Start natuurontwikkeling: 1997 Eigendom/beheer: Rijkswaterstaat/Stichting het Limburgs Landschap. Aantal soorten Rode Lijst



Vergelijkbare documenten
Soortenlijst zoete wateren en FAME-indeling voor gilden

1 KONINGSSTEEN. Toegankelijkheid: Vrij toegankelijk

Start natuurontwikkeling: 1996 Rijkswaterstaat, beheer door Stichting het Limburgs Landschap. Voor. Beoordeling ontwikkeling

Rivierherstel, KRW en het effect op vissen van het stromende water. Tom Buijse Rijkswaterstaat - RIZA

Start natuurontwikkeling: 1998 Staatsbosbeheer en firma Kuypers BV 20,5 ha (waarvan ca. 8 ha open water) Waarvan op Rode Lijst

tussen Wieler nabij Swalmen en Rijkel nabij Beesel Start natuurherstel: in fasen vanaf 1990 Staatsbosbeheer, enkele delen nog particulier

Start natuurontwikkeling: 2003 Staatsbosbeheer en Rijkswaterstaat. Voor. Beoordeling ontwikkeling

Aantal soorten Rode Lijst. Aantal indicatieve soorten (* = alle soorten)

Rode Lijst Zoetwatervissen 2010: veranderingen ten opzichte van Frank Spikmans 42 ste bijeenkomst vissennetwerk Zwolle, 5 juni 2014

Internationale Scheldecommissie (ISC) Arnould Lefébure

Start natuurontwikkeling: 1994 Stichting het Limburgs Landschap (beheer), Rijkswaterstaat en particulieren. Voor. Beoordeling ontwikkeling

Rivierenland in ontwikkeling

Inventarisatie natuurwaarden Lelystad Airport

Elsteren, Well Start natuurontwikkeling: 1996 Rijkswaterstaat, beheer door Stichting het Limburgs Landschap. Beoordeling ontwikkeling

Resultaten van 15 jaar natuurontwikkeling in de Vlaamse Maasvallei Kris Van Looy Gijs Kurstjens Bart Peters

Start natuurontwikkeling: Voor. Beoordeling ontwikkeling. Na natuurontwikkeling Aantal bijzondere soorten (* = alle soorten)

Peters, B. & G. Kurstjens, Maas in Beeld: Ooldergreend. Bureau Drift / Kurstjens Ecol. Adviesbureau, Berg en Dal / Beek-Ubbergen.

IMARES Wageningen UR. Bescherming zoetwatervissen. Rapportnummer C148/10 1 van 23. Dr. ir. H.V. Winter, Ir. O.A. van Keeken & Dr. H.

Actuele toestand van de Habitatrichtlijnvissen in de Schelde (B): met speciale aandacht voor enkele diadrome soorten

Start natuurontwikkeling: 1996 Eigendom/beheer: gemeente Dilsen-Stokkem, nv De Scheepvaart, Beheer: Limburg Landschap vzw en Agentschap Bos en Natuur

Natuurhistorisch Maandblad

Monitoring Maasoevers 2009

! " # # $ ( ) * +, ( " - +. ( '. / / #

Lus van Linne Overzicht van ecologische ontwikkelingen sinds de grote overstromingen van 1993 en 1995 met actueel beeld van 2010

Vismigratie via de vispassage bij Grave, voorjaar 2007

Soorten monitoren met Environmental DNA in de praktijk Jelger Herder

Vissen in de Palmerswaard, met advies voor toekomstige inrichting

Middelaar, Milsbeek Start natuurontwikkeling: 1996 Eigendom/beheer: Staatsbosbeheer, firma's Teunesen en Boral. Aantal soorten Rode Lijst

Hans Hollander Rapport 29 8 februari Dagvlinderwaarnemingen in en om Wijchen 2004 t/m 2013

Vrij toegankelijk (met beperkingen i.v.m. nog lopende afspraken met de zandwinning). Waarvan op Rode Lijst

NATUURATLAS ZAANSTAD VISSEN

Gemeente: Neerlangel bij Ravenstein Start natuurontwikkeling: sinds alleen te overzien vanaf uitkijkpunt (voormalige bunker)

