Meerjarenafspraken energie-efficiency. Resultaten 2001



Vergelijkbare documenten
Bijlage E: samenvatting convenanten energie efficiency

Meerjarenafspraken energie-efficiency

Datum 4 december 2018 Betreft Resultaten 2017 Meerjarenafspraken energie-efficiëntie MJA3 en MEE

Meerjaren afspraak Energie-Efficiëntie MJA3. Resultaten 2009

Meerjarenplan Energie-efficiency Nederlandse Universiteiten Samenvatting van de universitaire Energie Efficiency Planne n

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Meerjarenafspraken energie-efficiency. Resultaten 2007

Meerjarenafspraken Energie-efficiency Resultaten 1999

Meerjarenafspraken energie-efficiency. Resultaten 2008

Vergelijking methoden energiebesparing: PME en MJA Inleiding Meerjarenafspraken energie-efficiency

Datum 9 oktober 2015 Betreft Resultaten 2014 Meerjarenafspraken Energie-efficiëntie MJA3 en MEE

Doordacht energie-efficiencyplan leidraad voor MJA3

Meerjarenafspraken energie-efficiency

Meerjarenafspraken energie-efficiency. Resultaten 2007

MJA-Sectorrapport 2012 Textielservicebedrijven

VOORTGANGSRAPPORTAGE ONTWIKKELING ENERGIE-EFFICIENTIE IN DE SUPERMARKTSECTOR OVER HET JAAR 2012

Door: Vincent Damen Ninja Hogenbirk Roel Theeuwen

Evaluatie van de MJA-1 en MJA-2 tot en met Deel-A: Evaluatie vanuit het perspectief van de overheid. Maarten Arentsen CSTM, Universiteit Twente

MJA-Sectorrapport 2012 Wetenschappelijk onderwijs

MJA Sectorrapport 2011 Frisdranken, Waters en Sappen

Meerjarenafspraken energie-efficiency. Resultaten 2005

Meerjarenafspraken energie-efficiency. Resultaten 2006

Meerjarenafspraken energie-efficiency. Resultaten 2006

MJA-Sectorrapport 2013 Wetenschappelijk onderwijs

Resultaten Resultatenbrochure convenanten Meerjarenafspraken energie-efficiëntie MEE MJA3 MJA2 MJA1

Contactpersonen vanuit RVO.nl voor de MJA3- en MEE-convenanten Versie februari 2018

Contactpersonen vanuit RVO.nl voor de MJA3- en MEE-convenanten Versie november 2018

Vereenvoudigde aanpak MJA

MJA-Sectorrapport 2013 Cacao-industrie

MJA-Sectorrapport 2014 Cacao-industrie

MEE-Sectorrapport 2013 Bierbrouwerijen

MJA Sectorrapport 2011 Aardappelverwerkende industrie

MJA3-Bedrijfsrapport 2014 Railsector

MJA3-Bedrijfsrapport 2013 Railsector

Contactpersonen vanuit RVO.nl voor de MJA3- en MEE-convenanten Versie januari 2019

Duurzame energie Fryslân Quickscan 2020 & 2025

Contactpersonen van RVO.nl voor de MJA3- en MEE-convenanten Juni 2017 versie 2

MJA-Sectorrapport 2015 Cacao-industrie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

MJA3-Bedrijfsrapport 2012 Railsector

MEE-Sectorrapport 2011 Bierbrouwerijen

Kansrijke maatregelen energiebesparing. Frans Rooijers

Hoofdstuk 3A Protocol Monitoring, procedure

Contactpersonen van RVO.nl voor de MJA3- en MEE-convenanten

MEE CONVENANT. Methodiek energie efficiëntie

STRATEGIE DUURZAME ENERGIETRANSITIE GEMEENTE BREDA

Nulmeting Verbredingsthema-beleid: Beleidseffecten en Klanttevredenheid

Helmonds Energieconvenant

MJA: verleden, heden en toekomst

Inhoud. Voorwoord. Leeswijzer 7. 1 Toelichting op het benchmark-convenant 9. 2 Stappenplan bevoegd gezag 11

HAN DUURZAAM. Focus bedrijfsvoering Accent EnergieEfficientyPlan EEP. Presentatie 31januari 2013 voor Surf door Wim van Pelt

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Datum 20 december 2017 Betreft Resultaten 2016 Meerjarenafspraken Energie-efficiëntie MJA3 en MEE

EfficiEncy Duurzaam. EnErgiEbEsparing. Warmte en koude. KEnnis industrie. energie financiering. instrumenten. GebouwDe omgeving

Voortgangsrapportage. Voortgang van CO 2 reductieplan van Genap B.V (tm juni) Copyright 2016 Genap B.V.

Betere energieprestaties met Nuon Stadswarmte. Kansen voor woningcorporaties, vastgoedeigenaren en projectontwikkelaars

Voortgangsrapportage Voortgang van CO2 reductieplan van Genap B.V (tm juni)

Contactpersonen voor MJA3- en MEE-convenanten

MJA3 ICT-sector. Jeroen van der Tang. Manager Duurzaamheid & Milieu Nederland ICT

Resultatenbrochure convenanten Meerjarenafspraken energie-efficiëntie MEE MJA3 MJA2 MJA1

Notitie energiebesparing en duurzame energie

Westvoorne CO 2 - uitstoot

Nationale Energieverkenning 2014

Wijziging Activiteitenbesluit Wet milieubeheer

Contactpersonen van RVO.nl voor de MJA3- en MEE-convenanten

Voortgangsrapportage. Voortgang van CO 2 reductieplan van Genap B.V (tm juni) Copyright 2017 Genap B.V.

7 MJA2: Meerjarenafspraken Energie-Efficiency

MEE CONVENANT. Protocol Monitoring, procedure

Learnshop. EN16001: Het kader voor uw energiemanagementsysteem? Nimaris b.v. Paul van Wezel Hertog van Brabantweg EA Loon op Zand

Voortgangsrapportage CO 2 - reductiedoelstellingen scope 1 & 2 -emissies

e Sectorrapport 2015 Universitair Medische Centra

CO2 prestatieladder niveau 5

MJA-Sectorrapport 2014 Universitair Medische Centra

MJA-Sectorrapport 2015 Wetenschappelijk onderwijs. Beste energiebesparingsproject 2015 Gebouw Helix, TU Eindhoven

Groene bedrijfsvoering

Voortgangsrapportage September 2017

MJA Routekaart ICT 2030 en SER Energieakkoord

Voortgangsrapportage CO 2 reductiedoelstellingen

CO 2. -besparingsplan Publieksversie

MJA-Sectorrapport 2012 Universitair Medische Centra

MEE-Sectorrapport 2011 METALLURGISCHE INDUSTRIE. Datum: 24 augustus 2012

MJA-Sectorrapport 2013 Hoger beroepsonderwijs

Duurzaamheidsonderzoek en subsidiescan Combibad De Vliet te Leiden. 11 februari 2016

MEE-Sectorrapport 2013 Metallurgische industrie

Carbon Footprint Welling Bouw Vastgoed

Provinciaal klimaat- en energiebeleid: doelen, emissies, maatregelen. Robert Koelemeijer - PBL

Energiezorgplan Van Dorp installaties bv Versie 3.0 (Summary)

Energie Management Programma A&M Recycling

Resultatenbrochure convenanten Meerjarenafspraken energie-efficiëntie MEE MJA3 MJA2 MJA

Energieconvenant bedrijfsleven Veenendaal en gemeente Veenendaal

WATER- SCHAPPEN & ENERGIE

MJA-Sectorrapport 2011 Railsector

Externe publicatie CO2 Prestatieladder

MJA-Sectorrapport 2012 Kalkzandsteen- en cellenbetonindustrie

CO 2 - en energiereductiedoelstellingen t/m Alfen B.V. Auteur: H. van der Vlugt Versie: 2.4 Datum: 16-aug-2011 Doc.nr: 10.

