FORD KUGA Korte beschrijving



Vergelijkbare documenten
FORD KUGA Korte beschrijving

FORD MONDEO Korte beschrijving

FORD C-MAX Korte beschrijving

FORD ECOSPORT Korte beschrijving

FORD FIESTA Korte beschrijving

FORD FIESTA Korte beschrijving

FORD B-MAX Korte beschrijving

IN EEN OOGOPSLAG. Panoramadak. Parkeerhulp achter

FORD FIESTA Korte beschrijving

FORD B-MAX Korte beschrijving

FORD FOCUS Korte beschrijving

Verwarming en ventilatie

F I A T B R A V O NL S N E L G I D S

F I A T NL S N E L G I D S

FORD TRANSIT Korte beschrijving

FordFocus Korte beschrijving. Feel the difference

Adaptieve cruise control (ACC)

FORD FOCUS Korte beschrijving

Climate control VENTILATIEOPENINGEN

FordMondeo Korte beschrijving. Feel the difference

FORD FOCUS Korte beschrijving

Gefeliciteerd met uw nieuwe autoalarm! Inhoud

FORD C-MAX Korte beschrijving

LCD scherm ve LCD scherm

LCD scherm va LCD scherm

De voorkant. De zijkant. De banden

COP Quick start KA OLANDESE :32 Pagina 1. FordKa. Feel the difference

Verwarming en ventilatie

FORD MONDEO Korte beschrijving

De voorkant. De zijkant. De banden

FORD TRANSIT Korte beschrijving

Stoelen IN DE JUISTE HOUDING ZITTEN

Voertuig Controle BMW 116d Sportline

Parameters Zichtbaarheid. Inleiding

Afstelbare parameters - Alarm en centrale vergrendeling

Pagina. Paragraaf. 1.1 Openen. 1.2 Starten. 1.3 Uitschakelen. 1.4 Afsluiten. 2.1 Tanken. 3.1 Openen kap. 3.2 Sluiten kap. 1.

Module Gebruikershandleiding E46 Module

Verkorte gebruiksaanwijzing

Gemaksvoorzieningen ZONNEKLEPPEN DIMMER VOOR DE INSTRUMENTENVERLICHTING ZONNESCHERMEN

ContiComfortKit Handleiding

Waarschuwingslampjes WAARSCHUWINGSLAMPJES

GT-912/GT-913/GT-914 Gebruikers handleiding

PROFICIAT MET UW NIEUWE VOLVO! VOLVO V70 & XC70 quick guide

X Veiligheidsgordel 3 Verklikkerlicht brandt (met waarschuwingstoon) bij ingeschakelde ontsteking: Gordel omdoen, zie pagina 33.

VOERTUIGCONTROLE SEAT IBIZA. Rijschool van Zuylen

Cobra 4627 Alarmsysteem met DriverCards

Nederlandstalige handleiding Autoalarm AS5

Vodafone Automotive 4627 Alarmsysteem met DriverCards. Gebruikershandleiding. Vodafone Power to you

Het instructieboekje van uw auto is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot".

Vodafone Automotive 4627 Alarmsysteem met DriverCards. Gebruikershandleiding. Vodafone Power to you

FORD C-MAX ENERGI Korte beschrijving

Praktijk Vragen over auto

1. Batterijpakket Onderdelen. Kabeltas. Batterijtas Laderstekker. Sleutels (2 stuks) Lader. Batterijstekker F B

Cobra Alarm Gebruikers Handleiding

Voertuig Controle Golf 7

Sloten en alarm ALARM-SYSTEEM

Snel starten GEBRUIKEN VAN DE ZENDER

Duurzaam rijden, samen met ECOdrive

Hartelijk gefeliciteerd met de aanschaf van een COBRA alarmsysteem type 889.