Brakona jaarboek jaarboek 2004

Dagvlinderwaarnemingen Balgoijse Wetering (west) 2016

In het Buytenpark gaat het niet alleen om vogels

Visstand Haringvliet en Voordelta - heden -

Bermbeheerplan voor een ecologisch waardevolle berm langs te Elingen

Start natuurontwikkeling: 1998 Stichting het Limburgs Landschap. vrije toegang voor wandelaars op paden. Aantal indicatieve soorten (* = alle soorten)

Visbestanden op het Kanaal Charleroi-Brussel-Schelde (2002).

Weghalen van oeverbestortingen grote impuls voor natuur langs de IJssel

Proefproject Vrij Eroderende Oevers langs de Maas locaties Bergen, Aijen en De Waerd

Bureauonderzoek natuurwaarden wijzigingsplan Boekenrode

Visbestandopnames op het Kanaal Charleroi-Brussel-Schelde (2007)

Voor. Beoordeling ontwikkeling. Na natuurontwikkeling Aantal bijzondere soorten (* = alle soorten)

Wat valt er te kiezen?

Vismigratie onder het kanaal

Masterplan Vis. samenvatting

Start natuurontwikkeling: Beoordeling ontwikkeling. Flora Broedvogels Dagvlinders *?

Natuurtoets Natuurlijke oever Zandmaas bij Baarlo

Start natuurontwikkeling: Dilkensplas (1992), overige gebieden (vanaf 1996) Waarvan op Rode Lijst. Aantal bijzondere soorten (* = alle soorten)

Lus van Linne. Overzicht van ecologische ontwikkelingen sinds de start van het inrichtingsproject

SOORTEN DIE GEBRUIKT ZIJN VOOR DE BEPALING VAN DE LIVING PLANET INDEX IN NOORD-HOLLAND

KUIPERSVEER. Jaarverslag FREE nature Esther Linnartz-Nieuwdorp februari In opdracht van

De visstand in vaarten en kanalen

Ohé en Laak, Stevensweert Start natuurontwikkeling: In fasen vanaf 1996/97 Eigendom/beheer: Natuurmonumenten. Aantal soorten Rode Lijst

Steeknet & Hengelvangstregistratie

zoetwatervissen in Nederland

Bijlage 3: Notitie Aanvullend onderzoek vissen wijzigingsplannen N359, knooppunten Winsum, Húns-Leons en Hilaard

Rijn in beeld. Deel 2 DE NEDERRIJN. Natuurontwikkeling langs de grote rivieren. Gijs Kurstjens Bart Peters

Memo. Figuur 1 Ligging Planlocatie (rode ster) (Bron: Google Maps)

Indicaties voor voortplanting van de Zeeprik in Nederland

Empel, Gewande Start natuurontwikkeling: Vanaf ha (excl. 44 ha zandplas) Voor. Soortgroep. Beoordeling ontwikkeling

Visbestandopnames op het Kanaal van Roeselare naar de Leie (2010)

Aanvullend natuuronderzoek TATA. tbv tijdelijke natuur

Wageningen IMARES Institute for Marine Resources & Ecosystem Studies

Verspreiding en foerageergedrag van grote grazers (Konikpaard en Gallowayrund) in de Millingerwaard

1 ELBA Peters, B., G. Kurstjens & P. Calle, Maas in Beeld, concept 30 november 2007.

Waarnemingenoverzicht 2007 en 2008

Nieuwe namenlijst Nederlandse vissoorten; werkdocument versie 2

Broekhuizerweerd: Aastbroek: Voor. Beoordeling ontwikkeling. Na natuurontwikkeling Aantal bijzondere soorten (* = alle soorten)

Resultaten van 20 jaar natuurontwikkeling MeerMaas, een initiatief van Natuurmonumenten

Eijsden, Oost-Maarland. Stichting het Limburgs Landschap, oeverstroken van Rijkswaterstaat en Service de la Meuse (strekdam) Waarvan op Rode Lijst

Aantal soorten Rode Lijst

Start natuurontwikkeling: ha incl. plas en kwelgebied (5 ha) Voor. Beoordeling ontwikkeling

Visbestanden op het kanaal van leper naar de IJzer (2002). Gerlinde Van Thuyne11) Sven Vrielynck(2>

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

Inventarisatie van relevante vissoorten bij de aanleg van windpark Noordoostpolder. W. Lengkeek

GRIENDTSVEENPARK - EMMEN

Visbestandopnames op de Zuid-Willemsvaart (2010)

een overzicht van beschermde en bedreigde dier- en plantensoorten Ruud, spaar ons mooie Keersopdal!