Energiebesparing door handhaving van energie afspraken

Voortgangsrapportage MJA Energie-efficiency MARGARINE-, VETTEN- EN OLIËNINDUSTRIE Verslagjaar 2008

ENERGIEBEOORDELING 2012 H1

JAARRAPPORTAGE ENERGIE-EFFICIENCY 2013

Monitoring energie-efficiency en toepassing duurzame energie in de. bloembollensector. Toelichting resultaten 2001

Transcriptie:

Meerjarenafspraken energie-efficiency Resultaten 2001

Meerjarenafspraken energie-efficiency Resultaten 2001

Inhoud Inleiding 5 Achtergronden MJA 6 Analyse MJA-resultaten 11 Dienstensector 20 - Banken 20 - Hoger beroepsonderwijs 22 - NV Nederlandse Spoorwegen 24 - Supermarkten 26 Gesprek: Jumbo Supermarkten 28 - Verzekeringsmaatschappijen 30 - Wetenschappelijk onderwijs 32 Industriële sectoren 36 - Asfaltindustrie 36 - Chemische industrie 38 - Gieterijen 40 Gesprek: Nijmeegsche IJzergieterij 42 - Industriële natwasserijen 44 - Koel- en vrieshuizen 46 - Metallurgische industrie 48 Gesprek: Hunter Douglas 50 - Olie & gasproducerende industrie 52 - Overige industrie 54 Gesprek: DAF Trucks NV 56 - Rubber- en kunststofverwerking 58 Gesprek: Unidek 60 - Tankopslagbedrijven 62 - Tapijtindustrie 64 - Textielindustrie 66 Gesprek: Koninklijke Ten Cate 68 Agrosector 72 - Bloembollen- en bolbloementeelt 72 - Glastuinbouw 74 - Paddestoelenteelt 76 Voedingsmiddelenindustrie 80 - Cacao-industrie 80 - Groente- en fruitverwerkende industrie 82 - Koffiebranderijen 84 - Margarine-, vetten- en oliënindustrie 86 - Zuivelindustrie 88 Gesprek: Leerdammer Company 90 Nog niet toegetreden sectoren 92 - Fijnkeramische industrie 92 - Grofkeramische industrie 93 - Kalkzandsteenindustrie 94 - Vleesverwerkende industrie 95 Gesprek: Ten Kate Vetten 96 - Oppervlaktebehandelende industrie 98 Colofon 100 2

Voor de lezer Dit verslag geeft u informatie over de resultaten van MJA-deelnemers. In het hoofdstuk Achtergronden MJA krijgt u meer algemene informatie over MJA s en met name de verschillen tussen MJA1 en MJA2. Het hoofdstuk Analyse MJA-resultaten geeft vervolgens een samenvatting van wat de sectoren in 2001 hebben bereikt. Hier vindt u ook een overzicht van de deelnemende sectoren. Vervolgens bevat dit verslag een uitgebreide beschrijving van de resultaten van alle afzonderlijke sectoren die MJA s hebben ondertekend. Ter illustratie zijn enkele interviews opgenomen met bedrijven die opvallende resultaten hebben geboekt op het gebied van energie-efficiencyverbetering. In het laatste onderdeel vindt u de sectoren die nog niet zijn toegetreden tot MJA2, maar waar de gesprekken daarover al in een vergevorderd stadium zijn. Van deze sectoren wordt kort de stand van zaken over het toetredingsproces toegelicht. 3

Inleiding Dit verslag geeft leden van de Tweede Kamer, bedrijven en andere betrokkenen een overzicht van ontwikkelingen binnen de Meerjarenafspraken energie-efficiency (MJA) in 2001. In MJA s maken overheid en bedrijfsleven afspraken over de verbetering van de energie-efficiency. Zo wordt vastgelegd op welke wijze de overheid en het bedrijfsleven zich in zullen zetten om energiebesparing te realiseren en wat het resultaat moet zijn na een bepaalde periode. Inmiddels is duidelijk dat Nederland de eerste stappen heeft gezet om klimaatdoelstellingen waar te maken. De MJA heeft daaraan eind vorige eeuw een goede bijdrage geleverd. Het jaar 2001 is een bijzonder jaar geweest. Veel industriële MJA s liepen in 2000 af, terwijl de nieuwe Meerjarenafspraak (MJA2) pas op 6 december 2001 is ondertekend. De eindresultaten van het eerste convenant (MJA1) waren uitstekend. Hoewel 2001 voor de industriële sectoren een overgangsjaar was, hebben de deelnemers toch hun monitoringgegevens over 2001 verzameld en opgestuurd. In deze rapportage wordt het resultaat van de MJA-partijen gepresenteerd. Voor negen sectoren loopt de bestaande MJA1 gewoon door. In juni 2002 zijn 16 sectoren toegetreden tot MJA2. Het gaat om circa 520 bedrijven met een totaal energiegebruik van ruim 90 PJ. Nieuw is dat bedrijven die deelnemen aan MJA2 zich verplichten tot het opzetten van een energiezorgsysteem dat moet functioneren volgens vastgestelde normen en dat bedrijven ook nadrukkelijk dienen te kijken naar mogelijkheden voor energiebesparing buiten het directe productieproces. Het gaat hierbij om energiebesparing door het gebruik van duurzame energie en energiezuinige productontwikkeling. De uitbreiding van het MJA2-convenant naar deze nieuwe thema s past in het streven naar een duurzame economische groei. MJA2 is ondertekend door de minister van Economische Zaken, de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, de colleges van Gedeputeerde Staten van de provincies (zij worden vertegenwoordigd door het samenwerkingsverband Interprovinciaal Overleg (IPO)), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), ondernemingen en de brancheorganisaties. De VNG kan de individuele gemeenten niet vertegenwoordigen, gemeenten kunnen wel op individuele basis toetreden tot MJA2. Novem (Nederlandse Organisatie voor Energie en Milieu) is sinds juli 2002 agentschap van het ministerie van Economische Zaken. Zij is de uitvoerende organisatie die de Meerjarenafspraken faciliteert. 5

De Meerjarenafspraken in perspectief Achtergronden MJA 6 In de Uitvoeringsnota Klimaatbeleid (UK) wordt voorzichtig geconcludeerd dat de klimaatdoelstellingen van Nederland haalbaar lijken, maar dat verdere ontwikkeling van het energiebeleid noodzakelijk is om de doelstellingen daadwerkelijk te halen. De Meerjarenafspraken energie-efficiency leverden in het laatste decennium van de vorige eeuw een flinke bijdrage aan het beperken van het energieverbruik. De eindresultaten van het eerste convenant (MJA1) met een groot aantal industriële sectoren waren goed, zoals uit het eindverslag 2000 blijkt. Reden voor overheid en bedrijfsleven om een nieuwe afspraak te maken. Hieronder leest u meer over de achtergronden van de tweede generatie MJA. MJA2: een symbiose tussen vrijheid en plicht Overheid en bedrijfsleven hebben gezamenlijk gezocht naar een opzet die leidt tot aanzienlijke verbetering van de energie-efficiency. Dit heeft in 1999 geleid tot het Benchmark-convenant voor de energie-intensieve industrie en een nieuwe Meerjarenafspraak (MJA2) voor middelgrote (en soms kleinere) ondernemingen. In het Benchmark-convenant vergelijken bedrijven hun energieefficiency-prestaties met internationale concurrenten die tot de wereldtop gerekend worden. De monitoring voor deze partijen vindt apart plaats en wordt gefaciliteerd door het verificatiebureau Benchmarking. MJA2 is op 6 december 2001 ondertekend en loopt tot en met 2012. Voorwaarde voor een sector om deel te kunnen nemen aan MJA2 is dat het energieverbruik minimaal 1 PJ per jaar is en dat de energetische dekkingsgraad 80% bedraagt (exclusief de bedrijven in die sector die benchmarken). Wat is er veranderd in MJA2 in vergelijking met MJA1? MJA2 is één convenant waaraan verschillende sectoren kunnen deelnemen. Er is een overkoepelende tekst en sectoren kunnen aanhaken door te ondertekenen. Hierdoor ontstaat op hoofdlijnen uniformiteit die aansluit bij de Wet milieubeheer. In een energiebesparingsplan (EBP) legt elk bedrijf zijn energieefficiencydoelstelling vast, gekoppeld aan concrete maatregelen en een planning om deze uit te voeren. Verder geeft een EBP aan op welke wijze het bedrijf behaalde resultaten meet en hoe de rapportage daarvan plaatsvindt. Novem toetst het concept-ebp op criteria als juistheid, volledigheid en met name of alle energiebesparingsmaatregelen met een terugverdientijd van vijf jaar of minder in de selectie van maatregelen zijn opgenomen. Indien nodig geeft Novem aanwijzingen om het concept-ebp aan te passen. Uiteindelijk geeft Novem een inhoudelijk advies aan het bevoegd gezag voor de Wet milieubeheer. Mede op basis van het advies vormt het bevoegd gezag zich een mening over het EBP. Er is geen verplicht percentage vastgelegd waarmee de energie-efficiency moet worden verbeterd. Sectoren kunnen hun eigen doelstellingen formuleren. Deze worden per sector vastgelegd in een Meerjarenplan (MJP). Dit is een optelsom van alle bedrijfsplannen uit een sector. De afzonderlijke doelstellingen van de deelnemende bedrijven bepalen dus de MJAdoelstelling van een sector. Het MJP wordt opgesteld door de brancheorganisatie en naar Novem gestuurd. Ondanks het ontbreken van een eis voor een minimale efficiencyverbetering, is MJA2 niet vrijblijvend. Voor elk bedrijf wordt nagegaan of ze aan het ALARA (as low as reasonably achievable) principe voldoen.