COP LUM KA NL :43 Pagina 1. Feel the difference. FordKa Instructieboekje. Owner s handbook

GEBRUIKSAANWIJZING v. 1.0 AGDR-3500 TUIN STEKKERDOOS SCHAKELAAR ZWAAR

Datum/Date: 04/2003ne Update: 07/2007 Car Access System E60, E61, E63, E64, E70, E81, E87, E90, E91, E92, E93

Mitsubishi - Cobra Alarm CO4627. Gebruikers Handleiding

GEBRUIKSAANWIJZING. Afstandsbediening BRC315D7

Kort overzicht BEDIENINGSKNOPPEN

Afstandsbedieningshandleiding IR NED: Cassette model airconditioner CTS-12-SET CTS-18-SET CTS-24-SET

y Verwarming op brandstof 87

Quick GUIDE Web edition

1

Gebruikershandleiding

Handleiding: Verreiker roterend max. hefvermogen 20,6 mtr. incl. machinist

Elektrische functie printen DIMLICHT

Programma Eco stand 8-SYMBOOL DISPLAY

Handleiding Morgan Plus 8

Instructieboekje FordMondeo 100% Ford. 100% tevredenheid.

GEBRUIKSAANWIJZING v. 1.1 AC-1000 STEKKERDOOSSCHAKELAAR

ELEKTRISCHE INSTALLATIE BI-VAN CAN COM2000

Vehicle Security System VSS3 - Alarm system remote

FIAT SCUDO NL INSTRUCTIEBOEK

ELECTRA. Bedieningsvoorschriften Nederlands ELECTRA

RUITENWISSERS/-SPROEIERS

GEBRUIKSAANWIJZING v. 1.0 AGDR-300 TUIN STEKKERDOOS DIMMER/SCHAKELAAR

AUTO ON OFF BEDIENINGSHANDLEIDING RC 5

GEBRUIKSAANWIJZING RC08A

Auto Alarm FM5000 FM500 FM600 FM700 LCD MINI

GT909NL. Gebruikershandleiding

Afstelbare parameters - Signalering en zichtbaarheidssystemen

AIRCONDITIONING - Beschrijving

Uw gebruiksaanwijzing. HONEYWELL CM901

Lampen en waarschuwingslampjes

RCW Afstandsbediening

Handleiding: Rupsdumper roterende kipbak.

1

Belangrijke gegevens bij het tanken. Handleiding FordFocus. Dieselolie. Brandstof Inhoud brandstoftank: Benzinemotor: 55 liter Dieselmotor: 52.

Handleiding afstandsbediening voor mobiele airconditioning

Gebruiksaanwijzing Bedrade afstandsbediening KJR-29B

Video Intercom Systeem

Praktijk Vragen over auto

ELEKTRISCHE INSTALLATIE BI-VAN CAN COM2000

ELEKTRISCHE INSTALLATIE BI-VAN CAN COM2000

Transcriptie:

FORD KUGA Korte beschrijving

Over deze snelreferentiegids We hebben deze handleiding opgesteld om u te helpen vertrouwd te worden met bepaalde functies van uw auto. De gids bevat alleen basisinstructies (korte beschrijvingen) en is geen vervanging voor de Handleiding. U dient de volledige instructies in de Handleiding en alle waarschuwingen te lezen. Hoe meer u van uw auto afweet, des te beter kunt u ermee omgaan en dat komt de veiligheid en het rijplezier ten goede. Hartelijk dank voor het kiezen van een Ford. WAARSCHUWING Afleiding tijdens het rijden kan leiden tot verlies van de controle over de auto, aanrijdingen en letsel. We adviseren zeer voorzichtig te werk te gaan bij het gebruik van apparatuur die uw aandacht van de weg kunnen afleiden. Uw hoofdverantwoordelijkheid is de veilige bediening van uw auto. We raden het gebruik van handheld-apparaten tijdens het rijden af en adviseren waar mogelijk het gebruik van spraakgestuurde systemen. Zorg dat u zich bewust bent van alle nationale wetten met betrekking tot het gebruik van elektronische apparaten tijdens het rijden. N..: Deze handleiding beschrijft productkenmerken en opties die voor de beschikbare modellen leverbaar zijn, soms nog voordat deze algemeen verkrijgbaar zijn. Soms worden opties beschreven waarmee de auto die u hebt gekocht, niet is uitgerust. N..: Sommige van de afbeeldingen in deze handleiding tonen functies die in andere modellen worden gebruikt, waardoor ze er anders kunnen uitzien in uw auto. De essentiële informatie in de afbeeldingen is echter altijd correct. N..: Gebruik uw auto altijd volgens de geldende regels en voorschriften. De informatie in deze publicatie was correct ten tijde van het ter perse gaan. In het belang van de continue productontwikkeling behouden we ons het recht voor om specificaties, ontwerp en uitrusting op ieder moment zonder aankondiging of verplichting te wijzigen. Niets uit deze uitgave mag in enigerlei vorm en door enig middel gereproduceerd, verzonden of in een oproepsysteem opgeslagen of in een andere taal vertaald worden zonder schriftelijke toestemming van Ford. Fouten of omissies uitgesloten. Ford Motor Company 2015 Alle rechten voorbehouden. Onderdeelnummer: CG3586nlNLD 09/2014 20150113132900

IN ÉÉN OOGOPSLAG 1

A C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V Luchtroosters. Richtingaanwijzers. Grootlicht. Instrumentengroep. Ruitenwisserschakelaar. Informatie- en entertainmentdisplay. Audioeenheid. Controlelamp portiervergrendeling. Schakelaar waarschuwingsknipperlichten. Schakelaar parkeerhulp. Schakelaar actieve parkeerhulp. Start/stop-schakelaar. Schakelaar achterruitverwarming. Schakelaar voorruitverwarming. edieningselementen klimaatregeling. Startknop. ediening audio-unit. Spraakbesturing. Telefoonregeling. Contactslot. Stuurwielverstelling. Claxon. Schakelaars snelheidsregeling (cruise control). Schakelaars adaptieve snelheidsregeling (ACC). Toetsen van het informatiedisplay. Lichtschakelaar. Mistlampen, voor Achtermistlicht. Regelknop hoogteverstelling koplamplichtbundels Regelknop instrumentenverlichting. 2

VERGRENDELEN EN ONTGRENDELEN A C Ontgrendelen Vergrendelen Achterklep 1. eweeg uw voet onder en weg van de achterbumper (vergelijkbaar met een schoppende beweging). 2. De achterklep wordt elektrisch geopend of gesloten. N..: Zorg dat u over een afstandsbediening beschikt binnen 1 meter van de achterklep. N..: Handmatig indrukken of aantrekken van de achterklep kan de inklembeveiliging inschakelen en openen of sluiten van de achterklep stoppen. N..: Door opspattend water kan de achterklep worden geopend. Houd de afstandsbediening weg van het detectiegebied van de achterbumper tijdens het wassen van uw auto. Met afstandsbediening dubbel vergrendelen Druk de toets tweemaal binnen drie seconden in. Achterklep Druk de toets tweemaal binnen drie seconden in. SLEUTELLOZE TOEGANG Algemeen ELEKTRISCH EDIENARE ACHTERKLEP Handsfree-functie Voor het passief vergrendelen en ontgrendelen is een geldige passieve sleutel nodig die zich in de omgeving van een van de drie externe detectiezones bevindt. Deze bevinden zich ca. 1,5 meter van de voorportierhandgrepen en de achterklep vandaan. 3