Rijn in beeld. Deel 3 DE IJSSEL. Natuurontwikkeling langs de grote rivieren. Bart Peters Gijs Kurstjens

Aanvullend visonderzoek inrichting BBL-percelen Winterswijk Oost. rapportnummer 1324

MONITORING VAN VISMIGRATIEVOORZIENINGEN VOORJAAR 2012

Het visbestand van de Demer in Vlaams-Brabant (2003).

Huidige natuurwaarden PIP percelen Mariapeel

Resultaten Tuinvlindertelling

Inventarisatie Azewijnse Broek 2016 en Resultaten van de veldinventarisaties naar fauna. In opdracht van Netterden Zand en Grind B.V.

Visbestanden op de Boerekreek, de Roeselarekreek, de Oostpolderkreek en de Hollandergatskreek (2003).

Notitie. Inventarisatie Rapunzelklokje op locatie Platveld 4 te Meijel (gemeente Peel en Maas)

De Curfsgroeve natuur voor groot en klein

BIJLAGE 1 VISBELEID WATERSCHAP RIJN EN IJSSEL 2010 (CONCEPT 1.5 ( ))

@ Ballast Nedam 2~''-'' ~3. Nieuw Leven in de Lus van Linne. Grondstoffen. Brochure bij de Planstudie-MER, december 2010

Verslag libellenmonitoring 2017 Leersumse Veld

Dagvlinders,

HET BELANG VAN MIGRATIE VOOR DE VISSTAND IN DE MAAS

PIETERSPLAS G. Kurstjens & B. Peters, Maas in Beeld, Pietersplas,

Natuurtoets Natuurlijke oever Zandmaas bij Lomm in de gemeente Venlo

De Jeker. klei kunnen boren als buitendijks het ge- P. L. MARQUET. m.m.v. Z. Salverda. (RIVON)

Waarnemingenoverzicht 2015

Gijs Kurstjens Bart Peters Pepijn Calle. Maas in Beeld. Deelrapport 1: tussenrapport 2006

Transcriptie:

6 OVERLAAT VAN LINNE Uit: G. Kurstjens, B. Peters & P. Calle. 2008. Maas in Beeld. Resultaten van 15 jaar ecologisch herstel. Gebiedsrapport 2: Maasplassengebied. Kurstjens Ecologisch Adviesbureau, Beek-Ubbergen/ Bureau Drift, Berg en Dal, www.drift.nl Riviertraject: Maasplassen Provincie: Limburg Gemeente: Maasgouw Dorp: Osen Start natuurontwikkeling: 1997 Eigendom/beheer: Rijkswaterstaat/Stichting het Limburgs Landschap Oppervlakte: 11,5 ha Toegankelijkheid: Vrij toegankelijk Soortgroep Voor natuurontwikkeling Aantal Aantal bijzondere soorten soorten Rode Lijst (* = alle soorten) Na natuurontwikkeling Aantal bijzondere soorten (* = alle soorten) Flora 16 8 23 11 Broedvogels 5-7 1 8-11 1 Libellen 9 0 16 1 Dagvlinders? 0 17 1 Overige soorten Aantal soorten Rode Lijst Beoordeling ontwikkeling o.a. Bever, Gouden sprinkhaan, Meerkikker, Kopvoorn, Barbeel, Winde. 86

