Handleiding Pentax SFXn Michel Anne Michel Anouska Clement Filip Séverine Bladzijde 1/11 datum 23/02/2004
1 Omschrijving van de drukknoppen, schakelaars en led s op de camera. 1.1 Aanzetten van de camera: CAMERA: De eerste schakelaar (ON) dient om het aan of uit zetten van de camera. De rode led licht op wanneer de camera aanstaat. Er is 12Volt aanwezig. FLASH UNIT De tweede schakelaar (ON) dient om de flits aan of uit te schakelen. De groene led (RDY) licht op wanneer de flitsgenerator op niveau is m.a.w. de flits is klaar voor een volgende actie. De drukknop (TST) dient om de flits manueel te testen. 1.2 Aanzetten van het display: Schakel het display van de camera aan. Van O. naar I Bladzijde 2/11 datum 23/02/2004
Het display licht op en geeft volgend beeld >>> P mode (programma mode) Mocht u een ander beeld krijgen druk u op de knop C ( = reset toets) Met een druk op de knop ML gaat het backlight van het display oplichten. Deze optie is nuttig wanneer men het toestel gebruikt in een donkere omgeving. Het backlight schakelt zichzelf uit na enkele seconden of nadat de gewenste parameters zijn aangepast. 1.3 Geavanceerde functies: Deze drukknoppen dienen om het gewenste menu te raadplegen en nadien te wijzigen met behulp van de multifunctieknop in te stellen. Men druk de pulsschakelaar in de richting van het gewenste menu en houd de drukknop vast in de gekozen richting. Eerste schakelaar dient om het raadplegen van: +/- EF menu of ISO menu. Tweede schakelaar dient om het raadplegen van: MODE menu of DRIVE menu. Bladzijde 3/11 datum 23/02/2004
Met behulp van een multifunctieknop kan men een waarde aanpassen of doorheen het menu gaan. Let er wel op dat men hierbij menukeuzeschakelaar niet loslaat. 1.4 Omschrijving van de menu s: Wanneer men de knop naar links schuift zal men de huidige waarden verhogen en schuift men de knop naar rechts zal men de vorige waarden verlagen. 1.4 De diverse menu s: Het +/- EF menu: +/- EF dient voor het belichtingscompensatiebereik. Is niet van toepassing en blijft dus op de waarde +/- 0,0 staan. Het getal 13 op het display geeft het reeds aantal genomen foto s terug. Het ISO menu: In dit menu stelt men de lichtgevoeligheid in van de door u gekozen en te gebruiken film. Voor onze toepassing zal dit ISO 400 zijn. De ISO waarde is overigens gelijk aan de ASA waarde. Bladzijde 4/11 datum 23/02/2004
Het DRIVE menu: In dit menu heeft men de keuze uit diverse opnamefuncties zoals: één opname, meerdere opeenvolgende opnames, met vertraging,. Voor onze toepassing houden we ons aan één opname. Deze instelling is te herkennen aan een volledig gevulde zwarte rechthoek. Het MODE menu: Dit is één van de belangrijkste menu dit voor ons van toepassing is. Er zijn slechts twee te onderscheiden hoofdmodes, de A-mode en de P-mode. We bespreken deze beide modes afzonderlijk. 1.5 De P-mode of geprogrammeerde functie: Wat niet van toepassing is voor ons is de P-mode of de geprogrammeerde functie. Deze functie laat toe enkele vooropgestelde programma keuze te kiezen zoals hieronder afgebeeld. Normaal Landschap/Potretten - Sport Bladzijde 5/11 datum 23/02/2004
1.6 De A-mode of de automatische functie: Deze mode is voor ons van toepassing. Alle instellingen gebeuren automatisch met één uitzondering en welke van algemeen belang is namelijk het instellen van de sluitertijd. Voor onze toepassing stellen we een sluitertijd in van 500 (= 1/500). Dit is weliswaar wanneer we werken in daglicht, dus gedurende de dag. De standaardwaarde in de A-mode is 250 en dient dus te worden aangepast met behulp van de multifunctieknop. Wanneer we het toestel s nachts of bij zeer donker weer gaan gebruiken, dienen wij deze standaardwaarde niet aan te passen, werken werken dan met een sluitertijd van 250 (=1/250). Gedurende de dag stellen we de sluitertijd in op 1/500 ste en tijdens de nacht op 1/250 ste. 1.7 De sluitertijd: De juiste belichting is een kwestie van de juiste combinatie sluitertijd-diafragma, afhankelijk van de lichtomstandigheden waarin het onderwerp zich bevindt. In feite zijn er in elke situatie tal van correcte sluitertijd-diafragmacombinaties mogelijk, die telkens weer een ander resultaat opleveren. De sluitertijd bepaalt de belichtingstijd van de film, oftewel de tijd dat er licht op de film valt. Bij een bewegend onderwerp wordt het beeld vervaagd bij gebruik van een lange sluitertijd. Het bewegingseffect (bijvoorbeeld van een golf, waterval of een voertuig) kan worden verbeterd door vrijwillig een langere sluitertijd te gebruiken. Bij een korte sluitertijd lijkt het beeld van een bewegend onderwerp te worden bevroren. Een kortere sluitertijd draagt er ook bij dat de camera minder wordt bewogen. Bladzijde 6/11 datum 23/02/2004
