin kunnen aangeven bij riemoverbrenging. lijven bij de machines uit de werkplaats. Van een (boor-)machine de toerentallen berekenen. 3.2 Kettingwielen. Kunnen herkennen en met gegeven formule het toerental berekenen. Vooruitgang van een fiets bij één toer van de pedalen. 3.3 Wrijvingswielen. Werking kunnen omschrijven. Toerental berekenen met gegeven formule. 3.4 Tandwielen. Soorten tandwielen kennen. ewegingen herkennen met : evenwijdige, haakse en kruisende assen. Draaizin van tandwielen kunnen nagaan. Gebruik van tussenwiel(en) kunnen begrijpen. Didactische tandwielen. Men kan veel aantonen op de tandwielschaar van een draaibank.

Nr. LEERINHOUDEN VERWERKING K T A S E METH. WENKEN Toerental berekenen van enkelvoudige overbrenging. Toerental van meervoudige overbrenging. U 4 Krachtenleer 4.1 Traagheidswet (beginsel). Traagheidswet van de lichamen aan de hand van proeven kunnen uitleggen. 4.2 Kracht. Verklaren waardoor de bewegingstoestand van een lichaam kan veranderen. U U 27 4.3 Meten van krachten. Weten hoe krachten kunnen gemeten worden. Symbool en eenheid van de grootheid kennen. Demonstreren met de dynamometer. 4.4 Enkelvoudige werktuigen. Hefbomen, windassen, katrollen, dommekrachten. Kunnen herkennen en het nut ervan aantonen. Met gegeven formule de kracht kunnen berekenen bij genoemde werktuigen. 5 Momenten Moment. De elementen kunnen onderscheiden. Symbolen en eenheden van de grootheden kennen. Met gegeven formule voorbeelden oplossen. De zin van de momenten onderscheiden. U U Gebruik van momentensleutels en wringijzer.

Nr. LEERINHOUDEN VERWERKING K T A S E METH. WENKEN 6 Zwaartekracht en zwaartepunt De zwaartekracht proefondervindelijk kunnen aantonen. Van enkelvoudige meetkundige figuren het zwaartepunt grafisch en proefondervindelijk kunnen bepalen. Van willekeurige figuren het zwaartepunt proefondervindelijk kunnen bepalen. 7 Actie en reactie ij voorbeelden actie en reactie kunnen onderscheiden. U 28 8 Arbeid Symbool en eenheid van de grootheid kennen. Met een gegeven formule de arbeid kunnen berekenen. 9 Vermogen Symbool en eenheid van de grootheid kennen. Met gegeven formule het vermogen kunnen berekenen. 10 Rendement Formule en symbool kennen. Factoren kennen die het rendement nog afremmen. Aandacht vestigen op goed onderhoud van de machines.

