HET CARICOMSCHOOLBOEK. Derde Editie



Vergelijkbare documenten
HET CARICOM- SCHOOLBOEK. Derde Editie

CONSENSUS VAN CHAGUARAMAS

HET KAPITAALVERKEER CARICOM Interne Markt en Economie (CSME)

Associatie Raamwerk Overeenkomst tussen de Republiek Suriname en MERCOSUR

CARICOM staat voor Caribbean Community (Caribische Gemeenschap) and Common Market (Gemeenschappelijke Markt).

HET KAPITAALVERKEER. CARICOM Interne Markt en Economie (CSME)

AF/CARIFORUM/CE/nl 1

VAAK GESTELDE VRAGEN OVER DE DIRECTE STEUNREGELING

EUROPESE COMMISSIE TEGEN RACISME EN INTOLERANTIE

DE EUROPESE GEMEENSCHAP (hierna "de Gemeenschap" te noemen) enerzijds, en

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1979 Nr. 6

WERKERS IN BEWEGING IN DE CSME RECHTEN OP HET WERK EN VOORDELEN VOOR WERKNEMERS IN DE CARICOM INTERNE MARKT EN ECONOMIE

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Gezamenlijk voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

ONTWERPVERSLAG. NL In verscheidenheid verenigd NL. Europees Parlement 2017/0815(NLE)

Gezamenlijk voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

452 ( ) Nr juli 2015 ( ) ingediend op. Ontwerp van decreet

In deze rubriek brengen we enkele publicaties onder de aandacht van de lezer. KAMER

LATIJNS-AMERIKA EN HET CARIBISCH GEBIED

10667/16 oms/hh 1 DGG 2B

RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 20 januari 2009 (21.01) (OR. en) 5524/09 SOC 25 COMPET 25

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 28 mei 2008 (04.06) (OR. en) 9935/08 SOC 316 COMPET 194

ADMINISTRATIEVE OVEREENKOMST BETREFFENDE EEN SAMENWERKINGSKADER TUSSEN. het secretariaat van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart

EUROPEES PARLEMENT. Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie. van de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie

STATUUT VAN DE HAAGSE CONFERENTIE VOOR INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT

ILO-VERKLARING BETREFFENDE DE FUNDAMENTELE PRINCIPES EN RECHTEN OP HET WERK

ONTWERP VAN MEMORIE VAN TOELICHTING

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

SAMENVATTING SYLLABUS

ECONOMISCHE PARTNERSCHAPSOVEREENKOMSTEN

In deze brief licht ik het voornemen tot oprichting van deze rechtspersoon nader toe.

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 29 november 2007 (04.12) (OR. en) 14449/07 JUSTCIV 281

Boodschap aan de vijfde Top Europese Unie Latijns-Amerika en het Caribisch gebied op 16 en 17 mei 2008 in Lima

6945/18 mou/gys/sp 1 DG G 2B

WERKGROEP REGLEMENT VAN ORDE VAN DE EURO-MEDITERRANE PARLEMENTAIRE VERGADERING

VR DOC.0432/1

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

GOF. Belgische gedragscode voor veiliger gsm-gebruik door jonge tieners en kinderen

STOA-REGLEMENT BESLUIT VAN HET BUREAU VAN 4 MEI gezien het STOA-reglement dat het Bureau op 19 april 2004 heeft goedgekeurd,

DE VERDRAGEN VAN MAASTRICHT EN VAN AMSTERDAM

CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJNVAART RV (14) 11 RV/G (14) 26 JWG (14) februari 2014 Or. en fr/de/nl/en. Uniforme technische standaarden

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 15 januari 2002 (OR. en) 14759/01 JEUN 67 SOC 510

PROTOCOL 3. Instelling en werkwijze van het Europees Comité voor de opstelling van standaarden voor de binnenvaart CESNI. Besluit

EUROPEES PARLEMENT. Recht en Criminaliteit in cyberspace

HET HOF VAN JUSTITIE VAN DE EUROPESE UNIE

TRACTATENBLAD VAN HET

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 14 januari 2002 (24.01) (OR. es) 5157/02 STUP 3

VR DOC.0098/1

Verdrag inzake het Europees Bosseninstituut

Raad van de Europese Unie Brussel, 8 juli 2014 (OR. en)

RECHTSGROND DE BETREKKINGEN TUSSEN DE REGIO'S

Het Recht van Vestiging. CARICOM Interne Markt en Economie (CSME)

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 20 januari 2006 (28.02) (OR. en) 5467/06 LIMITE ENFOCUSTOM 8 ENFOPOL 8 CRIMORG 9 CORDROGUE 4

HET EUROPEES INSTITUUT VOOR GENDERGELIJKHEID HET BUREAU VAN DE EUROPESE UNIE VOOR DE GRONDRECHTEN. Samenwerkingsovereenkomst

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Uit dien hoofde hebben zij overeenstemming bereikt als volgt:

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 14 januari 2002 (24.01) (OR. es) 5159/02 STUP 4

PROCEDURES VOOR DE ORGANISATORISCHE WERKING VAN DE GEMEENSCHAP VAN LATIJNS-AMERIKAANSE EN CARIBISCHE STATEN

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT ACP 105 COAFR 81 CODEC 816

Brussel, 14 mei 2003 (16.05) SECRETARIAAT. het secretariaat de Conventie De rol van de nationale parlementen in de ontwerp-grondwet

Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 21 november 2012 (27.11) (OR. en) 16320/12 ENFOCUSTOM 127 COSI 117

Hierbij gaat voor de delegaties Commissiedocument SEC(2008) 1995.

