Kinderopvang en vrijetijdsactiviteiten. Bespreking van de resultaten van de bevraging bij de lokale besturen



Vergelijkbare documenten
KINDEROPVANG IN VLAANDEREN 2001

BEVRAGING NAAR HET OPVANGAANBOD IN DE SCHOLEN

KINDEROPVANG IN VLAANDEREN

Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.6 - Maart

KINDEROPVANG IN VLAANDEREN 2002

Subsidies voor groepsopvang van schoolkinderen

STATUTEN LOKAAL OVERLEG KINDEROPVANG (INCLUSIEF HUISHOUDELIJK REGLEMENT)

jaarverslag kinderopvang 2008 Hallepoortlaan Brussel Kind en Gezin-Lijn:

jaarverslag kinderopvang

Lokaal Overleg Kinderopvang (LOK) Gemeente Moorslede. STATUTEN

Kinderopvang. Jaarverslag Kind en Gezin Hallepoortlaan Brussel

25/06/2010. Zelfstandige kinderdagverblijven

Inclusieve opvang en Centra inclusieve kinderopvang

jaarverslag kinderopvang 2006 Hallepoortlaan Brussel Kind en Gezin-Lijn:

Aangepaste bedragen van de subsidies en andere financiële tegemoetkomingen voor de opvangvoorzieningen in 2012

Kinderopvang. Jaarverslag Kind en Gezin Hallepoortlaan Brussel 02/

Statuten Lokaal Overleg Kinderopvang

De financiering van de buitenschoolse kinderopvang Het perspectief van de voorzieningen

Hoofdstuk 3. Het gebruik van kinderopvang Inleiding Modale gezinnen Specifieke doelgroepen 50

Per kinderen onder de 3 jaar telde Limburg eind opvangplaatsen minder dan het Vlaamse gemiddelde.

Enquête naar het gebruik van buitenschoolse opvang voor kinderen van 3 jaar tot 12 jaar Voorjaar 2004

VERANTWOORDINGSNOTA BBC STRATEGISCHE DOELSTELLING 2.

Kinderopvang in West-Vlaanderen West-Vlaanderen Werkt 3, 2012

Kinderopvang in Aarschot

jaarverslag kinderopvang 2009 Hallepoortlaan Brussel Kind en Gezin-Lijn:

Statuten. Lokaal Overleg Kinderopvang. M.i.v. 25/06/2019

4. Hoeveel zelfstandige kinderopvanginitiatieven stapten in 2013 en 2014 (cijfers tot september) uit het IKG-systeem?

AANVRAAG EENMALIGE INVESTERINGSTOELAGE VOOR KINDEROPVANGINITIATIEVEN. Deel 1: IDENTIFICATIEGEGEVENS

Kinderopvang. Jaarverslag Hallepoortlaan Brussel Kind en Gezin-Lijn:

1 Dit is een gecoördineerde versie. De datum van de laatste versie is steeds de datum van de laatste verstuurde mededeling

Gecoördineerde versie van het reglement voor de subsidiëring van buitenschoolse kinderopvang.

In de beleidsbrief Welzijn, Volksgezindheid en Gezin zegt de minister ook werk te maken van een flexibele kinderopvang.

Infosessie zelfstandige kinderopvangsector

De school werkt samen met een opvanginitiatief voor baby s en peuters

ENQUETE INZAKE HET GEBRUIK VAN KINDEROPVANG VOOR KINDEREN JONGER DAN 3 JAAR NAJAAR 2002

onderwerpen rol K&G Kinderopvang kinderen tot het einde van de basisschool

NAAR EEN VITALE SAMENWERKING tussen KINDEROPVANG en LOKAAL BESTUUR

Gemeentelijke kinderopvang Maldegem

Invoegbedrijven. Maatregel. De begunstigden en bestedingen

Subsidies inclusieve opvang

KINDEROPVANG TE LEDE. v.u. Dienst Kinderopvang Gemeente Lede, Markt 1, 9340 Lede

De (on)gelijke deelname aan kinderopvang in Vlaanderen

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 20 april 2012 houdende de organisatie van kinderopvang van baby s en peuters, artikel 10, 3 ;

WAT IS ZORGREGIE? VAN PROVINCIALE CENTRALE WACHTLIJST NAAR ZORGREGIE

Lokaal loket kinderopvang. Resultaten enquête 2016

Contactgegevens: Wendy Valijs, of

AANVRAAG EENMALIGE INVESTERINGSTOELAGE VOOR KINDEROPVANGINITIATIEVEN. Deel 1: IDENTIFICATIEGEGEVENS

Vlaamse Regering.3^v^ "^ M

Oproep naar aanvragen voor nieuwe plaatsen gesubsidieerde voorschoolse opvang

STATUTEN GEMEENTELIJKE ADVIESRAAD LOKAAL OVERLEG KINDEROPVANG DE PINTE

Vlaamse Regering ~~. =

Organisatie van opvang en vrijetijdsbesteding van schoolkinderen [1]

Enquête naar het gebruik van opvang voor kinderen jonger dan 3 jaar Voorjaar 2004

De kaart trekken voor de volgende generatie. Ann Lobijn, stafmedewerker kinderopvang. Een atelier rond kinderopvang

Vlaamse Regering..3^L^

Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.8 - Mei

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen. Inwerkingtreding wijzigingen Wijzigingsbesluiten

HFST3- Thema 4: Lokaal beleidsplan kinderopvang

WERKGROEP KINDEROPVANG

BIJLAGE. Motivering van het voorliggende convenant

Vrijetijdsmogelijkheden Sport-jeugd-cultuurspeelpleinwerking-kinderopvangbibliotheek-erfgoed. Vrije Tijd te Ingelmunster, 28 april 2016

Besluit van de Vlaamse Regering van 4 mei 2007 (BS 19 juni 2007) houdende het lokaal beleid kinderopvang. Titel I. Algemene bepalingen

Vlaamse Regering.3^v^ "^ M

U heeft enkel recht op de belastingvermindering voor oppaskosten voor kinderen die ten uwe laste zijn.

4. Werkt u voltijds of deeltijds? q voltijds q deeltijds aantal uren per week:.. of aantal dagen per week:

Resultaten bevraging van de Logo s. Suggesties voor een betere lokale samenwerking

Reglement werkingssubsidie jeugdwerkinitiatieven

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen

Besluit houdende wijziging van diverse collegebesluiten in het kader van de invoering van de euro op 1 januari 2002

Kinderopvang in Helmond

Kinderopvang cijfert. Voorrangsgroepen

ENQUETE INZAKE HET GEBRUIK VAN BUITENSCHOOLSE KINDEROPVANG VOOR KINDEREN VAN 3 JAAR TOT 12 JAAR

Financiering en financiële gezondheid van de kinderopvangvoorzieningen in Vlaanderen

Statuten jeugdraad Glabbeek

nr. 884 van KATRIEN SCHRYVERS datum: 20 september 2017 aan JO VANDEURZEN Kinderopvang - Centra voor Inclusieve Kinderopvang (CIK s)

KIND EN GEZIN ENQUETE INZAKE HET GEBRUIK VAN KINDEROPVANG VOOR KINDEREN JONGER DAN 3 JAAR

Raad voor Maatschappelijk Welzijn

Statuten van het gemeentelijk adviesorgaan voor kinderopvang (LOK)

Voorwoord. Heb je nog vragen over buitenschoolse kinderopvang, contacteer dan: Niels Verreckt, jeugdconsulent, tel ,

Subsidieberekening van de subsidies voor buitenschoolse kinderopvang

Gezinsopvang en groepsopvang van baby's en peuters - Handhaving voorwaarden

college van burgemeester en schepenen Zitting van 5 februari 2016

nr. 298 van FREYA SAEYS datum: 29 januari 2016 aan JO VANDEURZEN Kinderopvang - Nieuwe en stopgezette initiatieven

SECTORFOTO 2012 LOKALE BESTUREN

Startenmet kinderopvang. Toelichting Kind en Gezin Startersdag Unizo 18 mei 2011

ONDERSTEUNINGSREGLEMENT VOOR KINDEROPVANGPLAATSEN VOOR BABY S EN PEUTERS HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN. Artikel 1: Locatiepremie

Beoordelingscriteria en procedure voor uitbreidingsronden Kinderopvang Baby s en Peuters

Beoordelingscriteria en procedure voor uitbreidingsronden Kinderopvang Baby s en Peuters Trap 1 subsidies

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen

Opvang en vrije tijd van schoolgaande kinderen krijgt samen vorm. David Vits Kind en Gezin Ann Lobijn VVSG

INHOUD VOORWOORD... 1 DEEL 1: FEITEN EN CIJFERS... 2

Hoger onderwijs, lager onderwijs, schoolloopbaan, schoolse vertraging, secundair onderwijs, universitair onderwijs, watervalsysteem, zittenblijven

Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.1 - Oktober

Algemeen. Gemeente: Hasselt. Provincie: Limburg. Naam van het lokaal loket: Lokaal Loket Kinderopvang Hasselt

Stedelijk reglement voor het toekennen van subsidies ter bevordering van de uitbouw van een kwaliteitsvol en behoeftedekkend aanbod van kinderopvang

Reglement voor de regeling van de tussenkomsten in het kader van de participatie en sociale activering 201X.

