Biodiversiteit nu en in de toekomst



Vergelijkbare documenten
Toekomst agrarisch natuur- en landschapsbeheer rond Winterswijk. Jan Stronks

Hoofdlijnen Natuurrapport 2007

Aanbeveling 6: Stimuleer behoud en herstel biodiversiteit in eigen land

Biodiversiteit in Vlaanderen: de cijfers

Overschrijding kritische stikstofdepositie op natuur, 2009

NATUUR EN BIODIVERSITEIT

Effectiviteit KRW maatregelen. Halen we met de geplande maatregelen de ecologische doelen?

Provincie Vlaams Brabant

Inventarisatie van ecologische waarden van het agrarisch natuurbeheer in Zeeland juni 2014

Goederen en diensten van ecosystemen in Nederland, 2013

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

Ruimtelijke analyse van gebieden met hoge natuurwaarde

Bestuurlijke samenvatting. Laatste onderzoeksresultaten De Groote Meer op de Brabantse Wal

ECOMPRIS. Hoe kan informatie over ecosysteemdiensten gebiedsprocessen beïnvloeden? : Paul Opdam, Eveliene Steingröver and Claire Vos

Natuurverkenning 2030

Selectief maar voortvarend investeren in effectief agrarisch natuurbeheer

Openbare raadpleging in het kader van de "fitness check" van de EU-natuurwetgeving (vogel- en habitatrichtlijn)

Tegast in een vervreemd landschap? Eddy Wymenga, A&W

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater,

Typische diersoorten van de Habitatrichtlijn,

Een visie op de toekomstige landbouw in Nederland

EFFECTEN VAN GRAZERS OP BELANGRIJKE KWELDER PROCESSEN

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater,

Stikstofproblematiek: kader voor duurzame voedselproductie

Rode Lijst Indicator van zoetwater- en landfauna,

Juridische reis door de Nederlandse natuurbescherming

natuurbeheer Jens Verwaerde Natuurpunt CVN

Plan van aanpak Natuurvisie Gelderland

Kennis voor een duurzame toekomst van de Wadden. Inauguratiesymposium Waddenacademie 1 en 2 december 2008 Leeuwarden

Blijvend geld en aandacht nodig voor Nationale landschappen, Provincies doen meer dan het Rijk

Van mais naar vochtig schraalland, de teletijdmachine van Blues in the marshes

Stroomdalgraslanden in Nederland

Mensen en Natuur PLANNEN MET NATUUR! Inleiding

Draagvlak voor natuur en natuurbeleid, 2017

Klimaatbestendige stad

Toekomst natuurbeheer: waar gaat het heen? Edo van Uchelen

Een. ondernemende EHS. voor Brabant

BIJENLANDSCHAP OP DE KAART. Koos Biesmeijer Naturalis Biodiversity Center

UNITING THE ORGANIC WORLD

Barrières en versnippering van de Ecologische Hoofdstructuur,

Ecologische beoordeling masterplan. Erasmusveld-Leywegzone

Nieuwsbrief Kromme Rijn

Heidebeheer in de 21 e eeuw

Vrijdag 9 mei: Voedselkwaliteit en biodiversiteit in bossen op de hoge zandgronden. Nog enkele plaatsen beschikbaar!

2. De nota Natuur voor mensen, mensen voor natuur

Begrenzing van het Natuurnetwerk en de Natura 2000-gebieden

Kevers van de Habitatrichtlijn,

Culturele en natuurlijke kernkwaliteiten van het landschap

VISIEDOCUMENT. Wijziging van de discipline Fauna en Flora naar de discipline Biodiversiteit in project- en planmilieueffectrapportages

Libellen van de Habitatrichtlijn,

Groen Kapitaal. Bevorderende maatregelen voor wilde bijen. Jeroen Scheper

Boodschap uit Gent voor Biodiversiteit na 2010

Belgisch Biodiversiteits Platforum

Beschikbaarheid openbaar groen binnen 500 meter van de woning in nieuwbouwwijken,

Vergelijking in de tijd (Soortenrijkdom) Akkers Moerassen

Ecologische kwaliteit oppervlaktewater, 2009

N e d e r l a n d s c e n t r u m v o o r. Naturalis, Zoölogisch Museum Amsterdam en Nationaal Herbarium Nederland bundelen hun krachten

Habitatrichtlijn. Wat wil ze bereiken?

Gebiedswijzer Wierdense Veld

Herstel biodiversiteit in Noord-Brabant,

Hartelijk welkom. Informatieavond Beheerplan Natura 2000 Holtingerveld

Programma. Beheerplan Elperstroomgebied

Natura 2000 gebied 10 Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving

Beheerpakketten Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer. Natte dooradering

Decentralisatie natuurbeleid en de Wet natuurbescherming. Mark Hoevenaars en Doorle Offerhaus

Biodiversiteit in de melkveehouderij

Referentienummer Datum Kenmerk GM februari

Natura 2000: Vogel- en Habitatrichtlijngebieden in Nederland, 2012

Groengebied Amstelland AB Agendapunt 8 Ecologische verbinding Holendrechter- en Bullewijkerpolder BIJLAGE 2: NOTA VAN UITGANGSPUNTEN

Nieuwe koers Ecologische Hoofdstructuur

Rode Lijst Indicator,

Alle soorten tellen Mee!