(Voor de EER relevante tekst) (2014/287/EU)

MEDEDELING AAN DE LEDEN

Courtesy Vertaling. Onafhankelijk onderzoek naar de rapportageprocedure van het IPCC. Taakomschrijving

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

HET HOF VAN JUSTITIE VAN DE EUROPESE UNIE

Lijst van rechtsgrondslagen waarop de gewone wetgevingsprocedure van toepassing is, zoals voorzien in het Verdrag van Lissabon 1

EUROPEES PARLEMENT. Commissie internationale handel PE v01-00

Hierbij gaan voor de delegaties de conclusies die de Europese Raad op bovengenoemde bijeenkomst heeft aangenomen.

Europees Comité voor de opstelling van standaarden in de binnenvaart (CESNI) Huishoudelijk Reglement

COHESIEBELEID

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) Nr. /.. VAN DE COMMISSIE. van

Door de overname van Carestel is de reikwijdte van de EOR een eerste maal gewijzigd.

ANNEX BIJLAGE. bij. voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

OTA BESLUIT VAN DE RAAD houdende vaststelling van het standpunt van de Gemeenschap in de Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Vaak gestelde vragen. over het Hof van Justitie van de Europese Unie

2014 no. 15 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA

1/2. Staten-Generaal (R2044) Verdrag tot oprichting van het Caribisch Volksgezondheidsinstituut (CARPHA); Georgetown, 1 juni 2011

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Raad van de Europese Unie Brussel, 8 april 2016 (OR. en) het Comité van permanente vertegenwoordigers/gemengd Comité

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 24 november 2009 (OR. en) 15137/09 CRIMORG 164 ENFOPOL 271

Het Verdrag van Chaguaramas het oprichtingsverdrag van de CARICOM

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN MEDEDELING AAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN AAN DE RAAD

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 31 mei 2010 (OR. en) 9925/10 Interinstitutioneel dossier: 2010/0006 (NLE) SIRIS 83 SCHENGEN 42 COMIX 372

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Wij danken allen die het mogelijk hebben gemaakt om deze Conferentie te houden.

Nieuwe regels voor Europese ondernemingsraden. Inzicht in Richtlijn 2009/38/EG

M (2015) 7. Overwegende dat deze samenwerking dus internationaal, interinstitutioneel en multidisciplinair moet zijn,

TYPES INSTRUMENTEN OVERZICHT

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Transcriptie:

HET Derde Editie

HET Samengesteld en geredigeerd door Rovin Deodat (Ph.D., Communicatie) Antigua & Barbuda Grenada St. Kitts & Nevis de Bahama s Guyana Saint Lucia Barbados Belize Dominica Haïti Jamaica Montserrat St. Vincent & de Grenadines Suriname Trinidad & Tobago

Dit -schoolboek beoogt eenvoudige basisinformatie te verstrekken over de oorsprong, groei en ontwikkeling van. Het boek is bruikbaar voor onze jonge mensen op school en voor -burgers, waar ook ter wereld, die meer willen weten over de integratiebeweging met de naam. Het materiaal opgenomen in dit schoolboek is bewerkt naar documenten geproduceerd door het -Secretariaat. Voor het eerst gepubliceerd door het -Secretariaat in 2003 Bijgewerkt voor de tweede editie: 2008 Herzien en bijgewerkt voor de derde editie: augustus 2010 Bijgewerkt: maart 2012 Printers: Caribbean Print Technologies (Trinidad entobago) Ontwerp en layout: Designz Unlimited (www.designzunlimited.net)

INHOUDSOPGAVE WEST-INDIË VÓÓR 5 DE CARIBISCHE VRIJHANDELSZONE 7 DE GEBOORTE EN GROEI VAN 11 DE DOELSTELLINGEN VAN 12 HOE WERKT 14 INSTITUTEN VAN 16 GEASSOCIEERDE INSTITUTEN VAN 23 HET -SECRETARIAAT 26 DE FUNCTIES VAN HET SECRETARIAAT 28 THEMATISCHE PRIORITEITEN VAN HET SECRETARIAAT 29 LOCATIE VAN HET SECRETARIAAT 31 VERSTERKING VAN HET VERDRAG VAN CHAGUARAMAS 31 DE INTERNE MARKT EN ECONOMIE CSME 34 INVOERING VAN DE CSME 36 REGIONALE PORTEFEUILLES 40 PRIORITAIRE GEBIEDEN VAN 42 DE MILLENIUMONTWIKKELINGSDOELEN VAN DE VERENIGDE NATIES 52 3

HET CARIBISCH HOF VAN JUSTITIE 54 DE CULTURELE BANDEN VAN 57 -ONDERSCHEIDINGEN 62 LANDENPROFIEL VAN -LIDSTATEN 67 Antigua en Barbuda De Bahama's Barbados Belize Dominica Grenada Guyana Haïti Jamaica Montserrat St. Kitts en Nevis Saint Lucia St. Vincent en de Grenadines Suriname Trinidad en Tobago 67 70 72 74 77 79 82 85 87 90 92 94 96 98 101 LANDENPROFIEL VAN GEASSOCIEERDE LIDSTATEN 104 Anguilla Bermuda Britse Maagdeneilanden Caymaneilanden De Turks- en Caicoseilanden 104 107 109 112 114 4