Beoordelingscriteria en procedure voor uitbreidingsronden Kinderopvang Baby s en Peuters Trap 2 subsidies

GEMEENTE EDEGEM ontwikkelingssamenwerking III. r e g l e m e n t

Inclusie kinderen met specifieke zorgbehoefte/handicap. Borrelen en bruisen 10 december 2013

REGLEMENT BETREFFENDE DE TOEKENNING VAN PREMIES AAN INITIATIEVEN VOOR KINDEROPVANG VAN BABY S EN PEUTERS IN NINOVE

Transcriptie:

Kinderopvang en vrijetijdsactiviteiten Bespreking van de resultaten van de bevraging bij de lokale besturen

Kinderopvang en vrijetijdsactiviteiten Bespreking van de resultaten van de bevraging bij de lokale besturen Kind en Gezin afdeling Kinderopvang oktober 2004

Dankwoord Het maken van dit rapport was niet mogelijk zonder de medewerking van de lokale besturen. Wij danken de Vlaamse Vereniging van Steden en Gemeenten voor haar medewerking aan dit initiatief. Wij danken ook de gemeentebesturen en de OCMW s voor het bezorgen van hun gegevens.

INHOUD Inleiding 5 1 Begripsomschrijving 7 2 Methode van onderzoek 9 3 De bespreking van de resultaten 11 3.1 Kinderopvanginitiatieven 11 3.1.1 Het organiseren en/of ondersteunen van kinderopvanginitiatieven 11 3.1.2 Het organiseren van kinderopvanginitiatieven 12 3.1.3 Het ondersteunen van kinderopvanginitiatieven die het lokaal bestuur niet organiseert 14 3.2 Vrijetijdsactiviteiten voor kinderen 18 3.2.1 Naar vrijetijdsactiviteit 18 3.2.2 Naar provincie en grootte 18 3.3 Tegemoetkoming aan ouders voor een vakantieactiviteit 20 3.4 Subsidiekanalen 20 3.5 Verruimd aanbod 21 3.6 Beleidsbevoegdheden 24 3.6.1 Beleidsbevoegdheden in de gemeente 24 3.6.2 Beleidsbevoegdheden in het OCMW 25 3.6.3 Apart budget voor de ondersteuning van kinderopvang 25 3.7 Het Lokaal Overleg 27 3.7.1 De aanwezigheid van het Lokaal Overleg in de gemeenten 27 3.7.2 De ondersteuning van het Lokaal Overleg door het lokaal bestuur 28 3.7.3 De vertegenwoordiging van het lokaal bestuur in het Lokaal Overleg 28 3.7.4 Het informeren van de burger over het opvanglandschap in de gemeente 29 3.7.5 Het Lokaal Overleg en de aanwezigheid van een initiatief buitenschoolse opvang 29 4 Synthese 31 Lijst met tabellen 32 Bijlagen 35 3

Inleiding Kind en Gezin wil, samen met haar partners, voor elk kind, waar en hoe het ook geboren is of opgroeit, zoveel mogelijke kansen creëren. Met deze missie maakt Kind en Gezin duidelijk dat het kind op een centrale plaats dient te staan. Als we het over kinderen hebben, wordt daar bijna automatisch kinderopvang aan verbonden. Kind en Gezin heeft al een duidelijk beeld van het formele opvanglandschap in Vlaanderen (dit zijn de kinderdagverblijven, de diensten voor opvanggezinnen, de zelfstandige opvangvormen en de buitenschoolse opvang). Kind en Gezin weet ook dat er in het kader van het gemeentelijk beleid tal van andere opvanginitiatieven genomen worden en dat gemeenten vrijetijdsactiviteiten voor kinderen organiseren. In dit rapport willen we graag deze inspanningen van de gemeente zichtbaar maken. In een eerste hoofdstuk beschrijven we de begrippen die we in dit rapport meermaals gebruiken. Daarna bespreken we onze onderzoeksmethode. In het derde hoofdstuk presenteren we de bevindingen van het onderzoek. We bespreken er eerst welke formele kinderopvanginitiatieven en welke vrijetijdsactiviteiten voor kinderen het lokaal bestuur in de gemeente organiseert. Daarna geven we weer welke subsidiekanalen het lokaal bestuur aanwendt om de kinderopvanginitiatieven die het organiseert, te financieren. Vervolgens schetsen we het extra aanbod dat het lokaal bestuur in de gemeente voorziet. Daarna brengen we de beleidsbevoegdheden op het vlak van kinderopvang binnen het gemeentebestuur en OCMW in kaart. Ten slotte behandelen we de resultaten met betrekking tot het Lokaal Overleg Kinderopvang. Het vierde hoofdstuk vormt de synthese. Het is belangrijk om mee te geven dat dit rapport steunt op gegevens van eind 2003. 5

1.

Begripsomschrijving In dit rapport gebruiken we een aantal begrippen die we hier inhoudelijk definiëren. Het lokaal bestuur: Gemeentebestuur en/of OCMW van een gemeente. Kinderopvanginitiatieven: Dit zijn de formele kinderopvangvoorzieningen en de opvang binnen de schoolmuren. Formele kinderopvangvoorzieningen: kinderdagverblijf: Het gaat om opvang in groepsverband, erkend en gesubsidieerd door Kind en Gezin. Er zijn twee soorten kinderdagverblijven. Ten eerste zijn er de crèches. Zij voorzien in dagopvang van kinderen voor ze naar de basisschool gaan en in de overgangsperiode tussen kinderopvang en basisschool. Ze hebben een minimumcapaciteit van 23 plaatsen. Daarnaast zijn er een beperkt aantal peutertuinen voor kinderen vanaf 18 maanden voor ze naar de basisschool gaan en in de overgangsperiode. Peutertuinen hebben een minimumcapaciteit van 20 plaatsen. buitenschoolse opvang in aparte lokalen van een kinderdagverblijf: Sommige kinderdagverblijven hebben een bijkomend aanbod van buitenschoolse kinderopvang, ofwel in dezelfde lokalen (kinderen uit de kleuterschool), ofwel in aparte lokalen (kinderen uit de basisschool). dienst voor opvanggezinnen: Het gaat om opvang in gezinsverband, georganiseerd vanuit een dienst die erkend en gesubsidieerd wordt door Kind en Gezin. Deze dienst groepeert minimaal 14 onthaalouders. Elke onthaalouder kan maximaal acht kindjes gelijktijdig opvangen en gemiddeld 4 voltijds. Deze onthaalouders kunnen ook buitenschoolse opvang verzorgen voor kinderen uit de basisschool. initiatief buitenschoolse opvang: Deze zijn specifiek en exclusief gericht op de buitenschoolse opvang van kinderen uit de basisschool. Ze kunnen opvang aanbieden voor en na schooltijd, op woensdagnamiddag, op schoolvrije dagen en gedurende de schoolvakanties. mini-crèches en zelfstandige kinderdagverblijven: Het gaat om opvang in groepsverband, waarbij het onderscheid tussen beide wordt gemaakt op basis van de capaciteit: mini-crèches hebben een capaciteit van 8 tot 22 plaatsen, zelfstandige kinderdagverblijven hebben een capaciteit van minstens 23 plaatsen. zelfstandige onthaalouders: Het gaat om opvang in gezinsverband. Een zelfstandige onthaalouder mag tot 7 kinderen gelijktijdig opvangen. Vrijetijdsactiviteiten: sportactiviteiten, taalkampen, speelpleinwerking, grabbelpas, culturele activiteiten (muziekacademie, tekenacademie, theater, ), activiteiten voor kansengroepen, busvervoer naar een van deze activiteiten of naar de kinderopvang. Organiserend bestuur: Een bestuur dat in aanmerking komt om de organisatie van een voorziening op zich te nemen. Het dagelijks bestuur en de verantwoordelijkheid liggen bij deze organisatie. Ondersteunen: geven van financiële en/of materiële middelen. Kinderen met specifieke zorg: Kinderen met een specifieke zorgbehoefte hebben door medische en/of psychische problemen meer intensieve zorg nodig (bijvoorbeeld: kinderen met een ontwikkelingsachterstand, astmapatiëntjes, ). Lokaal Overleg: Iedereen die bij de opvang van schoolgaande kinderen betrokken is, neemt deel aan het Lokaal Overleg (vertegenwoordigers van scholen, van jeugdwerk, van alle opvanginitiatieven, van ouders, van gemeentebestuur en van OCMW). Het heeft als opdracht: - de mogelijkheden van kinderopvang in de gemeente in kaart te brengen en oplossingen voor tekorten te zoeken; - de kwaliteit van het opvangaanbod te bespreken; - een beleidsplan voor de komende jaren op te maken. Men neemt hierbij alle mogelijke buitenschoolse kinderopvang mee. (Niet alleen de voorzieningen die onder toezicht staan van of erkend zijn door Kind en Gezin, maar ook andere, zoals opvang door scholen, grabbelpas, speelpleinwerking, ); - de ouders te informeren over de verschillende mogelijkheden van buitenschoolse opvang die binnen de gemeente bestaan. 7

2.