7 Een EBP bestaat uit zekere, onzekere en voorwaardelijke maatregelen. De zekere maatregelen zijn energie-efficiencymaatregelen die een positieve netto contante waarde hebben bij een interne rentevoet van 15%. Als alternatief kan een terugverdientijd van 5 jaar worden gehanteerd. Voor deze maatregelen hebben de bedrijven een resultaatsverplichting, dat wil zeggen dat ze in elk geval moeten worden uitgevoerd. Ook dat fenomeen is nieuw in MJA2. Van onzekere en voorwaardelijke maatregelen kan niet op voorhand bepaald worden of zij een terugverdientijd hebben van vijf jaar of minder. Een bedrijf beslist pas na nader onderzoek of het deze wel of niet uitvoert. De verantwoording voor de keuze wordt op een later tijdstip afgelegd. Bedrijven zijn verplicht om uiterlijk binnen twee jaar na ondertekening systematische energiezorg in te voeren. Deze energiezorg moet ten minste voldoen aan het C-niveau van de door Novem opgestelde Referentie Energiezorg overeenkomstig het Protocol Monitoring en Energiezorg. Met systematische energiezorg krijgen bedrijven inzicht in hun energiegebruik en daarmee levert energiezorg een bijdrage aan het verminderen daarvan. MJA2 kent een grotere betrokkenheid van het bevoegd gezag (medewerkers van gemeenten en provincies). Ditmaal zetten ook zij hun handtekening onder het convenant, praten mee in overleggroepen (OGE s) en hebben bijzondere taken in het controleren van bedrijven die niet toegetreden zijn tot MJA2. Bedrijven die deelnemen aan MJA2 zijn verplicht zich in te spannen om de zogenaamde verbredingsthema s in de praktijk te brengen. Het gaat daarbij om energiebesparing door duurzame energie en energiezuinige productontwikkeling. Een belangrijk onderdeel hiervan is de ketenaanpak: bedrijven kijken niet uitsluitend naar interne processen, maar ook naar factoren die buiten het bedrijf invloed hebben op het energieverbruik en proberen hier efficiencyverbeteringen in aan te brengen. Hieronder worden enkele belangrijke verschillen tussen MJA1 en MJA2 verder toegelicht. MJA2 is een afspraak tussen... ondernemingen, brancheorganisaties c.q. productschappen, de minister van Economische Zaken (EZ), de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (LNV), de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM), het Interprovinciaal Overleg (IPO) namens de provincies en de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). Om de individuele gemeenten een actieve rol te geven in MJA kunnen ook de gemeenten toetreden. Dit kan gedurende de hele looptijd van MJA2 (tot 2012). Novem (Nederlandse Organisatie voor Energie en Milieu) adviseert en faciliteert het bedrijfsleven, de overheid en het bevoegd gezag bij de uitvoering van MJA2. Verbredingsthema s Een belangrijke nieuwe ambitie van deelnemers aan MJA2 is niet alleen energie te besparen op interne bedrijfsprocessen, maar ook op andere plaatsen. Bedrijven hebben zelf aangegeven dat energieefficiencywinst door het verbeteren van de eigen productie-

processen voor een groot deel al is gerealiseerd. Daardoor is een breder perspectief op energiebesparing noodzakelijk in de vorm van aandacht voor duurzame energie en energiezuinige productontwikkeling. Dit is een wezenlijke verandering ten opzichte van MJA1. Het thema energiezuinige productontwikkeling wordt onderverdeeld in duurzame producten, duurzame bedrijventerreinen en optimalisatie van logistiek, transport en ketens. Dit geeft bedrijven de gelegenheid hun horizon te verbreden en maakt de weg vrij voor meer kansrijke verbeteringen van de energieefficiency. Enerzijds is er de kans op directe winst door lagere productiekosten en beter verkoopbare producten. Anderzijds kunnen de verbredingsthema s er aan bijdragen dat de samenwerking met leveranciers en klanten verbetert en dat bedrijven daadwerkelijk werk maken van maatschappelijk verantwoord ondernemen door het bewust betrekken van milieucriteria bij het ondernemingsbeleid. Hieronder volgt een korte omschrijving van de verbredingsthema s. Duurzame energie Hieronder vallen toepassingen waarbij energie wordt opgewekt uit duurzame bronnen, zoals zonne- en windenergie, waterkrachtcentrales en biomassa. Het gebruik van fossiele energie kan worden teruggedrongen door inzet van duurzame energie. Duurzame producten Duurzame producten richt zich met name op het ontwikkelingsproces van producten. De energiebesparing als gevolg van duurzame producten hangt samen met het zodanig ontwikkelen van producten dat het energiegebruik over de gehele productlevensketen afneemt door bijvoorbeeld materiaalbesparing, vermindering van energiegebruik tijdens productgebruik, optimalisatie van de productlevensduur en optimalisatie van de productafdanking of productherverwerking. Duurzame bedrijventerreinen Duurzame bedrijventerreinen richt zich op de samenwerking tussen bedrijven onderling en met overheden op bedrijventerreinen, gericht op de vermindering van het gezamenlijke energieverbruik en de verbetering van de gezamenlijke energie-efficiency. De energiebesparing als gevolg van duurzame bedrijventerreinen komt tot stand uit deze gezamenlijke aanpak en samenwerking door bijvoorbeeld (centrale) opwekking van (duurzame) energie of gemeenschappelijke utilities waardoor het specifiek energiegebruik per prestatie-eenheid daalt. Optimalisatie van transport, logistiek en ketens Dit richt zich op energiebesparing op het gebied van de distributie van enerzijds materialen die nodig zijn voor de vervaardiging van het product en anderzijds het product zelf. Deze optimalisatie leidt tot een reductie van transportenergie per eenheid product. Openbaarheid van gegevens Jaarlijks rapporteren sectoren over de voortgang van de MJA. Novem verifieert als onafhankelijke deskundige de rapportage aan de hand van het Protocol Monitoring en Energiezorg en geeft het resultaat door aan het bedrijf. Voor zover een monitoringsrapportage vertrouwelijke gegevens bevat, dient de onderneming 8

