Beleidsvisie externe veiligheid. Gemeente Culemborg



Vergelijkbare documenten
Externe veiligheidsparagraaf. Bestemmingsplan Skoatterwald

Externe veiligheid. Algemeen

Actualisatie beleidsvisie externe veiligheid gemeente Neerijnen

memo betreft: Quickscan externe veiligheid woontoren Bètaplein Leiden (120728)

Quickscan externe veiligheid woningbouwlocatie Beekzone in Twello

Risico-inventarisatie Gebiedsontwikkeling Poelkampen Zandwinlocatie

Voorstel EV Ruimtelijke onderbouwing Harderweide deelplan 2

Planlocatie Nuland Oost te Nuland

Externe veiligheidsrisico s transport gevaarlijke stoffen over het spoor. DWI-locatie, Polderweg 1 te Amsterdam

Datum : 24 januari : Frederik Stouten. : Marcel Scherrenburg. Betreft : Paragraaf externe veiligheid BP Valburg Zuid.

Risico-inventarisatie Uitbreidingslocatie Golfbaan Wageningen

Beleidsvisie externe veiligheid Gemeente Neerijnen

Externe Veiligheid Stationskwartier, deelgebied C

Advies Externe Veiligheid inzake bestemmingsplan Uitbreiding Feanwâlden De Bosk te Feanwâlden

Notitie. : Aldi Oosterbroekweg Gronsveld. Datum : 1 juni 2015 : Externe veiligheid. 1 Inleiding

memo betreft: Quickscan externe veiligheid, Westzijde , Zaandam, ons kenmerk

Notitie. Onderzoek externe veiligheid Lelystad bestemmingsplan Stadsrandgebied. 1 Inleiding

Advies Externe Veiligheid inzake bestemmingsplan Buitenpost-Centrum te Buitenpost

: RUD Utrecht. Externe Veiligheid Omgevingsplan Laak 2B en Velden1F. : Gemeente Amersfoort, mevrouw C. Heezen. : de heer R. Polman

Externe veiligheid en 20 woningen Noordwolderweg te Bedum

Beleidsvisie externe veiligheid Gemeente Neder-Betuwe

memo Quick scan externe veiligheid Driebergsestraatweg 63 te Doorn

Externe Veiligheid beheersverordening Prins Hendrikpark te Baarn

BUREAUSTUDIE EXTERNE VEILIGHEID BEDRIJVENTERREIN STEPELERVELD

Verantwoording groepsrisico

Beleidsvisie externe veiligheid Gemeente Neder-Betuwe

Notitie 1. Inleiding

Risico-inventarisatie Boekels Ven

: RUD Utrecht. Externe Veiligheid Omgevingsplan De Geer. : Gemeente Amersfoort, mevrouw C. Heezen

Quickscan externe veiligheid Woningbouw Merellaan te Capelle aan den IJssel

QUICKSCAN EXTERNE VEILIGHEID

Ten behoeve van besluitvorming omtrent de mogelijk te maken ruimtelijke ontwikkeling is onderzoek verricht naar het aspect externe veiligheid.

Milieu I Management I Advies Postbus ZG Cadier en Keer Tel Fax Datum: 29 januari 2015

Quickscan externe veiligheid Centrum Vught e.o. Kwalitatieve beschouwing relevante risicobronnen

Externe Veiligheid: de Basis Beginselen. Ir. D.J. de Boer

Milieu I Management I Advies Postbus ZG Cadier en Keer Tel Fax

Rapportage quickscan externe veiligheid

Bestemmingsplan Kern Roosteren. Teksten t.b.v. verantwoording groepsrisico

Memo. Inleiding. Beleidskader

Risicoberekeningen Schoutenstraat te Barneveld. Risicoberekeningen Schoutenstraat Barneveld

Datum Referentie Uw referentie Behandeld door 21 juni L. Gelissen

Intern memo. Projectgroep bestemmingsplan Youri Egorovweg. Archief afdeling Ruimte en Wonen. Gert-Jan van de Bovenkamp

Verantwoording groepsrisico Hogedruk aardgastransportleidingen. Bestemmingsplan 'Bedrijventerrein 2013' d.d. 14 november 2012

Goirle, Vennerode. Onderzoek externe veiligheid. Auteur(s) drs. M. de Jonge. Opdrachtgever Woonstichting Leyakkers Postbus AB Rijen

* *

: RUD Utrecht. Externe Veiligheid Bestemmingsplan Verdistraat 53 Amersfoort. : Gemeente Amersfoort, mevrouw N. Ludeking

Memo externe veiligheid

Dorado Beach. Externe Veiligheid. Definitief. Grontmij Nederland B.V. Arnhem, 29 oktober GM , revisie 00

RUD Utrecht. Toetsing plaatsgebonden risico (PR) en verantwoording groepsrisico (GR) Bestemmingsplan Paardenveld de Kade

QUICKSCAN EXTERNE VEILIGHEID

B.R01. IJsselstein Clinckhoeff - onderzoek externe veiligheid Bunnik Projekten in IJsselstein. datum: 10 oktober 2013

Bijlage 3 Externe veiligheid

Dorpsweg 24 e.o. Zijderveld EXTERNE VEILIGHEID Van den Heuvel ontwikkeling & beheer BV definitief

Externe Veiligheid ontwikkeling Amefa-terrein Apeldoorn

Algemeen. Externe Veiligheid

Bestuurlijke samenvatting Beleidsnota Externe veiligheid

Intern memo. Projectteam Uitwerkingsplan Almere Poort - Duin 1e fase. Archief afdeling Ruimte en Wonen. Gert-Jan van de Bovenkamp

kwantitatieve risicoanalyse hogedruk aardgastransportleidingen

Memo. memonummer 1 datum 26 februari J. Eskens. Bestemmingsplan Roodeschool Eemshaven projectnr Notitie Externe veiligheid

Risicoberekeningen spoor Den Bosch Stationskwartier Locatie F

Externe Veiligheid bestemmingsplan ABC Liendert

PROVINCIAAL BLAD. Bekendmaking van het besluit van 6 juli 2016 zaaknummer tot vaststelling van een regeling

Opdrachtgever: Contactpersoon: Uitgevoerd door: Contactpersoon: Datum: Rapportnummer: P

Quickscan externe veiligheid Landgoed 'Klein Wolfswinkel' te Renswoude

Bijlage Nota van wijzigingen. Paragraaf Externe veiligheid Herziening Metal Valley

Herstructurering Biedermeier Mariaberg te Maastricht Quickscan externe veiligheid. Datum 19 december 2012 Referentie

Risicoanalyse vervoer gevaarlijke stoffen provinciale weg N 996 en Spoorwegtraject Sauwerd Delfzijl te Loppersum

Milieu I Management I Advies Postbus ZG Cadier en Keer Tel

Externe veiligheid. in bestemmingsplannen. Door: Hans Boerhof & André Gijsendorffer Hengelo,

Bureau externe veiligheid \fryslan

Externe Veiligheid. bestemmingsplan Helpman

Risicoanalyse transport gevaarlijke stoffen A1 en spoor Amersfoort-Deventer t.b.v woningbouwplan Bijenvlucht te Hoevelaken

Laagraven Investment BV, de heer W. Toet Datum 7 juni Projectnummer Externe veiligheid Laagraven te Nieuwegein

Externe Veiligheid. Bestemmingsplan Aldi Zwaanplein

Onderzoek externe veiligheid Ontwikkeling De Krijgsman te Muiden

QUICKSCAN EXTERNE VEILIGHEID

BEOORDELING Exter n e v e i l i g h e i d B e s t e m m i n g s p l a n Z u i d - W e s t, L e i d e r d o r p 2 1 d e c e m b e r

Datum Referentie Uw referentie Behandeld door 16 maart C. Land

Externe Veiligheid bestemmingsplanherziening Kavel 15 Vathorst (Ierse Pond)

QUICKSCAN EXTERNE VEILIGHEID INVLOEDSGEBIEDEN

ANALYSE EXTERNE VEILIGHEID HEIDELAAN A ERMELO

QUICKSCAN EXTERNE VEILIGHEID LAAGWAALDERWEG TE OUDESCHILD

Risicoanalyse vervoer gevaarlijke stoffen N388 Bestemmingsplan Kalkovens en vissershuisje Zoutkamp

ACTUALISATIE ONDERZOEK EXTERNE VEILIGHEID PASTOOR VAN DE MEIJDENSTRAAT RAPPORTAGE

Datum Documentnummer Project Auteur 25 mei L.C. Luijendijk

Quickscan Externe veiligheid Ontwerpbestemmingsplan Bentinckspark, deelplan Kalkoven

Quickscan externe veiligheid

Gemeente Lansingerland 01 Inkomende Post d.d. 01/11/ /III IIII IIIII IIII IIIIII IIIII IIIII IIIII IIIII IIII IIII 116.

