aluminium 2,7 0,9 660 400 2450 0,024 ijzer 7,9 0,45 1540 270 0,012



Vergelijkbare documenten
aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012

DEZE TAAK BESTAAT UIT 36 ITEMS.

aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012

aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012

ALGEMEEN 1. De luchtdruk op aarde is ongeveer gelijk aan. A 1mbar. B 1 N/m 2. C 13,6 cm kwikdruk. D 100 kpa.

aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012

aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012

UNIFORM EINDEXAMEN MULO tevens TOELATINGSEXAMEN VWO/HAVO/NATIN 2009

HEREXAMEN EIND MULO tevens IIe ZITTING STAATSEXAMEN EIND MULO 2009

aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012 lood 11,2 0, ,0 4,2 100

VAK : NATUURKUNDE DATUM : VRIJDAG 04 JULI 2008 TIJD : UUR (Mulo III kandidaten) UUR (Mulo IV kandidaten)

VAK : NATUURKUNDE DATUM : VRIJDAG 04 JULI 2008 TIJD : UUR (Mulo III kandidaten) UUR (Mulo IV kandidaten)

TOELATINGSEXAMEN NATIN 2009

2 VWO 2 HAVO Oefenstof dichtheid.

Maandag 15 juni, uur

Woensdag 24 mei, uur

Nationale Natuurkunde Olympiade. Eerste ronde januari Beschikbare tijd: 2 klokuren

MINISTERIE VAN ONDERWIJS, WETENSCHAP EN CULTUUR UNIFORM HEREXAMEN HAVO 2015

Vlaamse Fysica Olympiade Eerste ronde

En wat nu als je voorwerpen hebt die niet even groot zijn?

MINISTERIE VAN ONDERWIJS, WETENSCHAP EN CULTUUR UNIFORM EXAMEN HAVO 2015

Vraag 1 Vraag 2 Vraag 3 Vraag 4 Vraag 5

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2013 TOETS APRIL :00 12:45 uur

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2019 TOETS APRIL 2019 Tijdsduur: 1h45


NATUURKUNDE. Donderdag 5 juni, uur. MAVO-C Il EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN C - niveau

Opgave 1. Voor de grootte van de magnetische veldsterkte in de spoel geldt: = l

Q l = 23ste Vlaamse Fysica Olympiade. R s. ρ water = 1, kg/m 3 ( ϑ = 4 C ) Eerste ronde - 23ste Vlaamse Fysica Olympiade 1

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2014 TOETS APRIL uur

Fysica. Een voorwerp wordt op de hoofdas van een dunne bolle lens geplaatst op 30 cm van de lens. De brandpuntsafstand f van de lens is 10 cm.

Fysica. Een lichtstraal gaat van middenstof A via middenstof B naar middenstof C. De stralengang van de lichtstraal is aangegeven in de figuur.

Augustus blauw Fysica Vraag 1

Augustus geel Fysica Vraag 1

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1985 MAVO-C NATUURKUNDE. Donderdag 13 juni, uur. MAVO-C Il

NATIONALE NATUURKUNDE OLYMPIADE. Eerste ronde theorie toets. 17 januari beschikbare tijd: 2 uur

Naam: examennummer:.

Leerstof: Hoofdstukken 1, 2, 4, 9 en 10. Hulpmiddelen: Niet grafische rekenmachine, binas 6 de druk. Let op dat je alle vragen beantwoordt.

1ste ronde van de 19de Vlaamse Fysica Olympiade 1. = kx. = mgh. E k F A. l A. ρ water = 1, kg/m 3 ( θ = 4 C ) c water = 4, J/(kg.

Dit examen bestaat uit 11 opgaven Bijlage: 1 antwoordblad

Massa Volume en Dichtheid. Over Betuwe College 2011 Pagina 1

Vlaamse Fysica Olympiade 27 ste editie Eerste ronde

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1984 MAVO-C NATUURKUNDE. Dinsdag 8 mei, uur

In een U-vormige buis bevinden zich drie verschillende, niet mengbare vloeistoffen met dichtheden ρ1, ρ2 en ρ3. De hoogte h1 = 10 cm en h3 = 15 cm.

koper hout water Als de bovenkant van het blokje hout zich net aan het wateroppervlak bevindt, is de massa van het blokje koper gelijk aan:

Vlaamse Fysica Olympiade Eerste ronde

Exact periode Youdenplot Krachten Druk

Vlaamse Fysica Olympiade Eerste ronde

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1977 MAVO4 NATUUR- EN SCHEIKUNDE I. Zie ommezijde. Vrijdag 19 augustus,

Vraag Antwoord Scores. Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt 1 scorepunt toegekend.