voor het bevoegd gezag een openbare tweede tekst te maken. De rapportages worden besproken in de Overleggroepen Energiebesparing (OGE) en vormen de basis voor de openbare publicaties, waarvan dit verslag er één is. In de OGE s zijn het Ministerie van Economische Zaken of het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, eventueel andere betrokken overheden (zoals provincies en gemeenten), de brancheorganisatie(s) en Novem vertegenwoordigd. De deelnemers bespreken hier ook relevante beleidsmatige, economische en technologische ontwikkelingen die kunnen bijdragen aan een verbetering van de energie-efficiency. Uiteindelijk verwerkt het bevoegd gezag de maatregelen die het bedrijf als zeker aangeeft in de vergunning voor de Wet milieubeheer. Nieuw in MJA2 is dat het bevoegd gezag vervolgens jaarlijks een monitoringsrapport ontvangt van het bedrijf. Hierin rapporteert het bedrijf over de voortgang van de energiebesparende maatregelen. Zo kan het bevoegd gezag toetsen of het bedrijf aan zijn verplichtingen voldoet. Ook heeft het bevoegd gezag een rol bij het handhaven van de Wet milieubeheer bij niet MJA-bedrijven. Deze krijgen dezelfde eisen en verplichtingen opgelegd als MJA-bedrijven. Rol van bevoegd gezag en de Wet milieubeheer Volgens de zogenoemde verruimde reikwijdte van de Wet milieubeheer dient het bevoegd gezag onder meer aandacht te besteden aan activiteiten van bedrijven op het gebied van energiebesparing. Binnen MJA2 heeft het bevoegd gezag nu ook duidelijk en terecht een belangrijke rol gekregen. Het Interprovinciaal Overleg (IPO) heeft namens de provincies MJA2 ondertekend en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) namens de gemeenten. Voor deze laatste groep vereist de formaliteit nog een aparte handtekening van individuele gemeenten. Het bevoegd gezag (gemeente of provincie) toetst de maatregelen die zijn opgenomen in het EBP van de bedrijven aan de eisen van de Wet milieubeheer. Daarom wordt het EBP niet alleen naar Novem gestuurd, maar tegelijkertijd naar het bevoegd gezag. Over het EBP krijgt het bevoegd gezag een inhoudelijk advies van Novem. Met dat advies kan het zich vervolgens een mening vormen over het EBP. Daarbij zal het bevoegd gezag een integrale afweging maken ten opzichte van andere milieuaspecten. Subsidies en fiscale instrumenten in 2001 In het Energierapport 1999 kiest de overheid voor een meer vraaggericht en generiek instrumentarium ter bevordering van een duurzame energiehuishouding. Dit heeft er onder andere toe geleid dat een aantal subsidieregelingen op het gebied van energiebesparing is samengevoegd tot een beperkt aantal generieke regelingen. Een belangrijk voorbeeld is de subsidieregeling Energiebesparing door innovatie. Deze is het gevolg van het samenvoegen van drie andere regelingen. Voorbeelden van andere voor MJA-bedrijven belangrijke subsidieregelingen in 2001 zijn het CO 2 -reductieplan en het programma Economie, Ecologie en Technologie (EET). Fiscale regelingen die voor MJA-bedrijven relevant zijn, zijn de Energie Investerings Aftrek (EIA) en de Vrije Afschrijving Milieuinvesteringen (VAMIL). Voor de non-profitsector is de subsidieregeling energievoorzieningen in de non-profit en bijzondere sectoren (EINP). Bij het uitvoeren van de verschillende regelingen spelen Novem en Senter een centrale rol in de uitvoe- 9

ring. Op termijn zullen flexibele instrumenten in het kader van het klimaatbeleid, zoals verhandelbare emissierechten, een belangrijke rol kunnen gaan spelen bij de verdere verbetering van de energieefficiency. Internalisatie De laatste jaren is een deel van het energiebesparingsbeleid geïnternaliseerd. Dat wil zeggen dat de primaire verantwoordelijkheid voor het besparingsbeleid in specifieke sectoren is overgedragen aan de ministers die ook op andere beleidsterreinen verantwoordelijk zijn voor die sectoren. Zo is de minister van VROM verantwoordelijk geworden voor het energiebesparingsbeleid in de gebouwde omgeving en de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (LNV) voor energiebesparing in de agrosectoren en de voedingsmiddelenindustrie. Vanaf 2002 draagt de minister van Verkeer en Waterstaat (V&W) de verantwoordelijkheid voor het energiebesparingsbeleid in de transportsector. De verantwoordelijkheid voor het algemene energiebesparingsbeleid, het generieke instrumentarium en het energiebesparingsbeleid voor de industrie, de dienstensectoren, het onderwijs en de gezondheidszorg blijft bij de minister van Economische Zaken. Tussen de ministers onderling worden afspraken gemaakt over afstemming, aansturing en rapportage. De ministeries van LNV en EZ rapporteren de resultaten van de verschillende sectoren gezamenlijk. Monitoringsgegevens Bedrijven die deelnemen aan MJA2 zijn verplicht om jaarlijks volgens het Protocol Monitoring en Energiezorg te rapporteren over de voortgang op het gebied van: Procesefficiency Energiezorg Verbredingsthema s Procesefficiency wordt uitgedrukt in energie-efficiencyverbetering (EEV). Dit richt zich op de verbetering van de energie-efficiency van het proces binnen het bedrijf zelf. MJA1- en MJA2-bedrijven rapporteren jaarlijks de EEV. MJA2-bedrijven rapporteren naast de EEV ook de stand van zaken omtrent de invoering van systematische energiezorg, het gebruik van duurzame energie (duurzame energie-efficiency verbetering ofwel de DEV) en de besparingen die voortkomen uit de energiezuinige productontwikkeling (EZP). Voor MJA2-deelnemers wordt er uiteindelijk een Totale Energie- Efficiency Verbetering (TEEV) uitgerekend door de EEV, DEV en de EZP bij elkaar op te tellen. In het kader van MJA2 rapporteert elke onderneming jaarlijks uiterlijk op 1 april aan Novem, het bevoegd gezag en de eigen brancheorganisatie of productschap. Er is een vaste rapportagemethodiek vastgesteld. Deze methodiek is vastgelegd in de Handreiking Monitoring MJA2. Dit bevordert de consistentie en de uniformiteit van de aangeleverde gegevens. Meer informatie over de monitoringsmethodiek is te vinden op de Novem website (www.mja.novem.nl). 10

MJA1 en MJA2 Analyse MJA-resultaten Voor veel MJA-sectoren is 2001 een overgangsjaar. Dit komt doordat voor een groot aantal met name industriële sectoren eind 2000 MJA1 afliep. De ambitieuze doelstelling om tussen 1989 en 2000 de energie-efficiency van bedrijven met 20% te verbeteren, blijkt met een percentage van 22,3 ruimschoots gehaald. Dit resultaat leidt ertoe dat veel sectoren besluiten deel te nemen aan MJA2. Daarnaast is er een aantal sectoren die de intentie uitspreken het tweede convenant binnen afzienbare tijd te gaan ondertekenen of serieuze belangstelling tonen. Vertegenwoordigers van bedrijfsleven en overheid zetten op 6 december 2001 hun handtekening onder MJA2. Daarmee is de tweede generatie Meerjarenafspraken energie-efficiency een feit. Enkele grote bedrijven stappen in dit jaar over op het Benchmarkconvenant. Hieronder vindt u een presentatie van de energieefficiencyverbeteringen van alle (potentiële) MJA-sectoren in 2001. De sectoren worden verdeeld in vier groepen: diensten, industrie, agro en de voedingsmiddelenindustrie. In tegenstelling tot de meeste industriële sectoren, loopt MJA1 voor de meeste dienstensectoren nog enkele jaren door. Hetzelfde geldt voor de agrosectoren en de cacao-industrie. Onderstaande tabel laat zien welke sectoren zijn toegetreden tot MJA2, welke deelnemen aan MJA1 en welke bedrijven zich hebben aangesloten bij het Benchmarkconvenant (BM). De sectoren die de intentie (I) hebben uitgesproken deel te willen nemen aan MJA2 of belangstelling (B) hebben getoond, staan eveneens vermeld. De glastuinbouw heeft een apart convenant ondertekend: Glastuinbouw en Milieu (GLAMI). Het is nog niet duidelijk op welke manier de Schiphol Group zijn energiebeleid aan een convenant zou kunnen koppelen. In deze sector is het moeilijk om aan benchmark-gegevens te komen. Er wordt nog nagedacht over andere opties die wellicht beter geschikt zijn voor deze voormalige MJA1-deelnemer. In 2001 hebben twee nieuwe MJA-sectoren zich aangemeld. De tankopslagindustrie is inmiddels toegetreden en de afvalverwerkingsector heeft belangstelling getoond om deel te nemen aan de MJA2. Het blijkt dat vrijwel alle sectoren die MJA1 hebben afgesloten, nu zijn toegetreden tot MJA2 of het Benchmark-convenant. In de komende periode zullen naar verwachting nog meer sectoren toetreden. Zo is er een aantal sectoren dat belangstelling toont om toe te treden en momenteel daarover gesprekken voert. Andere sectoren zijn zich aan het voorbereiden op de toetreding tot MJA2, maar hebben bij het verschijnen van dit verslag nog niet hun handtekening gezet. Nadat een sector MJA2 heeft ondertekend, kunnen ook de bedrijven die zijn aangesloten bij de betreffende sector toetreden. Op 30 juni 2002 hadden circa 520 ondernemingen een verzoek ingediend om toe te treden tot MJA2. In totaal nemen ruim 1800 bedrijven deel aan MJA1 en MJA2. In de sector glastuinbouw zijn nog eens 8500 deelnemers. Van het totale energiegebruik van de industrie nemen de Benchmark-bedrijven circa 80% voor hun rekening en MJA2-bedrijven circa 15%. In de dienstensector verbruiken de MJA-deelnemers circa 17% van het totale energieverbruik. 11