Methode van onderzoek 2.1 Algemeen Begin oktober 2003 verstuurden we 654 gestandaardiseerde vragenlijsten naar alle gemeentebesturen en OCMW s in Vlaanderen en Brussel. Eind januari hadden we slechts 56,9% ingevulde vragenlijsten in ons bezit. Nadat we een herinneringsbrief en een nieuwe enquête opstuurden, liep onze respons op tot 84,9% of 555 ingevulde vragenlijsten. 2.2 Respons uit het Vlaams Gewest Naar de lokale besturen in het Vlaams Gewest stuurden we in totaal 616 vragenlijsten. 542 vragenlijsten werden ons ingevuld teruggezonden. Van 236 gemeenten beschikken we over twee vragenlijsten. Uit 70 gemeenten bereikte ons één vragenlijst (31 van gemeentebesturen en 39 van OCMW s). Van twee gemeenten in het Vlaams Gewest hebben we geen enkel gegeven. 2.3 Respons uit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Van de 38 vragenlijsten die we naar de gemeenten in Brussel stuurden, kregen we er dertien ingevuld terug. Van één Brusselse gemeente kregen we twee vragenlijsten. Van acht gemeenten bereikte ons enkel de vragenlijst van het gemeentebestuur. Van drie gemeenten hebben we enkel de vragenlijst van het OCMW. 2.4 Gegevens die we opgenomen hebben bij de verwerking De verwerking van de gegevens gebeurde met het statistische programma SPSS. Bij de verwerking namen we enkel de enquêtes van het Vlaams Gewest in aanmerking. De gemeenten uit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn niet opgenomen in de verwerking wegens de lage respons (34%). Onze resultaten zijn dus gebaseerd op 542 vragenlijsten uit 306 gemeenten uit het Vlaams Gewest. Bij het bespreken van de resultaten nemen we het lokaal bestuur van een gemeente als uitgangspunt. Dit wil zeggen dat we de resultaten van het OCMW en het gemeentebestuur samen nemen. We maken dus geen onderscheid of het initiatief uitgaat van het OCMW dan wel van het gemeentebestuur. Tabel 1: Het aantal opgestuurde en ontvangen enquêtes, in aantallen en procenten, naar gewest en lokaal bestuur Opgestuurde enquêtes Ontvangen enquêtes OCMW Vlaams Gewest N = 308 Brussels Hoofdstedelijk Gewest N = 19 OCMW gemeentebestuur gemeentebestuur Totaal N % N % N % N % N % 308 100,0 308 100,0 19 100,0 19 100,0 654 100,0 275 89,3 267 86,7 4 21,1 9 47,4 555 84,9 Tabel 2: Het aantal ontvangen enquêtes van het OCMW en gemeentebestuur in het Vlaamse en Brussels Hoofdstedelijk gewest, in aantallen Enquête van OCMW en gemeentebestuur Vlaams Gewest N = 308 Brussels Hoofdstedelijk Gewest N = 19 Totaal 236 1 237 Enquête van OCMW 39 3 42 Enquête van gemeentebestuur 31 8 39 9

3.

Bespreking van de resultaten 3.1 Kinderopvanginitiatieven In dit hoofdstuk bekijken we eerst in hoeveel gemeenten het lokaal bestuur kinderopvanginitiatieven ondersteunt en/of organiseert. Daarna schetsen we in hoeveel gemeenten dit lokaal bestuur organisator is van een kinderopvanginitiatief. Vervolgens zien we in hoeveel gemeenten het lokaal bestuur andere kinderopvanginitiatieven die ze niet zelf organiseert, ondersteunt. We maken hierbij het onderscheid tussen het geven van financiële middelen en het ter beschikking stellen van materiële middelen. 3.1.1 Het organiseren en/of ondersteunen van kinderopvanginitiatieven We stellen vast dat in 93,2% van de gemeenten het lokaal bestuur initiatieven uit de formele opvangvoorzieningen en/of opvang binnen de schoolmuren zelf organiseert en/of ondersteunt. In de provincies Antwerpen en Limburg gebeurt dit het meest (95,7% en 95,5%). In West-Vlaanderen het minst (89,1%). Ook de grootte van de gemeente speelt een rol. Hoe groter de gemeente hoe meer kans dat in deze gemeente het lokaal bestuur iets organiseert en/of ondersteunt. In alle grote gemeenten organiseert en/of ondersteunt het lokaal bestuur bepaalde opvanginitiatieven. Tabel 3: Aantal gemeenten waar het lokaal bestuur kinderopvanginitiatieven organiseert en/of ondersteunt, in aantallen en procenten, naar provincie en grootte Organiseren en/of ondersteunen van kinderopvanginitiatieven Aantal gemeenten % Totaal N = 308 287 93,2 Provincie Antwerpen N = 70 67 95,7 Vlaams-Brabant N = 65 61 93,8 West-Vlaanderen N = 64 57 89,1 Oost-Vlaanderen N = 65 60 92,3 Limburg N = 44 42 95,5 Grootte Kleine gemeenten (1) N = 145 126 86,9 Middelgrote gemeenten (2) N = 151 149 98,7 Grote gemeenten (3) N = 12 12 100,0 (1): kleine gemeenten: minder dan 13.000 inwoners (2): middelgrote gemeenten: tussen 13.000 en 55.000 inwoners (3): grote gemeenten: meer dan 55.000 inwoners 11

3.1.2 Het organiseren van kinderopvanginitiatieven In dit deel komen we te weten in hoeveel gemeenten het lokaal bestuur een kinderopvanginitiatief organiseert. We gaan kijken of er op dit vlak verschillen zijn tussen de provincies en de grootte van de gemeenten. Daarna zien we of het lokaal bestuur de initiatieven die het zelf organiseert extra financiële steun geeft. Tabel 4: Aantal gemeenten waar het lokaal bestuur kinderopvanginitiatieven organiseert, in aantallen en procenten, naar voorziening Organiserend bestuur van een kinderopvanginitiatief Aantal gemeenten % Formele kinderopvangvoorzieningen 207 67,2 Kinderdagverblijf 44 14,3 Buitenschoolse opvang in aparte lokalen van een kinderdagverblijf 3 1,0 Dienst voor opvanggezinnen 72 23,4 Initiatief buitenschoolse opvang 150 48,7 Mini-crèche 9 2,9 Zelfstandig kinderdagverblijf 7 2,3 Opvang binnen de schoolmuren 104 34,0 3.1.2.1 Naar voorziening Het lokaal bestuur organiseert in 67,2% van de gemeenten uit het Vlaams Gewest een of meerdere formele kinderopvangvoorzieningen. In 104 gemeenten, of 34,0%, organiseert het een opvang binnen de schoolmuren. Wanneer we naar de verschillende kinderopvangvoorzieningen kijken, dan stellen we vast dat een initiatief buitenschoolse opvang het meest georganiseerd wordt. In bijna één gemeente op twee (48,7%) is dit het geval. In 72 gemeenten organiseert het lokaal bestuur een dienst voor onthaalgezinnen. Voorzieningen uit de zelfstandige sector organiseert het lokaal bestuur veel minder frequent. 12