Auto vergrendelen Het alarm uitschakelen Schakel de alarminstallatie en het alarmsignaal uit door de portieren met de sleutel te ontgrendelen, zet het contact met een correct gecodeerde sleutel aan of ontgrendel de portieren of de achterklep met de afstandsbediening. EDIENINGSORGANEN INFORMATIEDISPLAY Raak een vergrendelsensor één keer aan om het voertuig te vergrendelen en het alarm te activeren. Raak een vergrendelsensor twee keer binnen drie seconden aan om het voertuig dubbel te vergrendelen en het alarm te activeren. De richtingaanwijzers knipperen tweemaal kort om te bevestigen dat alle portieren en de achterklep vergrendeld zijn en het alarm geactiveerd is. PASSIEF ANTIDIEFSTALSYSTEEM Immobilisatiesysteem inschakelen Nadat het contact is afgezet wordt het immobilisatiesysteem na een korte periode automatisch ingeschakeld. Immobilisatiesysteem uitschakelen Als u de auto op contact zet, wordt het immobilisatiesysteem automatisch uitgeschakeld wanneer een correct gecodeerde sleutel wordt gebruikt. Druk op de toets OK om te bevestigen en om enkele berichten van de informatiedisplay te verwijderen. VOORRUITWISSERS A Eenmaal wissen Intervalwissen 4

C Normaal wissen D Hoge wissnelheid Intervalwissen Gebruik de draaiknop om de gevoeligheid van de regensensor af te stellen. ij lage gevoeligheid treden de ruitenwissers in werking wanneer de sensor een grote hoeveelheid vocht op de voorruit ontdekt. ij hoge gevoeligheid treden de ruitenwissers in werking wanneer de sensor een kleine hoeveelheid vocht op de voorruit ontdekt. Houd de buitenzijde van de voorruit schoon. De prestaties van de sensor worden nadelig beïnvloed indien het gebied rondom de binnenspiegel vuil is. AUTOMATISCH IN- EN UITSCHAKELENDE VERLICHTING A C Kort wisinterval Intervalwissen Lang wisinterval AUTOMATISCH IN- EN UITSCHAKELENDE RUITENWISSERS (indien aanwezig) De koplampen worden automatisch in- en uitgeschakeld in situaties met weinig daglicht of tijdens slechte weersomstandigheden. A C Hoge gevoeligheid Aan Lage gevoeligheid UITSCHAKELVERTRAGING KOPLAMPEN Nadat u het contact uitschakelt, kunt u de koplampen inschakelen door de richtingaanwijzer naar u toe te trekken. Er klinkt kort een signaal. ij een geopende deur gaan de koplampen automatisch na drie minuten uit, of 30 seconden nadat de laatste deur is gesloten. U kunt deze functie annuleren door de richtingaanwijzer nogmaals naar u toe te trekken of het contact in te schakelen. 5

SFEERVERLICHTING (indien aanwezig) CENTRALE VERGRENDELING Integraal openen 1. Druk de ontgrendelknop van de afstandsbediening in en laat deze los. 2. Houd de ontgrendelknop van de afstandsbediening minimaal 3 seconden ingedrukt. Druk op de vergrendel- of ontgrendelknop om de openingsfunctie te stoppen. Integraal sluiten Auto's zonder sleutelloze toegang A C Kleurenpalet Regelknop Zoekmodus Druk op A om door de kleurkeuzes te navigeren. Draai voorbij de eerste klik om in te schakelen en af te stellen op de gewenste helderheid. Druk op C om alle interieurlampen en de sfeerverlichting in te schakelen. Druk opnieuw op C om de interieurlampen uit te schakelen en de sfeerverlichting in de eerder geselecteerde kleur te zetten. De sfeerverlichting wordt ingeschakeld wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan: Het contact is aangezet. De koplampen zijn aangezet. De buitenlichtsterkte is laag. ELEKTRISCH EDIENARE RUITEN Open de tegenovergestelde ruit enigszins om windgeluiden of schudden door windstoten te voorkomen wanneer één ruit open staat. Voor het sluiten van alle ruiten drukt u op de vergrendelknop van de afstandsbediening en houd u deze tenminste drie seconden lang ingedrukt. Druk op de vergrendel- of ontgrendeltoets om de sluitfunctie te stoppen. Auto's met sleutelloze toegang Om alle ruiten te sluiten houd u de handgreep op het bestuurdersportier tenminste twee seconden lang ingedrukt. SCHUIFDAK (indien aanwezig) Zonnescherm openen en sluiten Druk de achterzijde van de regeling in en laat deze los om het zonnescherm te openen. Druk de voorzijde van de regeling in en laat deze los om het zonnescherm te sluiten. Zonnedak openen en sluiten Druk de achterzijde van de regeling in en laat deze los om het zonnedak te openen. Druk de voorzijde van de regeling in en laat deze los om het zonnedak te sluiten. KLOK Type 1 Schakel om de klok af te stellen het contact in en druk indien nodig op de toets H of M op het informatie- en entertainmentdisplay. 6