SECTOR MJA1 MJA2 BENCHMARK-CONVENANT ANDERS Diensten Banken (NVB) Hoger beroepsonderwijs KLM B NV Nederlandse Spoorwegen Schiphol Group* Supermarkten Verzekeringsmaatschappijen Wetenschappelijk onderwijs Intramurale gezondheidszorg B Industrie Aardolieraffinaderijen Afvalverwerkingsindustrie B Asfaltindustrie Cementindustrie Chemische industrie Fijnkeramische industrie I Gieterijen Glasindustrie Grofkeramische industrie I Industriële natwasserijen IJzer- en staalindustrie Kalkzandsteenindustrie I Koel- en vrieshuizen Metallurgische industrie (non-ferro) (stand van zaken op 30 juni 2002) Legenda bij de tabel: * = geen convenant I = intentie om toe te treden B = belangstelling om toe te treden 12

SECTOR MJA1 MJA2 BENCHMARK-CONVENANT ANDERS Olie & gasproducerende industrie Oppervlaktebehandelende industrie B Overige industrie Papier- en kartonindustrie Philips Rubber- en kunststofverwerking Tankopslagbedrijven Tapijtindustrie Textielindustrie Agro Aardappelverwerkende industrie* Bloembollen- en bolbloementeelt Glastuinbouw Paddestoelenteelt Voedingsmiddelenindustrie Bierbrouwerijen Cacao-industrie Frisdrankenindustrie B Groente- & fruitverwerkende industrie Koffiebranderijen Margarine-, vetten- & oliën industrie Suikerindustrie Vleesverwerkende industrie I Zuivelindustrie (stand van zaken op 30 juni 2002) Legenda bij de tabel: * = geen convenant I = intentie om toe te treden B = belangstelling om toe te treden 13

Resultaten De onderstaande tabellen geven een overzicht van de ontwikkeling van de energie-efficiencyverbetering van alle MJA-sectoren ten opzichte van het referentiejaar. Uitgerekend is bovendien hoe de energie-efficiencyverbetering voor de totale dienstensectoren, de industriële sectoren, de agrosectoren en de voedingsmiddelenindustrie zich heeft ontwikkeld. Een negatief percentage betekent dat de energie-efficiency van de sector is verslechterd. Bedrijven in deze sector zijn in dat geval gemiddeld meer energie gaan gebruiken voor de productie van één producteenheid. MJA1-bedrijven rapporteren zoals gebruikelijk hun energieefficiency verbetering (EEV). Binnen MJA2 wordt gesproken over de totale energie-efficiency verbetering (TEEV), inclusief resultaten op het gebied van duurzame energie en energiezuinige productontwikkeling. Meer informatie over EEV en TEEV vindt u onder Achtergronden MJA op pagina 6. Voor een aantal MJA1-deelnemers wordt de bijdrage van duurzame energie ook apart gemonitord, deze getallen zijn ook in deze rapportage opgenomen. Voor de overige MJA1-sectoren is het gebruik van duurzame energie en energiezuinige productontwikkeling geen onderdeel van de afspraak. Monitoring Onderdeel van de afspraken in MJA2 is dat bedrijven voor 1 april monitoringsgegevens aanleveren aan Novem. Bij het verschijnen van dit verslag hebben tankopslagbedrijven, koel- en vrieshuizen, supermarkten en koffiebranderijen nog geen monitorgegevens aangeleverd over 2001. In deze sectoren zijn bedrijven nog bezig met het opstellen van nieuwe energiebesparingplannen. Naar verwachting ronden deze sectoren in 2003 hun opstartfase af en leveren daarna hun gegevens aan. Tankopslag is een nieuwe MJA-deelnemer. Bedrijven uit deze sector krijgen voor de eerste keer te maken met MJA-procedures. De supermarktbranche heeft te maken gehad met opstartproblemen bij het uitvoeren van de monitoring. Dit kwam door het grote aantal gebouwen (5.000). Om de problemen te verhelpen is nieuwe programmatuur ontwikkeld. Dit jaar is er sprake van een inhaalslag en worden de monitoringsgegevens over 1999 en 2000 gerapporteerd. Er zijn ook sectoren die de intentie hebben uitgesproken om toe te treden, nog niet getekend hebben, maar na het afsluiten van MJA1 wel zijn blijven monitoren. Ook deze gegevens worden in dit rapport gepresenteerd. Gedetailleerde informatie over de resultaten per sector vindt u in de volgende pagina s. Hieronder vindt u per sectorgroep een kort overzicht van belangrijke trends. Dienstensectoren De verbetering van de energie-efficiency voor de dienstensectoren laat in 2001 een diffuus beeld zien. In zijn totaliteit is de trend positief, maar toenemend gebruik (15% tussen 1989 en 2000) van ICT-apparatuur en bijbehorende koeling leidt tot een slechtere energie-efficiency van onder andere HBO- en WO-instellingen. Dit zorgt er voor dat er ondanks de genomen maatregelen netto toch sprake is van een ontsparing in de afgelopen jaren. De onderwijsinstellingen hebben een turbulente periode achter de rug met veel fusies en personeelsverschuivingen. Nadat het 14