HOGESCHOOL ROTTERDAM:

Uitwerking examen e tijdvak

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1976

TENTAMEN NATUURKUNDE

0,8 = m / = m / 650

Dit examen bestaat uit 12 opgaven Bijlage: 1 antwoordpapier

MINISTERIE VAN ONDERWIJS, WETENSCHAP EN CULTUUR UNIFORM EXAMEN VWO 2015

Nationale Natuurkunde Olympiade

Fysica. Indien dezelfde kracht werkt op een voorwerp met massa m 1 + m 2, is de versnelling van dat voorwerp gelijk aan: <A> 18,0 m/s 2.

OPGAVEN VOOR DE EERSTE RONDE VAN DE NEDERLANDSE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2008

Eindronde Natuurkunde Olympiade 2014 theorietoets deel 1

6.2 Elektrische energie en vermogen; rendement

Samenvatting Natuurkunde Kracht

Q l = 24ste Vlaamse Fysica Olympiade. R s. ρ water = 1, kg/m 3 ( ϑ = 4 C ) Eerste ronde - 24ste Vlaamse Fysica Olympiade 1

MAVO-D II. Donderdag 13 junj, uur. Dit examen bestaat uit elf opgaven Bijlage: 1 antwoordblad

jaar: 1990 nummer: 08

MAV04. NATUUR- EN SCHEIKUNDE I (Natuurkunde) EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Woensdag 30 augustus,

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2018 TOETS 1

2 Van 1 liter vloeistof wordt door koken 1000 liter damp gemaakt.

Vlaamse Fysica Olympiade 26 ste editie Eerste ronde

I. Oefenvragen met het omrekenen van drukken. 1. Reken om van Pa naar hpa/kpa (rond af op één decimaal).

Opgave 5 Een verwarmingselement heeft een weerstand van 14,0 Ω en is opgenomen in de schakeling van figuur 3.

Eindexamen natuurkunde 1 havo 2000-II

Opgave 1 Afdaling. Opgave 2 Fietser

Dit examen bestaat uit vier opgaven Bijlage: 1 antwoordpapier

Dit examen bestaat uit twaalf opgaven Bijlage: 1 antwoordblad

Examen mechanica: oefeningen

Toelatingsexamen Fysica leerstof uit de 2de graad SO

TENTAMEN NATUURKUNDE

NATIONALE NATUURKUNDE OLYMPIADE. Eerste ronde. 16 januari beschikbare tijd : 2 uur

Dichtheid. banner. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Dichtheid. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Dit examen bestaat uit twaalf opgaven Bijlage: 1 antwoordblad

Dit examen bestaat uit 12 opgaven Bijlage: 1 antwoordpapier

Studievoorbereiding. Vak: Natuurkunde voorbeeldexamen. Toegestane hulpmiddelen: Rekenmachine. Het examen bestaat uit: 32 meerkeuzevragen

Juli blauw Vraag 1. Fysica

Hoofdstuk 7 Stoffen en materialen. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

Dit examen bestaat uit dertien opgaven Bijlage : 2 antwoordbladen

Hoofdstuk 7 Stoffen en materialen. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

HerSE4 6V Natuurkunde 1 Periode Versie 10/4/2008

UITWERKINGEN Examentraining (KeCo) SET-B HAVO5-Na

jaar: 1994 nummer: 12

Eindronde Natuurkunde Olympiade 2015 theorietoets deel 1

Uitwerking examen e tijdvak

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2012 TOETS APRIL uur

Inleiding kracht en energie 3hv

1 Warmteleer. 3 Om m kg water T 0 C op te warmen heb je m T 4180 J nodig Het symbool staat voor verandering.

Eindexamen havo natuurkunde pilot II

Uitwerking examen Natuurkunde1,2 HAVO 2007 (1 e tijdvak)

TECHNISCHE UNIVERSITEIT DELFT Faculteit der Civiele Techniek en Geowetenschappen

10 Materie en warmte. Onderwerpen. 3.2 Temperatuur en warmte.

Transcriptie:

MINISTERIE VN ONDERWIJS EN VOLKSONTWIKKELING EXMENBUREU UNIFORM EINDEXMEN MULO tevens TOELTINGSEXMEN VWO/HVO/NTIN 2013 VK : NTUURKUNDE DTUM : DONDERDG 04 JULI 2013 TIJD : 09.45 11.25 UUR (Mulo III kandidaten) 09.45 11.45 UUR (Mulo IV kandidaten) DEZE TK BESTT UIT 36 ITEMS. Mulo III kandidaten maken item 1 t/m 30 Mulo IV kandidaten maken item 1 t/m 36 --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- Materiaal Dichtheid g/cm 3 Soortelijke warmte J/g C Smelttemperatuur C Smeltwarmte J/g Kooktemperatuur alcohol 0,8 2,5 114 78 C Lineaire uitzettingscoëfficiënt mm/m C aluminium 2,7 0,9 660 400 2450 0,024 benzine 0,8 glas 2,5 ijs 0,9 2,1 0 334 ijzer 7,9 0,45 1540 270 0,012 kaarsvet 58 koper 8,9 0,38 1080 0,018 kwik 13,6 0,14 39 12 357 lood 11,2 0,16 327 25 1725 lucht ) 0,00129 olie 0,8 1,7 320 petroleum 0,85 115 terpentine 0,87 180 wanahout water 0,6 1,0 4,2 100 zand 1,6 zilver 10,5 0,24 962 105 2210 g = 10 m/s² = 10 N/kg. = 3,14 *) bij 0 C en 1 bar Bij de opgaven mag je bovenstaande gegevens gebruiken. N.B.: Niet alle gegevens zijn nodig voor het oplossen van de vraagstukken.

Vul in: 1 50 dm oliedruk is Pa. 0,04 B 4 C 400 D 40.000 2 4 Een fles gevuld met 1,2 liter water wordt overgegoten in een lege bak. De bak heeft een lengte van 20 cm, een breedte van 6 cm en een hoogte van 15 cm. Tot welke hoogte komt het water in de bak te staan? 4 cm B 10 cm C 13,3 cm D 15 cm 5 In een maatglas zit 200 ml water. In dit glas wordt eerst een ijzeren kogel met een massa van 158 g en daarna een glazen kogel met een volume van 20 cm 3 geplaatst. Wat zal men op het maatglas aflezen? 220 ml B 240 ml C 358 ml D 378 ml Vul het juiste antwoord in. Watermoleculen zijn bij 24 C dan bij 20 C. groter B kleiner C dichter bij elkaar D verder van elkaar 3 Een ijzeren buis wordt verwarmd. Ga de juistheid van de volgende beweringen na. I De diameter x van de buis wordt hierdoor groter. II De dikte y van de buis wordt hierdoor groter. lleen I is juist. B lleen II is juist. C I en II zijn beide juist. D I en II zijn beide onjuist. Het gewicht van een voorwerp op de maan is 6 maal zo klein als op de aarde. De massa van een astronaut is 66 kg. Hoe groot is het gewicht van deze man op de maan? 0 N B 11 N C 110 N D 660 N 6

7 9 Een buis heeft een lengte van 2 m. De inwendige diameter van deze buis is 4 cm. Hoeveel ml is de inhoud van deze buis? 3,14 2 2 4 B 3,14 4 4 2 C 3,14 2 2 200 D 3,14 4 4 200 8 Van een hydraulische pers verhouden de oppervlakten van de kleine en de grote zuiger zich als 1 : 60. Op de kleine zuiger werkt een kracht van 50 N. Hoe groot is dan de kracht die op de grote zuiger werkt? 0,02 N B 50 N C 110 N D 3000 N 10 Een blokje wanahout met een massa van 300 g drijft in water. Een kikker gaat hierop zitten. Hierdoor komt het bovenvlak van het blokje gelijk met de waterspiegel te staan. Hoe groot is de massa van de kikker? 180 g B 200 g C 300 g D 500 g Een glazen bak is aan de binnenkant 50 cm lang, 40 cm breed en 40 cm hoog. De bak is voor 43 deel gevuld met water. Men plaatst voorzichtig een blok metaal met een volume van 2 dm 3 in de bak. Hierdoor stijgt het water in de bak. Hoe groot is nu de waterdruk op de bodem? 0,29 N/cm 2 B 0,30 N/ cm 2 C 0,31 N/ cm 2 D 0,40 N/ cm 2