WEST-INDIË VÓÓR De Caribische Gemeenschap is beter bekend als. Officieel, is ze ontstaan in 1973, maar in feite is ze een integratieproces dat geworteld is in koloniale tijden toen deze regio werd gezien als een enkele entiteit: WestIndië. In moderne tijden, echter, wordt het bewuste en gerichte streven de vele staten die gevormd zijn tijdens ons koloniaal verleden te versmelten tot een Caribische Gemeenschap vaak gedateerd rond 1958 het jaar waarin tien Caribische eilanden die toen nog Britse koloniën waren, zich verenigden in de West-Indische Federatie. Om een aantal redenen hield de West-Indische Federatie op te bestaan in 1962. Ironisch genoeg betekende dit niet het einde van de drang naar regionale integratie, maar leek het juist een versterking en verbreding van de mogelijkheid tot integratie op economisch, sociaal en functioneel niveau. Vroege Vormen van Functionele Samenwerking in het Caribisch Gebied Functionele samenwerking is het creëren van praktische systemen die ten voordele kunnen zijn van een groep landen die samen een gemeenschappelijke regio delen. Universitair Onderwijs, Verschepingen van het ene Caribisch Land naar het andere, en 5

weerspatronen die heel het Caribisch Gebied beïnvloeden, waren geschikte gebieden waarop de functionele samenwerking kon worden aangevangen. In 1962 werd een Conferentie Gemeenschappelijke Diensten bijeengeroepen om beslissingen te nemen ten aanzien van de University of the West Indies (UWI), die al in 1948 was opgericht (destijds geheten The University College of the West Indies (UCWI)), om ten dienste te staan van alle Engelssprekende landen van het Caribisch Gebied. Daarnaast, werd in de periode van de West- Indische Federatie de Regionale Scheepvaartdienst opgericht voor het beheren van de twee schepen die in 1962 waren gedoneerd door de regering van Canada. De schepen waren The Federal Palm en The Federal Maple. Voorts werd in 1963 de Caribische Meteorologische Dienst opgericht die Scheepvaartdienst de samen met belangrijkste de UWI gebieden en de van Regionale functionele samenwerking in het Caribische Gebied direct na het eind van de Federatie vertegenwoordigde. Het Idee van een Caribische Gemeenschap Tegen 1962 streefden enkele van de grotere Engelssprekende Caribische landen actief naar onafhankelijkheid van Groot-Brittanië, en zowel Trinidad en Tobago als Jamaica verkreeg politieke onafhankelijkheid in 1962. Trinidad en Tobago, in het bijzonder, begon het idee van regionale samenwerking uit te dragen op het economisch niveau. Bij de aankondiging van haar voornemen zich terug te trekken uit de Federatie, had de Regering van Trinidad en Tobago de oprichting voorgesteld van een Caribische Gemeenschap, bestaande uit niet alleen de 10 leden van de oude Federatie, maar ook de drie Guyana s en alle eilanden van de 6

Caribische Zee zowel de onafhankelijke als de nietonafhankelijke. De Eerste Conferentie van Regeringsleiders van het Caribisch Gebied De toenmalige Premier van Trinidad en Tobago, Dr. Eric Williams, belegde de eerste Conferentie van Regeringsleiders in juli 1963, in Trinidad en Tobago, om het idee van een Caribische Gemeenschap te bespreken. Deze Conferentie werd bijgewoond door de leiders van Barbados, Brits Guiana, Jamaica en Trinidad en Tobago. De Conferentie van 1963 werd beschouwd als de eerste Conferentie van Caribische Leiders en was de eerste van een reeks van conferenties tussen de leiders van de Caribische landen die behoren tot het Gemenebest. DE CARIBISCHE VRIJHANDELSZONE (CARIFTA) In juli 1965, tijdens een ontmoeting tussen de Premiers van Barbados en Brits Guiana en de Eerste Minister van Antigua en Barbuda, lag het accent op de mogelijkheid van het vormen van een vrijhandelszone in het Caribisch Gebied. De beslissing genomen tijdens de ontmoeting in juli 1965 resulteerde later die maand in de aankondiging van definitieve plannen om een Vrijhandelszone in te stellen. In december 1965 ondertekenden de Regeringsleiders van Antigua en Barbuda, Barbados en Brits Guiana een Overeenkomst te Dickenson Bay in Antigua en Barbuda, voor het instellen van de Caribische Vrijhandelszone (CARIFTA). 7