Tabel 5: Aantal gemeenten waar het lokaal bestuur kinderopvangvoorzieningen organiseert, in aantallen en procenten, naar provincie en grootte Provincie Organiserend bestuur van een formele kinderopvangvoorziening Aantal gemeenten % Antwerpen N = 70 51 72,9 Vlaams-Brabant N = 65 42 64,6 West-Vlaanderen N = 64 34 53,1 Oost-Vlaanderen N = 65 47 72,3 Limburg N = 44 33 75,0 Grootte Kleine gemeenten (1) N = 145 81 55,9 Middelgrote gemeenten (2) N = 151 115 76,2 Grote gemeenten (3) N = 12 11 91,7 (1): kleine gemeenten: minder dan 13.000 inwoners (2): middelgrote gemeenten: tussen 13.000 en 55.000 inwoners (3): grote gemeenten: meer dan 55.000 inwoners 3.1.2.2 Naar provincie en grootte van de gemeente Limburg telt procentueel gezien het grootste aantal gemeenten waarin het lokaal bestuur organisator is van één of meerdere kinderopvangvoorzieningen. 75,0% van de gemeenten heeft minstens één formele kinderopvangvoorziening die georganiseerd wordt door het lokaal bestuur. In West-Vlaanderen is in 53,1% van de gemeenten het lokaal bestuur organisator van minstens één opvangvoorziening. Daarnaast stellen we vast dat hoe groter de gemeente is, hoe meer kans we hebben er een lokaal bestuur te vinden dat organisator is van een formele kinderopvangvoorziening. In 55,9% kleine gemeenten organiseert het lokaal bestuur minstens één kinderopvangvoorziening. In grote gemeenten is dit 91,7 procent. 3.1.2.3 Extra financiële bijdragen In de tabel op de volgende bladzijde zien we in hoeveel gemeenten het lokaal bestuur, bovenop de subsidiëring door Kind en Gezin, extra bijdraagt in de kosten voor het personeel, de werking en de infrastructuur van de opvangvoorzieningen die het zelf organiseert. We stellen vast dat in de meeste gemeenten het lokaal bestuur de kinderopvangvoorziening(en) die het zelf organiseert, extra financieel ondersteunt. In negen gemeenten op tien gebeurt dit voor de initiatieven buitenschoolse opvang en de kinderdagverblijven. In ruim acht gemeenten op tien doet het lokaal bestuur dit voor de diensten voor opvanggezinnen. Bijna in al de gemeenten (op één na) waarin het lokaal bestuur een mini-crèche en/of een zelfstandig kinderdagverblijf organiseert, draagt het lokaal bestuur bij in hun kosten. Wanneer het lokaal bestuur organisator is van opvang binnen de schoolmuren, draagt het in 86,5% van de gemeenten bij in de personeelskosten en in 78,8% van de gemeenten in de werkingskosten. 13

Tabel 6: Aantal gemeenten waar het lokaal bestuur bijdraagt in personeels-, werkings- en infrastructuurkosten van de kinderopvanginitiatieven die het zelf organiseert, in aantallen en procenten, naar voorziening Formele kinderopvangvoorzieningen Personeelskosten Werkingskosten Infrastructuurkosten N % N % N % Kinderdagverblijf N = 44 42 95,5 43 97,7 41 93,2 Dienst voor opvanggezinnen N = 72 62 86,1 59 81,9 61 84,7 Initiatief buitenschoolse opvang N = 150 137 91,3 138 92,0 134 89,3 Mini-crèche N = 9 9 100,0 9 100,0 9 100,0 Zelfstandig kinderdagverblijf N = 7 6 85,7 6 85,7 6 85,7 Opvang binnen de schoolmuren N = 104 90 86,5 82 78,8 / 3.1.3 Het ondersteunen van kinderopvanginitiatieven die het lokaal bestuur niet organiseert Naast het zelf organiseren van kinderopvangvoorzieningen kan het lokaal bestuur in de gemeente andere opvanginitiatieven die het niet zelf organiseert, ondersteunen. Dit kan gebeuren door financiële middelen te geven en/of door in materiële middelen te voorzien. In hoeveel gemeenten dit gedaan wordt, komen we in een eerste punt te weten. Daarna gaan we na op welke manier het al dan niet organiseren van een kinderopvangvoorziening samenhangt met het al dan niet ondersteunen van een kinderopvanginitiatief. In een derde punt bespreken we aan welke initiatieven het lokaal bestuur van de gemeenten financiële steun geeft. Voor welke doeleinden het deze financiële middelen geeft, lezen we in punt vier. Ten slotte geven we weer welke materiële middelen het lokaal bestuur ter beschikking stelt van de initiatieven. 3.1.3.1 Financiële en materiële ondersteuning van kinderopvanginitiatieven die het lokaal bestuur in de gemeenten niet zelf organiseert In 48,7% van de gemeenten voorziet het lokaal bestuur in een financiële ondersteuning van kinderopvanginitiatieven die het zelf niet organiseert. In Limburg gebeurt dit in 60,5% van de gemeenten. Zij scoren hiermee het hoogst. In Oost-Vlaanderen bedraagt dit percentage 30,8%. Wanneer we naar de grootte van de gemeenten kijken, stellen we vast dat in 56,0% van de middelgrote gemeenten het lokaal bestuur kinderopvanginitiatieven financieel ondersteunt. In de kleine én de grote gemeenten bedraagt dit 41,7%. Het lokaal bestuur geeft in 55,2% van de gemeenten materiële middelen ter ondersteuning. In bijna zeven gemeenten op tien in West-Vlaanderen voorziet het lokaal bestuur in materiële steun. Oost-Vlaanderen telt het minste aantal lokale besturen die materiële steun aanbieden (in 44,6% van de gemeenten). Hoe groter de gemeente is, hoe meer ze voorziet in materiële ondersteuning. In 47,2% van de kleine gemeenten biedt het lokaal bestuur materiële ondersteuning. In de grote gemeenten loopt dit op tot 83,3%. Als we beide vormen van ondersteuning vergelijken naar grootte van de gemeente, dan stellen we vast dat in de drie onderscheiden groepen er relatief meer materiële steun wordt gegeven dan financiële steun. In de grote gemeenten is het verschil tussen beide vormen van ondersteuning het grootst. Er wordt ongeveer in dubbel zoveel grote gemeenten materiële ondersteuning geboden dan financiële steun. 14

Tabel 7: Aantal gemeenten waar het lokaal bestuur kinderopvanginitiatieven financieel en materieel ondersteunt, in aantallen en procenten, naar provincie en grootte Ondersteuning van kinderopvanginitiatieven Financiële ondersteuning Materiële ondersteuning N % N % Totaal N = 306 149 48,7 169 55,2 Provincie Antwerpen N = 70 32 45,7 43 61,4 Vlaams-Brabant N = 65 36 55,4 31 47,7 West-Vlaanderen N = 63 35 55,6 43 68,3 Oost-Vlaanderen N = 65 20 30,8 29 44,6 Limburg N = 43 26 60,5 23 53,5 Grootte Kleine gemeenten (1) N = 144 60 41,7 68 47,2 Middelgrote gemeenten (2) N = 150 84 56,0 91 60,7 Grote gemeenten (3) N = 12 5 41,7 10 83,3 (1): kleine gemeenten: minder dan 13.000 inwoners (2): middelgrote gemeenten: tussen 13.000 en 55.000 inwoners (3): grote gemeenten: meer dan 55.000 inwoners 3.1.3.2 Verschilt het geven van ondersteuning naar gelang van het feit of men zelf organiserend bestuur is of niet? In 44,2% van de gemeenten waarin het lokaal bestuur zelf organisator is van minstens één voorziening, geeft het een financiële toelage aan andere voorzieningen die het zelf niet organiseert. Wanneer het lokaal bestuur in een gemeente geen organisator is van een opvangvoorziening, biedt het in 58,0% van de gemeenten financiële ondersteuning aan andere voorzieningen. Als het lokaal bestuur geen kinderopvangvoorziening organiseert, biedt het in 52,0% van de gemeenten materiële ondersteuning aan kinderopvanginitiatieven. We kunnen dus besluiten dat zij die organiserend bestuur zijn eerder materiële middelen ter ondersteuning geven. Als het lokaal bestuur geen organisator is van een voorziening, blijkt het andere initiatieven eerder financieel te ondersteunen. In 56,8% van de gemeenten waar het lokaal bestuur organisator is van een kinderopvangvoorziening, geeft het materiële steun aan andere initiatieven die het niet zelf organiseert. 15

Tabel 8: Het al dan niet organiserend bestuur zijn van een formele kinderopvangvoorziening en de financiële en materiële ondersteuning van initiatieven waarvan men geen organiserend bestuur is, in aantallen en procenten Gemeente organiserend bestuur van een formele kinderopvangvoorziening? ja N = 206 nee N = 100 N % N % Financiële toelage voor kinderopvanginitiatieven die ze niet zelf organiseert? Materiële ondersteuning voor kinderopvanginitiatieven die ze niet zelf organiseert? ja 91 44,2 58 58,0 ja 117 56,8 52 52,0 Tabel 9: Aantal gemeenten waar het lokaal bestuur kinderopvanginitiatieven financieel ondersteunt, in aantallen en procenten, naar voorziening Aantal gemeenten waar het lokaal bestuur een initiatief financieel ondersteunt (a) N = 306 Aantal gemeenten dat het initiatief op haar grondgebied heeft dat niet georganiseerd wordt door het lokaal bestuur van de gemeente (b) N = 308 Totaal 149 48,7 N %(1) N %(2) Kinderopvanginitiatief Kinderdagverblijf 35 11,4 95 30,8 Buitenschoolse opvang in aparte lokalen van een kinderdagverblijf 9 2,9 18 5,8 Dienst voor opvanggezinnen 60 19,6 81 26,3 Initiatief buitenschoolse opvang 57 18,6 57 18,5 Mini-crèche 17 5,6 203 65,9 Zelfstandig kinderdagverblijf 17 5,6 56 18,2 Zelfstandige onthaalouders 23 7,5 234 76,0 Opvang binnen de schoolmuren 53 17,3 / (a): gegevens op basis van ons onderzoek (b): gegevens van Kind en Gezin (1): N/306 (2): N/308 16