29 7 TV ELEKTRICITEIT/ELEKTROMECHANICA/HOUT/MECHANICA TECHNISCH TEKENEN 1ste lj.: 2 u./w. 2de lj.: 2 u./w. 7.1 Voorwoord Vooraf willen wij duidelijk stellen dat de doelstelling van het Technisch Tekenen in de beroepsafdeling niet dezelfde kan en mag zijn als deze voor het T.S.O. Waar voor deze beide niveaus het kunnen uitvoeren van een technische tekening een doel op zichzelf vormt dient in de beroepsafdeling het tekenen te worden opgevat als middel om een tekening te kunnen lezen. De beroepsschoolleerling zal wellicht nooit tekenaar (kunnen) worden; wat wij hem wel moeten bijbrengen is een tekening te leren begrijpen. In dit kader dient dit leerplan "Technisch Tekenen" dan ook eerder gezien als een leerplan "Tekening lezen". Vele beroepsschoolleerlingen hebben reeds heel wat moeite om zich de ruimtelijke voorstelling van een in vlakke projectie getekend voorwerp of werkstuk te kunnen indenken. De op een tekening voorkomende symbolen voor materiaalaanduiding, maat-vorm- en plaatstoleranties en ruwheidswaarden houden niet alleen vertaalproblemen voor de leerling in, doch vormen eventueel hindernissen voor de tekenleraar die deze symbolen voor deze leerlingen een tastbare betekenis moet geven. Om deze betekenissen op een voor de leerlingen begrijpbare en aantrekkelijke manier gestalte te kunnen geven zijn niet zoveel voor de hand liggende middelen beschikbaar. Dit mag echter geen reden zijn om het tekeninglezen, hoe belangrijk ook, louter en alleen te beperken tot de ruimtelijke voorstelling en enkele geometrische maten van het getekende voorwerp. Een technische tekening, zelfs van een eenvoudig onderdeel, bevat een volledige en ondubbelzinnige omschrijving van het te vervaardigen produkt. Het is deze totaalinformatie die ook de beroepsschoolleerling moet leren lezen en begrijpen. De middelen daartoe mogen vooral nog ontbreken, een reden mag dit echter niet zijn om niet zelf op zoek te gaan naar aangepaste werkvormen, methodes en didactische middelen. Willen wij de beroepsschoolleerling bij wijze van spreken uit de kom halen, dan zullen wij daar in de eerste plaats zelf iets moeten aan doen. 7.2 Enkele algemene methodische aanduidingen Het tekenonderricht dient praktijkgericht te zijn. In de tekenlessen zal er ruimschoots gebruik gemaakt worden van modellen en didactische leermiddelen. Men zal bij voorkeur werkstukken kiezen die in de praktijkoefeningen voorkomen en niet zoeken naar irreële werkstukken. Om het leerproces te activeren zullen er zoveel mogelijk voorgedrukte bladen met reeds voorbereide tekeningen aangewend worden. Alle tekeningen worden met potlood getekend. Meetkundig- en projectietekenen dienen geïntegreerd te worden in het technisch tekenen. De meetkundige constructies zullen pas aangeleerd worden als ze toepassing vinden in een tekening van een goed gekozen werkstuk. Men zal zoveel mogelijk gebruik maken van normen, documentatiemateriaal en tabellen. Voor het tekenen van plaatuitslagen zal men eveneens tabellen met coördinaten gebruiken. PS. In dit leerplan is iets voorzien voor METAAL, ELEKTRICITEIT en HOUT. Hoeveel tijd men besteedt aan het ene en het andere zal men in de school zelf moeten bepalen. 7.3 Leerinhouden, verwerking, methodische wenken

Nr. LEERINHOUDEN VERWERKING K T A S E METHODOLOGISCHE WENKEN 1 Elektrische symbolen. De symbolen kennen. De leerlingen moeten beschikken over de normen. 2 Schema's : stroomkring, leiding- aansluiten bedradingsschema Kunnen onderscheiden van elkaar. Weten hoe het ene opbouwen met het andere. Uitgewerkte voorbeelden geven. 3 Licht- en belschakelingen. Tekenen van licht- en belschakelingen. 4 ouwplan van een woning. Een bouwplan van een woning kunnen verklaren. Liefst een woning met één verdieping. 5 Licht in een woning. Lichtpunten bepalen in een woning. 30 6 Elektrisch plan van een woning. Alle voorkomende symbolen kunnen verklaren. Dit is een oefening in tekening lezen.

Nr. LEERINHOUDEN VERWERKING K T A S E METHODOLOGISCHE WENKEN 1 Maataanduiding. Normen kennen bij maataanduiding in de houtbewerking. De leerlingen moeten beschikken over de normen. 2 ladschikking. ladschikking kunnen verantwoorden. Voorbeelden geven ter verantwoording. 3 Liplassen : rechte liplas, rechte haaklas, schuine liplas, schuine haaklas en lengteverbindingen. Liplassen kunnen uittekenen volgens gegevens. Alle voorbeelden moeten ter beschikking zijn. 4 Verbindingen : langshout-, hoek-, pen en gat-, zwaluwstaart-, T- en groef- en sponningverbinding. Verbindingen kunnen uittekenen volgens gegevens. Alle voorbeelden moeten ter beschikking zijn. 31 5 6 Raam en deursamenstellingen. Dak en goottekeningen. Deze tekeningen kunnen lezen. Deze tekeningen kunnen lezen. Aan tekeninglezen mag veel tijd besteed worden.