Teneinde een grotere groep tot het Gemenebest behorende landen in het Caribisch gebied erbij te betrekken, werd de feitelijke start van de Vrijhandelszone opzettelijk vertraagd om de rest van de Regio, Trinidad en Tobago, Jamaica en alle Windward-eilanden en Leewardeilanden in staat te stellen lid te worden van de pas gevormde Vrijhandelszone. De Vierde Conferentie van Regeringsleiders in 1967 kwam overeen CARIFTA formeel op te richten en zoveel mogelijk Caribische Gemenebestlanden erin te betrekken. Ook werd overeengekomen dat de Vrijhandelszone het begin Gemeenschappelijke Markt zou zou zijn van wat de Caribische worden. De nieuwe CARIFTA- Overeenkomst trad in werking op 1 mei 1968, met de participatie van Antigua en Barbuda, Barbados, Guyana en Trinidad en Tobago. De Overeenkomst werd in eerste instantie ondertekend te Dickenson Bay in Antigua, op 15 december 1965, door V.C. Bird, Eerste Minister van Antigua, E.W. Barrow, Premier van Barbados, en L.F.S. Burnham, Premier van Brits Guiana. Op 1 augustus 1968 traden Dominica, Grenada, St. Kitts/Nevis/Anguilla, Saint Lucia, St. Vincent en de Grenadines, Jamaica en Montserrat formeel toe tot CARIFTA. Brits Honduras (Belize) sloot zich aan in mei 1971. Samenvattend, CARIFTA bracht 12 Caribische Gemenebestlanden bijeen, zich uitstrekkend over de gehele lengte en breedte van het Caribisch Bassin, van Belize aan de kust van Midden-Amerika in het noordwesten tot Guyana aan de kust van Zuid-Amerika in het zuidoosten. Tien eilanden die ooit deel uitmaakten van de WestIndische Federatie en nu lid zijn van CARIFTA, strekten zich uit over de 8

Caribische zee Barbados, tussen Belize Dominica, St.Kitts/Nevis/Anguilla, en Guyana. Grenada, Saint Lucia, Dat waren: Jamaica, St. Vincent, Antigua, Montserrat, en Trinidad en Tobago. De Bahama s waren toen geen lid van CARIFTA, maar namen deel aan de economische regionale gebieden samenwerking op en waren lid van verscheidene de Conferentie nietvan Regeringsleiders. De doelstellingen van CARIFTA waren: het bevorderen van de uitbreiding en diversificatie van de handel in het gebied van de Associatie; het waarborgen van eerlijke concurrentie in de handel tussen de lidgebieden; het aanmoedigen van de progressieve ontwikkeling van de economieën in de Zone; en het stimuleren van de harmonieuze ontwikkeling en liberalisatie van de Caribische handel door het verwijderen van barrières die dat in de weg staan. De Oorsprong van het -Secretariaat en de CDB In voorbereiding op de wording van CARIFTA, is de Conferentie van Regeringsleiders in 1967 akkoord gegaan met de oprichting van het Regionaal Secretariaat ondersteuning het Caribisch Gemenebest van de Associatie. Dit Secretariaat, -Secretariaat Georgetown, voor werd, werd opgericht ter dat later het op 1 mei 1968 in Guyana. De Leiders kwamen eveneens overeen de Caribische 9

Ontwikkelingsbank op te richten die ten dienste zou staan van de groepering. De Caribische Ontwikkelingsbank (CDB) werd opgericht in oktober 1969 in Bridgetown, Barbados. in ontwikkeling Vanaf 1968 toen CARIFTA in werking trad tot 1972 ging deze Overeenkomst daarom grotendeels om handelskwesties in het Caribisch gebied. Maar het idee van een Caribische Gemeenschap was nog steeds onafhankelijke het streven van Engelssprekende vele nu Caribische onafhankelijke landen. Dit en niet- was een onderwerp dat de Caribische Regeringsleiders steeds opnieuw aan de orde zouden stellen op hun Conferenties. Op de Achtste Vergadering van Caribische Regeringsleiders te Georgetown, Guyana, in april 1973, stemden de Leiders in met het Georgetown-akkoord dat uitdrukking gaf aan en aankondiging deed van de spoedig op te richten Caribische Gemeenschap Gemeenschappelijke Markt ter vervanging van CARIFTA. Het Georgetown-akkoord bepaalde dat: De Caribische Gemeenschap, met inbegrip van de Caribische Gemeenschappelijke Markt, zal worden opgericht op basis van een Ontwerp-verdrag opgenomen in een Appendix bij het Akkoord. 1 0 en

DE GEBOORTE EN GROEI VAN Het Verdrag van Chaguaramas krachtens welke de Caribische Gemeenschap () werd opgericht, werd ondertekend te Chaguaramas, Trinidad, op 4 juli 1973 door Barbados, Guyana, Jamaica en Trinidad en Tobago, en trad in werking op 1 augustus 1973. Oorsponkelijk werd het Verdrag van Chaguaramas ondertekend door Premier Errol Barrow van Barbados, Premier Forbes Burnham van Guyana, Premier Michael Manley van Jamaica en Premier Eric Williams van Trinidad en Tobago. Daarna traden de andere acht Caribische gebiedsdelen toe tot in 1974. Deze waren Antigua en Barbuda, Brits Honduras (Belize), Dominica, Grenada, Montserrat, Saint Lucia, St. Kitts/Nevis/Anguilla (Anguilla trad later uit de unie met St. Kitts/Nevis) de en St. Vincent en de Grenadines. De Bahama s werden de 13 Lidstaat van de Gemeenschap op 4 juli 1983 maar traden niet toe tot de Gemeenschappelijke Markt. Suriname werd de 14 de Lidstaat van de Caribische Gemeenschap op 4 juli 1995. Haïti verwierf voorlopig lidmaatschap op 4 juli 1997 en werd volwaardig lid op 4 juli 2002. Aan enkele Caribische gebiedsdelen werd het Geassocieerd Lidmaatschap van toegekend. Deze zijn Anguilla op 4 juli 1998; Britse Maagdeneilanden op 2 juli 1991; Turks- en Caicoseilanden op 2 juli 1991; Caymaneilanden op 16 mei 2002 en Bermuda op 2 juli 2003. telt nu 15 Lidstaten en vijf Geassocieerde Leden. 11