11 14 Een blokje wanahout wordt in water geplaatst. Er steekt 80 cm 3 boven water uit. Hetzelfde blokje wordt in een ander vloeistof geplaatst waarbij het 50 cm 3 boven de vloeistof uitsteekt. Bereken de dichtheid van de vloeistof. 0,40 g/cm 3 B 0,75 g/cm 3 C 0,80 g/cm 3 D 2,40 g/cm 3 12 In een dunne buis wordt een luchtkolom afgesloten door een waterkolom van 40,8 cm (zie tek. I). De buitenluchtdruk bedraagt 75 cm kwikdruk. In een open vloeistofmanometer staat het kwik in beide benen even hoog. Het ene been verbindt men met een ruimte die gevuld is met gas. Hierdoor stijgt het kwik 5 cm in het ander been. De barometerstand is 76 cm kwikdruk. Hoe groot is de druk van dit gas. 71 cm kwikdruk B 76 cm kwikdruk C 81 cm kwikdruk D 86 cm kwikdruk 13 Hoe groot is de lengte van de luchtkolom als de buis nu verticaal gehouden wordt. Er stroomt geen water uit de buis (zie tek.ii). 19,2 cm B 20,8 cm C 23,0 cm D 34,2 cm 15 Een hoeveelheid gas wordt bij een constant volume verwarmd van 27 C tot 107 C. De druk neemt hierdoor toe tot 10 6 Pa. Bereken de oorspronkelijke druk van het gas. 27 107 10 6 Pa 300 10 6 Pa B 380 C 27 D 300 107 10 6 Pa 380 10 6 Pa De twee cilinders P en Q zijn gevuld met gas(zie tekening). Beide cilinders worden verwarmd van 270 K tot 300 K. Dan is de verhouding van de gasdruk in P tot de gasdruk in Q 2 : 3 B 5 : 7 C 10 : 21 D 15 : 14 16 Een grasmachine gebruikt in 2 uren 1,6 kg benzine. De verbrandingswarmte van benzine is 18 MJ/dm 3. Slechts 40 % van de benzine wordt nuttig gebruikt. De rest gaat verloren. De verloren energie bedraagt 7,2 MJ B 14,4 MJ C 21,6 MJ D 36,0 MJ

17 19 t Een damp van 2 kg in een afgesloten ruimte wordt afgekoeld. In het diagram is de temperatuur(t) uitgezet tegen de aan de stof onttrokken warmte(q). Bereken de soortelijke warmte van de stof in vloeibare fase in kj/kg C. B C D 3 2 20 3 2 10 14 2 20 14 2 30 18 Een houten plank van 500 cm bij 20 cm bij 1 cm heeft een dichtheid van 800 kg/m 3. De verbrandingswarmte van deze houtsoort is 18 MJ/kg. Bereken hoeveel warmte er vrij komt bij volledige verbranding van die plank. B 0,8 18 MJ 8 18 MJ an 500 gram van een vaste stof wordt 6000 J warmte toegevoerd. De temperatuur stijgt hierdoor van 25 C tot 75 C. Er wordt nu 5760 J warmte toegevoerd aan de zelfde soort stof waarvan de massa nu x gram is. De temperatuur stijgt nu van 20 C tot 50 C. Hoe groot is de massa van deze stof? 360 gram B 600 gram C 800 gram D Geen van de antwoorden zijn goed. 20 In een elektrische waterkoker van 110V-500W zit 1 liter water van 30 C. Deze waterkoker wordt gedurende 7 minuten aangesloten op de juiste spanning. Hoeveel is de temperatuur van het water in de waterkoker na 7 minuten, als het rendement van dit proces 50 % is? 30,4 C B 45 C C 55 C D 80 C 21 Op een etiket van een elektrisch apparaat staat: 220 V - 60 Hz 500 W - 81 Hoe groot is de verbruikte elektrische energie van dit apparaat als het 1 minuut lang op de juiste spanning wordt aangesloten? 500 J B 4800 J C 13.200 J D 30.000 J C D 18 MJ 0,8 18 MJ 8