Nr. LEERINHOUDEN VERWERKING K T A S E METHODOLOGISCHE WENKEN 1.1 Maataanduiding NN 518 Componenten van de maataanduiding element, hulpmaatlijnen, maatlijnen, pijltjes, inschrijven van de maatgetallen, toegevoegde letters, symbolen, afschuiningen Op eenvoudige tekeningen de maataanduidingen oordeelkundig kunnen aanbrengen. Tekenen en werkmethode moeten hand in hand gaan. 1.2 Maattolerantie NN 580 Eenvoudige toleranties kunnen aanbrengen op een tekening. 32 1.3 Vorm- en plaatstolerantie NN 88-03 Kunnen aanbrengen op een tekening de aard van de vorm- en plaatstoleranties, volgens de vorm voor afzonderlijke elementen : rechtheid, rondheid, vlakheid, cilindriciteit en volgens oriëntatie van samenpassende elementen : evenwijdige loodrechtheid. Zorg ervoor dat men het kan nameten. 1.4 Oppervlaktetoestand NN 88-02 Vertrekkende van monsters de symbolen op een tekening aanbrengen. 2 Normalisatie De Ra-monsters moeten er zijn. 2.1 Schroefdraadvoorstelling NN E04-010 - Inzicht in het voorstellen van schroefdraad : in aanzichten, in doorsneden, in samenstellingstekening, met maataanduiding. Schroefdraadvoorstellingen kunnen herkennen. Schroefdraadvoorstellingen in aanzichten kunnen aantonen, of tekenen. Schroefdraadvoorstellingen in doorsnede kunnen herkennen of tekenen. De leerlingen moeten de norm in hun bezit hebben. Aanvuloefeningen. Werkstukken uit de praktijk.

Nr. LEERINHOUDEN VERWERKING K T A S E METHODOLOGISCHE WENKEN - Inzicht in begrippen : zichtbare schroefdraad, niet-zichtbare schroefdraad, in doorsnede aangegeven schroefdraad, schroefdraad in eindaanzicht. 2.2 Symbolische voorstelling van lasnaden NN F01-001 Schroefdraadvoorstelling in eenvoudige samenstellingstekening kunnen aantonen of tekenen. Maataanduiding kunnen uitvoeren. Normbladen kunnen raadplegen. De symbolische lasaanduiding voor kanten hoeklas kunnen herkennen en de maataanduiding kunnen aflezen. U 3 Meetkundig tekenen Inzicht in constructiemethode : raakbogen. Deze meetkundige constructie kunnen uitvoeren in toepassingen. 33 4 Tekening lezen - Vragen beantwoorden. - Op een werktekening alle gegevens kunnen opzoeken die nodig zijn om het uit te voeren werkstuk ruimtelijk te kunnen voorstellen. Aan tekening lezen mag veel tijd worden besteed. Men kan hier ook de nodige theorie in verwerken. 5 Doorsnede NN E04-008 5.1 Inzicht in het begrip doorsnede. Inzicht in de doorsneemethode door één vlak. Inzicht in de vormgeving : schikkingarcering. De doorsnede van een werkstuk, bepaald door één vlak, kunnen tekenen. De stukken moeten aanwezig zijn, en de snede aangebracht. 5.2 Plaatselijke doorsnede. De plaatselijke doorsnede van een werkstuk kunnen tekenen.