Notitie Externe veiligheid

1 Aanleiding. 2 Wettelijk kader. Memo

Onderzoek externe veiligheid

datum 26 februari 2015 aan Ben van der Waal Gemeente Muiden Joris Jennen Roel Kouwen

Intern memo. Projectteam bestemmingsplan Staatsliedenwijk. Archief afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling & Mobilliteit. Gert-Jan van de Bovenkamp

Externe Veiligheidsbeleid Hellendoorn: dynamisch en veilig

BIJLAGE 1 Ligging plangebied

RBMII-berekeningen weg en spoor t.b.v. bp Bedrijventerrein Duurkenakker

BIJLAGE 3. Verantwoording Groepsrisico

Notitie Afdeling Milieu gemeente Apeldoorn, Team Vergunningen, t.a.v. Ineke Baan

Op de voordracht van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu, van nr. IenM/BSK-2012/ Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Inventarisatie van risicobronnen en verantwoording Molenhoefstraat 2

Transcriptie:

Beleidsvisie externe veiligheid Gemeente Culemborg Juli 2011

0. SAMENVATTING Inleiding De gemeente Culemborg wil haar inwoners en bezoekers een veilige leefomgeving bieden. In die zin draagt zij een belangrijke verantwoordelijkheid als het gaat om externe veiligheid (EV). Om die verantwoordelijkheid in te vullen heeft de gemeente Culemborg haar visie op het externe veiligheidsbeleid in deze beleidsvisie externe veiligheid vastgelegd. Bij externe veiligheid gaat het om de risico s op de omgeving die samenhangen met het produceren, verwerken, opslaan en vervoeren van gevaarlijke stoffen. Deze risico s doen zich zowel voor bij risicovolle inrichtingen als rondom transportassen en buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. De wettelijke normen voor de meest risicovolle bedrijven en de omgeving daarvan is opgenomen in het ʹBesluit externe veiligheid inrichtingenʹ (Bevi). Verder zijn zoneringsafstanden opgenomen in de circulaire ʹZonering en externe veiligheid rond munitie opslagplaatsenʹ (1988). Daarnaast zijn in het Vuurwerkbesluit en Activiteitenbesluit veiligheidsafstanden genoemd die rond minder risicovolle inrichtingen moeten worden aangehouden. Voor de omgeving van buisleidingen is het ʹBesluit externe veiligheid buisleidingenʹ (Bevb) van toepassing. Tenslotte is beleid voor de omgeving van transportassen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen opgenomen in de circulaire ʹRisiconormering vervoer gevaarlijke stoffenʹ (2010). Laatstgenoemde circulaire zal in 2012 worden vervangen door het ʹBesluit transport externe veiligheidʹ (Btev). In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Bij het PR gaat het om de overlijdenskans van een persoon in de nabijheid van een relevante risicobron (risicovolle inrichting, buisleiding of transportas). Het wordt weergegeven in risicocontouren. Een grens en richtwaarde is gekoppeld aan een PR contour van 10 6 /jaar (ofwel een kans van 1 op de miljoen per jaar). Een kwetsbare bestemming mag niet liggen binnen deze contour. Nieuwe beperkt kwetsbare objecten zijn slechts onder voorwaarden toegestaan binnen deze contour. Het groepsrisico beschrijft de kans dat een groep mensen gelijktijdig overlijdt binnen het invloedsgebied (een veel groter gebied dan het gebied binnen de PR 10 6 contour) rond of langs een relevante risicobron. Voor het groepsrisico geldt geen norm maar een verantwoordingsplicht. Dit houdt in dat bij ruimtelijke ontwikkelingen binnen het invloedsgebied van relevante risicobronnen en bij de nieuwvestiging/uitbreiding van de meest risicovolle bedrijven (Bevi bedrijven) een bestuurlijke afweging moet worden gemaakt over de aanvaardbaarheid van de risico s. Hierbij moet o.a. worden betrokken: de personendichtheid in het invloedsgebied, de hoogte van het GR (ten opzichte van de oriëntatiewaarde), mogelijke maatregelen ter beperking van het GR, de zelfredzaamheid van personen en de mogelijkheden voor de rampenbestrijding. Ook moet de regionale brandweer in de gelegenheid worden gesteld om advies uit te brengen. Afstemming tussen de drie taakvelden ruimtelijke ordening, milieu en rampenbestrijding is bij de verantwoording van het GR van groot belang. i

Doel van deze beleidsvisie externe veiligheid is om duidelijk te maken welke externe veiligheidsrisico s in de gemeente Culemborg aanwezig zijn en hoe er met de huidige en toekomstige risico s om dient te worden gegaan. Risicosituatie gemeente Culemborg De gemeente Culemborg kent twee zgn. Bevi inrichtingen. Het betreft een LPG tankstation en een inrichting met een grote propaantank. Er zijn geen situaties die knelpunten opleveren voor wat betreft het plaatsgebonden risico. Ook de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico wordt niet overschreden rondom deze risicobronnen. Er is echter wel sprake van een hoog groepsrisico door de aanwezigheid van een groot aantal personen binnen het invloedsgebied, waarbij de mogelijkheden voor de zelfredzaamheid en rampenbestrijding beperkt zijn. Daarnaast is een aantal andere risicobronnen gelegen binnen de gemeente. Het gaat daarbij met name om kleine propaantanks (bij agrarische bedrijven), 3 vuurwerkverkooppunten en enkele gasdrukregel en meetstations. Rondom deze risicobronnen moeten veiligheidsafstanden worden aangehouden. Ook is een defensie inrichting (Fort Everdingen) gelegen op de gemeentegrens. Om het terrein liggen drie veiligheidszones (A, B en C), waarbinnen beperkingen gelden voor het ruimtegebruik. Relevante risicobronnen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen zijn de spoorlijn Utrecht Den Bosch, een hogedruk aardgasleiding van de Gasunie (gelegen deels langs Parallelweg Oost), een brandstofleiding van Defensie (gelegen langs de A2) en rijksweg A2. Uit onderzoek blijkt dat er geen knelpunten zijn voor wat betreft het plaatsgebonden risico. Ook de oriëntatiewaarde wordt niet overschreden langs deze risicobronnen. Door de aanwezigheid van een groot aantal personen is er langs het spoor wel een (kleine) kans op een groot aantal slachtoffers bij een calamiteit op het spoor. De mogelijkheden voor de zelfredzaamheid en rampenbestrijding zijn daarbij beperkt. Hoewel over de provinciale weg N320 en gemeentelijke wegen ook incidenteel vervoer van relevante gevaarlijke stoffen plaatsvindt, is de kans op een grote calamiteit gering. Bij ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van deze wegen is daarom geen bestuurlijke verantwoording externe veiligheid nodig. Uitgangspunten en ambities gemeente Culemborg De essentie van de visie is hieronder weergegeven aan de hand van algemene uitgangspunten, generieke beleidsuitspraken en gebiedsspecifieke beleidsuitspraken. Algemene uitgangspunten: De beleidsvisie externe veiligheid is opgesteld in lijn met de ruimtelijke ontwikkeling zoals verwoord in de onlangs vastgestelde Structuurvisie Culemborg 2030. De gemeente conformeert zich aan de wettelijke verplichtingen en de bepalingen die in relevante circulaires zijn opgenomen. ii

