Differentiatiemateriaal Hoofdstuk 4 Fictie : perspectief Opdracht 1 Lees de tekst en beantwoord de vragen. Peerdekadoes 1 Op een ochtend zei onze vader dat we naar Gaby toe moesten. Hij had een peerdekadoes bij haar besteld, en die zou vannacht gebakken zijn, zonder krenten. We keken onze vader aan, waarom hij dat zo uitdrukkelijk zei, en hij wapperde met zijn hand naast zijn hoofd en glimlachte met één mondhoek. We hadden duidelijk nog nooit 5 peerdekadoes mét krenten gegeten, zei hij, dan hadden we geweten dat het nog smeriger was dan gortenpap. Zonder krenten werd het pas godenspijs*. We moesten allemaal lachen. 'Is dat grappig?' zei onze vader. We antwoordden niet. We duwden op onze buik en pakten onze lippen vast om ons 10 gegiechel te smoren, want het was 1 april, en onze ene broer was er net in geslaagd om onder de tafel de veters van onze vader aan elkaar te knopen. Vader was zich van geen kwaad bewust, en onze moeder en Memee* wisten ook van niks, en dat vonden we geweldig, want die twee hadden we al bij het begin van het ontbijt met het lint van hun kamerjas aan hun stoel vastgeknoopt. 15 'Kom, we gaan,' zei mijn broer met een rood hoofd. 'Ja,' zeiden we. Buiten konden we bijna niet meer lopen. Onze armen en benen waren slap van het lachen. We vielen tegen elkaar aan en gilden '1 april, 1 april!' en stelden ons het verschrikte gezicht van onze vader en moeder en Memee voor, en spraken af dat we nog een paar 1 aprillen 20 in het jaar moesten uitvinden. Een 3 mei, of pakweg een 21 juni. Op de drempel van de bakkerij werden we stil, want voor Gaby hadden we veel respect. Je kon aan haar gezicht zien dat ze weinig sliep. Ze had wallen onder haar ogen en zorgen om haar mond. 's Nachts hielp ze haar man, die wij alleen bij daglicht zagen als hij 's middags met zijn bestelwagentje zijn broodronde deed. Gaby en haar bakker werkten altijd, en altijd 25 hard. Tijd teveel bestond niet, dus van gemelk waren ze niet gediend. 'Wat zal het zijn,' zei Gaby, toen we voor haar toonbank stonden. 'De peerdekadoes van onze vaer,' zeiden we. 'De, eh?' zei Gaby. 'Peerdekadoes,' zeiden we. 'Zonder krenten.' 30 Mijn ene broer zei dat onze vader zijn bestelling niet zelf kon komen halen, omdat we zijn veters aan elkaar hadden geknoopt. Hij grinnikte. '1 april, 1 april!' We begonnen allemaal weer te giebelen, het was sterker dan wijzelf. Zelfs Gaby moest lachen, dat konden we aan haar ogen zien, die klaarden een beetje op. 'Juist,' zei ze, en ze beet op haar lip. 'De peerdekadoes. Zodoende.' 35 Ze verdween door een deur waarachter nog een deur zat. We hadden het net over de voeten van Gaby, dat het altijd leek alsof ze op de zijkanten van haar schoenen liep, toen we achter de twee deuren geschater hoorden. Het waren Gaby en haar bakker. We werden helemaal blij vanbinnen, om het plezier dat we ze bezorgden. Ze vonden onze grap met de veters van onze vader net zo geweldig als wij. 1
40 'Goed hè, van onze vader,' zeiden we, toen Gaby terugkwam en nog een beetje stond na te schudden. 'Ja,' zei ze. 'Heel goed,' en ze legde haar hand op de verse peerdekadoes, die volgens ons erg op een brood leek, maar dan wel een groot brood. 'Zeg tegen jullie vader dat het een goeie is,' zei Gaby. 45 'Dat zullen we zeggen,' zeiden we. 'Maar dat weet vader zelf ook al. Hij zegt dat peerdekadoes zónder krenten godenspijs is.' 'Juist,' zei Gaby, en ze deed dun papier om de godenspijs heen en gaf het ons over de toonbank aan. 'Godenspijs.' 'Ja. Hoera. Voor vader,' riepen we door elkaar, en we groetten Gaby op verschillende 50 manieren. Buiten waren we ineens al onze woorden kwijt. We wisten niet hoe het kwam, maar we vonden plotseling dat we zo dicht mogelijk bij mijn broer die de peerdekadoes droeg moesten lopen. We staken onze neus omhoog om iets van de baklucht te vangen, en wreven onze mondhoeken droog omdat er speeksel in hing. Het idee dat niet alleen onze 55 vader, maar ook Gaby peerdekadoes zonder krenten godenspijs noemde, en dat wij het niet kenden, verontrustte ons. 'Je zou zweren dat het gewoon een brood is,' zei mijn ene broer. 'Maar het is een peerdekadoes,' zei mijn andere broer. 'Zonder krenten,' zuchtten we tegelijk. Als vanzelf bleven we in een kringetje staan, met 60 gebogen hoofd en met de peerdekadoes tussen ons in. 'Aan de bovenkant kun je niet zien dat hij lekker is,' zeiden we. 