6 Projectietekenen Ontvouwingen. Ontvouwing van een bakje tekenen. Ontvouwing van een kegel tekenen. In papier laten uitsnijden. 7 Vaktekenen 7.1 Titelhoek en stuklijst. Lezen van stuklijsten. Stuklijst van een samenstelling invullen. 7.2 Samenstelling. Uit samenstelling een onderdeel kunnen tekenen. Een eenvoudige samenstelling tekenen. U Dit kan een deel van een werktuigmachine zijn. 34 8 Tekening lezen Verbreding en verdieping van de inzichten i.v.m. tekening lezen verworven in het eerste en tweede leerjaar van de tweede graad. - Het zich ruimtelijk kunnen voorstellen van ingewikkelder werkstukken uit meer complexe tekeningen. - Meer complexe tekeningen kunnen interpreteren. - De moeilijkheidsgraad verhoogt door het meer of minder bevatten van : - doorsneden - schroefdraadvoorstellingen - kegelvormen - maataanduiding - maattoleranties - materiaalaanduiding - oppervlaktetoestand - eventuele profielaanduiding - eventuele lasaanduiding Aan tekening-lezen mag veel tijd worden besteed. Men kan hier ook de nodige theorie in verwerken. Meer complexe tekeningen zijn syntheseoefeningen op verworven inzichten en vaardigheden.

35 8 TV ELEKTRICITEIT TV ELEKTROMECHANICA/MECHANICA TV HOUT TECHNOLOGIE 8.1 Voorwoord Het vak Technologie moet zeer kort bij de praktijk staan. De uitleg moet in het teken staan van concrete toepassingen in de werkplaats. Men mag niet meer leerstof geven dan nodig is voor de praktische verwezenlijking van de opdracht in de werkplaats. Geef de leerstof op het moment dat de leerlingen ze nodig hebben. Het is dan ook aangewezen in het SO deze theorie te integreren met het vak praktijk. Het is dan ook vanzelfsprekend dat de leerkracht technologie ook de praktijk zal onderwijzen. Van de materialen die men verwerkt zal men een korte bespreking geven over : handelsvorm, herkomst en fysische eigenschappen. Het leerplan dat hierna volgt, vindt men ook in het leerplan praktijk. Men vindt er wel geen methodische wenken bij. Men had wel overal kunnen invullen : in samenspraak met de praktijk, of aantonen in de werkplaats. Daar deze vakken, praktijk en technologie, gegeven worden door dezelfde leerkracht is dat dan ook vanzelfsprekend. Men zal op deze manier ook veel aandacht kunnen geven aan de werkmethode. 8.2 Leerinhouden, verwerking

Nr. LEERINHOUDEN VERWERKING K T A S E METHODOLOGISCHE WENKEN 1 Gereedschappen De gebruikte gereedschappen herkennen, weten hoe ze onderhouden en de gevaren ervan kennen. 2 Draden, kabels, buizen en hulpstukken Kunnen onderscheiden en gebruiksvoorwaarden kennen. 3.1 ewerken van draad en kabel Het gepaste gereedschap kennen. Nut van de isolatie kennen. Werkvolgorde kunnen verklaren. 3.2 ewerken van buis Soorten en maat van de buis kennen 36 4.1 Symbolen bij elektrische installaties Noodzaak en symbolen en hun gebruik kennen 4.2 Lichtschakelingen Schema kunnen lezen. Schema kunnen aanpassen aan de opgave. Soorten schakelingen kennen. 5.1 Gebruik van testlamp of zoemer Weten hoe men met testlamp of zoemer fouten kan opsporen. 5.2 Ohmmeter als doormeettoestel Werking kunnen verklaren 5.3 Voltmeter Weten hoe aansluiten aan een net. Kunnen instellen en aflezen. Principe van het toestel kennen.

5.4 5.5 Ampèremeter Universele meter Idem als 5.3. Idem als 5.3. 6.1 eveiligingen Het doel van de beveiliging kennen. Soorten zekeringen kennen. Weten hoe een zekering kiezen. 6.2 De aarding Doel en principe van een aarding kennen. De voorschriften van een installatie kennen. 6.3 De verliesstroomschakelaar Het principe en de voorschriften kennen. De gegevens kunnen aflezen op het toestel. 7.1 Het verdeelbord Onderdelen kunnen herkennen. 37 7.2 Aanvraag tot aansluiting Verdeelmaatschappij kennen. Weten waar informatie kan gevonden worden. Formulieren kunnen invullen. 7.3 Het technisch reglement Reglement kennen voor een woning. Het nut van de keuring inzien.