DE DOELSTELLINGEN VAN De Caribische Gemeenschap heeft drie Algemene Doelstellingen: Handel en Economische Samenwerking: Dit was het primaire doel van de oprichting van CARIFTA in 1968 en werd de hoeksteen van het Verdrag van Chaguaramas waarbij werd opgericht in 1973. Het werd verder verfijnd en vergroot in het Herziene Verdrag van Chaguaramas en de ondertekening tot de inwerkingtreding van de Interne Markt en Economie (CSME) dat nu ziet als een enkele economische ruimte waarin handel, bedrijfsleven en arbeid actief kunnen zijn; Coördinatie van het Buitenlands Beleid: Dit doel erkent de staat van dienst in de coördinatie van het buitenlands beleid door de Regio in voorgaande jaren wat resulteerde in een aantal positieve stappen voor de Regio, zoals: de leiderspositie die het Caribisch gebied innam bij de oprichting van het de groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACP); de leidersrol vervuld door de -Lidstaten in het Gemenebest en in het bijzonder ten aanzien van kwesties gerelateerd aan mensenrechten (apartheid) en democratisch bestuur; en de oprichting van de Associatie van Caribische Staten met als voornaamste doel van de Gemeenschap zich open te stellen voor de landen van de wijdere Caribische regio. Recente uitdagingen waaraan de regio nu het hoofd biedt, zijn onder andere de financiële crisis, klimaatverandering en nauw daarmee samenhangend, natuurrampen; Ontwikkeling van Mens en Maatschappij: Met het verdiepen van het integratieproces door de vorming van de Interne Markt en Economie, CSME, en te midden van veranderingen in het internationale milieu, is de verbetering van de kwaliteit van het leven van iedere burger nog belangrijker geworden. Als zodanig heeft de Ontwikkeling van Mens en Maatschappij een 12

hernieuwde vitaliteit aangenomen, welke van invloed is op alle activiteiten en programma s op maatschappelijk, milieuen economisch gebied. Hieronder vallen het delen van kennis en beste praktijken; het betrekken van alle belanghebbenden bij de ontwikkeling en toepassing van beleid en vooruitgang naar de verlening van gemeenschappelijke diensten; en het garanderen van een directere invloed van de voordelen van deze beleidslijnen op het leven van de gemiddelde Caribische Burger. Een vierde pijler is recentelijk toegevoegd Veiligheidssamenwerking: De veiligheidsbedreigingen waartegenover en het groter Caribisch gebied zich geplaatst zien, omvatten ook de grensoverschrijdende activiteiten die onze Regio bedreigen, zoals de illegale drugshandel en de ongeoorloofde handel in handvuurwapens en munitie. Deze bedreigingen voor de veiligheid zijn multidimensionaal van aard en roepen om regionale en hemisferische samenwerking. Andere bedreigingen, zoals de wereldwijde verspreiding van HIV/AIDS en het H1N1-griepvirus, tasten ook de veiligheid van de Regio aan vanwege hun negatieve maatschappelijke en economische invloeden en vragen eveneens een gezamenlijke reactie. De Specifieke Doelstellingen van de Caribische Gemeenschap zijn:- verbeterde levensstandaarden en arbeidsomstandigheden; volledige inzet van de beroepsbevolking en andere productiefactoren; versnelde, gecoördineerde en duurzame economische ontwikkeling en convergentie; uitbreiding van handels- en economische relaties met derde staten; verhoogde niveaus van internationaal concurrentievermogen; organisatie voor hogere 13

productie en productiviteit; het bereiken van een grotere mate van economische kracht en doeltreffendheid van Lidstaten bij het zakendoen met derde staten, groepen van staten en lichamen van welke soort ook; verhoogde coördinatie van het buitenlands en [buitenlands] economisch beleid van Staten; en verhoogde functionele samenwerking waaronder inbegrepen een efficiënter beheer van gemeenschappelijke diensten en activiteiten ten behoeve van haar volkeren; versnelde bevordering van beter begrip tussen haar volkeren en de verbetering van hun maatschappelijke, culturele en technologische ontwikkeling; en verhoogde activiteit op gebieden zoals gezondheid, onderwijs, transport en telecommunicatie. HOE WERKT De belangrijkste organen van de Caribische Gemeenschap zijn de Conferentie van Regeringsleiders, gewoonlijk de Conferentie genoemd, en de Raad van Ministers van de Gemeenschap, gewoonlijk de Raad genoemd. Conferentie van Regeringsleiders De Conferentie van Regeringsleiders (of de Conferentie) is het hoogste besluitvormingsorgaan van en bestaat uit de Premiers van alle Lidstaten van de Caribische Gemeenschap, uitgezonderd in het geval van Guyana, Suriname en Haïti die een President hebben en Montserrat met een Eerste Minister. De primaire verantwoordelijkheid van de Conferentie is het bepalen en verschaffen van beleidslijnen voor de Gemeenschap. Ze is de beslissende instantie voor het sluiten 14