6.1 GEBIEDSBESCHRIJVING Het gebied rond de Overlaat van Linne (soms ook wel Osen genoemd) is een verzameling landtongen en strekdammen ten noorden van de stuw van Linne. Het terrein ligt in een oude buitenbocht van de Maas die aan alle zijden vergraven is en door waterstaatkundige werken (sluis van Osen, stuw van Linne) is omgeven. Vrijwel geen vierkante meter grond is in deze hoek niet vergraven en geroerd geweest. Toch is het één van de meest bloemrijke terreinen langs de Maas. Het maakt onderdeel van de Lus van Linne; een bijna afgesneden Maasmeander waar met hoogwater grote hoeveelheden grind kunnen worden afgezet. De overlaat is ontstaan bij de aanleg van de stuw van Linne in de jaren 30 waarbij de grindbank "den Hollander" is doorgegraven. Op het eiland tussen de oude Maasarm en de doorgetrokken Maas met stuw zijn populieren geplant die inmiddels al ca. 75 jaar oud zijn. De naam Osen is afkomstig van het landgoed Osen dat hier rond het vroegere kasteel Oosden (ook wel Oosten) lag (figuur 6.2). Met de aanleg van het stuwcomplex en overige waterstaatwerken in de jaren 30 zijn dit voormalige kasteel en het landgoed eromheen verdwenen. Tegenwoordig wordt ook het buurtschap bij de sluizen van het lateraalkanaal Linne-Buggenum 'Osen' genoemd. De Overlaat van Linne begint mee te stromen vanaf een afvoer van ca. 1550 tot 1650 m3/s. Op dat moment kan de doorgaans rustige Maasarm in het natuurgebied in een kolkende stroom veranderen, waarbij veel zand en grind kunnen worden omgewoeld en afgezet. Over de overlaat loopt een vrij intensief gebruikt fietspad tussen de stuw van Linne en het sluizencomplex van Osen. Door de vele strekdammen en dijkjes rond de overlaat is het terrein vrij gradiëntrijk. Op veel plekken ligt veel grind aan de oppervlakte. Net ten zuiden van de waterplas benedenstrooms van de overlaat is relatief voedselrijke, dekgrond gedepodeerd. Het terrein is in maart 1997 opgezet door Stichting Ark in samenwerking met Rijkswaterstaat. Voor die tijd werd het intensief beweid door boerenvee. Sinds 2000 is het terrein in beheer bij Stichting het Limburgs Landschap gekomen. De gronden zijn nog steeds in eigendom van Rijkswaterstaat. Figuur 6.1 Overzichtkaart van het onderzoeksgebied. 87

6.2 INRICHTING De volgende inrichtingsmaatregelen hebben plaatsgevonden: Inrichting als begrazingseenheid met rasters, wildroosters, poortjes en borden. Het westelijk deel van de strekdam is rond 2001 aan het begrazingsgebied toegevoegd. Later is er ook een oeverstrook van het landgoed Osen aangekoppeld. Verwijdering van spontane struweel- en bosopslag langs de overlaat om doorstroming te verbeteren (rond 2000). 6.3 BEHEER Sinds 1997 vindt jaarrondbegrazing met Konikpaarden plaats. De laatste paar jaar hebben er Galloways gestaan in een dichtheid van ca. 1 dier per 2,5 ha begraasbaar oppervlak. Figuur 6.2 Tranchotkaart (1803-1820) van de lus van Linne. Het huidige natuurgebied bij de overlaat ligt in de meanderbocht waar toen kasteel Oosten (of Oosden) lag. 88