Beleidsuitspraken voor bestaande situaties: De bestaande situaties in de omgeving van de relevante risicobronnen (het spoor, rijksweg A2, de hoge druk aardgasleiding, de brandstofleiding van defensie en de Beviinrichtingen) worden geaccepteerd. Ten aanzien van bestaande Bevi bedrijven (in of nabij woongebieden) wordt een actief intrekkingsbeleid gehanteerd. De gemeente besteedt (bij voorkeur in samenwerking met de hulpdiensten) bijzondere aandacht aan de voorbereiding op een eventuele calamiteit met gevaarlijke stoffen op het spoor en bij de Bevi bedrijven. Generieke beleidsuitspraken voor nieuwe situaties: Bij de vaststelling van een omgevingsbesluit voor de vestiging van (beperkt) kwetsbare objecten buiten de invloedsgebieden van een Bevi inrichting en een relevante buisleiding alsmede buiten de toetsingszone van 200 meter vanaf het spoor en de A2 wordt het groepsrisico in beginsel niet verantwoord, tenzij nieuwe regelgeving (bijv. het Btev) voorschrijft dat dit wel nodig is. Bij grootschalige ontwikkelingen binnen het invloedsgebied van het spoor maar buiten de toetsingszone van 200 meter wordt wel aandacht besteed aan vluchtroutes. Nieuwe bijzondere kwetsbare objecten worden in beginsel niet toegestaan binnen nader vast te stellen zones rondom relevante risicobronnen (het spoor, rijksweg A2, de hogedruk aardgasleiding, de brandstofleiding van defensie en de Bevi inrichtingen) waarbij vluchten de enige zelfredzaamheidsstrategie is. Gebiedsspecifieke beleidsuitspraken voor nieuwe situaties: In het stationsgebied zijn nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk, maar daarbij besteedt de gemeente wel nadrukkelijk aandacht aan (alle elementen van) de verantwoording van het groepsrisico voor zover de gemeente daar invloed op kan uitoefenen. In het kader van de planontwikkeling wordt de veiligheidsregio (wettelijke adviseur) en een EV deskundige vroegtijdig betrokken. Binnen het invloedsgebied van Bevi bedrijven gelden dezelfde uitgangspunten als in het stationsgebied. Aanvullend zijn nieuwe beperkt kwetsbare objecten niet toegestaan binnen de PR 10 6 contour (de richtwaarde wordt beschouwd als grenswaarde). In of direct nabij woongebieden wordt de uitbreiding van Bevi inrichtingen niet toegestaan en worden geen nieuwe risicobronnen (m.n. Bevi inrichtingen, propaantanks en vuurwerkverkooppunten) geïntroduceerd. In het landelijk gebied worden in beginsel ook geen nieuwe risicobronnen geïntroduceerd, maar gebiedseigen en functiegerelateerde risicobronnen met een beperkte risicobelasting zijn toegestaan zolang zij andere woningen en bedrijven niet hinderen. Ook een LPG tankstation kan (bijv. bij uitplaatsing vanuit de bebouwde kom van Culemborg) onder voorwaarden worden toegestaan in het landelijk gebied. iii

Op Pavijen accepteert de gemeente een enigszins minder streng veiligheidsregime dan in woongebieden en in het landelijk gebied. Op deze terreinen wordt de vestiging van bedrijven met een groot externe veiligheidsrisico niet toegelaten, maar de komst van inrichtingen met een beperkte risicobelasting op de omgeving is onder voorwaarden mogelijk. De nieuwvestiging van Bevi bedrijven, waarbij (toekomstig) woongebied ligt binnen het invloedsgebied of een (bouw)perceel van derden ligt binnen de PR 10 6 contour, is in beginsel niet toegestaan. Wettelijke voorschriften alsmede de vastgestelde ambities zullen nadrukkelijk rond de eventuele vestiging van dergelijke bedrijven aan de orde komen. Uitvoeringsprogramma Er zijn verschillende partijen nodig om het aspect externe veiligheid mee te nemen in relevante ontwikkelingen. Recent is geconstateerd dat er bij de (borging van de) uitvoering van EV taken nog een aantal tekortkomingen zijn. Actiepunten ter verbetering van de (borging van de) uitvoering en de gemeentelijke taakstelling op het gebied van externe veiligheid zijn opgenomen in het uitvoeringsprogramma (zie bijlage 4). iv

INHOUDSOPGAVE Blz. 0 Samenvatting i 1 Inleiding 1 1.1 Waarom deze beleidsvisie? 1 1.2 Externe veiligheid als afwegingskader 1 1.3 Afbakening 2 1.4 Doelstelling 3 1.5 Leeswijzer 3 2 Gemeente en externe veiligheid 5 2.1 Waarop is de beleidsvisie externe veiligheid gericht? 5 2.2 Begrippen in het externe veiligheidsbeleid 5 2.3 Landelijk toetsingskader 8 2.4 Invulling geven aan de beleidvisie externe veiligheid 10 3 Risicoprofiel externe veiligheid 9 3.1 Inleiding 9 3.2 Risicobronnen 9 3.3 Ruimtelijk ontwikkelingsperspectief 14 3.4 Indeling in gebiedstypen 15 3.5 Taakuitvoering, afstemming en samenwerking 15 3.6 Conclusie risicoprofiel externe veiligheid 16 4 Visie en ambitie gemeente Culemborg 17 4.1 Visie op externe veiligheid 17 4.2 Uitgangspunten ten behoeve van beleidsuitspraken 18 4.3 Beleidsuitspraken 19 4.4 Risicocommunicatie 21 5 Uitvoering 22 5.1 Van ambities naar acties 22 5.2 Uitvoeringsprogramma externe veiligheid 22 Bijlagen: 1. Verklarende woordenlijst en afkortingen 2. Overzicht van belangrijke wet en regelgeving 3. Signaleringskaart 4. Gemeentelijke taakstelling Externe veiligheidsbeleidvisie incl. uitvoeringsprogramma

1 INLEIDING 1.1 Waarom deze beleidsvisie? De gemeente Culemborg wil haar inwoners en bezoekers een veilige leefomgeving bieden. In die zin draagt zij een belangrijke verantwoordelijkheid als het gaat om externe veiligheid (EV). Om die verantwoordelijkheid in te vullen heeft de gemeente Culemborg deze beleidsvisie externe veiligheid geformuleerd. Het doel van deze beleidsvisie is om duidelijk te maken welke externe veiligheidsrisicoʹs in de gemeente Culemborg aanwezig zijn en hoe met de huidige en toekomstige risicoʹs om dient te worden gegaan. Daarnaast zorgt de beleidsvisie externe veiligheid voor uniformiteit in het gemeentelijke beleid en worden ad hoc besluiten voorkomen. 1.2 Externe veiligheid als afwegingskader Een aantal rampen met gevaarlijke stoffen in binnenen buitenland heeft aangetoond dat een maatschappij zonder risico s niet bestaat. Deze incidenten onderstrepen ook het belang om de risico s tot op zekere hoogte te beheersen. Vanuit dit besef is externe veiligheid een belangrijk landelijk thema geworden. Beleid en wet en regelgeving rondom externe veiligheid hebben de afgelopen jaren een sterke ontwikkeling doorgemaakt. Hoewel alle nieuwe ontwikkelingen nog niet geheel uitgekristalliseerd zijn, is duidelijk dat gemeenten voor een belangrijke opgave staan. Wat is externe veiligheid? Bepaalde maatschappelijke activiteiten brengen risico s op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van deze risico s. Het gaat daarbij om de productie, opslag en gebruik van gevaarlijke stoffen (bijv. LPG en propaan) en het transport van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor en door buisleidingen. Dergelijke activiteiten leggen beperkingen op aan de omgeving, doordat veiligheidsafstanden tussen risicovolle activiteiten en bijvoorbeeld woningen nodig zijn. Aan de andere kant is het rijksbeleid er op gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten. Het ruimtelijk beleid en het externe veiligheidsbeleid moeten dus goed worden afgestemd. Toepassing van landelijk beleid en wet en regelgeving op het gebied van externe veiligheid vraagt om kennis, capaciteit, vaardigheden en niet in de laatste plaats om integraal werken. Weinig andere onderwerpen brengen de disciplines milieu en ruimte zo dicht bij elkaar als het onderwerp externe veiligheid. Uitvoering van externe veiligheidstaken vraagt om professionele inbreng van ruimtelijke ordening en volkshuisvesting, toezicht en handhaving, vergunningverlening, bestuurlijke/juridische zaken, veiligheid, en brandweer. Absolute veiligheid kan nimmer worden gegarandeerd. Alleen door risico s tijdig te identificeren, maatregelen ten aanzien van de risicobronnen te treffen en voldoende afstand tussen risicobronnen en omstanders te creëren, kan de veiligheid worden verhoogd. Om in staat te zijn risico s tijdig te identificeren, dient binnen de gemeentelijke organisatie geïnvesteerd te worden in kennisvergaring en uitwisseling. Om voldoende afstand te creëren tussen risicobronnen en kwetsbare objecten dienen duidelijke keuzes te worden gemaakt omtrent de locaties van onder meer woningen, scholen, winkels, kantoren en recreatie in relatie tot risicovolle vormen van bedrijvigheid en transport. 1