Sector Referentie jaar Totale energiegebruik (PJ) Energieefficiency verbetering (EEV in %) Totale energieefficiency verbetering (TEEV in %) Diensten Banken* 1995 5,0 9 n.v.t. Hoger beroepsonderwijs* 1994 1,1-1 n.v.t. NV Nederlandse Spoorwegen 1997 13,2 10,8 13,1 Supermarkten 1995 - - n.v.t. Verzekeringsmaatschappijen* 1996 1,7-5 n.v.t. Wetenschappelijk onderwijs* 1996 4,8-1 -1 Totaal Diensten 25,8 6,8 8,2 Industrie Asfaltindustrie 1998 2,4 5,6 5,6 Chemische industrie * 1998 6,0 4,1 4,2 Gieterijen 1998 2,5 6,6 6,7 Industriële natwasserijen 1998 1,53 9,6 9,6 Koel- en vrieshuizen 1998 - - - Metallurgische industrie 1998 4,7 6,6* 8,8 Olie & gasproducerende 1998 33,6 7,3 7,3 industrie Oppervlaktebehandelende 1998 1,8 2,8 2,8 industrie * Overige industrie 1998 3,4-5,4-2,3 Rubber- en kunststof- 1998 7,4 3,3 9,7 verwerking Tankopslagbedrijven 1998 - - - Tapijtindustrie 1998 1,0 12,3 12,8 Textielindustrie 1998 2,0 4,8 4,8 Totaal Industrie 66,3 5,8 6,8 Sector Referentie jaar Totale energiegebruik (PJ) Energieefficiency Totale energieefficiency verbetering verbetering (EEV in %) (TEEV in %) Voedingsmiddelenindustrie Cacao-industrie* 1995 2,3 21 n.v.t. Groente- & fruitverwerkende 1998 3,5 2,5 2,5 industrie Koffiebranderijen 1998 - - - Margarine-, vetten- & oliën 1998 7,2-3,8-2,5 industrie Zuivelindustrie 1998 16,7 1,8 2 Totaal VGI 29,7 2,5 2,8 Totaal alle sectoren 121,8 5,3 6,2 * Voorlopige cijfers - Nog geen gegevens bekend Voor de onderstaande agrosectoren wordt een andere rekenmethodiek gebruikt. De energie-efficiency is gebaseerd op het verbruik per kilogram product of per bloemsteel. Hierdoor kunnen de percentages niet zondermeer opgeteld worden bij de andere sectoren. Sector Referentie jaar Totale energiegebruik (PJ) Energieefficiency Totale energieefficiency verbetering verbetering (EEV in %) (TEEV in %) Agro Bloembollen- 1995 - - - en bolbloementeelt Glastuinbouw 1980 123,3 48 48 Paddestoelenteelt 1995 1,3 12,3 12,3 - Nog geen gegevens bekend 15

aantal actieve deelnemers aan de MJA1 voor het HBO terug was gelopen tot 20, is eind 2001 een begin gemaakt met een nieuw initiatief om de MJA en het Handvest Duurzaamheid te integreren. Medio 2002 hebben bijna alle instellingen te kennen gegeven voorstander te zijn van het samenvoegen van hun energie- en milieubeleid. Zij willen deelnemen aan een geïntegreerd convenant. Ook in de verzekeringssector heeft het toenemende gebruik van ICT-apparatuur en automatisering een negatief effect op de energieefficiency. Bovendien is er in deze sector een trend zichtbaar naar een 24-uurseconomie. Om de MJA-doelstellingen te halen zal het voor deze sectoren van groot belang zijn besparingsmogelijkheden volledig te benutten. Een positieve ontwikkeling is onder andere zichtbaar bij de NS. Dankzij succesvolle efficiencymaatregelen heeft het bedrijf nu al zijn energie-efficiencydoelstelling voor 2010 bereikt. Industriële sectoren Zoals vastgelegd in de voorwaarden van MJA2 rapporteren alle industriële sectoren dit jaar voor het eerst ook de resultaten op het gebied van duurzame energie en de resultaten van besparingen in de bedrijfsketen. In hoofdstuk 2 kunt u meer lezen over deze zogenaamde verbredingsthema s. Met de start van MJA2 is 1998 als het nieuwe referentiejaar gekozen voor alle sectoren. Uit de resultaten blijkt dat sectoren in de afgelopen drie jaar nagenoeg allemaal de energie-efficiency hebben verbeterd. De effecten van duurzame energie en besparing in de bedrijfsketen blijven doorgaans nog beperkt. Efficiencymaatregelen in die richting zijn meestal net pas opgestart. Hoopgevend is dat de eerste projecten toch al resultaat laten zien. Van een gemiddelde totale energieefficiencyverbetering van 5,8% komt 1% punt voort uit duurzame energie en ketenbesparingen. Het is nog te vroeg om dit jaar al over trends te spreken. De monitorgegevens van de komende jaren zullen meer inzicht geven in hoe succesvol de energieefficiencyprojecten zijn in de industrie. Wel blijkt uit de eerste gesprekken met de sectoren dat de bereidheid om werk te maken van deze thema s doorgaans aanwezig is. Agrosectoren De glastuinbouw is van alle sectoren die in dit verslag aan bod komen veruit de grootste energieverbruiker. Voor de glastuinbouw is een apart convenant opgesteld: het Convenant Glastuinbouw en Milieu. De sector heeft hiermee één convenant dat zowel de energie-efficiency als andere milieuaspecten omvat. De energieefficiency in de glastuinbouw is in 2001 met 4% verbeterd ten opzichte van 2000. De sector blijft daarmee 17% verwijderd van de doelstelling om een energie-efficiencyverbetering te realiseren van 65% in 2010 ten opzichte van 1980. De gerealiseerde 4% is een goede stap om de uiteindelijke doelstelling te behalen. Het aandeel duurzame energie is echter nog steeds beperkt. De glastuinbouw streeft naar 4% duurzame energie in 2010. Er zal nog veel werk verzet moeten worden om deze doelstelling te halen. In de overige agrarische sectoren is het beeld wisselend. De paddestoelensector heeft de afgelopen jaren flinke verbeteringen doorgevoerd. Van belang voor het energiebeleid is dat in twee agrarische MJA s doelstellingen voor duurzame energie zijn 16

opgenomen als percentage van het totale energiegebruik. Voor de sectoren paddestoelen en bloembollen bedraagt de doelstelling voor duurzame energie respectievelijk 5 en 4% in 2005. Voedingsmiddelenindustrie De voedingsmiddelenindustrie laat over het algemeen een lichte verbetering zien. Toch blijft het voor de meeste sectoren moeilijk om negatieve effecten, die bijvoorbeeld voortkomen uit fluctuaties in de bezettingsgraad of veranderende productspecificaties, te bestrijden. Hierbij moet gedacht worden aan sectoren als margarine, vetten & oliën en de vleesindustrie. De MKZ- en de BSE-crisis laten in enkele sectoren hun sporen na. Onder andere in de cacao- en de zuivelindustrie zijn duidelijk positieve ontwikkelingen zichtbaar. Waarschijnlijk heeft het opstellen van nieuwe EBP s in 2000 in de zuivelindustrie tot een extra impuls geleid voor het uitvoeren van energie-efficiencymaatregelen. 17

Basismetaal IJzer- en staalindustrie Sector: Dienstensector Bedrijf: Jumbo Supermarkten Lees pagina 26/27: Energie-efficiency als service aan de klant

Sector: Industriële sectoren Bedrijf: Koninklijke Ten Cate Lees pagina 66/67: Gasverwarmende infraroodstraler groot succes

Dienstensector Banken Deelnemende ondernemingen 11 banken (ruim 4.000 gebouwen) Omzet in productievolume 3,4 miljoen m 2 (1995) en 3,8 miljoen m 2 (2001) bruto vloeroppervlak Energiegebruik 5,2 PJ (1995) en 5,0 PJ (2001) Looptijd MJA1 16 december 1996-1 januari 2006 Doelstelling 25% energie-efficiencyverbetering in 2005 ten opzichte van 1995 Resultaat MJA1 9% energie-efficiency verbetering in 2001 ten opzichte van 1995 (voorlopig) Deelnemers aan de OGE Minister van Economische Zaken Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) Banken Sectorontwikkeling Een aantal (grote) deelnemers transformeert zijn kleinere gebouwen met bankhallen tot bankshops. Bij grotere bankgebouwen of kantoren worden meer werkplekken per vierkante meter gecreëerd door ze in te richten met flexibele werkplekken. Nieuwe ontwikkelingen binnen bankgebouwen zijn verder automatisering en een toename van computer- en randapparatuur. Daarnaast blijft het aantal geldautomaten toenemen. Centrale computers staan 24 uur per dag aan en er is een tendens naar ruimere openingstijden. Energiekarakteristiek De grotere bankgebouwen doen met name dienst als kantoren en moeten over het algemeen aan hoge comforteisen voldoen. Energiegebruik komt vooral voor rekening van het verwarmen en koelen van de vertrekken en van automatiseringsapparatuur. In de kleinere gebouwen wordt bijna 100% van het vloeroppervlak gebruikt als bankhal of cliëntenruimte. Het feit dat buitendeuren vaak opengaan, heeft belangrijke gevolgen voor het binnenklimaat en het energiegebruik van die gebouwen. 20