3.1.3.3 Financiële ondersteuning naar voorziening Zoals reeds vermeld, geeft in bijna de helft van de gemeenten (48,7%) het lokaal bestuur financiële middelen aan kinderopvanginitiatieven die het niet zelf organiseert. Zij die financiële steun geven, geven dit vooral aan voorzieningen in de gesubsidieerde sector. Het lokaal bestuur ondersteunt vooral de initiatieven buitenschoolse opvang en de diensten voor opvanggezinnen. Daarna volgen de kinderdagverblijven en de zelfstandige kinderdagverblijven. Mini-crèches en zelfstandige onthaalouders steunt men veel minder. Tabel 10: Aantal gemeenten waar het lokaal bestuur kinderopvanginitiatieven die het zelf niet organiseert, financieel ondersteunt, in aantallen en procenten, naar specifieke doeleinden Voor welke doeleinden zijn deze financiële middelen? N = 306 Aantal gemeenten % Subsidies voor vorming 12 3,9 Subsidies voor kwaliteitsverbetering 20 6,5 Subsidies voor- en naschoolse opvang in scholen 46 15,0 Subsidies voor opvang specifieke zorg 16 5,2 Tussenkomst voor ouders t.a.v. vakantieactiviteit 4 1,3 Personeelskosten 25 8,2 Werkingskosten 43 14,1 Infrastructuurkosten 36 11,8 3.1.3.4 Voor welke doeleinden worden deze financiële middelen gebruikt? In vijftien procent van de gemeenten geeft het lokaal bestuur subsidies aan de voor- en naschoolse opvang in de scholen. In 14,1% van de gemeenten worden subsidies gegeven voor de werkingskosten. Het lokaal bestuur biedt in 11,8% van de gemeenten financiële steun voor de infrastructuurkosten. In enkele gemeenten geeft het lokale bestuur subsidies voor vorming (12) en voor de opvang van kinderen met een specifieke zorg (16). 3.1.3.5 Welke materiële middelen biedt het lokaal bestuur aan ter ondersteuning? Zoals eerder vermeld, geeft in 55,2% van de gemeenten het lokaal bestuur materiële middelen aan voorzieningen. Meestal stelt men infrastructuur ter beschikking (42,5% van de gemeenten). In 80 gemeenten (26,1%) organiseert men vorming. In 76 gemeenten (24,8%) wordt materiaal ter beschikking gesteld. 17

Tabel 11: Aantal gemeenten waar het lokaal bestuur kinderopvangvoorzieningen die het zelf niet organiseert materieel ondersteunt, in aantallen en procenten, naar middelen Materiële ondersteuning van andere kinderopvangvoorzieningen N = 306 Aantal gemeenten % Totaal 169 55,2 Middelen Infrastructuur 130 42,5 Materiaal 76 24,8 Organiseren van vorming 80 26,1 Gemeentepersoneel 46 15,0 PWA ers 36 11,8 3.2 Vrijetijdsactiviteiten voor kinderen In dit deel bekijken we welke vrijetijdsactiviteiten het lokaal bestuur in de gemeenten organiseert voor kinderen. We verdelen dit soort initiatieven onder in de volgende categorieën: - sportactiviteiten (sportkampen, sport op woensdagnamiddag, ); - taalkampen; - speelpleinwerking; - grabbelpas; - culturele activiteiten (muziekschool, tekenacademie, theater, workshops, ); - activiteiten naar kansengroepen; - busvervoer (bijvoorbeeld van school naar sportkamp). We zullen eerst beschrijven in hoeveel gemeenten een bepaalde activiteit georganiseerd wordt door het lokaal bestuur. Daarna bekijken we de resultaten per provincie en naar grootte van de gemeenten. 3.2.1 Naar vrijetijdsactiviteit Uit de enquête blijkt dat in 85,9% van de gemeenten het lokaal bestuur een of meerdere van deze activiteiten organiseert. Het organiseert vooral speelpleinwerking (70,3%), sportactiviteiten (69,9%) en culturele activiteiten (59,8%). Taalkampen worden in 3,6% van de gemeenten georganiseerd door het lokaal bestuur. 3.2.2 Naar provincie en grootte Tussen de verschillende provincies zijn geen noemenswaardige verschillen te vinden. Wel stellen we vast dat hoe groter de gemeente is, hoe meer kans er is dat het lokaal bestuur er vrijetijdsactiviteiten voor kinderen organiseert. In alle grote gemeenten is het lokaal bestuur hiervan organisator. 18

Tabel 12: Aantal gemeenten waar het lokaal bestuur vrijetijdsactiviteiten voor kinderen organiseert, in aantallen en procenten, naar activiteit Organiserend bestuur van vrijetijdsactiviteiten voor kinderen Aantal gemeenten % Totaal N = 306 263 85,9 Soort vrijetijdsactiviteit Sportactiviteiten 214 69,9 Taalkampen 11 3,6 Speelpleinwerking 215 70,3 Grabbelpas 161 52,6 Culturele activiteiten 183 59,8 Activiteiten naar kansengroepen 8 2,6 Busvervoer 72 23,5 Tabel 13: Aantal gemeenten waar het lokaal bestuur vrijetijdsactiviteiten voor kinderen organiseert, in aantallen en procenten, naar provincie en grootte Provincie Organiserend bestuur van vrijetijdsactiviteiten voor kinderen Aantal gemeenten % Antwerpen N = 70 60 85,7 Vlaams-Brabant N = 65 55 84,6 West-Vlaanderen N = 63 56 88,9 Oost-Vlaanderen N = 65 56 87,5 Limburg N = 43 36 83,7 Grootte Kleine gemeenten (1) N = 144 112 77,7 Middelgrote gemeenten (2) N = 150 139 92,6 Grote gemeenten (3) N = 12 12 100,0 (1): kleine gemeenten: minder dan 13.000 inwoners (2): middelgrote gemeenten: tussen 13.000 en 55.000 inwoners (3): grote gemeenten: meer dan 55.000 inwoners 19

3.3 Tegemoetkoming aan ouders voor een vakantieactiviteit In 46,2% van de gemeenten verleent het lokaal bestuur een tegemoetkoming aan ouders voor hun kinderen die deelnemen aan een vakantieactiviteit. In Antwerpen gebeurt dit in 56,5% van de gemeenten. In Limburg bedraagt dit percentage 34,9%. Hoe groter de gemeente is, hoe meer kans de ouders hebben om een tegemoetkoming te ontvangen. Dit gebeurt in 83,3% van de grote gemeenten, tegenover 39,4% in de kleine gemeenten. 3.4 Subsidiekanalen Wanneer een kinderopvanginitiatief erkend is, of een attest van toezicht heeft, kan het een subsidie of een kostenvergoeding van Kind en Gezin ontvangen. Initiatieven voor buitenschoolse opvang en kinderdagverblijven ontvangen soms ook financiële middelen van het Fonds voor Collectieve Uitrusting en Diensten (FCUD). Wij vroegen ons af welke andere subsidiekanalen het lokaal bestuur van een gemeente aanspreekt, om de voorziening die het zelf organiseert te financieren. Tabel 14: Aantal gemeenten waar het lokaal bestuur een tegemoetkoming verleent aan ouders voor een vakantieactiviteit van hun kinderen, naar provincie en grootte Tegemoetkoming voor ouders voor vrijetijdsactiviteit Aantal gemeenten % Totaal N = 303 140 46,2 Provincie Antwerpen N = 70 39 56,5 Vlaams-Brabant N = 65 27 42,9 West-Vlaanderen N = 64 32 50,8 Oost-Vlaanderen N = 65 27 41,5 Limburg N = 44 15 34,9 Grootte Kleine gemeenten (1) N = 142 56 39,4 Middelgrote gemeenten (2) N = 149 74 49,7 Grote gemeenten (3) N = 12 10 83,3 (1): kleine gemeenten: minder dan 13.000 inwoners (2): middelgrote gemeenten: tussen 13.000 en 55.000 inwoners (3): grote gemeenten: meer dan 55.000 inwoners 20