6.4 RESULTATEN 6.4.1 Flora Situatie voor natuurontwikkeling (1970-1998) Voordat het terrein als natuurgebied beheerd werd, waren enkele delen al een interessante plek voor flora. Dit kwam vooral door het vergraven verleden en het dynamische karakter, waardoor er een grindrijke, niet bemeste bodem aanwezig was. Hierop vestigde zich karakteristieke stroomdalsoorten van een grindrivier zoals Gewone agrimonie, Witte munt, Wilde marjolein en Kleine pimpernel. Pioniersoorten als Bilzekruid kwamen met tussenpozen voor (data Provincie Limburg). Uit het kilometerhok van het terrein, maar buiten het daadwerkelijke natuurgebiedje zijn uit de jaren '80 ook nog Knolsteenbreek, Blaassilene, Rapunzelklokje en Ruige weegbree bekend. Deze soorten groeiden mogelijk aan de zuidoever van de Maas in de reliëfrijke graslanden van de Linnerweerd. Ook is de Maas rondom de overlaat een historische groeiplaats van Rivierfonteinkruid (o.a. oude opnamen uit 1964, Vegetatiedatabank Alterrra). In 1997 is door de toenmalige terreinbeheerder (Gijs Kurstjens) een 0-opname gemaakt van het natuurterreintje. Aangenomen mag worden dat de meeste soorten die toen gevonden zijn er ook al voor 1997 stonden. Naast de hiervoor genoemde soorten werden toen ook Rapunzelklokje, Engelse alant, Grote leeuwenklauw, IJzerhard, Zacht vetkruid, Mottenkruid, Bilzekruid en Aardbeiklaver als bijzondere soorten voor. Sinds natuurontwikkeling (1997-2006) Een opvallend aspect van de verandering van het beheer vanaf 1997 was een veel bloemrijker beeld en dit ontwikkelde zich binnen een jaar. Dat kwam niet zozeer doordat het gebied soortenrijker werd, maar simpelweg door een verlaging van de begrazingsdruk, waardoor soorten als Zeepkruid, Slangenkruid en verschillende toortsen veel beter tot bloei en zaadzetting konden komen. Dit aspect nam in de loop van de jaren weer wat af door natuurlijke successie van het grindgrasland, maar kan na een flink hoogwater - en daarmee gepaard gaande grindafzettingen - ook weer terugkeren. Naast de rivierdynamiek speelden de grote aantallen konijnen een belangrijke rol in het creëren van zandige pioniersituaties. Door de sterke teruggang van deze soort treedt dit proces thans echter veel minder op. Het aantal soorten rond de overlaat is vrij stabiel, met een lichte toename na 1997. Gewone agrimonie en Wilde marjolein hebben zich sterk uitgebreid, evenals Echte kruisdistel en Bitterkruid. Een aantal soorten heeft zich nieuw gevestigd: Rode ogentroost, IJzerhard, Kruisbladwalstro, Wit vetkruid en Kruipend zenegroen. In 1999 is opnieuw Mottenkruid aangetroffen. Kleine pimpernel komt nog steeds voor maar breidt zich niet uit en is door de struweelontwikkeling thans moeilijk te vinden. Ook Zacht vetkruid en Grote leeuwenklauw blijven schaars. Tegen het noordelijke dijktalud aan staat nog steeds Engelse alant. Op de dijk staat vrij veel Witte munt en vermoedelijk nog steeds Rapunzelklokje (in 2006 niet gevonden, maar waarschijnlijk afgegraasd). Spaanse zuring is enkele jaren geleden nog gevonden aan het begin van de met steenzetting beklede strekdam. Bilzekruid werd in 2006 opnieuw gevonden op een geërodeerde oever van het stuweiland. In jaren na overstromingen of bij veel konijnenactiviteit kan deze onbestendige soort in grotere aantallen voorkomen. Rivierfonteinkruid is de laatste jaren sterk toegenomen en komt overal rond het stuweiland van Linne voor, inclusief de oude Maasarm. Hier staan ook veel Pijlkruid en Gele plomp. Langs de Gerelingsplas net ten noorden van het begrazingsgebiedje zijn de laatste jaren soorten als Fraai duizendguldenkruid, Bruin cypergras en Spiesleeuwebek gevonden; allemaal soorten die ook bij de Overlaat verwacht mogen worden. 89