van verdragen namens de Gemeenschap en voor het aangaan van relaties tussen de Gemeenschap en Internationale Organisaties en Staten. De Conferentie is ook verantwoordelijk voor het tot stand brengen van de financiële regelingen om de kosten van de Gemeenschap te financieren. In de regel worden besluiten van de Conferentie unaniem genomen. De Raad van Ministers van de Gemeenschap De Raad van Ministers van de Gemeenschap (of de Raad) is het tweede hoogste Orgaan. De Raad bestaat uit Ministers die verantwoordelijk zijn voor communautaire aangelegenheden en iedere andere Minister die door de Lidstaten geheel naar hun eigen goeddunken wordt benoemd. Hij is verantwoordelijk voor de ontwikkeling van communautaire strategische planning en coördinatie op het vlak van economische integratie, functionele samenwerking, externe betrekkingen en veiligheid. Andere Organen van de Gemeenschap De twee belangrijkste Organen van de Gemeenschap worden bij de uitoefening van hun taken ondersteund door de volgende vijf Ministerraden: De Raad voor Handel & Economische Ontwikkeling [COTED] die zich inzet voor het bevorderen van de handel en economische ontwikkeling in de Gemeenschap en toeziet op het functioneren van de Interne Markt & Economie [CSME]. De Raad voor Buitenlandse & Gemeenschapsbetrekkingen [COFCOR] die de relaties bepaalt tussen de Gemeenschap en internationale organisaties en derde staten. 15

De Raad voor Ontwikkeling van Mens & Maatschappij [COHSOD] die de ontwikkeling van mens en maatschappij bevordert. De Raad voor Financiën en Planning [COFAP] die het economisch beleid en de financiële en monetaire integratie van de Lidstaten coördineert. De Raad voor Nationale Veiligheid en Wetshandhaving (CONSLE). INSTITUTEN VAN Krachtens het Verdrag zijn er diverse instituten verantwoordelijk voor het formuleren van beleid en het uitvoeren van taken met betrekking tot samenwerking. Elke Lidstaat wordt in elk Instituut vertegenwoordigd door een Minister. De volgende lichamen, opgericht door of onder auspiciën van de Gemeenschap, worden erkend als Instituten van de Gemeenschap: 1. ASSEMBLEE VAN PARLEMENTARIËRS VAN DE CARIBISCHE GEMEENSCHAP (ACCP) De ACCP bestaat uit vertegenwoordigers van Lidstaten van de Gemeenschap gekozen of aangesteld door hun Parlementen. Elke Lidstaat heeft recht op ten hoogste vier vertegenwoordigers op vergaderingen van de Assemblee en elk Geassocieerd Lid op ten hoogste twee vertegenwoordigers. De inaugurele vergadering van de ACCP werd gehouden van 27 tot 29 mei 1996, in Barbados. De hoofddoelen van de ACCP zijn: het betrekken van de mensen uit de Gemeenschap via hun vertegenwoordigers, bij het proces van het bestendigen en versterken van de Gemeenschap; het bieden van mogelijkheden voor betrokkenheid bij kwesties van het integratieproces door Parlementsleden in 16

elke Lidstaat en Geassocieerde Lidstaat van de Gemeenschap; het voorzien in een forum voor de mensen uit de Gemeenschap om hun standpunten bekend te maken via hun vertegenwoordigers; het bieden van een meer frequent mechanisme voor het toezien op het beleid van de Gemeenschap; het bieden van verhoogde mogelijkheden voor de coördinatie van het buitenlands beleid van Lidstaten; en het bevorderen van een beter begrip onder de Lidstaten en Geassocieerde Leden met als doel het verwezenlijken en waarborgen van de idealen en beginselen van democratische regeringen in de Gemeenschap. 2. Het CARIBISCH INSTITUUT VOOR LANDBOUWONDERZOEK EN -ONTWIKKELING (CARDI) CARDI werd opgericht in 1975. Zijn voornaamste doel is bij te dragen aan de ontwikkeling van de landbouw door het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek en door boeren en anderen betrokken bij de landbouw kennis te laten nemen van toepasselijke technologieën. Alle Leden en Geassocieerde Leden van zijn tevens lid van CARDI. Aan het hoofd van het Instituut staan de Ministers van Landbouw van elke Lidstaat. Verder heeft het een Raad van Toezicht bestaande uit vertegenwoordigers van Lidstaten, het -Secretariaat, de CDB, de CFC, de UWI en de University of Guyana. In 1999 werd het Caribisch Levensmiddelenbedrijf opgenomen in het Caribisch Instituut voor Landbouwonderzoek en -ontwikkeling. Het Instituut heeft zijn hoofdzetel in Trinidad en Tobago met filialen of afdelingen in alle Lidstaten. 3. CARIBISCH CENTRUM VOOR ONTWIKKELINGSBEHEER (CARICAD) CARICAD werd opgericht in 1980 krachtens een overeenkomst tussen -landen. Het biedt technische bijstand aan overheden van Lidstaten in hun streven de efficiëntie te verbeteren door middel van initiatieven voor het hervormen en moderniseren van de publieke sector. CARICAD richt zich, door middel van zijn diverse interventies, op de verbetering en versterking van de beheerscapaciteit van de publieke sector voor een effectievere uitvoering van overheidsbeleid in de gehele regio. Zijn hoofdkantoor is gevestigd in Bridgetown, Barbados. 17