Nr. LEERINHOUDEN VERWERKING K T A S E METHODOLOGISCHE WENKEN 1.1 Verbindingen : rechte en schuine liplas Werkgang kunnen verklaren. Tekening kunnen lezen en overbrengen. 1.2 Halfhoutse hoekverbinding. Halfhoutse T-verbinding. Halfhoutse midden- of kruisverbinding Werktekeningen kunnen maken. ewerkingsvolgorde kennen. 1.3 Machinaal maken van verbindingen Machines kunnen instellen. Veiligheidsregels kennen. 2 Handgereedschappen : vijlen, schraapstaal, els, schaven en beitels Kunnen herkennen, weten hoe ze gebruikt en scherp gemaakt worden. 38 3 Lintzaag, vlak- en vandikteschaaf Gevaren van de machines kennen. Weten hoe deze machines instellen. De techniek kennen bij het gebruik van deze machines. 4 Houtsoorten : massief hout plakhout platen materiaal Herkennen van de veelgebruikte houtsoorten. Toepassingen kennen in de houtnijverheid. 5 Houtstaat Weten hoe een houtstaat opmaken. Nut van de houtstaat aantonen. 6.1 Verbindingen met pen en gat. De toepassingen kennen. ewerkingsvolgorde kunnen opmaken.

Nr. LEERINHOUDEN VERWERKING K T A S E METHODOLOGISCHE WENKEN 6.2. Hoekverbindingen met : spatpen, sponning, verstek voorkant, dubbelprofiel en sponning met profiel De toepassingen kennen met voor- en nadelen. 6.3. T-verbindingen met : sponning, dubbel profiel, visgraat en zwaluwstaart. De toepassingen kennen met voor- en nadelen. 7.1. Hang en sluitwerk voor ramen en deuren : bits-scharnieren, paumelles, stiftfitsen, dagslot, nachtslot De toepassingen kennen en weten hoe inbouwen en monteren. 39 7.2. Voor meubelen; pianoscharnier, fitsen, inboorscharnieren, baskulsloten, opschroefslot, magneetslot en springslot. De toepassingen kennen en weten hoe inbouwen en monteren. 8 Dakstoel, dakvormen en dakgoten Kennen van de soorten en hun toepassingen. Kennen van de onderdelen en hun verbinding. De werkwijze kunnen verklaren. 9 Machines : cirkelzaag, draagbare kortzaag, pennebank, freesmachine en schuurmachine De veiligheidsvoorschriften kennen bij het gebruik van deze machines. Weten hoe deze machines instellen. Weten hoe deze machines onderhouden worden. Aan de hand van de machinemap alle delen kunnen aanduiden. Weten hoe de gereedschappen moeten gemonteerd worden.

Nr. LEERINHOUDEN VERWERKING K T A S E METHODOLOGISCHE WENKEN 1.1. Autogene lasinstallatie Kunnen beschrijven hoe een autogene lasinstallatie er uit ziet. Welke zijn de onderdelen. Veiligheidsvoorschriften kennen. 1.2. Lasbrander Rol van de verschillende bekken kennen. Weten hoe een brander aansteken en doven. 1.3. Lasstaven Soorten kunnen onderscheiden en oordeelkundig kiezen. 40 2. ewerkingen met plaats min. 1 mm en max. 2 mm dikte Voor de gegeven materiaaldikte en bewerking een bek kiezen, dit met behulp van tabellen. 3.1. 3.2. 3.3. 3.4. 3.5. Solderen Zachtsolderen : gereedschappen Zachtsoldeer en vloeimiddel Zachtsolderen Hardsolderen Verschil omschrijven tussen lassen, hard en zacht solderen Kunnen herkennen en verantwoorde keuze maken tussen elektrische- en gasbout. Gevaren van de gas- en benzinebout kennen. Verschil kennen tussen de soorten. Weten waar welk vloeimiddel mag gebruikt worden. Toevoegmateriaal en vloeimiddel verantwoord kiezen. Verschil kennen van de werkstuktemperaturen bij lassen en hardsolderen