'We kunnen de onderkant proberen,' zei mijn ene broer, en hij scheurde aan de onderkant wat papier los, zette wat kracht, en stak een stuk godenspijs omhoog, dat hij meteen in zijn mond liet verdwijnen. 65 We hielden onze adem in. Nog voor onze broer begon te kauwen, klaarde zijn gezicht al op. We dachten dat hij smolt voor de smaak, we dachten dat hij zou gaan zingen als een engel, maar nee. Hij begon te schudden van het lachten en zei met volle mond dat het 1 april was, en dat hij Gaby geweldig vond. 70 'Proef maar: witbrood,' riep hij. 'Gaby heeft onze vader goed te pakken!' En we holden naar huis, brullend van '1 april! 1 april!' We waren benieuwd of iemand ons nog voor de gek ging houden. We wreven in onze handen, want de dag was nog lang. Uit: Bart Moeyaert: Broere, de oudste, de stilste, de echtste, de verste, de liefste, de snelste, en ik. Amsterdam/Antwerpen, 2002. * Memee: grootmoeder * Godenspijs: volgens de Griekse mythologie waren honing en ambrozijn voedsel en drank voor de goden, 'godenspijs', die bijzonder goed smaakte. 1 Vanuit welk perspectief is dit verhaal verteld? 2a Als lezer vat je soms een bepaalde gebeurtenis in het verhaal anders op dan de jongens die opvatten. Noem daarvan een voorbeeld. Noteer de regelnummers. 2b Waardoor komt het dat je als lezer dingen anders opvat dan de jongens? A Je leert als lezer gedachten en gevoelens van de vader kennen. De jongens weten niet wat hij denkt of voelt, dus weet jij als lezer meer dan de jongens. B Als lezer trek je andere conclusies uit het gedrag en de woorden van de vader en Gaby dan de jongens doen. C Er is een alwetende verteller, die dingen vertelt die de personages niet weten. Daardoor weet je als lezer meer en vat je dus sommige gebeurtenissen anders op dan de jongens doen. 3 Wat is de 1 aprilgrap van de broers? 2
4 Wat is de 1 aprilgrap van de vader? 5 Is het meegeven van het wittebrood een 1 aprilgrap van Gaby? 6a In r. 44 zegt Gaby: 'Zeg tegen jullie vader dat het een goeie is'. Wat bedoelt ze daarmee, volgens de jongens? 6b Je kunt de uitspraak van Gaby ook anders opvatten. Wat zou ze ook kunnen bedoelen? 7 De verschillende personages vinden verschillende dingen grappig. Neem het schema over en vul per tekstgedeelte in wat de broers, de vader en Gaby (en de bakker) grappig vinden. Als er streepjes staan, hoef je niets in te vullen. Wat is grappig in het tekstgedeelte: Vanuit het perspectief van de broers: Vanuit het perspectief van de vader: r.1-20 --- r.26-43 --- r.66-72 --- --- Vanuit het perspectief van Gaby (en de bakker): 8 Waardoor zijn de slotzinnen (r.71-72) humoristisch? 9a Verzin een ironische reactie van de vader, als de jongens thuiskomen met de peerdekadoes. 9b Verzin een sarcastische reactie van de vader, als de jongens thuiskomen met de peerdekadoes. Opdracht 2 Foto van Bart Moeyaert en zijn zes broers, waarover hij vertelt in Broere. Lees het gedichtje en beantwoord de vragen. In een Deens museum We liepen door een Deens museum Kom je uit IJsland, vroeg een man, 3
Nee, uit Nederland, zei ik, kun je me verstaan, Ja, ik kan je goed verstaan, lachte de Deen. Uit: Leendert Witvliet: In zomers. Amsterdam,1994. 1 Vanuit welk perspectief is dit gedicht geschreven? 2 Waarom denkt hij dat de man in het museum een Deen is? 3 Noem twee aanwijzingen uit de tekst die je als lezer reden geven om te betwijfelen of deze man inderdaad een Deen is. Opdracht 3 Lees het stripverhaal en beantwoord de vragen 4
5
1 Op het eerste plaatje imiteert Lotje Napoleon. Bekijk onderstaande afbeeldingen van Napoleon en noem twee dingen die Lotje imiteert. Afbeelding 1 Afbeelding 2 2 Leg uit dat er in deze strip sprake is van een meervoudig personaal perspectief. 3 Noem drie manieren waarop een striptekenaar gedachten en gevoelens kan weergeven. 4 Welke woorden in deze strip zijn afkomstig van de verteller van dit verhaal? 5 De personages hebben hun eigen gedachten over de gebeurtenissen. Wat denken de twee katten (de Siamese kat Loedertje en de rode kater) op plaatje 4 en 5? 6 Waarom mogen ze van Lotje niet 'Adieu Napoleon' roepen? 7 Denkt Lotje dat hij als keizer gewaardeerd wordt? Verklaar je antwoord. 8a Welke overeenkomsten zijn er tussen het onderstaande plaatje en het eerste plaatje van het stripverhaal? Uit: R.Goscinny en A. Uderzo, Asterix en de kampioen. Brussel/Amsterdam, 1981. 8b Over de man op het plaatje wordt gezegd: 'En hij daar denkt ook dat-ie iemand anders is, maar niemand weet wie!' Wat is het humoristische aan dit plaatje? 6