1.3 Afbakening In deze visie is het externe veiligheidsbeleid van de gemeente Culemborg opgenomen. De beleidsvisie beperkt zich tot: activiteiten met gevaarlijke stoffen; de aanwezige externe veiligheidsrisico s in de gemeente Culemborg; de beïnvloedingsmogelijkheden van de gemeente. De beleidsvisie is niet gericht op de veiligheid voor werknemers binnen bedrijven die met gevaarlijke stoffen werken. Dit veiligheidsaspect wordt geregeld in andere wetgeving (Arbo) en kent andere toezichthouders. Tevens heeft de beleidsvisie geen betrekking op overige risico s die het gevolg zijn van bedrijfsmatige activiteiten of andere activiteiten die risico s veroorzaken zonder dat daar gevaarlijke stoffen een rol in spelen. Externe veiligheid heeft een brede scope en kan via verschillende invalshoeken bekeken worden. De eerste invalshoek is het kijken naar de impact op de omgeving. Het vraagstuk externe veiligheid heeft in brede zin te maken met de kwaliteit van de leefomgeving. Dit betekent dat keuzes op dit vlak afwegingen zijn tussen maatschappelijk gewenste doelen op het gebied van onder meer wonen, werken en recreëren. Een tweede invalshoek is de aard van het externe veiligheidsvraagstuk. Externe veiligheid gaat over het produceren, opslaan, verwerken en vervoeren van gevaarlijke stoffen. Het gaat dus zowel om stationaire bronnen (inrichtingen) als om transport (wegen, vaarwegen, spoorwegen, buisleidingen). Als laatste zijn er de verschillende betrokken beleidsvelden. Te denken valt aan Milieu, Ruimtelijke Ordening, Integrale veiligheid, en Rampenbestrijding. Ten slotte dient er rekening mee te worden gehouden dat de gemeentelijke externe veiligheidstaken onderdeel zijn van de zogenaamde veiligheidsketen (zie figuur 1.1). Deze veiligheidsketen wordt in deze beleidsvisie toegepast en gehanteerd voor de prioritering van taken en verantwoordelijkheden. In figuur 1.1 is in de veiligheidsketen weergegeven hoe de rampenbestrijding en de voorbereiding daarop is georganiseerd en wat de relatie is met de gemeentelijke externe veiligheidstaken. Deze beleidsvisie externe veiligheid heeft betrekking op de eerste twee schakels (pro actie en preventie), maar werkt door op alle schakels van de veiligheidsketen. Figuur 1.1. Veiligheidsketen 2

1.4 Doelstelling Doel van deze beleidsvisie externe veiligheid is om een toetsingskader te bieden dat duidelijk maakt hoe met externe veiligheidsrisico s, zowel in de huidige als in de toekomstige situatie, dient te worden omgegaan. Het toetsingskader voorkomt afwegingen en besluiten op ad hoc basis en brengt consistentie door heldere uitgangspunten en reële ambities. De gemeente neemt bij besluiten in het kader van vergunningverlening en ruimtelijke ordening de in dit document weergegeven ambities en uitgangspunten in acht, naast de wettelijke regels. De uitgangspunten uit deze visie worden verder toegepast bij alle overige gemeentelijke activiteiten en ontwikkelingen waarbinnen externe veiligheid een rol speelt. De gemeente streeft naar een beheersbare externe veiligheidssituatie, waarbij: 1. de externe veiligheidsrisico s binnen de gemeente goed in beeld zijn gebracht en ambtenaren en bestuurders zich bewust zijn van de aanwezige risico s; 2. een zorgvuldige afweging plaatsvindt tussen nut en noodzaak van nieuwe ontwikkelingen en hun gevolgen voor externe veiligheid; 3. door middel van beleidsuitvoering en handhaving wordt gezorgd voor de beheersbaarheid en bestrijdbaarheid van bestaande en toekomstige EV risico s; 4. communicatie met de burger plaatsvindt over de aanwezige risico s en de te volgen gedragsrichtlijn in geval bij een calamiteit. 1.5 Leeswijzer Hoofdstuk 2 bevat een algemene introductie op het begrip externe veiligheid en biedt inzicht in zowel de wettelijke als de wenselijke onderdelen van het externe veiligheidsbeleid. In hoofdstuk 3 wordt specifiek ingegaan op de aard en omvang van de externe veiligheidsproblematiek binnen de gemeente Culemborg. Hoofdstuk 4 bevat de gemeentelijke uitgangspunten en ambities op het gebied van externe veiligheid. Tot slot wordt in hoofdstuk 5 ingegaan op de wijze waarop de in hoofdstuk 4 beschreven ambities kunnen worden gerealiseerd. 3

2 GEMEENTE EN EXTERNE VEILIGHEID 2.1 Waarop is deze beleidsvisie externe veiligheidsvisie gericht? Bij externe veiligheid gaat het om de risico s die samenhangen met het produceren, verwerken, opslaan en vervoeren van gevaarlijke stoffen. Deze risico s doen zich voor rondom risicovolle inrichtingen, langs transportassen waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd en langs buisleidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Door te investeren in veiligheidsmaatregelen, het aantal risicobronnen te beperken en de inrichting van de omgeving van risicobronnen aan te passen, wordt de veiligheid zo optimaal mogelijk gemaakt. Het volledig wegnemen van alle veiligheidsrisico s is echter niet betaalbaar, niet praktisch uitvoerbaar en botst met het optimaal benutten van de beschikbare ruimte. Binnen de diverse taakgebieden van de gemeente dienen continue afwegingen te worden gemaakt tussen veiligheids, haalbaarheids en kostenaspecten. Hierbij gaat het ondermeer om taken op het gebied van ruimtelijke ordening, verkeer, milieu en rampenbestrijding. De onderlinge samenhang van de gemaakte afwegingen van verschillende taakvelden is hierbij van cruciaal belang. Hiertoe is een overkoepelend en samenhangend kader noodzakelijk, waarin de beleidsvisie externe veiligheid voorziet. 2.2 Begrippen in externe veiligheid De mate van risico is afhankelijk van twee aspecten, namelijk de kans op en het mogelijke effect van een ongeval. RISICO = KANS X EFFECT Onder de kans verstaan we de mogelijkheid dat zich een situatie voordoet waarbij in bijvoorbeeld een opslag van gevaarlijke stoffen een grote brand ontstaat. Onder de effecten verstaan we binnen de externe veiligheidswetgeving uitsluitend het aantal dodelijke slachtoffers van een ongeval, bijvoorbeeld het aantal personen in de omgeving van het bedrijf dat bij een grote brand in een opslag van gevaarlijke stoffen wordt blootgesteld aan dodelijke concentraties van gevaarlijke dampen. Dat daarnaast ook een groot aantal gewonden kunnen vallen wordt bij het bepalen van externe veiligheidsrisico s niet meegenomen. Uiteraard is dit aantal gewonden voor de hulpdiensten (brandweer, ambulancediensten, etc.) wél relevant. Daarom wordt dit aspect ook meegenomen bij relevante besluiten die nieuwe risicovolle activiteiten of ruimtelijke ontwikkelingen nabij deze activiteiten mogelijk maken. In Nederland worden twee maten gehanteerd voor het risico, namelijk het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. 4