De verschillende subsidiekanalen hebben we onderverdeeld in de volgende categorieën: - Gemeente- en stedenfonds (het vroegere SIF); - Provinciale steun (PCBO, ); - Steun van de Vlaamse Gemeenschap (VIPA, ); - Federale steun (FCUD, ); - Europese steun (ESF, EFRO, ); - Tewerkstellingsmaatregelen (gesco, weerwerk, sociale maribel, ). In zes gemeenten waar het lokaal bestuur een kinderdagverblijf organiseert, financiert het die door het Gemeente- en stedenfonds. Nog eens in zes gemeenten waar het lokaal bestuur een kinderdagverblijf organiseert, wordt een beroep gedaan op tewerkstellingsmaatregelen. In veertien gemeenten waar het een initiatief voor buitenschoolse opvang organiseert, maakt men gebruik van de provinciale middelen. In 22 gemeenten gebruikt het de subsidies van tewerkstellingsmaatregelen. In zeven gemeenten ontvangt het lokaal bestuur Europese steun om hun initiatief voor buitenschoolse opvang te financieren. 3.5 Verruimd aanbod Omdat de vraag naar een verruimd aanbod in de kinderopvang steeds groter wordt, wilden we een zicht krijgen op wat het lokaal bestuur in de gemeente aan extra aanbod organiseert. We peilden of het lokaal bestuur een aanbod had van specifieke opvanguren (voor 7 uur en na 18 uur), opvang tijdens het weekend, opvang van zieke kinderen, nachtopvang, urgente opvang, opvang voor kinderen met een specifieke zorg, middagopvang en opvang verbonden aan winkelcentra. Flexibele opvang blijkt het meest georganiseerd te worden (in 53,6% van de gemeenten). Opvang voor kinderen met een specifieke zorg wordt in 37,4% van de gemeenten georganiseerd. Daarna volgen middagopvang (31,6%) en urgente opvang (25,8%). Nachtopvang, opvang voor zieke kinderen en weekendopvang worden minder georganiseerd. Tabel 15: Aantal gemeenten waar het lokaal bestuur extra subsidies aantrekt voor de financiering van de kinderopvanginitiatieven die het zelf organiseert, in aantallen, naar subsidiekanaal Subsidiekanalen Gemeente- en stedenfonds Provinciale middelen Vlaamse gemeenschap Federale steun Europese steun Tewerkstellingsmaatregelen N N N N N N Kinderopvanginitiatief Kinderdagverblijf 6 2 2 0 0 6 Buitenschoolse opvang in aparte lokalen van een kinderdagverblijf Dienst voor opvanggezinnen Initiatief buitenschoolse opvang 0 0 0 0 0 1 1 0 1 0 0 1 4 14 1 1 7 22 Mini-crèche 2 0 0 0 0 0 Zelfstandig kinderdagverblijf Opvang binnen de schoolmuren 0 0 0 0 0 1 2 0 0 0 0 2 21

We hebben meer kans dat we de meeste van deze opvangvormen vinden in de grote gemeenten. Enkel nachtopvang komt meer voor in de middelgrote gemeenten. In de tabel op de volgende bladzijde zien we de resultaten en de gedetailleerde bespreking krijgt u hier. 3.5.1 Opvang voor 7 uur en na 18 uur We stellen vast dat in 53,6% van de gemeenten het lokaal bestuur opvang voor 7 uur en na 18 uur organiseert. In ruim twee derde van de gemeenten in Oost-Vlaanderen organiseert het lokaal bestuur deze opvang, tegenover in 44,3% van de gemeenten in Antwerpen. In 66,7% van de grote gemeenten organiseert het lokaal bestuur opvang voor 7 uur en na 18 uur. In de middelgrote gemeenten en de kleine gemeenten is dit respectievelijk 61,3% en 44,4%. 3.5.2 Opvang tijdens het weekend In 15,0% van de gemeenten organiseert het lokaal bestuur opvang tijdens het weekend. Grote verschillen tussen de provincies zien we niet, alleen ligt het percentage in de provincie Limburg (11,6%) wat lager dan in de andere provincies (rond 15,5%). In de meerderheid van de grote gemeenten (58,3%) organiseert het lokaal bestuur weekendopvang. In de kleine gemeenten is dit 5,6%. 3.5.3 Opvang van zieke kinderen In 12,1% van de gemeenten organiseert het lokaal bestuur opvang voor zieke kinderen. Tussen de provincies zijn er grote verschillen. In Vlaams-Brabant organiseert het lokaal bestuur in 30,8% van de gemeenten opvang voor zieke kinderen tegenover in 1,6% van de gemeenten in West-Vlaanderen. Ook hier stellen we vast dat lokale besturen van grotere gemeenten deze opvang meer in hun aanbod hebben dan die van kleinere gemeenten. 3.5.4 Nachtopvang Het zijn vooral de lokale besturen in Oost-Vlaanderen die nachtopvang organiseren (16,9%), in veel mindere mate de lokale besturen in Limburg (2,3%). In 17,3% van de middelgrote gemeenten organiseert het lokaal bestuur nachtopvang. In de grote en kleine gemeenten organiseert men deze opvang veel minder. 3.5.5 Urgente opvang In 25,8% van de gemeenten in het Vlaams Gewest organiseert het lokaal bestuur urgente opvang. Ook hier spant Oost-Vlaanderen de kroon. Het lokaal bestuur organiseert deze opvang in 41,5% van de gemeenten. In Limburg engageren de lokale besturen zich -wat urgente opvang betreft- het minst (in 11,6% van de gemeenten). Hoe groter de gemeente is, hoe meer kans er is dat urgente opvang in voorzieningen aangeboden wordt. 3.5.6 Opvang voor kinderen met een specifieke zorg In 37,4% van de gemeenten organiseert het lokale bestuur opvang voor kinderen met een specifieke zorg. In bijna de helft van de gemeenten in Oost-Vlaanderen organiseert het lokaal bestuur deze opvang. In West-Vlaanderen wordt deze opvang in 23,8% van de gemeenten georganiseerd. In drie grote gemeenten op vier, in één middelgrote gemeente op twee en in één kleine gemeente op vijf, organiseert het lokaal bestuur opvang voor kinderen met specifieke zorg. 3.5.7 Middagopvang Middagopvang wordt in 31,6% van de gemeenten georganiseerd door het lokaal bestuur. In Oost-Vlaanderen organiseert het lokaal bestuur in bijna de helft van de gemeenten middagopvang. In Limburg is dit in 9,3% van de gemeenten. In 75,0% van de grote gemeenten organiseert het lokaal bestuur middagopvang. In middelgrote (31,5%) en kleine gemeenten (28,0%) organiseert men deze opvang veel minder. Nachtopvang wordt in 10,5% van de gemeenten georganiseerd door het lokaal bestuur. 22

Tabel 16: Aantal gemeenten waar het lokaal bestuur een verruimd aanbod organiseert, in aantallen en procenten, naar provincie en grootte Flexibele opvang Weekendopvang Opvang zieke kinderen Nachtopvang Urgente opvang Opvang specifieke zorg Middagopvang Winkelcentra N % N % N % N % N % N % N % N % Totaal 164 53,6 46 15,0 37 12,1 32 10,5 79 25,8 114 37,4 96 31,6 4 1,3 Provincie Antwerpen 31 44,3 11 15,7 5 7,1 8 11,4 20 28,6 30 42,9 24 34,3 0 0,0 Vlaams-Brabant 34 52,3 10 15,4 20 30,8 7 10,8 17 26,2 24 37,5 22 34,4 0 0,0 West-Vlaanderen 33 52,4 10 15,9 1 1,6 5 7,9 10 15,9 15 23,8 16 25,4 2 3,2 Oost-Vlaanderen 44 67,7 10 15,4 10 15,4 11 16,9 27 41,5 30 46,2 30 46,9 1 1,5 Limburg 22 51,2 5 11,6 1 2,3 1 2,3 5 11,6 15 34,9 4 9,3 1 2,3 Grootte Kleine gemeenten (1) 64 44,4 8 5,6 10 6,9 5 3,5 22 15,3 29 20,3 40 28,0 0 0,0 Middelgrote gemeenten (2) 92 61,3 31 20,7 22 14,7 26 17,3 51 34,0 76 50,7 47 31,5 0 0,0 Grote gemeenten (3) 8 66,7 7 58,3 5 41,7 1 8,3 6 50,0 9 75,0 9 75,0 4 33,3 (1): kleine gemeenten: minder dan 13.000 inwoners (2): middelgrote gemeenten: tussen 13.000 en 55.000 inwoners (3): grote gemeenten: meer dan 55.000 inwoners 23