Type 2 Gebruik het informatiedisplay om de klok in te stellen. TRIPCOMPUTER Gebruikte brandstof Geeft bij benadering de afstand aan die nog met uw auto kan worden afgelegd tot de tank leeg is. De waarde kan variëren naarmate de rijomstandigheden veranderen. HANDMATIGE KLIMAATREGELING A C D E Aanjagersnelheid: Regelt de hoeveelheid lucht die in de auto circuleert. Luchtrecirculatie: Druk op de toets om te kiezen tussen toevoer van buitenlucht en gerecirculeerde lucht. Temperatuurregeling: Regelt de temperatuur van de lucht die in de auto circuleert. Airconditioning: Druk op toets om de airconditioning in of uit te schakelen. Luchtverdelingsregeling: Pas de instelling aan om de gewenste luchtverdeling te selecteren. Voorruit ontdooien en ontwasemen Druk op de toets om de lucht via de luchtroosters voor de voorruit te verdelen. Wanneer de temperatuur hoger is dan 4 C, schakelt de airconditioning automatisch in. Let erop dat de aanjager aanstaat. De controlelamp in de schakelaar brandt tijdens het ontdooien en ontwasemen. 7

AUTOMATISCHE KLIMAATREGELING A C D E F G H I J AUTO: Druk op de toets om de automatische werking te selecteren. Aanjagersnelheid: Regelt de hoeveelheid lucht die in de auto circuleert. Aan/uit-toets: Druk op de toets om het systeem in en uit te schakelen. MAX Defrost: Druk op de toets om de buitenlucht via de luchtroosters bij de voorruit te verdelen. MAX A/C: Druk op de toets om maximale airconditioning via de luchtroosters in het dashboard te verdelen. Luchtrecirculatie: Druk op de toets om te kiezen tussen toevoer van buitenlucht en gerecirculeerde lucht. Voorruit: Druk op de toets om de lucht via de luchtroosters bij de voorruit te verdelen. Dashboard: Druk op de toets om de lucht via de luchtroosters in het dashboard te verdelen. eenruimte: Druk op de toets om de lucht via de luchtroosters bij de beenruimte te verdelen. Airconditioning: Druk op toets om de airconditioning in of uit te schakelen. Aanbevolen instellingen: AUTO, 22ºC Mono modus In deze modus worden de temperatuurinstellingen voor de bestuurderszijde en de passagierszijde gekoppeld. Wanneer u de instelling met de draaiknop aan bestuurderszijde verandert, wordt dezelfde temperatuurinstelling voor de passagierszijde door het systeem doorgevoerd. Monomodus inschakelen Houd de toets AUTO ingedrukt. De temperatuur aan de passagierszijde wordt afgesteld op de temperatuurinstelling aan de bestuurderszijde. 8