Plaatsgebonden risico (PR) Bij het plaatsgebonden risico (PR) gaat het om de kans per jaar dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen als deze persoon zich onafgebroken en onbeschermd in de nabijheid van een risicovolle inrichting, transportas of buisleiding bevindt. Plaatsen met een gelijk risico kunnen door zogenaamde risicocontouren op een kaart worden weergegeven (Figuur 2.1). Dit kan worden vergeleken met bijvoorbeeld het weergeven van geluidcontouren of hoogtelijnen. Het PR leent zich daarmee goed voor het vaststellen van een veiligheidszone tussen een risicobron (inrichting, transportas of buisleiding) en kwetsbare bestemmingen, zoals woonwijken. In de onderstaande figuur betekent een plaatsgebonden risicocontour van 1* 10 6 /jr, ofwel een PR 10 6 contour, dat een persoon die zich onafgebroken, onbeschermd op die bepaalde plaats bevindt een kans heeft van één op een miljoen per jaar om te overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen in de inrichting. Bij een PR 10 8 is dat een kans van één op de honderdmiljoen, etc. Groepsrisico (GR) Het groepsrisico (GR) is de cumulatieve kans dat een groep van 10, 100 of 1000 personen overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico wordt weergegeven in een grafiek met het aantal personen op de horizontale as en de cumulatieve kans op overlijden op de verticale as. Het groepsrisico, dat wordt bepaald door het aantal personen binnen het invloedsgebied rondom een risicovolle inrichting of transportas, wordt gezien als een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van een calamiteit. 5

2.3 Landelijk toetsingskader De Rijksoverheid heeft aan externe veiligheidsrisico s grens en richtwaarden gesteld die gelden op korte afstand van de risicobron (binnen een PR 10 6 contour). Daarnaast geldt een verantwoordingsplicht binnen een groter afwegingsgebied (het invloedsgebied) bij relevante besluiten die nieuwe risicovolle activiteiten of ruimtelijke ontwikkelingen nabij deze activiteiten mogelijk maken. De normen voor de toegestane risico s als gevolg van ongevallen met gevaarlijke stoffen en de verantwoordingsplicht zijn vastgelegd in landelijke wet en regelgeving. Plaatsgebonden risico (PR) De normering voor het plaatsgebonden risico is afhankelijk van de aard van het te beschermen object. Hierbij wordt in wet en regelgeving onderscheid gemaakt tussen kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten. De kwetsbare objecten (zoals woningen, grote kantoren, ziekenhuizen e.d.) worden beter beschermd dan beperkt kwetsbare objecten. De norm voor kwetsbare objecten is een grenswaarde Dit betekent dat hieraan moet worden voldaan. De norm voor beperkt kwetsbare objecten is een richtwaarde. Hieraan moet zoveel mogelijk worden voldaan in nieuwe situaties. Een afwijking van deze waarde is mogelijk maar dient goed gemotiveerd te worden. 6

De grenswaarde voor het plaatsgebonden risico voor kwetsbare objecten is 10 6 per jaar. De richtwaarde voor het plaatsgebonden risico voor beperkt kwetsbare objecten is 10 6 per jaar. Dus: de kans dat een persoon, die zich een jaar lang permanent op de betreffende plek bevindt (de plek waarvoor het risico is uitgerekend) dodelijk verongelukt door een bedrijfs of transportongeval met gevaarlijke stoffen, mag niet groter zijn dan eens in de miljoen jaar (dat is 10 6 per jaar). Groepsrisico (GR) Voor het groepsrisico geldt geen norm, maar een verantwoordingsplicht. Binnen deze verantwoordingsplicht moeten zowel kwalitatieve als kwantitatieve elementen worden beschouwd. Voor toetsing van de kwantitatieve elementen is een oriëntatiewaarde vastgelegd. Deze oriëntatiewaarde kan door het bevoegd gezag als richtwaarde worden gebruikt, maar is geen harde norm. Bij het vaststellen van een bestemmingsplan voor een gebied dat ligt binnen het zgn. invloedsgebied van een relevante risicobron (risicovolle inrichting, buisleiding of transportas), moet het groepsrisico meestal worden verantwoord. Dit geldt ook bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor een relevante risicovolle inrichting, waarbij het nadelige gevolgen zijn voor het plaatsgebonden risico. Tabel 2.1 laat de onderdelen zien die de verantwoording van het groepsrisico wettelijk dient te bevatten. Oriëntatiewaarde De kans op een ongeval met 10 of meer dodelijke slachtoffers is ten hoogste 10 5 per jaar (of 10 4 per jaar langs een transportas). De kans op een ongeval met 100 of meer dodelijke slachtoffers is ten hoogste 10 7 per jaar (of 10 6 per jaar langs een transportas). De kans op een ongeval met 1000 of meer dodelijke slachtoffers is ten hoogste 10 9 per jaar (of 10 8 per jaar langs een transportas). Dus: Hoe groter de potentiële omvang van de ramp hoe strenger de oriëntatiewaarde. Immers, een ongeval met 100 doden leidt tot meer ontwrichting, leed en emoties, dan een ongeval met tien dodelijke slachtoffers. Dit is naar normering vertaald door aan de kans op een ramp met 100 doden een oriëntatiewaarde te stellen die een factor honderd lager ligt dan voor een ramp met tien doden. Tabel 2.1 Wettelijke onderdelen verantwoordingsplicht groepsrisico Onderdeel 1 2 3 Aanwezige dichtheid van personen in het invloedsgebied van de betrokken inrichting, buisleiding of transportas. ν ν ν De omvang van het groepsrisico. ν ν ν De mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen ter beperking van het ν ν groepsrisico bij betrokken inrichting De mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen ter beperking van het ν groepsrisico in het ruimtelijk besluit De mogelijkheden tot voorbereiding op en bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval ν ν ν 7

De mogelijkheden van personen die zich in het invloedsgebied van de inrichting bevinden om zichzelf in veiligheid te brengen De voor en nadelen van andere mogelijkheden tot ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico De mogelijkheden en voorgenomen maatregelen ter beperking van het groepsrisico in de nabije toekomst De voorschriften die het bevoegd gezag voornemens is te verbinden in geval van het afgeven van een omgevingsvergunning, in geval deze verhogend werkt op het groepsrisico van het betrokken gebied ν ν ν 1. Beslissing op een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een activiteit die in het Bevi is genoemd, waarbij sprake is van nadelige gevolgen voor het PR (zie art. 4 Bevi) 2. Een volledige verantwoording van het groepsrisico bij de vaststelling van een bestemmingsplan (of verlening van een vrijstelling daarvan) voor de vestiging van een (beperkt) kwetsbaar objecten binnen het invloedsgebied van een relevante risicobron. Dit is aan de orde bij de vestiging van een (beperkt) kwetsbaar object binnen het invloedsgebied van een Beviinrichting, binnen de 100% letaliteitsgrens van een hogedruk aardgasleiding (en tevens een relevante toename van het groepsrisico) of een significante toename van het groepsrisico langs het spoor/weg. De criteria voor de omgeving van de A2 en het spoor wijzigen bij in werking treden van het Btev. 3. Een beperkte verantwoording van het groepsrisico is aan de orde bij vestiging van een (beperkt) kwetsbaar object binnen het invloedsgebied van een hoge druk aardgasleiding maar buiten de 100% letaliteitsgrens of een beperkte toename van het groepsrisico. Bij in werking treden van het Btev is een beperkte verantwoording mogelijk ook aan de orde bij beperkte ruimtelijke ontwikkelingen langs een relevante (spoor)weg en ruimtelijke ontwikkelingen buiten een toetsingszone van 200 meter. Rol veiligheidsregio De veiligheidsregio Gelderland Zuid moet volgens de regelgeving in de gelegenheid worden gesteld om te adviseren over de mogelijkheden tot voorbereiding op een ramp en zelfredzaamheid. Het is van belang om de veiligheidsregio op tijd te betrekken bij de relevante besluiten. 2.4 Invulling geven aan de beleidsvisie externe veiligheid Bij het vaststellen van de eigen gemeentelijk beleidsvisie externe veiligheid is een aantal wetten en regels van belang (zie bijlage 2). Invulling geven aan deze wettelijke verplichtingen vormt een belangrijk onderdeel van de beleidsvisie. Om de gemeentelijke externe veiligheidstaken inzichtelijk te maken is in bijlage 4 weergegeven welke gemeentelijke incidentele en structurele taken te onderkennen zijn en of deze al dan niet wettelijk verplicht zijn. Waar wettelijke verplichtingen ophouden, ontstaat een gebied waarbinnen de gemeente voor wenselijke ontwikkelingen kan kiezen. Zo kan de gemeente keuzes maken in de wijze waarop zij omgaat met de verantwoording van het groepsrisico, rond richtwaarden voor het plaatsgebonden risico bij beperkt kwetsbare objecten, en waar wel of niet ruimte is voor nieuwe risicovolle activiteiten. Bij deze keuzes is de gemeente gehouden tot degelijke motiveringen en communicatie met de inwoners/belanghebbenden. ν ν ν ν 8