22 24 Dit is een schema waarin de bron een constante spanning van 24 V levert. De spanning over lamp L is 12 V. De lamp L brandt normaal. De stroom door lamp L is 1 2 B 1 C 2 D 4 23 Dit schema stelt een schakeling voor van twee goed brandende lampen L 1 en L 2 en twee weerstanden R 1 en R 2. Op L 1 staat: 12V 6W en op L 2 staat 6V 6W en R 2 heeft een weerstandswaarde van 12. Het vermogen dat de bron levert is 6 W B 12 W C 18 W D 24 W 25 Dit schema stelt een stroomketen voor. De richting en de waarde van enkele stroomsterkten zijn in het schema aangegeven. De stroomsterkte I 1 en I 2 is respectievelijk 15 m en 15 m B 15 m en 10 m C 25 m en 5 m D 30 m en 15 m Dit schema stelt een schakeling voor van twee weerstanden R 1 en R 2 en een lamp L. Lamp L brandt normaal. De weerstandswaarde van R 1 is 3 zo groot als die van R 2. De weerstandswaarden van R 1 en R 2 zijn respectievelijk 1 en 31 B 3 en 1 C 6 en 2 D 12 en 4

26 28 De brandpuntafstand van een fototoestel is 4 cm. Het beeld dat op de filmrol ontstaat, is reëel, rechtopstaand en verkleind. B reëel, omgekeerd en verkleind. C virtueel, rechtopstaand en verkleind. D virtueel, omgekeerd en verkleind. Dit schema stelt een schakeling voor van vier lampen. De lampen L 2, L 3 en L 4 zijn identiek en branden normaal. Lamp L 2 gaat kapot terwijl de andere drie blijven branden. 29 Ga de juistheid van de beweringen na. I lleen lamp L 1 zal feller gaan branden. II De lampen L 3 en L 4 zullen feller gaan branden. lleen I is juist. B lleen II is juist. C I en II zijn beide juist. D I en II zijn beide onjuist. 27 Twee evenwijdige lichtstralen vallen op een bolle lens. In welke tekening zijn de gebroken lichtstralen juist getekend? Van een voorwerp LL is het beeld BB getekend. Er vallen vier lichtstralen van LL op de lens en gaan na breking door. Welke van de gebroken lichtstralen zijn goed getekend? stralen 1 en 2 B stralen 3 en 4 C alle vier stralen D geen van de stralen 30 Een homogene balk heeft een lengte van 4 m en heeft als steunpunt S. Op de balk werken vier krachten F 1, F 2, F 3 en de zwaarte kracht F z Hoe groot moet de kracht F 3 zijn om de balk in evenwicht te houden. B C D 80 N 240 N 560 N 933 N

VERVOLG MULO IV KNDIDTEN 31 Een voorwerp met een lengte van 2 cm staat loodrecht op de hoofdas op een afstand van v cm voor de lens. De brandpuntsafstand f is 5 cm. De beeldafstand is 20 cm. Het beeld dat gevormd wordt is reëel en vergroot. Voor de voorwerpafstand v en de sterkte van de lens S geldt: v = 4 cm en S = 0,2 dioptrieën B v = 4 cm en S = 20 dioptrieën C v = 6 32 cm en S = 0,2 dioptrieën D v = 6 32 cm en S = 20 dioptrieën 34 Een auto rijdt met een constante snelheid over een horizontaal wegdek. De wrijving is niet te verwaarlozen. De motor van de auto valt plotseling uit. Welk S-t diagram geeft het verband tussen de afgelegde weg(s) en de tijd (t) weer? 32 Een blok met een massa van 2 kg ligt op een horizontaal vlak. Op het blok werkt een kracht van 30 N onder een hoek van 30 met het horizontaal vlak waardoor het blok een versnelling krijgt. De maximale wrijvingskracht is 3 3 N. Hoeveel is de afgelegde weg na 2 seconde? 3 3 m B 6 3 m C 12 3 m D 15 3 m 33 Vanuit een toren wordt een voorwerp met een snelheid van 10 m/s verticaal naar beneden geworpen. De massa van het voorwerp is 1 kg. Op 25 m boven de grond bezit het voorwerp een snelheid van 60 m/s. Van welke hoogte is het voorwerp omlaag geworpen? 35 m B 125 m C 175 m D 200 m 35 Op een helling van 30 ligt een blok waarvan de massa 60 kg is. De wrijvingskracht is 180 N. Op dit blok werkt een kracht(f) evenwijdig aan het hellend vlak naar boven. Hoe groot is F als het blok op het punt staat langs de helling naar boven te bewegen? 120 N B 300 N C 420 N D 480 N 36 Wat versterkt een klankkast en hoe heet de tijd die nodig is voor één trilling? Een klankkast versterkt De tijd die nodig is voor één trilling heet de toonhoogte de frequentie B het geluid de trillingstijd C de klankkleur de trillingstijd D het geluid de frequentie