TIPS VOOR DE KLIMAATREGELING IN HET INTERIEUR Handbediende klimaatregeling Aanbevolen instellingen voor koelen Stel de aanjagersnelheid op de tweede stand in. Stel de temperatuurregeling op de middelste stand van de instellingen voor koud in. Stel de luchtverdeling op de stand voor de luchtroosters in het dashboard in. HOOFDSTEUNEN De hoofdsteunen afstellen De hoofdsteun omhoog brengen Trek de hoofdsteun omhoog. De hoofdsteun kantelen De voorste hoofdsteunen kunnen beschikken over een kantelfunctie voor extra comfort. Doe het volgende om de hoofdsteun te kantelen: Aanbevolen instellingen voor verwarmen Stel de aanjagersnelheid op de tweede stand in. Stel de temperatuurregeling op de middelste stand van de instellingen voor heet in. Stel de luchtverdeling op de stand voor de luchtroosters in de beenruimte en bij de voorruit in. VERWARMDE RUITEN EN SPIEGELS Verwarmde voorruit Verwarmde achterruit 1. Verstel de rugleuning naar een rechte rijpositie. 2. Draai de hoofdsteun naar voren richting uw hoofd in de gewenste positie. Nadat de hoofdsteun de uiterste voorste kantelpositie heeft bereikt, draait u de steun weer naar voren om deze naar de achterste ongekantelde positie te ontgrendelen Verwarmde buitenspiegel (indien aanwezig) eide spiegels worden verwarmd om ijs en mist te verwijderen wanneer de verwarmde achterruit is ingeschakeld. 9

ACHTERANK De rugleuning van de achterbank omklappen DIESELROETFILTER Tijdens regeneratie bij een laag toerental of stationaire motor kan een hete metaalachtige lucht worden geroken en is wellicht een klikkend metaalachtig geluid hoorbaar. Dit wordt veroorzaakt door de tijdens de regeneratie bereikte hoge temperaturen en dit is normaal. REGELING VOOR ERGOP RIJDEN SLEUTELLOOS STARTEN Motor slaat niet aan Volg de volgende procedure als de motor niet kan worden gestart. Het systeem maakt het eenvoudiger op te trekken wanneer uw auto op een helling staat zonder dat het noodzakelijk is gebruik te maken van de parkeerrem. Wanneer het systeem actief is, blijft de auto nadat u het rempedaal hebt losgelaten twee tot drie seconden op de helling stilstaan. Hierdoor heeft u tijd om uw voet van het rempedaal naar het gaspedaal te verplaatsen. De remmen worden automatisch gelost zodra de motor voldoende vermogen heeft opgebouwd om weg te rijden. Zo wordt voorkomen dat de auto op een helling kan terugrollen. REMMEN Noodstopbekrachtiging 1. Houd de passieve sleutel naast het symbool op de stuurkolom. 2. Met de passieve sleutel in deze stand kunt u de knop gebruiken om het contact aan te zetten en de motor te starten. De noodstopbekrachtiging herkent een noodstopsituatie aan de snelheid waarmee u het rempedaal indrukt. Het systeem zorgt voor een maximale remdruk zolang het rempedaal wordt ingedrukt. De noodremassistent kan de remweg in kritieke situaties reduceren. Anti-blokkeerremsysteem Dit systeem helpt om de stuurregeling en de stabiliteit te behouden tijdens een noodstop door te voorkomen dat de remmen blokkeren. 10

SNELHEIDSREGELING (CRUISE CONTROL) Ingestelde snelheid veranderen Via de cruise control kan een ingestelde snelheid worden aangehouden zonder uw voet op het gaspedaal te houden. U kunt de snelheidsregeling gebruiken bij een rijsnelheid hoger dan 30 km/h. GERUIK MAKEN VAN SNELHEIDSREGELING Cruise control inschakelen A Accelereren (versnellen) Decelereren (vertragen) Ingestelde snelheid annuleren Trek CAN naar u toe en laat deze los of trap het rempedaal iets in. Ingestelde snelheid hervatten Trek RES naar u toe en laat deze los. Snelheid instellen 1. Accelereer tot de gewenste snelheid. 2. Druk op de SET+ toets en laat deze los. 3. Neem uw voet van het gaspedaal. Het controlelampje in het instrumentenpaneel gaat branden. SYSTEEM HULP IJ LIJVEN RIJDEN OP RIJSTROOK Werking Het systeem registreert en volgt automatisch de rijstrookmarkeringen op de weg. Indien uw auto onbedoeld afdrijft naar de rijstrookmarkeringen, verschijnt een waarschuwing in het display. Ook wordt een waarschuwing gegeven in de vorm van een voelbare trilling in het stuurwiel. 11