Energie-efficiency De energie-efficiency verbetert in 2001 met 9% ten opzichte van het referentiejaar 1995. Ten opzichte van 2000 is dit een verbetering van 1%. De gepresenteerde cijfers zijn gebaseerd op de monitoringgegevens van ongeveer 85% van de MJA-deelnemers, op basis van het bruto vloeroppervlak. Hierbij dient te worden opgemerkt dat de banken ongeveer 70% van hun monitoringgegevens hebben gebaseerd op metingen. De overige 30% is gebaseerd op extrapolaties, schattingen en berekeningen. Bijna de helft van het besparingspotentieel bestaat uit good housekeeping maatregelen. De trend waarbij bankhallen overgaan in bankshops levert in absolute zin besparing op door lager energiegebruik, omdat de winkels kleiner zijn dan traditionele bankhallen. Het kengetal is echter gebaseerd op energiegebruik per vierkante meter en dat ligt in winkels hoger dan in bankhallen. Verder hebben de steeds verdergaande automatisering, het toenemend aantal geldautomaten en de uitbreiding van de openingstijden een negatief effect op de ontwikkeling van de energie-efficiency. Informatie op internet www.nvb.nl MJA1 1995 referentiejaar 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006-10 -8-6 -4-2 0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20 22 24 26 28 30 procent 25% doelstelling 21

Dienstensector Hoger beroepsonderwijs Deelnemende instellingen 30 (1994) en 26 (2001) Vloeroppervlak 1,2 miljoen m 2 (1994) en 1,2 miljoen m 2 (2001) BVO Energiegebruik 1 PJ (1994) en 1,1 PJ (2001) Looptijd MJA 1 13 februari 1996-31 december 2006 Doelstelling 30% energie-efficiencyverbetering in 2005 ten opzichte van 1994 Resultaat MJA1-1% energie-efficiencyverbetering in 2001 ten opzichte van 1994 (voorlopig) Deelnemers aan de OGE Minister van Economische Zaken HBO-raad Instellingen Sectorontwikkeling De sector kenmerkte zich de afgelopen jaren door veranderingen ten gevolge van fusies, reorganisaties, verbetering van de kwaliteit van de eigen dienstverlening, veranderingen in het onderwijsaanbod, personeelswisselingen en ver- en nieuwbouw. Uit gesprekken met verschillende instellingen blijkt dat een aantal van deze processen inmiddels is afgesloten, waardoor de aandacht weer wat meer op de MJA gericht kan worden. In de looptijd van de MJA heeft een aantal hogescholen de deelname beëindigd. In reactie hierop zijn verschillende (andere) hogescholen benaderd. Hierdoor is het aantal instellingen dat meedoet met de MJA uitgebreid van 20 in het jaar 2000, naar 26 in 2001. Uit gesprekken met deelnemers is onder meer gebleken dat de oorzaak voor het beëindigen van de deelname was dat contactpersonen wisselden, of dat er een gebrek was aan draagvlak in de organisatie. In gesprekken met Novem hebben de betrokken partijen een hernieuwde motivatie ten aanzien van de MJA uitgesproken. Energiekarakteristiek De deelnemende instellingen zijn veelal grote onderwijsinstellingen met hoge aantallen werknemers en studenten, veel gebouwen en locaties met een aanzienlijke energierekening. Energie wordt met name gebruikt voor verwarming, verlichting en apparaten. 22

Energie-efficiency Ten opzichte van 2000 verbetert de energie-efficiency in 2001 met 11%. Een belangrijke oorzaak hiervan is de andere samenstelling van de groep MJA-deelnemers (20 in 2000 tegenover 26 in 2001). Ten opzichte van het referentiejaar 1994 is er een daling van de energie-efficiency van 1%. In 2001 worden negen energiebesparende maatregelen uitgevoerd of in uitvoering genomen. De meeste maatregelen zijn gericht op het optimaliseren van verlichting. Een deel van de gerealiseerde energiebesparing wordt echter teniet gedaan door ontsparende invloeden. Zo neemt door een toenemend gebruik van computers in het HBO zowel het directe energiegebruik toe (stroom voor de computers) als het indirecte energiegebruik (koeling van de apparatuur). De aandacht binnen de HBO-raad voor energiebesparing en de MJA verschuift naar het Handvest Duurzaamheid dat sinds eind 1999 van toepassing is. In dit Handvest is vastgelegd dat de deelnemers duurzame ontwikkeling sneller en beter zullen integreren in alle sectoren van het hoger beroepsonderwijs en in de bedrijfsvoering van individuele hogescholen. Opleidingen die aantoonbaar aan de afspraken hebben voldaan, kunnen zich onderscheiden met het nieuwe keurmerk Duurzaam HBO. Hogescholen konden al vanaf 1 november 1999 toetreden tot het Handvest. Inmiddels nemen 27 van de circa 45 hogescholen eraan deel. De verwachting is dat in november 2002 alle MJAactiviteiten van de HBO-raad worden overgenomen door het Handvest Duurzaamheid. Informatie op internet www.hbo.nl MJA1 1994 referentiejaar 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006-12 -10-8 -6-4 -2 0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20 22 24 26 28 30 procent doelstelling 30% in 2005 23

Dienstensector NV Nederlandse Spoorwegen Deelnemende ondernemingen 1 (5 bedrijfsonderdelen) Omzet 2,4 miljard Productiefactoren 43,4 miljard zitplaatskilometers 2.802 kilometer lengte spoornetwerk 2,38 miljoen m 2 bruto vloeroppervlak (cijfer van 2000) Werknemers 23.446 (1997) en 22.286 (2001) Energiegebruik 13,3 PJ (1997) en 13,2 PJ (2001) Looptijd MJA1 4 oktober 1999-31 december 2010 Doelstellingen - 11% energie-efficiencyverbetering in 2010 ten opzichte van 1997-5% van de tractie-energie duurzaam ingekocht in 2010 - vaste maatregelen uit het pakket duurzaam bouwen voor de utiliteitssector voor de nieuwbouw en grootscheepse renovatie worden genomen - deel variabele maatregelen, zodat de EPC 10% lager is dan wettelijk vereist - faciliteren van plaatsing windturbines Resultaat MJA1 10,8% energie-efficiencyverbetering in 2001 ten opzichte van 1997 Deelnemers aan de OGE Minister van Economische Zaken Minister van Verkeer en Waterstaat NV Nederlandse Spoorwegen (NS) Sectorontwikkeling Het vrijetijds- en woon-werkverkeer neemt in Nederland jaarlijks toe, waarbij NS een belangrijk deel van die mobiliteit voor zijn rekening neemt. In 2001 leggen reizigers 14,39 miljard kilometer af (3,7% meer dan in 1997). In opdracht van de overheid zorgt NS voor aanleg en onderhoud van het spoor, voor capaciteitsverdeling op het net en voor een veilige afhandeling van het treinverkeer. Met bijna 5.000 vertrekkende treinen per dag vanaf 380 stations - over ruim 6.500 kilometer spoor/2.800 km netlengte - heeft Nederland het drukst bereden spoorwegnet ter wereld. De afgelopen jaren stonden in het teken van verzelfstandiging van NS. Inmiddels is NS een zelfstandige onderneming die bestaat uit 5 bedrijven: NS Reizigers, NS Stations, NS Vastgoed, Nedtrain en NS Internationaal. NS Internationaal doet niet mee aan deze MJA, omdat een aantal activiteiten is ondergebracht in internationale samenwerkingsverbanden. RailInfrabeheer (RIB) doet wel mee met de MJA. In de zomer van 2001 wordt een aangepaste dienstregeling gehanteerd. Dit leidt tot een vermindering van het aantal zitplaatskilometers. 24