3.5.8 Opvang verbonden aan een winkelcentrum In vier gemeenten organiseert het lokaal bestuur opvang verbonden aan winkelcentra. Twee gemeenten bevinden zich in West-Vlaanderen, de andere twee zijn gelegen in Limburg en Oost-Vlaanderen. Het zijn enkel de lokale besturen van grote gemeenten die dit organiseren. 3.6 Beleidsbevoegdheden In dit hoofdstuk krijg je achtereenvolgens het antwoord op de volgende vragen: Wie heeft kinderopvang onder zijn bevoegdheid?, Is er in de gemeente een kinderopvangambtenaar aanwezig?, en Voorziet men in een apart budget ter ondersteuning van de kinderopvang? 3.6.1 Beleidsbevoegdheden in de gemeente In 19,9% van de gemeentebesturen in het Vlaams Gewest blijkt er een schepen te zijn die de bevoegdheid kinderopvang in zijn/haar titel draagt. In Limburg blijkt er in 26,3% van de gemeentebesturen een schepen met kinderopvang in de titel te zijn, tegenover in 12,5% van de gemeentebesturen in Oost-Vlaanderen. In kleine gemeenten is er minder kans dat men in het gemeentebestuur een dergelijke schepen vindt dan in middelgrote en grote gemeenten. In de gemeenten waar het gemeentebestuur geen schepen heeft die de bevoegdheid kinderopvang in zijn/haar titel draagt, neemt in 69,5% van de gemeentebesturen de schepen van gezin, welzijn, sociale zaken, cultuur, jeugd of onderwijs deze taak op zich. In vijf gemeentebesturen is het de burgemeester, de schepen van huisvesting of de schepen van financiën die hiervoor bevoegd is. Tabel 17: Aantal gemeenten waar het gemeentebestuur een schepen heeft met de bevoegdheid kinderopvang in titel, in aantallen en procenten, naar provincie en grootte Schepen met specifieke titel kinderopvang Aantal gemeenten % Totaal N = 266 53 19,9 Provincie Antwerpen N = 61 12 19,7 Vlaams-Brabant N = 55 13 23,6 West-Vlaanderen N = 56 11 19,6 Oost-Vlaanderen N = 56 7 12,5 Limburg N = 38 10 26,3 Grootte Kleine gemeenten (1) N = 117 17 14,5 Middelgrote gemeenten (2) N = 137 33 24,1 Grote gemeenten (3) N = 12 3 25,0 (1): kleine gemeenten: minder dan 13.000 inwoners (2): middelgrote gemeenten: tussen 13.000 en 55.000 inwoners (3): grote gemeenten: meer dan 55.000 inwoners 24

Tabel 18: Functietitel van de schepen bevoegd voor kinderopvang, in aantallen en procenten Functietitel N % Kinderopvang 53 19,9 Gezin, welzijn, sociale zaken, cultuur, jeugd 185 69,5 Overige 5 1,9 Geen antwoord 23 8,6 Totaal 266 100,0 Tabel 19: Functietitel van de ambtenaar die zich bezighoudt met kinderopvang in het gemeentebestuur, in aantallen en procenten Functietitel N % Kinderopvangambtenaar 18 6,8 Ambtenaar ( jeugdconsulent, cultuurambtenaar, ) 77 28,9 IBO-coördinator 61 22,9 Ambtenaar én IBO-coördinator 48 18,0 OCMW-ambtenaar 4 1,5 Overige 4 1,5 Geen gegevens 54 20,3 Totaal 266 100,0 In 79,7% van de lokale besturen is er een ambtenaar die zich bezighoudt met kinderopvang. 3.6.2 Beleidsbevoegdheden in het OCMW In 19,8% van de gemeenten meldt het OCMW dat kinderopvang er een kernactiviteit is. Ook hier blijkt dat er in Limburg meer OCMW s zijn die kinderopvang als een kernactiviteit beschouwen (25,7%). In West-Vlaanderen bedraagt dit percentage 14,8%. De grootte van de gemeente doet er weinig toe. De percentages situeren zich rond het algemeen gemiddelde. Daarnaast vroegen we of de bevoegdheid kinderopvang toegewezen is aan een lid van het vast bureau. Dit blijkt in vier OCMW s het geval te zijn. In drie middelgrote gemeenten en in één kleine gemeente blijkt deze bevoegdheid aan een lid van het vast bureau toegewezen te zijn. 23 OCMW s weten ons te melden dat een ambtenaar binnen het OCMW zich bezighoudt met kinderopvang. 3.6.3 Apart budget voor de ondersteuning van kinderopvang In 72,6% van de gemeenten beschikt het lokaal bestuur over een apart budget voor kinderopvang. In Limburg heeft het lokaal bestuur in bijna vier gemeenten op vijf in een apart budget voorzien, in Antwerpen is dit 63,8%. In ongeveer 75% van de grote en 75% van de middelgrote gemeenten heeft het lokaal bestuur een apart budget voor de ondersteuning van kinderopvang. In de kleine gemeenten bedraagt dit percentage 69,1 %. 25

Tabel 20: Aantal gemeenten waar het OCMW kinderopvang als kernactiviteit beschouwt, in aantallen en procenten, naar provincie en grootte Kinderopvang een kernactiviteit van OCMW Aantal gemeenten % Totaal N = 257 51 19,8 Provincie Antwerpen N = 62 12 19,4 Vlaams-Brabant N = 52 11 21,2 West-Vlaanderen N = 54 8 14,8 Oost-Vlaanderen N = 54 11 20,4 Limburg N = 35 9 25,7 Grootte Kleine gemeenten (1) N = 119 21 17,6 Middelgrote gemeenten (2) N = 127 28 22,0 Grote gemeenten (3) N = 11 2 18,2 (1): kleine gemeenten: minder dan 13.000 inwoners (2): middelgrote gemeenten: tussen 13.000 en 55.000 inwoners (3): grote gemeenten: meer dan 55.000 inwoners Tabel 21: Aantal gemeenten waar het lokaal bestuur een apart budget heeft ter ondersteuning van de kinderopvang, in aantallen en procenten, naar provincie en grootte Apart budget ondersteuning van de kinderopvang Aantal gemeenten % Totaal N = 299 217 72,6 Provincie Antwerpen N = 69 44 63,8 Vlaams-Brabant N = 63 49 77,8 West-Vlaanderen N = 62 44 71,0 Oost-Vlaanderen N = 63 47 74,6 Limburg N = 42 33 78,6 Grootte Kleine gemeenten (1) N = 139 96 69,1 Middelgrote gemeenten (2) N = 148 112 75,7 Grote gemeenten (3) N = 12 9 75,0 (1): kleine gemeenten: minder dan 13.000 inwoners (2): middelgrote gemeenten: tussen 13.000 en 55.000 inwoners (3): grote gemeenten: meer dan 55.000 inwoners 26

Tabel 22: Aanwezigheid Lokaal Overleg in de gemeenten, in aantallen en procenten, naar provincie en grootte Aanwezigheid Lokaal Overleg Aantal gemeenten % Totaal N = 308 259 84,1 Provincie Antwerpen N = 70 67 95,7 Vlaams-Brabant N = 65 43 66,2 West-Vlaanderen N = 64 56 87,5 Oost-Vlaanderen N = 65 52 80,0 Limburg N = 44 41 93,2 Grootte Kleine gemeenten (1) N = 145 113 77,9 Middelgrote gemeenten (2) N = 151 135 89,4 Grote gemeenten (3) N = 12 11 91,7 (1): kleine gemeenten: minder dan 13.000 inwoners (2): middelgrote gemeenten: tussen 13.000 en 55.000 inwoners (3): grote gemeenten: meer dan 55.000 inwoners 3.7 Lokaal Overleg Het Lokaal Overleg is een instrument om kinderopvang te optimaliseren. In wat volgt geven we een antwoord op de volgende vragen: Hoeveel gemeenten hebben een Lokale Overleggroep?, Op welke manier ondersteunt het lokaal bestuur het Lokaal Overleg?, Wie vertegenwoordigt het lokaal bestuur in het Lokaal Overleg?, Informeert het lokaal bestuur de bevolking over het kinderaanbod?, en Hoeveel gemeenten met Lokaal Overleg hebben een initiatief buitenschoolse opvang? 1: aantal actieve overleggroepen, de officieel stopgezette overleggroepen zijn niet meegeteld 2: (5+8+3+33)/(263+249) 3: (5+8)/263 4: (3+33)/249 3.7.1 De aanwezigheid van het Lokaal Overleg in de gemeenten Op basis van de registratiegegevens bij Kind en Gezin is er in 84,1% 1 van de gemeenten in het Vlaams Gewest een Lokaal Overleg Kinderopvang. Antwerpen heeft het grootste aantal gemeenten met een Lokaal Overleg, namelijk 95,7%. In Vlaams-Brabant hebben 66,2% van de gemeenten een Lokaal Overleg Kinderopvang. Hoe groter de gemeente is, hoe meer kans we hebben om er een Lokaal Overleg te vinden. 9,6% 2 van alle OCMW s en alle gemeentebesturen antwoordde anders dan verwacht in vergelijking met de registratie van Kind en Gezin. Bij de gemeentebesturen lag dit percentage op 4,9% 3, bij de OCMW s op 14,5% 4. Het valt op dat de grote meerderheid van zij die de vraag anders invulden, ons meldde dat er geen Lokaal Overleg is, terwijl er wel één aanwezig is. Hiervoor zien we twee verklaringen. Ofwel is het 27