Tabel 6.1 Voorkomende indicatieve plantensoorten voor en na natuurontwikkeling. Soort 1978-1986 1987-1996 1997-2006 Aardbeiklaver * * Beemdkroon *? * Bermooievaarsbek * * Bilzekruid? * * Engelse alant * * * Gewone agrimonie * * * Grote leeuwenklauw * * * IJzerhard * * Kleine pimpernel * * * Kruipend zenegroen * Kruisbladwalstro * * Mottenkruid? * Rapunzelklokje * * Rijstgras * Rivierfonteinkruid * * * Rode ogentroost * Spaanse zuring * * Wilde marjolein * * * Wit vetkruid * Witte munt * * * Wollige munt * Zacht vetkruid * * * Zomerfijnstraal? * * onzeker Bijzondere plantensoorten Overlaat van Linne verdw enen t.o.v. voorgaande periode nieuw gelijk aan de voorgaande periode aantal 25 20 15 10 5 0 1978-1986 1987-1996 periode/jaar 1997-2006 Figuur 6.3 Ontwikkeling van bijzondere plantensoorten in natuurgebied Osen (Overlaat). Figuur 6.4 De ontwikkeling van het aantal indicatieve en bedreigde plantensoorten op de overlaat van Linne in de periode voor en na de start van natuurontwikkeling. 90

6.4.2 Broedvogels Situatie voor natuurontwikkeling (1970-1997) In 1994 zijn vijf bijzondere soorten als broedvogel vastgesteld: Fuut (1), Knobbelzwaan (1), Grasmus (3), Holenduif (1) en Kramsvogel (4). Deze laatste soort nestelde in de populieren op de strekdam. In 1995 was het beeld vergelijkbaar maar zijn als nieuwe soorten Putter (1) en Zomertortel (2) aangetroffen. Sinds natuurontwikkeling (1997-2006) In 1998 hebben zich Grauwe ganzen gevestigd op de lange strekdam ten zuidwesten van de stuw en inmiddels is dit aantal gegroeid van 31 in 1998 naar 92 in 2004. Deze concentratie heeft te maken met veiligheid (lastig bereikbaar voor predatoren als Vos) in combinatie met de beschikbaarheid van voedselrijke graslanden in de nabijgelegen Linnerweerd. De kleine kolonie Kramsvogels is na 2000 verdwenen en deze afname sluit aan bij de sterk dalende trend van deze soort in heel Limburg en Nederland. Osen is in 2004 door de Provincie geïnventariseerd. Er werden toen 11 bijzondere broedvogels in het gebied aangetroffen. Het aantal territoria van struweel- en ruigtesoorten is flink toegenomen. Zo zaten er in 2006 8 paar Grasmussen tegen maximaal 3 in 1995/1996. Daarnaast zijn soorten als Putter, Spotvogel, Bosrietzanger en Kneu verschenen of toegenomen. Langs de oevers zijn Krakeend (3) en Fuut (7) toegenomen in aantal. 91

Koniks die een zandbad nemen in het grindrijke zand bij de Overlaat van Linne (links) (situatie in 1998) en een beeld op de oude Maasarm met kano. 6.4.3 Libellen Voor natuurontwikkeling (1970-1997) Het gebied rond Osen is ook al voor 1997 redelijk goed onderzocht op libellen. In het bestand van het NHGL zijn voor het km-hok van Osen 9 soorten bekend, allemaal wat algemenere soorten. Wel hebben Weidebeekjuffer en Blauwe breedscheenjuffer hier waarschijnlijk altijd nog gezeten, waar ze dus elders langs de Maas vaak verdwenen door slechte water- en habitatkwaliteit. Vlak na de stuw is het zuurstofgehalte hoog hetgeen gunstig is voor deze rheofiele soorten. Sinds natuurontwikkeling (1997-2006) De meeste gegevens van libellen bij Osen zijn uit 2003 (NHGL-databank) en 2006 (data Maas in Beeld). In deze jaren zijn in totaal 16 soorten gezien. Opnieuw valt de hoge dichtheid van de Blauwe breedscheenjuffer op. Recent is het grote aantal exemplaren van Kanaaljuffer en Kleine roodoogjuffer karakteristiek. Daarnaast werd in 2006 voor het eerst Vuurlibel (2 ex.) en Beekrombout (1 ex.) aangetroffen. Als bijzondere 'klimaatsoort' kan ook de waarneming van een zwervende Zuidelijke keizerlibel in 2004 genoemd worden. Maasplassen en Osen Klimaatsoorten Maasplassen en Osen Rodelijstsoorten 40 35 Rodelijstsoorten Overige soorten 50 45 Overige soorten 30 40 25 35 aantal 20 15 10 aantal 30 25 20 15 5 10 0 M aasplassen voor 1970 M aasplassen 1970-1989 M aasplassen M aasplassen 1990-1997 1998-2006 periode/jaar Osen 1970-1996 Osen 2003-2006 Figuur 6.5 Voorkomen van Libellen langs de Maasplassen en bij de Overlaat van Linne (Osen). 5 0 voor 1981 1981-1994 1995-2003 Osen 2006 periode/jaar Figuur 6.6 Voorkomen van Dagvlinders langs de Maasplassen en bij de Overlaat van Linne (Osen). 92