Energiekarakteristiek Het energiegebruik van NS is onder te verdelen in tractie-energie (voor voortbeweging en verwarming van treinen) en facilitaire energie. De tractie-energie komt voor rekening van NS Reizigers en is goed voor circa 85% van het totale energiegebruik van NS. De overige vier MJA-deelnemers gebruiken vooral facilitaire energie (circa 15%), met name voor verlichting, verwarming van ruimten, roltrappen en liften, onderhoud en revisie van materieel en infra, wisselverwarming en seingeving. Energie-efficiency In 2001 bedraagt de energie-efficiencyverbetering 10,8% ten opzichte van 1997. Dit percentage is gebaseerd op de resultaten over 2001 bij NS Reizigers en Railinfrabeheer en op de resultaten over 2000 en 1999 voor de andere bedrijven. NS Reizigers, Nedtrain en Railinfrabeheer nemen circa 90% van het energiegebruik van NS voor hun rekening. Veranderingen in de energie-efficiency van de andere twee bedrijven zijn dus van weinig invloed op de energie-efficiency van NS als geheel. De verbetering van 10,8% betekent dat NS in 2001 de doelstelling voor 2010 bijna heeft behaald. De verbetering van de energie-efficiency in 2001 ten opzichte van 2000 is 3%. Dit resultaat wordt behaald met onder meer de volgende maatregelen: nieuw (zuiniger) materieel modernisering van intercityrijtuigen het verlagen van de temperatuur en verminderen van de ventilatie in (dubbeldeks)rijtuigen extra onderstations. Dit zijn de elektrische voedingsstations voor de bovenleiding. Door de kortere afstanden tussen onderstation en trein treden minder energieverliezen in de bovenleidingen op besparingen op wisselverwarming door het terugdringen van het aantal proefbranduren en HR-ketels LED-verlichting in seinen nieuwe omvormers (deze verzorgen de voeding van het beveiligingssysteem met een hoger rendement; met dit beveiligingssysteem worden treinen gevolgd en seinen bestuurd) monitoring: op afstand afleesbare meters bij Railinfrabeheer nieuw luchtgereedschap bij Nedtrain installeren van energiezuinige compressoren in werkplaatsen efficiëntere perronverlichting invoering productgerichte milieuzorg bij NS Vastgoed. Informatie op internet www.ns.nl MJA1 1997 referentiejaar 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2010 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 procent 11% doelstelling 13 14 25

Dienstensector Supermarkten Deelnemende bedrijven 34 (5.000 inrichtingen) Omzet 21,6 miljard (2000) Werknemers circa 200.000 (1995) Energiegebruik 11,8 PJ (1995) en 11,4 PJ (2000) Looptijd MJA1 11 oktober 1999-31 december 2010 Doelstellingen 32% energie-efficiencyverbetering in 2010 ten opzichte van 1995 en een aandeel van 5% duurzame energie Resultaat MJA1 in 2000 4,2% energie-efficiencyverbetering ten opzichte van 1995 en 0% inzet van duurzame energie Deelnemers aan de OGE Minister van Economische Zaken Centraal Bureau Levensmiddelenhandel (CBL) Supermarkten Sectorontwikkeling Voor de supermarkten is 2000 het eerste hele jaar binnen de looptijd van de MJA1. Van de 34 deelnemende supermarktketens hebben 18 hun monitoringgegevens over 1999 en 2000 aangeleverd. De gegevens in deze tekst gaan dan ook over het jaar 2000. Dagelijks bezoeken ruim 4 miljoen mensen de 5.000 supermarkten die Nederland telt. De omzet stijgt met 3% van 21 miljard in 1999 naar 21,6 miljard in 2000. Opvallende omzetstijgingen doen zich voor bij kant- en klaarmaaltijden, biologische producten en vleesvervangers. Dit sluit aan bij de trend onder consumenten naar meer gemak en veilig en gezond voedsel. Bovendien zijn er duidelijke omzetstijgingen bij non-food en vers. De eerste maanden van 2000 is er tussen de supermarkten onderling sprake van een ware prijzenslag. Gemiddeld dalen de prijzen in deze periode met 0,8%. Van het totale bedrag dat de consument in de detailhandel aan food besteedt, gaat inmiddels 68% naar de supermarkten. Tien jaar geleden was dat 57%. Het eten buitenshuis (fast food) wordt met een aandeel van 24% een steeds belangrijker concurrent van de supermarkten. Het CBL verwacht dat in Nederland de strijd tussen de cateraars, benzinepompen en supermarkten verder zal toenemen. Energiekarakteristiek 60% van het elektriciteitsgebruik door supermarkten komt voor rekening van koelen en vriezen. Daarnaast wordt circa 25% door verlichting verbruikt. Het overige verbruik komt voor rekening van elektronische apparatuur, ovens, cv-pompen et cetera. Het gasverbruik komt hoofdzakelijk voor rekening van de verwarming en, indien aanwezig, de bakkerij. Gemiddeld worden supermarkten ongeveer eens in de zeven jaar gerenoveerd. Een renovatie is 26

voor supermarkten een natuurlijke moment om energiebesparende maatregelen te nemen ( remodelling ). Energie-efficiency Ruim de helft van de supermarktketens heeft gegevens aangeleverd over 1999 en 2000. De intentie om voor 2001 gegevens aan te leveren is er, maar bij het opstellen van deze tekst (juni 2002) zijn nog geen gegevens over dit jaar bekend. De supermarktbranche bestaat uit een groot aantal winkels (in totaal zijn er 5.000 inrichtingen die deelnemen aan de monitoring). Het is moeilijk gebleken om al deze monitoringsgegevens te verzamelen. Momenteel wordt nieuwe software ontwikkeld om dit traject te verbeteren. De 18 ketens waarvan gegevens bekend zijn, zijn goed voor 55% van het totale energiegebruik van de sector. In 2000 bereiken de 18 ketens een totale energie-efficiency verbetering van 4,2% ten opzichte van het referentiejaar 1995. Dit is een verbetering van 0,2% ten opzichte van 1999. Volgens het convenant moet in 2010 5% van het energiegebruik groen worden ingekocht of opgewekt, maar op dit moment gebruikt geen van de winkels nog groene energie of wordt groene energie opgewekt. De supermarkten starten wel met het uitvoeren van energiebesparende maatregelen. Veel van deze maatregelen worden tijdens remodelling gerealiseerd. In totaal worden in 2000 315 maatregelen uitgevoerd die een besparing realiseren van ongeveer 42 TJ. De maatregelen zijn (in willekeurige volgorde): plaatsen van dubbel glas toepassen van isolatie voor de bouwschil vervangen van de verwarmingsinstallatie door hoogrendementinstallatie toepassen van moderne hoogrendementverlichting of reduceren van verlichting toepassen van energiezuinige koel- en vriesmeubelen toepassen van een modern regelsysteem voor koelen vriesapparatuur toepassen van een tochtsluis nachtafdekking van koel- en vriesmeubelen permanente afdekking van vriesmeubelen automatische lichtschakelingen. Nieuwbouw, waarbij gebouwen worden geïsoleerd volgens de hedendaagse normen, levert tevens een aanzienlijke besparing op. Daarnaast starten verschillende supermarktketens meerjarenprojecten, waaronder het opzetten van een energiezorgsysteem, een motivatiecampagne en een good housekeeping systeem. Zeven supermarktketens maken bovendien een start met energiezorg. Alle supermarktketens stellen een medewerker energie aan of een energiewerkgroep om activiteiten te coördineren. Informatie op internet www.cbl.nl MJA1 1995 referentiejaar 2000 2001 nog niet beschikbaar 2002 2003 2004 2005 2010 0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20 22 24 26 28 30 procent 32 32% doelstelling 27

Basismetaal IJzer- en staalindustrie Jumbo Supermarkten Energie-efficiency als service aan de klant De klant is koning. Voor Jumbo Supermarkten gaat dat verder dan goede service bieden en vriendelijk zijn. Wat de consument belangrijk vindt, vinden wij ook belangrijk. Vandaar dat we ook intensief werk maken van energiebesparing en een gezond milieu.