Tabel 23: Vergelijking gegevens aanwezigheid Lokaal Overleg - Kind en Gezin met gegevens aanwezigheid Lokaal Overleg - enquête Aanwezigheid Lokaal Overleg - enquête Aanwezigheid Lokaal Overleg - onze gegevens ja nee Totaal OCMW ja 222 5 227 nee 8 28 36 Totaal OCMW 230 33 263 Gemeentebestuur ja 183 3 186 nee 33 30 63 Totaal gemeentebestuur 216 33 249 Lokaal Overleg in die gemeente sinds geruime tijd niet meer samengekomen en beschouwen deze lokale besturen het Lokaal Overleg als stopgezet. Ofwel zijn de lokale besturen niet voldoende ingelicht over het bestaan van een Lokaal Overleg. 3.7.2 De ondersteuning van het Lokaal Overleg door het lokaal bestuur In de gemeenten waar het lokaal bestuur een Lokaal Overleg heeft, zorgt 89,6% voor ondersteuning. Deze ondersteuning gebeurt op de volgende manier: - 11,2% van de gemeenten waar het lokaal bestuur een Lokaal Overleg heeft, verleent jaarlijks een toelage voor de werking; - 42,6% van de gemeenten waar het lokaal bestuur een Lokaal Overleg heeft, verleent een toelage in functie van specifieke doeleinden; - 56,1% van de gemeenten waar het lokaal bestuur een Lokaal Overleg heeft, financiert de enquête om de behoeften aan kinderopvang bij ouders en kinderen te peilen; - 94,2% van de gemeenten waar het lokaal bestuur een Lokaal Overleg heeft, stelt personeel ter beschikking voor de werking van het Lokaal Overleg; - 53,8% van de gemeenten waar het lokaal bestuur een Lokaal Overleg heeft, stelt personeel ter beschikking voor de verwerking van de enquête. 3.7.3 De vertegenwoordiging in het Lokaal Overleg We gingen na of de schepen die bevoegd is met kinderopvang ook vertegenwoordigd is in het Lokaal Overleg. In 74,3% van de gemeenten met Lokaal Overleg is dit ook het geval. 10,4% van de Tabel 24: Aantal gemeenten waar het lokaal bestuur het Lokaal Overleg ondersteunt, in aantallen en procenten Aantal gemeenten % Ondersteuning Jaarlijkse toelage 25 11,2 Toelage i.f.v. specifieke doeleinden 95 42,6 Financiert de enquête 125 56,1 Terbeschikkingstelling voor werking 210 94,2 Personeel voor de verwerking van de enquête 120 53,8 28

schepenen die bevoegd zijn voor kinderopvang, laat zich vervangen door een andere schepen, een ambtenaar of door de burgemeester. 3.7.4 Het informeren van de burger over het opvanglandschap in de gemeente Uit ons onderzoek blijkt dat in 92,8% van de gemeenten het lokaal bestuur de burger informeert omtrent het kinderopvangaanbod. In 77,9% van de gemeenten gebeurt dit in samenspraak met het Lokaal Overleg. Het lokaal bestuur gebruikt hiervoor het gemeentelijk informatieblad (in 87,6% van de gemeenten), folders (79,1%) en de gemeentelijke website (70,6%). In 33,0% van de gemeenten gebruikt het lokaal bestuur affiches om de burgers te informeren 3.7.5 Het Lokaal Overleg en de aanwezigheid van een initiatief buitenschoolse opvang Voor de oprichting van een initiatief buitenschoolse opvang heeft het organiserend bestuur altijd de goedkeuring van het Lokaal Overleg nodig. Uit onderstaande tabel blijkt dat in 77,6% van de gemeenten met een Lokaal Overleg, de gemeente minstens één initiatief buitenschoolse opvang op haar grondgebied heeft. Tabel 25: Aantal gemeenten waar het lokaal bestuur de burger informeert over het kinderopvangaanbod, in aantallen en procenten, naar informatiekanalen Burger informeren over kinderopvangaanbod Aantal gemeenten % Totaal N = 306 284 92,8 Informatiekanalen Gemeentelijk informatieblad 268 87,6 Gemeentelijke website 216 70,6 Folders 223 72,9 Affiches 101 33,0 Tabel 26: Het Lokaal Overleg en de aanwezigheid van een initiatief buitenschoolse opvang, in aantallen en procenten Aanwezigheid Lokaal Overleg ja Aanwezigheid initiatief buitenschoolse opvang Totaal ja nee N 201 % 77,6 N 58 % 22,4 N 259 % 100,0 29

4.

Synthese In 93,2% van de gemeenten organiseert en/of ondersteunt het lokaal bestuur formele kinderopvangvoorzieningen en/of opvang binnen de schoolmuren. Het lokaal bestuur organiseert in 67,2% van de gemeenten een formele kinderopvangvoorziening. Initiatieven buitenschoolse opvang en diensten voor opvanggezinnen zijn het populairst. Deze worden in respectievelijk 48,7% en in 23,4% van de gemeenten georganiseerd. In 34,0% van de gemeenten organiseert het lokaal bestuur opvang binnen de schoolmuren. Bovenop de enveloppenfinanciering van Kind en Gezin, draagt in de meeste gemeenten het lokaal bestuur bij in de personeels-, werkings- en infrastructuurkosten van de kinderopvangvoorzieningen en de opvang binnen de schoolmuren die het zelf organiseert. Het lokaal bestuur ondersteunt financieel in 48,7% van de gemeenten kinderopvanginitiatieven die het niet zelf organiseert. In 55,2% van de gemeenten stelt het lokaal bestuur materiële middelen ter beschikking van kinderopvanginitiatieven waarvan het niet zelf organisator is. Het lokaal bestuur dat in de gemeente zelf een formele kinderopvangvoorziening organiseert, zal aan andere kinderopvanginitiatieven die het niet organiseert eerder materiële middelen geven. In de gemeenten waar het lokale bestuur geen organiserend bestuur is van een formele kinderopvangvoorziening, zal het andere kinderopvanginitiatieven eerder financieel ondersteunen. Van het verruimde aanbod blijkt flexibele opvang het meest georganiseerd te worden (in 53,6% van de gemeenten). Opvang voor kinderen met een specifieke zorg wordt in 37,4% van de gemeenten georganiseerd. Daarna volgen middagopvang (31,6%) en urgente opvang (25,8%). Nachtopvang, opvang voor zieke kinderen en weekendopvang worden minder georganiseerd. Naast het organiseren en ondersteunen van kinderopvanginitiatieven kan het lokaal bestuur van een gemeente vrijetijdsactiviteiten voor kinderen organiseren. In 85,9% van de gemeenten blijkt dit het geval te zijn. Hier scoren speelpleinwerking en sportactiviteiten het best. In ruim 70,3% van de gemeenten organiseert het lokaal bestuur speelpleinwerking. In 69,9% van de gemeenten organiseert het sportactiviteiten. Wat de beleidsbevoegdheden op het vlak van kinderopvang betreft, stellen we vast dat in bijna één gemeente op vijf (19,9%) er in het gemeentebestuur een schepen aanwezig is met de bevoegdheid kinderopvang. In de andere gevallen neemt de schepen van gezin, welzijn, sociale zaken, cultuur of jeugd deze taak op zich. In één gemeente op vijf blijkt kinderopvang een kernactiviteit van het OCMW te zijn. In 84,1% van de gemeenten is er, volgens de gegevens van Kind en Gezin, een Lokaal Overleg aanwezig. We stelden echter een discrepantie vast tussen onze gegevens en de gegevens uit de enquête. 9,6% van de OCMW s en gemeentebesturen vulde deze vraag anders in dan we verwachtten. Bij het OCMW lag dit percentage op 14,5%, bij de gemeentebesturen was dit 4,9%. In 89,6% van de gemeenten met een Lokaal Overleg zorgt het lokaal bestuur voor verdere ondersteuning. Deze ondersteuning kan gebeuren door het verlenen van een jaarlijkse toelage, een toelage in functie van specifieke doeleinden, het financieren van de enquête die de noden aan kinderopvang in de gemeente in kaart brengt én het ter beschikking stellen van personeel. Het Lokaal Overleg is in het leven geroepen om de initiatieven buitenschoolse opvang op te richten. In 77,5% van de gemeenten met een Lokaal Overleg, treffen we een initiatief buitenschoolse opvang aan. 31