3 RISICOPROFIEL EXTERNE VEILIGHEID 3.1 Inleiding Het risicoprofiel externe veiligheid geeft een beeld van de risico s in de gemeente ten gevolge van verschillende activiteiten met gevaarlijke stoffen en de locatie van deze activiteiten ten opzichte van (toekomstige) gebieden waar mensen verblijven. Zonder vertrekpunt is de route naar een gewenste bestemming niet uit te stippelen. Vanuit die logica is het voor het formuleren van passende uitgangspunten voor gebiedsgerichte externe veiligheidsambities dan ook een voorwaarde om inzicht te hebben in: De huidige risicobronnen Welke risicovolle inrichtingen, transportassen en buisleidingen bevinden zich op het grondgebied van de gemeente en directe omgeving en met welke risicocontouren, invloedsgebieden, en evt. veiligheids /zoneringsafstanden moet daarbij rekening worden gehouden? Zijn er EV knelpunten dan wel aandachtspunten vanwege de bestaande omgeving? Het ruimtelijk ontwikkelingsperspectief Wat is de huidige ligging van diverse gebieden in de gemeente (wonen, werken, recreëren, etc.) en wat zijn de toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen voor deze gebieden? Zijn er EV knelpunten dan wel aandachtspunten vanuit deze ontwikkelingen? De gebiedstyperingen Op basis van de beschrijving en ligging van de risicobronnen, bedrijventerreinen, woongebieden, etc. is vanuit het perspectief van externe veiligheid een indeling te maken in gebieden waarvoor het wenselijk is om een verschillend veiligheidsniveau na te streven. De huidige EV taakuitvoering en werkprocessen Hoe is het gesteld met het huidige kennisniveau, de uitvoering en borging van externe veiligheidstaken, alsmede de interne en externe afstemming en samenwerking tussen de verschillende gemeentelijke afdelingen en met externe organisaties (Regio Rivierenland en Veiligheidsregio Gelderland Zuid). Onderstaand wordt ingegaan op de genoemde aspecten van de gemeente als basis voor de geformuleerde uitgangspunten en gekozen ambities in het volgende hoofdstuk. 3.2 Risicobronnen Risicobronnen bestaan uit risicovolle inrichtingen, transportassen en buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. In deze paragraaf worden deze risicobronnen voor de gemeente beschreven. Op de risicokaart en een gemeentelijke EV signaleringskaart laat het huidige beeld zien van de risicobronnen in de gemeente. De risicokaart is te raadplegen op de website van de gemeente Culemborg www.culemborg.nl.(zoekterm: risicokaart) of via www.risicokaart.nl. De EV signaleringskaart is beschikbaar als werkdocument voor de medewerkers ruimtelijke ordening. 9

Inrichtingen Bevi inrichtingen Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) heeft betrekking op een aantal nader omschreven inrichtingen, die van grote invloed zijn op ruimtelijke ontwikkelingen en andersom. De ruimtelijke ordening moet wettelijk gezien rekening houden met relevante risicocontouren (PR 10 6 contouren) voor zover deze liggen buiten de inrichtingsgrenzen van Bevi inrichtingen. Bij ruimtelijke ontwikkelingen binnen een relatief groot invloedsgebied (afwegingsgebied voor het groepsrisico) van Bevi inrichtingen, of bij wijzigingen van Bevi inrichtingen, moet meestal ook een bestuurlijke verantwoording externe veiligheid (verantwoording groepsrisico) opgesteld worden. De gemeente Culemborg kent twee Bevi inrichtingen. Het betreft het LPG tankstation aan de Rijksstraatweg en Parc Beaugarde op basis van de aanwezigheid van een grote propaantank. Het grootste risico wordt bepaald door de tankwagen tijden het lossen van LPG of propaan. In de omgeving van de opstelplaats voor de LPG tankwagen bij het LPG tankstation bevinden zich een groot aantal woningen, een grote school (KWC), een supermarkt (Aldi), een kerkgebouw (De Open Hof) en een verzorgingstehuis(kulenburg). Als bronmaatregel ter beperking van het risico is in de omgevingsvergunning voor het LPG tankstation opgenomen dat het lossen van LPG uitsluitend mag plaatsvinden tussen 22.00 en 7.00 uur (niet tijdens openingstijden van de school en de Aldi). Daarnaast wordt het tankstation bevoorraad door tankwagens die zijn voorzien van een hittewerende coating (nog niet geborgd in de regelgeving). Toch kan een ongeval met een LPG tankwagen in dat geval nog veel slachtoffers veroorzaken. Dit geldt ook voor een tankwagen tijdens het lossen van propaan op het terrein van Parc Beaugarde. In de omgeving zijn een groot aantal recreatiewoningen (die behoren bij Parc Beaugarde) en andere woningen gelegen. Deze Bevi inrichtingen vormen daarom aandachtspunten in het kader van externe veiligheid. Bij beide inrichtingen is geen sprake van een overschrijding van de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico, omdat geen kwetsbare objecten zijn gelegen binnen de PR 10 6 contour in de bestaande situatie. In de huidige situatie wordt de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico ook niet overschreden, maar er is in beide situaties wel sprake van een hoog groepsrisico binnen de invloedsgebieden. Binnen 150 meter vanaf de opstelplaatsen van de tankwagen geldt dat, door de hogere bebouwingsdichtheid aldaar, sprake is van een (kleine) kans op veel slachtoffers bij een calamiteit, waarbij de mogelijkheden voor de zelfredzaamheid en rampenbestrijding beperkt zijn. Overige inrichtingen van de drempelwaardenlijst In een drempelwaardenlijst, die is gebaseerd op het Registratiebesluit (behorend bij de Wet milieubeheer) en de Regeling provinciale risicokaart (behorend bij de Wet veiligheidsregioʹs), is aangegeven welke risicobronnen door de gemeente moeten worden ingevoerd in het Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen (RRGS). Nadat deze zijn ingevoerd in het RRGS, zijn de risicobronnen zichtbaar op de provinciale risicokaart (www.risicokaart.nl). Naast Beviinrichtingen gaat het om defensie inrichtingen en minder risicovolle bedrijven waar de drempelwaarde voor een bepaalde gevaarlijke stof wordt overschreden. De ruimtelijke invloed van deze categorie van risicovolle inrichtingen is meestal beperkt. Bij de overige risicobronnen die vermeld zijn op de drempelwaardenlijst gaat het binnen de gemeente 10