OPERGRUIMTE ONDER VLOER ACHTERIN Afstelbare laadvloer Lane Keeping Alert Druk tweemaal op de knop om het systeem in te schakelen. Druk nogmaals op de knop om het systeem uit te schakelen. Trillingsniveau in stuurwiel afstellen Het systeem heeft drie intensiteitsniveaus die u m.b.v. de informatiedisplay kunt instellen. De gevoeligheid van het systeem instellen U kunt instellen hoe snel het systeem u voor een gevaarlijke situatie waarschuwt. Het systeem heeft twee gevoeligheidsniveaus die u m.b.v. het informatiedisplay kunt instellen. Systeem hulp bij blijven rijden op rijstrook Druk driemaal op de knop om het systeem in te schakelen. Druk nogmaals op de knop om het systeem uit te schakelen. De gevoeligheid van het systeem instellen U kunt instellen hoe snel het systeem ingrijpt in een gevaarlijke situatie. Het systeem heeft twee gevoeligheidsniveaus die u m.b.v. het informatiedisplay kunt instellen. De voorzijde van de laadruimtevloer kan op (voor hoge positie) of onder (voor lage positie) de randen achter de achterstoelen worden geplaatst. AGAGEAFDEKKINGEN Plaats de uiteinden van de laadruimte-afdekking in de bevestigingen achter de achterbank op de achterste bekledingspanelen om de afdekking aan te brengen. Trek de achterrand van de laadruimte-afdekking naar achteren tot deze vastklikt. 12

SLEEPPUNTEN Het sleepoog vindt u in het schuimblok van de reservewielkuip. Verwijder het paneel en breng het sleepoog aan. INRIJDEN Tijdens de eerste 2000 mijl (3000 kilometer) kunt u een tikkend geluid horen als de auto vertraagt. Dit is normaal, en komt doordat de nieuwe dieselmotor wordt aangepast. N..: Onder bepaalde omstandigheden kan de koelventilateur na het afzetten van de motor nog enkele minuten blijven doordraaien. SET TIJDELIJKE MOILITEIT Het kan voorkomen dat in de auto geen reservewiel is aangebracht. Daarom beschikt u over een bandenreparatieset waarmee één beschadigde band kan worden gerepareerd. anden op spanning brengen ECONOMISCH RIJDEN De volgende items kunnen het brandstofverbruik verlagen. Controleer de bandenspanningen regelmatig voor een optimaal brandstofverbruik. Schakelen Gebruik de hoogste versnelling waarin onder de betreffende omstandigheden gereden kan worden. Anticipatie Door uw rijsnelheid aan te passen en de afstand tot voertuigen voor u aan te passen zodat hard remmen of versnellen niet nodig is. Efficiënte snelheid ij een hogere snelheid wordt meer brandstof verbruikt. Verlaag uw kruissnelheid op buitenwegen. ONDERHOUD WAARSCHUWING Zorg dat uw handen en kledingstukken niet met de koelventilateur in aanraking kunnen komen. A C D E F G H eschermkap Drukregelventiel Slang Oranje dop Flessenhouder Drukmeter Stekker met kabel Compressorschakelaar 13