Nr. LEERINHOUDEN VERWERKING K T A S E METHODOLOGISCHE WENKEN 1 Elektrisch booglassen Veiligheidsvoorschriften kennen. 1.1 Lastransformator Weten hoe men deze kan regelen. 1.2 Lastang, aardklem en laskabels, lasscherm, bikhamer, staaldraadborstel, tang, handschoenen en schort Herkennen en weten hoe te gebruiken. Gevolgen kennen van een slecht contact. 1.3 Laselektroden Aan de hand van een tabel de juiste laselektrode kiezen voor een bepaald laswerk 2 Werkstukken Weten hoe ze voorbereiden. 41 3.1 Lassen Oordeelkundig kiezen van elektrode en stroom. Weten welke stand en de beweging is van de elektrode. 3.2 Lasonderzoek Weten hoe een goede lasnaad er moet uitzien. Met voorbeelden van goed lasnaden hun eigen fouten herkennen. Weten hoe een lasnaad reinigen.

Nr. LEERINHOUDEN VERWERKING K T A S E METHODOLOGISCHE WENKEN 1.1 Vijlen De vijlen kennen naar vorm, kapping en afmetingen. 1.2 Het vijlen De goede houding kennen bij het vijlen. Tolerantie kunnen aflezen en weten hoe men deze kan meten. De eisen van het stuk kunnen aflezen van de tekening. 2.1 Schroefdraad ISO stelsel Maten kunnen aflezen van een tabel 2.2 Tappen en draadkusens De maat van de tap en draadkussens kunnen aflezen 42 2.3 Wringijzer Een verantwoorde keuze kunnen maken 2.4 Snijkoelvloeistof Het doel van de snijkoelvloeistof kennen 3.1 Meten Meetlat en meter Weten waar en wanneer deze moeten gebruikt worden 3.2 Schuifmaat 1/10 en 1/20 De schuifmaat kunnen onderhouden en weten hoe aflezen 3.3 Schroefmaat De schroefmaat kunnen onderhouden en weten hoe aflezen 3.4 Meetklok 1/100 en statief Weten hoe een meetklok met een statief op te stellen

Nr. LEERINHOUDEN VERWERKING K T A S E METHODOLOGISCHE WENKEN 4.1 Zagen Handzagen Een zaag voor een bepaald werk verantwoord kunnen kiezen. Weten hoe men een zaag goed kan monteren in een zaagbeugel. 4.2 eugel- en lintzaagmachine De veiligheidsvoorschriften kennen voor het gebruik van de zaagmachines. Aan de hand van de machinemap alle delen van de machine kunnen aanduiden en weten hoe ze moeten onderhouden worden. Weten hoe men zagen moet monteren. Weten hoe stukken veilig worden opgespannen. 43 5.1 oren Tafelboormachine De veiligheidsvoorschriften kennen voor het gebruik van de boormachine. Aan de hand van de machinemap alle delen van de machine kunnen aanduiden en weten hoe ze onderhouden worden. 5.2 De boren :. spiraalboor. centerboor. verzinkboor De boren herkennen en weten hoe te meten. Weten wanneer een boor scherp is. Weten hoe een boor wordt opgespannen. 5.3 Te boren center aftekenen Weten hoe een boorcenter moet afgetekend worden.

Nr. LEERINHOUDEN VERWERKING K T A S E METHODOLOGISCHE WENKEN 5.4 Het boren De snijsnelheid en het toerental kunnen aflezen. De gevaren kennen bij het boren. Weten hoe stukken veilig worden opgespannen. Weten hoe een center voorbereid wordt op een schuin vlak. 6.1 Ruimers Vaste handruimers Een vaste handruimer herkennen, de maat kunnen aflezen en weten hoe hij gebruikt wordt. 6.2 Uitzetbare ruimer De max. en min. maat kunnen aflezen. Weten hoe de ruimer geregeld wordt. 44