Culemborg met name om een aantal propaantanks bij agrarische bedrijven (groter dan 3.000 liter maar kleiner dan 13.000 liter) en een gasdrukregel en meetstation van categorie C. Rondom deze risicobronnen moeten veiligheidsafstanden tot (beperkt) kwetsbare objecten worden aangehouden op grond van het Activiteitenbesluit. Ook de defensie inrichting Fort Everdingen, gelegen op de gemeentegrens, behoort tot deze categorie. Om het terrein liggen drie veiligheidszones (A, B en C), waarbinnen ruimtelijke of bouwkundige beperkingen gelden voor het ruimtegebruik. Overige risicoveroorzakende bedrijven De risicobronnen, waarbij gevaarlijke stoffen aanwezig zijn onder de drempelwaarden, kunnen worden beschouwd als ʺoverige risicoveroorzakende bedrijvenʺ. Deze hoeven niet opgenomen te worden in het RRGS. Desondanks kunnen deze wel een beperkt risicoʹs veroorzaken voor de omgeving. Binnen Culemborg gaat het onder andere om kleinere propaantanks (< 3.000 liter), gasdrukregel en meetstations van categorie B en 3 vuurwerkverkooppunten. Rondom deze risicobronnen moeten ook veiligheidsafstanden worden aangehouden op grond van het Activiteitenbesluit en het Vuurwerkbesluit. Op de EV signaleringskaart zijn de vuurwerkverkooppunten en een aantal propaantanks aangegeven, maar (nog) niet alle ʺoverige risicoveroorzakende bedrijvenʺ zijn op deze kaart aangegeven. Dit is overigens ook niet noodzakelijk. Vervoer van gevaarlijke stoffen Inleiding In 2012 wordt het Besluit transport externe veiligheid (Btev) vastgesteld. Daarin wordt geregeld hoe een gemeente moet omgaan met risico s langs het spoor en belangrijke (water)wegen. Vooralsnog is het toetsingskader aangegeven in de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Daarnaast kan een gemeente een routering voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over gemeentelijke wegen vaststellen op grond van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen (WVGS). Het gemeentebestuur heeft geen bevoegdheden m.b.t. de hoeveelheid vervoerde gevaarlijke stoffen, of de te nemen bronmaatregelen voor het bestaande vervoer. Het gemeentebestuur kan slechts besluiten tot een routering van gevaarlijke stoffen over de wegen door de gemeente. Daarnaast kan de gemeente als gesprekspartner bij de aanleg van nieuwe infrastructuur (weg, water, spoor) haar eisen stellen. Het Ministerie van I&M is het bevoegd gezag voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor, de rijkswegen en waterwegen. De maximale risicoruimte voor het vervoer (vervoersprognoses rekening houdend met bronmaatregelen) is vastgelegd in de eindrapporten voor het Basisnet weg, water en spoor en in de eerder genoemde Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Bij nieuwe ruimtelijke plannen langs relevante transportassen moeten gemeenten rekening houden met de maximale risico s van het vervoer. Spoor Over het spoor door Culemborg vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Volgens het eindrapport Basisnet Spoor wordt voor het spoortraject door Culemborg de volgende vervoersprognose aangehouden: 11

600 ketelwagons met brandbare gassen (LPG); 200 ketelwagons met toxische gassen (ammoniak); 2750 ketelwagons met zeer brandbare vloeistoffen (benzine); 200 ketelwagons met toxische vloeistoffen; 100 ketelwagons met zeer toxische vloeistoffen. Er worden bronmaatregelen getroffen om de risico s vanwege het vervoer over het spoor zoveel mogelijk te beperken. Op basis van genoemde vervoersprognose en bronmaatregelen wordt geen plasbrandaandachtsgebied (zone van 30 meter langs het spoortraject) aangewezen, en ligt er geen relevante risicocontour (PR 10 6 contour) buiten het spoor. Dit betekent dat er geen knelpunten zijn langs het spoor. Uitgaande van de bestaande bebouwing langs het spoor wordt ook de oriënterende waarde voor het groepsrisico niet overschreden. Op grond van de huidige circulaire moet bij ruimtelijke ontwikkelingen binnen een afwegingsgebied van 200 meter vanaf het spoor, waarbij het groepsrisico significant toeneemt, in ieder geval een bestuurlijke verantwoording externe veiligheid worden opgesteld. In de spoorzone geldt dat, door de hogere bebouwingsdichtheid aldaar, sprake is van een (kleine) kans op veel slachtoffers bij een calamiteit, waarbij de mogelijkheden voor de zelfredzaamheid en rampenbestrijding beperkt zijn. Vervoer over de weg Ook over de rijksweg A2 en de provinciale weg N320 vindt transport plaats van gevaarlijke stoffen. Aangezien geen routering gevaarlijke stoffen is vastgesteld, kan over gemeentelijke wegen in principe ook het vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Dit laatste is vooral aan de orde in verband met de bevoorrading van het LPG tankstation aan de Rijksstraatweg, de grote propaantank bij Parc Beaugarde en kleine propaantanks bij agrarische bedrijven in het buitengebied. Volgens het eindrapport Basisnet weg moet voor de A2 (traject Everdingen Deil) worden uitgegaan van maximaal 4000 tankwagens met brandbare gassen (LPG) en ligt er geen relevante risicocontour (PR 10 6 contour) buiten dit wegdeel. Dit betekent dat er geen knelpunten zijn gelegen langs deze weg. Bovendien is het niet nodig om een zogenaamd plasbrandaandachtsgebied (zone van 30 meter langs dit wegtraject) aan te houden langs dit traject. Uitgaande van de bestaande bebouwing langs de weg wordt ook de oriënterende waarde voor het groepsrisico niet overschreden. Op grond van de huidige circulaire moet bij ruimtelijke ontwikkelingen binnen een afwegingsgebied van 200 meter vanaf de weg, waarbij het groepsrisico significant toeneemt, in ieder geval een bestuurlijke verantwoording externe veiligheid worden opgesteld. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over rijksweg A2 zal niet kunnen leiden tot een groot aantal slachtoffers bij een calamiteit, omdat de personendichtheid langs deze weg laag is. Door de gemeente Culemborg is geen routering voor het vervoer van gevaarlijke stoffen vastgesteld, zodat het vervoer van gevaarlijke stoffen over meerdere routes kan plaatsvinden. Op grond van artikel 11 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen geldt echter als basisregel dat transporteurs met gevaarlijke stoffen de bebouwde kom zoveel mogelijk moeten mijden. Dit betekent dat vervoer van gevaarlijke stoffen alleen binnen de bebouwde 12

kom mag plaatsvinden ten behoeve van laden en lossen of als er geen geschikte route buiten de bebouwde kom beschikbaar is. Vervoer van gevaarlijke stoffen binnen de bebouwde kom zal dus voornamelijk bestemmingsverkeer zijn en nauwelijks doorgaand verkeer. Met name de Rijksstraatweg zal worden gebruikt door LPG tankwagens om het LPG tankstation incidenteel te bevoorraden. Deze intensiteit is zo laag dat dit geen relevante route is voor de externe veiligheid. Dit geldt ook voor andere gemeentelijke wegen buiten de bebouwde kom. Daarnaast kunnen meerdere tankwagens met brandbare gassen over de provinciale weg N320 rijden om LPG tankstations en propaantanks in Culemborg en Buren te bevoorraden. Gelet op de doorzet van deze (LPG )tankstations en de gemiddelde bevoorradingsfrequentie van propaantanks in het buitengebied, kan worden uitgegaan van een zeer kleine kans op een grote calamiteit met een tankwagen met gevaarlijke stoffen. Daardoor ligt de relevante risicocontour (PR 10 6 contour) niet buiten de provinciale weg. Aangezien de bebouwingsdichtheid langs de provinciale weg laag is, zal ook geen relevant groepsrisico optreden langs de provinciale weg. Dit betekent dat deze weg niet beschouwd hoeft te worden als een relevante risicobron voor de externe veiligheid. Vervoer over het water Uit het eindrapport Basisnet Water blijkt dat over de Lek ter plaatse van Culemborg slechts in beperkte mate vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Hierdoor zijn er langs de Lek geen beperkingen voor de ruimtelijke ordening. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen is ook geen verantwoording van het groepsrisico nodig vanwege nauwelijks merkbare effecten op het groepsrisico. Dit betekent dat deze waterweg niet beschouwd hoeft te worden als een relevante risicobron voor de externe veiligheid. Buisleidingen Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Daarin wordt geregeld hoe een gemeente moet omgaan met risico s langs relevante buisleidingen. De hoge druk gasleidingen van de Gasunie zijn het meest relevant. De risico s worden met name bepaald door de maximale druk en diameter van de leiding, maar ook door getroffen maatregelen. Het gemeentebestuur heeft geen bevoegdheden m.b.t. de te nemen bronmaatregelen voor bestaande leidingen. De gemeente kan als gesprekspartner bij de aanleg van nieuwe buisleidingen wel haar eisen stellen. Een hoge druk aardgasleiding loopt onder andere door de bebouwde kom langs Parallelweg Oost. Uit een onderzoek van de Gasunie blijkt dat er geen wettelijke risicocontour (PR 10 6 contour) ligt buiten deze leiding. Er moet wel rekening worden gehouden met een belemmeringenstrook van 4 meter aan weerszijden van de leiding. Binnen deze strook is geen bebouwing gelegen. Het groepsrisico wordt bepaald binnen een groter invloedsgebied langs de buisleiding. In de bebouwde kom is sprake van een grote personendichtheid, zodat het groepsrisico waarschijnlijk niet verwaarloosbaar is. Er wordt nog nader onderzoek gedaan naar de hoogte van het groepsrisico langs de buisleiding. Op grond van het Bevb moet in ieder geval bij ruimtelijke ontwikkelingen binnen het invloedsgebied vanaf de leiding een bestuurlijke verantwoording externe veiligheid worden opgesteld. De verantwoording kan beperkt blijven indien ruimtelijke ontwikkelingen 13