4. HET CARIBISCH AGENTSCHAP VOOR RAMPENBESTRIJDING (CDEMA) Dit is de nieuwe naam van het regionaal orgaan voor rampenbeheersing dat voorheen bekend stond als het Caribisch Agentschap voor Spoedhulp bij Rampen (CDERA). De officiële overgang van CDERA naar CDEMA geschiedde op 1 september 2009. De hoofdzetel van CDEMA is in Barbados. Het uitgebreide mandaat van CDEMA plaatst het regionale orgaan voor rampenbeheersing in een strategischere positie voor het ten volle uitoefenen van zijn taak als facilitator, aanstuurder, coördinator en motivator voor het bevorderen en organiseren van Integrale Rampenbeheersing (CDM) in alle participerende staten. 5. CARIBISCH INSTITUUT VOOR MILIEUHYGIËNE (CEHI) CEHI werd opgericht in 1982, als een project, in reactie op de behoefte opgemerkt door de Ministers van Gezondheid van de Regio, voor een georganiseerde aanpak van de bezorgdheid van de mensen uit het Engelssprekend Caribisch gebied omtrent milieuhygiëne. In 1989 kreeg het Instituut rechtspersoonlijkheid. Het Caribisch Instituut voor Milieuhygiëne heeft zijn hoofdzetel in Saint Lucia. Zijn hoofddoel is het bieden van technische en adviesdiensten aan Lidstaten op elk gebied van milieubeheer, waaronder inbegrepen, doch niet beperkt tot, toezicht op de milieukwaliteit, evaluatie van de milieu-effecten, informatie over milieuhygiëne, waterbeheer, afvalbeheer (vloeibaar, vast en gevaarlijk afval), laboratoriumdiensten en projectontwikkeling en -beheer. 6. CARIBISCH INSTITUUT VOOR LEVENSMIDDELEN EN VOEDING (CFNI) CFNI is een gespecialiseerd centrum van de Pan-Amerikaanse Gezondheidsorganisatie/Wereldgezondheidsorganisatie (PAHO/WHO), dat werd opgezet in 1967 om een regionale benadering voor het oplossen van de voedingsproblemen van het Caribisch gebied tot stand te brengen. Het staat ten dienste van een totale bevolking van ongeveer zes (6) miljoen in het Caribisch gebied. Het instituut heeft als doel het tot stand brengen van voedselveiligheid en het bereiken van een optimale voedingssituatie voor alle volkeren van het Caribisch gebied door in samenwerking met de Caribische landen essentiële voedingsproblemen te belichten, te beschrijven, te beheersen en te voorkomen en door hun capaciteit voor het verstrekken van effectieve voedingsdiensten te vergroten. Het Instituut heeft zijn hoofdzetel op de Mona Campus, University of the West Indies (UWI), Jamaica, met een onderafdeling op de St. Augustine Campus, UWI, Trinidad en Tobago. 18

7. CARIBISCH INSTITUUT VOOR METEOROLOGIE EN HYDROLOGIE (CIMH) Het Caribisch Meteorologisch Instituut werd opgericht in 1967 door de lidstaten van de Caribische Meteorologische Organisatie (CMO). Het is halverwege de jaren 80 van de vorige eeuw gefuseerd met het Caribisch Operationeel Hydrologisch Instituut (COHI) tot het Caribisch Instituut voor Meteorologie en Hydrologie (CIMH), maar pas in september 1999 werd de naam officieel gewijzigd om de dubbele taak van het Instituut aan te geven. De verantwoordelijkheid voor het functioneren van het Instituut, dat gevestigd is in Barbados, berust bij de zestien Gemenebestregeringen die samen de CMO vormen. Het CIMH biedt training voor de weerwaarnemers en technici van de Regio, alsook weervoorspellers, specialisten in hydrologie, agrometeorologie en andere gerelateerde disciplines, en verzorgt verder training voor de graad van Bachelor of Science in Meteorologie in samenwerking met de University of the West Indies Cave Hill Campus. 8. CARIBISCHE METEOROLOGISCHE ORGANISATIE (CMO) De Caribische Meteorologische Organisatie, met haar hoofdzetel in Trinidad, is een gespecialiseerd agentschap van de Caribische Gemeenschap dat de gezamenlijke wetenschappelijke en technische activiteiten op het gebied van weer-, klimaat- en watergerelateerde wetenschappen coördineert in zestien (16) Engelssprekende Caribische landen. Ze is ontstaan uit de BritsCaribische meteorologische dienst, die was opgericht in 1951. Het hoogste orgaan van de Organisatie, de Caribische Meteorologische Raad, komt één keer per jaar bijeen om het beleid van de Organisatie te bepalen. Aangezien weer en klimaat geen nationale grenzen kennen, is samenwerking op regionaal en internationaal niveau essentieel voor het ontwikkelen van de meteorologie en de operationele hydrologie alsook het genieten van de voordelen van hun toepassing. De CMO biedt het raamwerk voor zodanige regionale en internationale samenwerking. Instituten binnen de Gemeenschap 9. CARIBISCH SYSTEEM VOOR TOEZICHT OP LUCHTVAARTVEILIGHEID (CASSOS) Het Caribisch Systeem voor Toezicht op Luchtvaartveiligheid (CASSOS) werd gelanceerd in februari 2009. CASSOS kwam in de plaats van de meer informele regeling van de zeven nationale autoriteiten voor de burgerluchtvaart in de Regio en biedt het platform voor de oprichting van een Regionale Burgerluchtvaartautoriteit. Zijn hoofddoelen zijn: het ondersteunen van Staten bij het nakomen van hun verplichtingen als 25