Nr. LEERINHOUDEN VERWERKING K T A S E METHODOLOGISCHE WENKEN 1.1 Draaien De draaibank De veiligheidsvoorschriften kennen voor het gebruik van de draaibank. Aan de hand van de machinemap alle delen van de draaibank kunnen aanduiden en weten hoe ze moeten onderhouden worden. 1.2 Hulptoestellen : klauwplaten, meenemers, meeneemplaat, centers, beitels en brillen De hulptoestellen herkennen en weten hoe ze op de machine worden gemonteerd. Ze verantwoord kunnen kiezen. 1.3 Snijsnelheid en toerental De gepaste snijsnelheid voor een bepaalde bewerking en voor het te bewerken materiaal uit een tabel kunnen kiezen. Uit een tabel het toerental kunnen aflezen. 1.4 Het draaien : cilindrisch De werkgang kunnen verklaren. 1.5 Centeren De techniek kennen om stukken te centeren in een onafhankelijke klauwplaat. 1.6 Conisch draaien Weten welke hoek men moet instellen. Weten hoe men een conus kan draaien. 1.7 Vormdraaien en groeven steken Weten hoe de beitel goed wordt ingespannen.

Nr. LEERINHOUDEN VERWERKING K T A S E METHODOLOGISCHE WENKEN 1.8 oren Weten hoe boren worden opgespannen op een draaibank. Het doel van de koelvloeistof kennen. 1.9 Ruimen De gevaren bij ruimen kennen. Van een tabel de overmaat kunnen aflezen. 1.10 Snijden van schroefdraad Weten hoe de machine wordt ingesteld voor het snijden van schroefdraad. Weten hoe men de schroefdraadsnijbeitel moet opstellen. Een beitel kunnen kiezen voor een bepaalde schroefdraad. 46 1.11 rillen De regels kennen voor het gebruik van brillen. De techniek kennen om een vaste bril te regelen op een bepaalde diameter. 2.1 Sterke armschaafmamchine De veiligheidsvoorschriften van deze machines kennen. Aan de hand van de machinemap alle delen van deze machines kunnen aanduiden en weten hoe ze moeten onderhouden worden. 2.2 Machinespanschroeven Weten hoe een machinespanschroef op een machine wordt gemonteerd. Weten hoe een machinespanschroef kan uitgelijnd worden.

Nr. LEERINHOUDEN VERWERKING K T A S E METHODOLOGISCHE WENKEN 3.1 Snijgereedschap Schaafbeitels De schaafbeitels herkennen volgens het uit te voeren werk. De vlakken en de hoeken van de schaafbeitel kunnen verantwoorden. 3.2 Frezen : vinger-, zaag-, spiebaan-, groef-, meskop De frezen herkennen; verantwoord kiezen en weten hoe ze goed worden opgespannen. 4 Werkstukken spannen in een machinespanschroef Weten hoe werkstukken goed worden opgespannen 47 5 ewerkingen : schaven en frezen De werkgang kunnen verklaren. De eisen kennen waaraan de opspanning moet voldoen. De snijsnelheid uit de tabel kunnen aflezen. ij het schaven het aantal slagen kunnen aflezen uit een tabel. ij het frezen het toerental en de voedingssnelheid kunnen aflezen. 6 De slijpmolen De veiligheidsvoorschriften van de machine kennen. Slijpstenen herkennen en weten hoe ze worden gemonteerd. Van de snijgereedschappen de te slijpen hoeken uit een tabel kunnen aflezen.

48 COMPLEMENTAIR GEDEELTE 1 PEDAGOGISCHE AANEVELING Aan de leerlingen die de studierichting NIJVERHEIDSTECHNIEKEN kiezen en bijgevolg nog 4 lestijden beschikbaar hebben voor het complementair gedeelte, wordt aangeraden om één keuzepakket van minimum 2 à 3 uur PV op te nemen uit de hieronder voorgestelde mogelijkheden : - OUW - ELEKTRICITEIT - SANITAIR 2 LEERINHOUDEN