2 Het gebruik en instelling van het zoomobjectief: 2.1 Instellen van de diafragmaring: Men moet de diafragmaring van het objectief op stand A plaatsen. Om de diafragmaring te ver houdt men de vergrendelingsknop op het objectief ingedrukt. Deze vergrendelingsknop staat op dezelfde ring en is gepositioneerd links van de letter A. Op dezelfde wijze kan de diafragmaring op een andere stand dan A worden gezet. Met het diafragma regelt u de hoeveelheid door een onderwerp gereflecteerd licht die op de film valt. Hoe groter het diafragma, des te meer licht valt er op de film, terwijl de onderwerpen voor en achter het hoofdonderwerp steeds onscherper worden op de foto. Dat wil zeggen, u maakt de scherptediepte kleiner. Als u het diafragma kleiner maakt, dringt er minder licht binnen en wordt de scherptediepte groter. Een voorbeeld: u fotografeert iemand in een landschap, met open diafragma. Het landschap voor en achter die persoon wordt dan wazig op de foto, en de gefotografeerde zelf wordt sterk geaccentueerd. Wordt het diafragma echter kleiner gemaakt, dan wordt een groter deel van de opname scherp. Bladzijde 7/11 datum 23/02/2004
2.2 Instellen van de zoomring (brandpuntsafstand): Wanneer u de zoom-ring rechtsom draait, komt het onderwerp dichterbij (telestand); draait u de ring linksom, dan wordt het onderwerp kleiner (groothoekstand). Voor onze toepassing stellen we het brandpuntsafstand in op 105. Dit betekent dat de instelling van de zoomring maximaal naar rechts moet draaien. 2.3 Instellen van de scherpstelring: Voor onze toepassing nemen we een instelling van ±15m.(=15meter), doch deze kan afwijken naargelang de omstandigheden van de opstelling. Zoals u merkt staat 15m niet numeriek aangegeven op de scherpstelring. De waarde ligt ergens tussen de 5 en oneindig. Het is daarom aangewezen éénmaal dat men de ideale afstelling heeft waargenomen deze te noteren. Het zal proefondervindelijk uitwijzen welke positie hier moet worden ingesteld en deze kan men merken aan het toestel. (zie vaststellen van de scherptediepte) Wanneer u op een onderwerp hebt scherpgesteld, verschijnen ook andere beeldelementen, voor en achter dit hoofdonderwerp, scherp op de foto. De afstand waarbinnen beeldelementen nog scherp op de foto komen, wordt scherptediepte genoemd. De scherptediepte neemt toe naarmate het diafragma kleiner wordt, de brandpuntsafstand van het objectief korter wordt of het onderwerp zich verder weg bevindt. Bladzijde 8/11 datum 23/02/2004
2.3.1 Het vaststellen van de standaard scherptediepte: De scherpstelling van een montage type: Mestobox Snelheidsmeter in de wagen met meetkop op drie pikkel Snelheidsmeter in de wagen met meetkop in de wagen zijn verschillend. Het best is een test te maken met het instellen van verschillende scherptediepte. Een keer de goede waarde gevonden kan men deze altijd behouden. Volgende foto s zijn genomen met een montage met meetkop in de wagen naast het fototoestel - film 400 ASA. We merken wel op dat deze foto s zijn geschand waardoor zij een groot deel van hun oorspronkelijke beeldkwaliteit verliezen. Instelling scherptediepte op 3m50 Instelling scherptediepte op 5m De nummer plaat is totaal onleesbaar Bladzijde 9/11 datum 23/02/2004
De nummer is onleesbaar Instelling scherptediepte op 10m De nummerplaat is goed leesbaar Instelling scherptediepte op 20m De nummerplaat begint mindergoed leesbaar terug te worden. Bladzijde 10/11 datum 23/02/2004
Instelling scherptediepte op 40m Instelling scherptediepte op oneindig ( ) De nummer plaat is onleesbaar De nummer plaat is totaal onleesbaar CONCLUSIES: De scherpstelling moet tussen 7,5m et 22m blijven om een leesbaar nummerplaat te hebben. Proefondervindelijk stelden we vast dat de beste resultaten liggen tussen 9m en 16m. Bladzijde 11/11 datum 23/02/2004