overeenkomstsluitende Staten bij de Conventie van Chicago, door het bereiken en in stand houden van volledige naleving van de normen en aanbevolen praktijken van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO); en het onder zijn Staten faciliteren en bevorderen van de ontwikkeling en harmonisatie van regelgeving, standaarden, praktijken en procedures voor de burgerluchtvaart in overeenstemming met de Bijlagen bij de Conventie van Chicago. CASSOS staat open voor alle -Lidstaten en Geassocieerde leden en andere Staten en Gebiedsdelen in het Caribisch gebied onder bepaalde voorwaarden. 10. CENTRUM VAN DE CARIBISCH GEMEENSCHAP VOOR KLIMAATVERANDERING (CCCCC) Het Centrum van de Caribische Gemeenschap voor Klimaatverandering (CCCC) coördineert de reactie vanuit de Caribische regio op klimaatverandering. Officieel geopend in augustus 2005 en gevestigd in Belize, is het Centrum het knooppunt voor informatie over aangelegenheden die verband houden met klimaatverandering en over de reactie vanuit de regio op het beheersen van en aanpassen aan Klimaatverandering in het Caribisch Gebied. Het is de officiële bewaarplaats en het officiële informatiedistributiecentrum voor gegevens inzake regionale klimaatverandering, vanwaaruit adviezen en richtlijnen betreffende het beleid inzake klimaatverandering aan de -Lidstaten worden verschaft via het -Secretariaat. In deze hoedanigheid wordt het Centrum erkend door het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake Klimaatverandering (UNFCCC), het Milieuprogramma van de Verenigde Naties (UNEP) en andere internationale agentschappen als het aanspreekpunt voor kwesties van klimaatverandering in het Caribisch gebied. 11. HET UITVOEREND AGENTSCHAP VAN DE CARIBISCHE GEMEENSCHAP VOOR CRIMINALITEIT EN VEILIGHEID (IMPACS) Het Uitvoerend Agentschap van de Caribische Gemeenschap voor Criminaliteit en Veiligheid (IMPACS) werd opgericht door de Zevenentwintigste Vergadering van de Conferentie van Regeringsleiders van in juli 2006. Het heeft kantoren in Trinidad en Tobago. IMPACS werd opgericht als de implementatiearm van een nieuwe Regionale Architectuur voor de ontwikkeling en het beheer van de Regionale Agenda voor Actie in aangelegenheden de Criminaliteit en Veiligheid rakende. Aan het hoofd van het Agentschap staat een Uitvoerend Directeur die rapporteert aan de -Raad van Ministers verantwoordelijk voor Nationale Veiligheid en Wetshandhaving. 20

12. CARIBISCHE EXAMENRAAD (CXC) De Caribische Examenraad (CXC) werd opgericht in 1972 krachtens een Overeenkomst tussen 15 Engelssprekende tot het Gemenebest behorende Caribische Landen en Gebiedsdelen. De Raad is gezeteld in Barbados. De doelstellingen van de CXC zijn: het bieden van regionaal en internationaal erkende einddiploma s van scholen voor secundair onderwijs welke beantwoorden aan de behoeften van de Caribische Regio; het ondersteunen bij algemene toelatingsexamens en andere soorten examens; het produceren van lesmateriaal en het oefenen van leerkrachten in het gebruik van de CXC-syllabi; en het adviseren van regionale overheden ten aanzien van onderwijszaken. De leden van de CXC zijn: Anguilla, Antigua en Barbuda, Barbados, Belize, Britse Maagdeneilanden, Caymaneilanden, Dominica, Grenada, Guyana, Jamaica, Montserrat, St Kitts en Nevis, Saint Lucia, St Vincent en de Grenadines, Trinidad en Tobago, Turks- en Caicoseilanden. 13. CARIBISCHE ORGANISATIE VAN BELASTINGAUTORITEITEN (COTA) COTA werd opgericht in 1971 op een vergadering van de Hoofden van Regionale Belastingadministratie bijeen in Saint Lucia. Het Statuut werd goedgekeurd in oktober 1972 door de Vaste Commissie van Ministers van Financiën in Trinidad & Tobago. Door de jaren heen is COTA behulpzaam geweest bij het formuleren van de belastingharmonisatie op diverse belangrijke gebieden van belastingheffing door middel van de -Overeenkomst inzake Dubbele Belasting. Met de hulp van de regionale organisaties, gaat COTA verder met het organiseren van regionale trainingsprogramma s voor capaciteitsopbouw ter versterking en vergroting van de technische en administratieve vaardigheden van hogere belastingfunctionarissen. 14. CARIBISCH REGIONAAL VISSERIJMECHANISME (CRFM) Het Caribisch Regionaal Visserijmechanisme (CRFM) werd opgericht in 2003 voor de verdere ontwikkeling van de institutionele capaciteit van de Regio in de visserijsector. Drie lichamen samen vormen het Mechanisme. Deze zijn: een Ministerieel Orgaan, een Visserijforum (het voornaamste technisch en wetenschappelijk besluitvormingslichaam) en een Technische Eenheid of Secretariaat voor de Visserij. CRFM bevordert het duurzaam gebruik van visserij- en aquacultuurhulpbronnen onder de Lidstaten, door het ontwikkelen, beheren en conserveren van deze hulpbronnen in samenwerking met de belanghebbenden ten voordele van de bevolking uit 25