I J K Label Flessendop Fles afdichtmiddel 1. Maak de afdekking van de bandenreparatieset open. 2. Trek het label I waarop de maximaal toelaatbare snelheid van 80 km/u vermeld staat van het huis en maak het binnen het gezichtsveld van de bestuurder vast op het instrumentenpaneel. Het label mag niets belangrijks aan het oog onttrekken. 3. Haal de slang C en de stekker met kabel G uit de set. 4. Schroef de oranje dop D en de afdekking van de fles J los. 5. Schroef de fles met afdichtmiddel K naar rechts tot de aanslag in de flessenhouder E. 6. Draai het ventieldopje van de beschadigde band eraf. 7. Verwijder de beschermdop A van de slang C en schroef de slang C stevig op het ventiel van de beschadigde band. 8. De compressorschakelaar H moet in de stand 0 staan. 9. Sluit de stekker G aan op de aansluiting van de aansteker of het extra elektrisch aansluitpunt. 10. Start de motor. 11. Zet de compressorschakelaar H in stand 1. 12. Pomp de band niet langer dan 10 minuten op voor een minimale druk van 1,8 bar en een maximum druk van 3,5 bar. Zet de compressorschakelaar H in de stand 0 en controleer de huidige bandenspanning met de drukmeter F. 13. Verwijder de stekker G uit de aansluiting van de aansteker of het extra elektrisch aansluitpunt. 14. Draai de slang C snel van het ventiel los en breng de beschermdop A aan. Draai het ventieldopje vast. 15. Laat de fles afdichtmiddel K in de flessenhouder E zitten. 16. Zorg ervoor dat de bandenreparatieset, de dop van de fles en de oranje kap veilig worden opgeborgen, maar makkelijk bereikbaar zijn. De set is opnieuw nodig bij het controleren van de bandenspanning. 17. Rijd onmiddellijk weg en rijd ongeveer drie kilometer zodat het afdichtmiddel het lek kan afdichten. ANDENSPANNINGCON- TROLESYSTEEM Om de bestuurder te helpen is uw auto uitgerust met een controlesysteem lage bandenspanning. Er gaat een waarschuwingslamp branden wanneer één of meer banden veel te weinig zijn opgepompt. Als de waarschuwingslamp voor lage bandenspanning brandt, moet u de auto zo snel mogelijk stoppen wanneer dit veilig is, de banden controleren en ze oppompen tot de juiste bandenspanning. Rijden op onvoldoende opgepompte banden kan: ervoor zorgen dat ze oververhit raken. leiden tot een klapband. leiden tot een hoger brandstofverbruik. de levensduur van de banden beperken. het gedrag of de stopprestaties van de auto beïnvloeden. Het systeem is geen vervanging voor correct onderhoud van de banden. U moet de juiste bandenspanning aanhouden, zelfs als de waarschuwingslamp niet brandt bij te weinig opgepompte banden. 14

Werking van het controlesysteem lage bandenspanning Het systeem meet de druk in de vier banden en stuurt de waarden van de bandenspanning naar uw auto. Het systeem detecteert deze lagere drukwaarde als aanzienlijk lager dan de juiste bandenspanning en de waarschuwingslamp gaat branden. U moet de banden oppompen tot de juiste bandenspanning. Als de waarschuwingslamp brandt: 1. Controleer dat geen enkele band lek is. 2. Als één of meer banden lek zijn, repareert u ze indien nodig. 3. Controleer de bandenspanning en pomp alle banden op tot de juiste bandenspanning. 4. Voer de procedure uit om het controlesysteem lage bandenspanning te resetten. Procedure om het controlesysteem lage bandenspanning te resetten U moet de procedure om het systeem te resetten uitvoeren telkens wanneer een band is vervangen of de bandenspanning is aangepast. Procedure uitvoeren om het systeem te resetten 1. Controleer de bandenspanning en pomp alle banden op tot de juiste bandenspanning. 2. Gebruik de bedieningstoetsen op het informatiedisplay op het stuur of het dashboard. Om het controlesysteem lage bandenspanning te resetten gaat u naar: Mededeling Instellingen estuurd. ass. and.sp. contr. Druk op de toets OK. Druk op de toets OK. Omschrijving en actie Houd de knop OK ingedrukt tot er een bevestiging verschijnt. Of als uw auto een resetknop voor het controlesysteem lage bandenspanning heeft, houdt u de knop ingedrukt tot de bevestiging verschijnt. 15

CG3586nlNLD