plaatsvinden buiten de 100% letaliteitsgrens of in het geval de toename van de personendichtheid binnen deze 100% letaliteitsgrens beperkt blijft. Tenslotte ligt er een brandstofleiding van defensie langs rijksweg A2. De risico s vanwege deze brandstofleiding en de personendichtheid binnen het afwegingsgebied voor de externe veiligheid (invloedsgebied) zijn beperkt. 3.3 Ruimtelijk ontwikkelingsperspectief De gemeente Culemborg zet in op woningbouw en recreatie waarbij geen ruimte is voor (zware) industrie. Voor een uitgebreidere beschrijving van het ruimtelijk ontwikkelingsperspectief van de gemeente Culemborg wordt verwezen naar de Structuurvisie Culemborg 2030, vastgesteld door de gemeenteraad op 17 februari 2011. Een goed uitgevoerde ruimtelijke ontwikkeling zorgt ervoor dat de veiligheidssituatie niet verslechtert of maakt dat het toegenomen risico aanvaardbaar is. Als niet goed rekening gehouden wordt met externe veiligheid kan nieuwe onveiligheid gecreëerd worden die niet gewenst is. Gelet op het ruimtelijke ontwikkelingsperspectief, de ligging van risicobronnen en het toetsingskader voor de externe veiligheid kunnen de volgende aandachtspunten worden benoemd: 14

Geplande ruimtelijke ontwikkelingen in het stationsgebied liggen binnen het invloedsgebied van het spoor en deels ook binnen die van een hogedruk aardgasleiding. Aangezien al sprake is van een grote personendichtheid langs deze risicobronnen, zal het aspect externe veiligheid (m.n. gebruik en inrichting van de ruimte) goed in de afweging en verantwoording meegenomen moeten worden. Het is van belang dat de veiligheidsregio Gelderland Zuid als (wettelijk) adviseur op tijd wordt betrokken bij de planvorming. Ook binnen het invloedsgebied van de Bevi inrichtingen is sprake van een grote personendichtheid, een (kleine) kans op veel slachtoffers bij een calamiteit, en beperkte mogelijkheden voor de zelfredzaamheid en rampenbestrijding. Door geen uitbreiding van deze Bevi richtingen toe te staan wordt de bestaande omgeving niet onveiliger. Daarnaast is van belang om bij besluiten over het gebruik en de inrichting van de ruimte binnen 150 meter vanaf het de opstelplaats van de tankwagens nadrukkelijk rekening te houden met externe veiligheid. Gewenst is om de vergunningverlener en veiligheidsregio Gelderland Zuid op tijd wordt betrokken bij de planvorming. Voor bijzondere kwetsbare objecten die bestemd zijn voor groepen verminderd zelfredzame personen (zoals de onderbouw van basisscholen, kinderdagopvang, verzorgingscentra) geldt dat de aanwezige personen zichzelf moeilijk kunnen redden tijdens een incident. Deze objecten zouden zover mogelijk van risicobronnen af moeten liggen. Het is gewenst om deze bijzondere objecten niet te vestigen binnen de zones waarbij vluchten de enige zelfredzaamheidsstrategie is. Op Pavijen en in het buitengebied is nog wel enige ruimte voor nieuwe risicobronnen, maar gewenst is dat de nieuwvestiging van Bevi bedrijven alleen wordt toegestaan indien de veiligheid in woon en verblijfsgebieden hierdoor niet verslechtert. 3.4 Indeling in gebiedstype Vanuit het perspectief van externe veiligheid is een indeling gemaakt in gebieden waar een verschillend veiligheidsniveau wordt nagestreefd. Het gaat om de volgende gebiedstypen: 1. woongebieden (gebieden met als voornaamste bestemming wonen); 2. het stationsgebied; 3. bedrijventerreinen, gebieden met als voornaamste bestemming bedrijvigheid(werken). 4. landelijk gebied, gebieden met voornaamste bestemming (agrarisch) buitengebied, natuur en recreatie. 3.5 Taakuitvoering, afstemming en samenwerking De externe veiligheidstaken ter voorkoming of beheersing van risicoʹs die ontstaan bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water, spoor en door buisleidingen worden bepaald door wat de wet en het beleid voorschrijven. Van belang is dat de externe veiligheidstaken door de gemeente of in opdracht van de gemeente effectief en efficiënt worden uitgevoerd. De belangrijkste EV taken binnen de gemeenten zijn de volgende: Het adequaat meenemen van externe veiligheid in ruimtelijke plannen; Het adequaat meenemen van externe veiligheid in een omgevingsvergunning voor Bevibedrijven; 15

Handhaving risicovolle bedrijven (Bevi bedrijven en overige risicovolle bedrijven); Beheer RRGS en ISOR; Risicocommunicatie. Voor de uitvoering van deze en andere EV taken zijn verschillende ambtenaren binnen en buiten de gemeente actief. In 2010 is door een extern bureau een onderzoek uitgevoerd naar de (borging van de) uitvoering van EV taken. Daarbij is aan de hand van interviews en documentatieonderzoek per taakveld (EV in de vergunning, EV in ruimtelijke plannen, handhaving risicovolel bedrijven, beheer RRGS en ISOR en risicocommunicatie) nagegaan in hoeverre sprake is van: een geborgde werkwijze; een vastgelegde toedeling van taken; eindverantwoordelijkheid voor uitvoering van taken; voldoende kennis, vaardigheden en beheer van informatie; samenwerking en inwinnen van extern advies; voldoende communicatie en rapportage. In de rapportage Borging EV taken binnen de gemeentelijke processen (BTEQ, 17 december 2010) is geconcludeerd dat er op een aantal punten nog tekortkomingen zijn. Daarnaast zijn aanbevelingen genoemd om deze tekortkomingen op te heffen. Regio Rivierenland ontwikkelt in samenwerking met gemeenten een aantal standaard protocollen, waarmee de tekortkomingen opgeheven kunnen worden. De actiepunten ter verbetering van de (borging van de) uitvoering van EV taken en de gemeentelijke taakstelling op het gebied van externe veiligheid zijn in het uitvoeringsprogramma opgenomen (zie bijlage 4). 3.6 Conclusie risicoprofiel externe veiligheid In Culemborg is een beperkt aantal risicobronnen aanwezig, waarbij gevaarlijke stoffen worden opgeslagen, gebruikt of vervoerd. In de huidige situatie zijn er geen wettelijke knelpunten, maar er is een (kleine) kans op veel slachtoffers binnen de invloedsgebieden van een aantal risicobronnen. Voor de externe veiligheid zijn het spoor, het LPG tankstation aan de Rijkststraatweg en de grote propaantank op Parc Beaugarde het meest relevant. Gelet op het ruimtelijke ontwikkelingsperspectief, de ligging van risicobronnen en het toetsingskader voor de externe veiligheid is een aantal aandachtspunten benoemd. Dit is de basis voor vaststellen van ambities (in hoofdstuk 4). Vanuit het perspectief van externe veiligheid is een indeling gemaakt in gebieden waar een verschillend veiligheidsniveau wordt nagestreefd. Er zijn verschillende partijen nodig om het aspect externe veiligheid mee te nemen in relevante ontwikkelingen. Recent is geconstateerd dat er bij de (borging van de) uitvoering van EV taken nog een aantal tekortkomingen zijn. Actiepunten ter verbetering van de (borging van de) uitvoering en de gemeentelijke taakstelling op het gebied van externe veiligheid zijn opgenomen in het uitvoeringsprogramma opgenomen (zie bijlage 4). 16