6.4.4 Dagvlinders Voor natuurontwikkeling (1970-1997) Gelet op het wel erg lage aantal soorten is het beeld van de dagvlinders in de periode 1970-1997 vermoedelijk niet compleet. Uit de databestanden van het NHGL zijn slechts 6 soorten bekend, waaronder Gehakkelde aurelia en Bruin zandoogje. Sinds natuurontwikkeling (1997-2006) Recentelijk zijn van Osen 17 soorten dagvlinders bekend. Bruin blauwtje werd in 2006 aangetroffen, maar waarschijnlijk nog zonder voortplanting (alleen in augustus). Indicatief voor het goed ontwikkelde struweelgrasland zijn o.a. Kleine vuurvlinder, Icarusblauwtje, Bont zandoogje, Bruin zandoogje en Gehakkelde aurelia, maar er ontbreken soorten als Geelsprietdikkopje, Oranje zandoogje en Koevinkje. Oranje luzernevlinder en Koninginnepage zijn regelmatige zwervers. 6.4.5 Sprinkhanen In totaal zijn van Osen recentelijk 7 soorten sprinkhanen bekend. Van voor 1997 is het beeld niet compleet. In 2006 werd Gouden sprinkhaan op de strekdam tegen het stuweiland aangetroffen. Er is een dier gevonden op het Maastalud aan de oostzijde bij de populieren. Daarnaast werd op de zuidelijke strekdam het vermoedelijke geluid gehoord, maar (vreemd genoeg) konden geen dieren in de zeer dichte braamruigte en struwelen worden gevangen of gezien. Daarnaast wordt vrij veel Bramensprinkhaan aangetroffen en heeft Zuidelijk Spitskopje het terrein inmiddels bereikt. 6.4.6 Overige soortgroepen In 2006 werden Kolibrievlinder en Sint Jansvlinder gezien. In de oude Maasarm leeft een klein populatie Meerkikkers. De bever heeft zich begin 2004 op het landgoed Osen gevestigd en in het ooibosje tegenover Linne is een burcht gevestigd (Dijkstra & Kurstjens, 2006). De dieren foerageren soms ook in de oude Maasarm vanwege het voorkomen van de favoriete Gele plomp. Rond de stuw van Linne houdt zich vrij veel Kopvoorn en Winde op (waarneming.nl). Daarnaast kunnen er riviersoorten als Rivierprik, Riviergrondel, Serpeling en Barbeel worden gevangen (zie tabel 6.2). Tabel 6.2 Gegevens van gevangen vissoorten rond de stuw van Linne uit het databestand van het Natuurhistorisch Genootschap van Limburg. Soort (ned) Soort (wet) datum Brasem Abramis brama 1-1-1978 Zeeprik Petromyzon marinus 1-1-1978 Zeelt Tinca tinca 23-5-1992 Karper Cyprinus carpio 1-1-1995 Sneep Chondrostoma nasus 1-1-1996 Driedoornige stekelbaars Gasterosteus aculeatus 18-4-1997 Pos Gymnocephalus cernua 25-7-1997 Riviergrondel Gobio gobio 13-10-1998 Alver Alburnus alburnus 4-7-1999 Blankvoorn Rutilus rutilus 4-7-1999 Rivierprik Lampetra fluviatilis 26-5-2000 Kopvoorn Leuciscus cephalus 26-5-2000 Serpeling Leuciscus leuciscus 21-7-2000 Spiering Osmerus eperlanus 21-7-2000 Zalm Salmo salar 24-9-2000 Beekforel Salmo trutta fario 24-9-2000 Winde Leuciscus idus 24-8-2001 Baars Perca fluviatilis 24-8-2001 Zeeforel Salmo trutta trutta 10-8-2002 Ruisvoorn Scardinius erythrophthalmus 10-8-2002 Snoekbaars Stizostedion lucioperca 30-3-2003 Barbeel Barbus barbus 4-6-2003 Kolblei Blicca bjoerkna 7-6-2003 93

6.5 WERKING VAN NATUURLIJKE PROCESSEN 6.5.1 Spontane ontwikkeling Het gebied mag zich zoveel mogelijk spontaan ontwikkelen. In 2006 werd echter wel een deel van het voedselrijke terrein (ruigtes) richting de Lus van Linne gemaaid, waarbij het maaisel bleef liggen. 6.5.2 Hydromorfologische processen Binnen de beperkingen van de waterstaatkundige werken spelen hydromorfologische processen maximaal. Met name na krachtige hoogwaters wordt er weer grind omgewoeld achter de overlaat wat voor nieuwe pioniersituaties zorgt. Vooral langs de Lus van Linne zijn eroderende oeversteilwanden voor handen. 6.5.3 Begrazing Het proces van natuurlijke begrazing verloopt zeker gelet op de kleine oppervlakte van het terrein goed. Het zou zeer positief zijn als het terrein in de nabije toekomst met grote delen van de Lus van Linne kan worden uitgebreid, waardoor met grotere kuddes en meerdere typen grazers gewerkt kan worden. Procesbarometer proces ruimte voor processen Spontane ontwikkeling Hydromorfodynamiek Natuurlijke begrazing 6.6 CONCLUSIES 6.6.1 Natuurwaarden Het terrein rond de Overlaat van Linne is - zeker voor zijn geringe grootte behoorlijk soortenrijk. Het aantal plantensoorten is na de verandering van het beheer licht gegroeid en recent vestigen zich nog nieuwe soorten. Bijzonder is het grindige pionierskarakter met een sterk opvallend aspect van Slangekruid, Kruisdistel, Zeepkruid en toortsen. De successie kan in jaren met krachtig hoogwaters ook weer teruggezet worden, wat gunstig is voor (semi-)pioniersoorten als Zacht vetkruid, Bilzekruid en Kleine pimpernel. Het aantal broedvogels is door de jaren heen vrij constant gebleven. Alleen bij de struweelsoorten zoals Grasmus en het aantal broedende ganzen zien we een verandering. Voor dagvlinders en libellen is het terrein steeds interessanter geworden. Bijzonder is de waarneming van Bruin blauwtje en de grote aantallen Kanaaljuffer en Blauwe breedscheenjuffer. Vuurlibel heeft zich inmiddels ook gevestigd. Bijzonder is ook de recente vestiging van Gouden sprinkhaan op het stuweiland. Deze soort is de laatste jaren met een opmars vanuit het zuiden bezig en profiteert van goed ontwikkeld ruigtes in de nieuwe natuurontwikkelingsgebieden. Daarnaast heeft Bever zich in de omgeving gevestigd. De Maas rond de Overlaat van Linne (waarschijnlijk het weinig gestuwde deel van de Lus van Linne) is ook van belang voor typische rheofiele riviervissen als Kopvoorn en Winde. 6.6.2 Ideeën en aanbevelingen Omvorming van populierenaanplant in hardhoutooibos. Bladval en beschaduwing van deze uitheemse populieren zorgen voor een sterke verruiging van de ondergroei, waardoor daar veel brandnetels groeien. 94

Noordelijke ingang op de kanaaldijk van de sluis van Osen. Uitbreiding met de gronden van de Lus van Linne. Dit terrein is des te interessanter omdat er met hoogwaters veel grinddynamiek kan plaatsvinden en daarmee interessante uitgangssituaties voor o.a. flora en insecten ontstaan. Nu als bestaan grote delen van de kop van de Lus van Linne al uit oud zachthoutooibos. Stichting Limburgs Landschap zou hierin samen op kunnen trekken met Rijkswaterstaat en de particuliere eigenaar van het ca. 180 ha grote landgoed. 95