Hoog tijd voor een écht duurzame landbouw

Landschapsonderzoek in het Kromme Rijngebied

Natuur weer verbinden met de mens: kansen creëren voor biodiversiteit in Zuid Holland. Paul Opdam. Wageningen Universiteit en Alterra

Gebiedswijzer De Bruuk

Op zoek naar de (Basis)Kwaliteit voor Natuur. immers: KvN = Kwaliteit voor Leven

Recreatief aanbod voor wandelen en fietsen,

Natura 2000 gebied 89 - Eilandspolder

Beschikbaarheid openbaar groen binnen 500 meter van de woning in nieuwbouwwijken,

De kustpolders: Hoe behoud een essentiële stap is richting duurzame ontwikkeling

niet-inheemse vaatplanten in Nederland

Natuur in het Friese veengebied van de toekomst. Eddy Wymenga, Marion Brongers, Wibe Altenburg Altenburg & Wymenga ecologisch onderzoek

Biologische bestrijding van plagen in de glastuinbouw,

veronderstelde voordelen van Natuurvriendelijke oevers.

Belasting van het milieu door gewasbeschermingsmiddelen,

Advies van de Wetenschappelijke Commissie Wijkaanpak

Rol PBL in het natuurbeleid Netwerk Land en Water. Petra van Egmond 21 maart 2014

Vraag en antwoord Ecologische Hoofdstructuur

Kwaliteit oppervlaktewater, 2009

Bijen en Landschapsbeheer

Bowling alone without public trust

Hoofdconclusie PBL-rapport

Intensiteit van de visserij op de Noordzee,

3.1 Akkerranden en wilde bestuivers Jeroen Scheper (WUR)

Presentatie advies Ruimte voor duurzame landbouw Den Haag, 20 maart Henry Meijdam. voorzitter Raad voor de leefomgeving en infrastructuur

Ministerie van Binnenlandse Zaken Aanbieding rapport "Klagen bij de politie"

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

Ruimtelijke kwaliteit in cultuurhistorisch perspectief. Masterclass Schipborg 21 juni 2011

d rm Neder wa e landopg

Transcriptie:

Stimuleringsprogramma biodiversiteit Beheer Beleid Maatschappelijke betekenis Biodiversiteit nu en in de toekomst J A N B A K K E R, H A R M D U E L, A N N E M I E K E V A N D E R K O O I J & M A R I Ë L L E V A N D E R Z O U W E N Prof. Dr. J.P. Bakker Rijksuniversiteit Groningen, Community and Conservation Ecology. Postbus 14, 9750 AA Haren j.p.bakker@rug.nl Drs. H. Duel Deltares, Waterkwaliteit en Ecosystemen. Postbus 177, 2600 MH Delft Dr. M.J. van der Kooij Aarden Levenswetenschappen, NWO. Postbus 93510, 2500 AM Den Haag Dr. M.W. van der Zouwen Leerstoelgroep Bos- en natuurbeleid, Wageningen Universiteit. Postbus 47, 6700 AA Wageningen In dit nawoord richten we ons op aanknopingspunten voor de beleids- en beheerpraktijk die voortvloeien uit de bijdragen in dit themanummer en het Stimuleringsprogramma Biodiversiteit in ruimere zin. De conclusies, aanbevelingen en suggesties zijn geclusterd rond vier aspecten van biodiversiteit: de veranderingen in ruimte en tijd en databeheer, functionaliteit, de strijd om de ruimte en de maatschappelijke inpassing. Ten slotte komt de wetenschappelijke en maatschappelijke betekenis van het Stimuleringsprogramma aan bod en schetsen we een toekomstperspectief. Nederland kent de grootste informatiedichtheid ter wereld als het gaat om de verspreiding van soorten in ruimte en tijd. In het Stimuleringsprogramma Biodiversiteit is met name gekeken naar planten. Ruim tien miljoen floristische verspreidingsgegevens maken het mogelijk veranderingen in de twintigste eeuw in beeld te brengen op het niveau van heel Nederland, maar ook op het niveau van één vierkante kilometer. Biodiversiteit en databestanden Het totaal aantal plantensoorten in Nederland is weliswaar toegenomen door uitheemse soorten, maar de aantallen per soort zijn in veel gevallen afgenomen. Dat geldt vooral voor plantensoorten van voedselarme en niet te zure standplaatsen (Tamis, dit nummer). De achteruitgang wordt in de eerste plaats toegeschreven aan intensivering van de landbouw met daarbij atmosferische depositie van stikstof en zwavel. Ten tweede speelt de fragmentatie van het landschap een belangrijke rol bij de afname van de aantallen per soort. Het zijn vooral plantensoorten die worden verbreid door water en grote herbivoren die achteruit gaan. Deze uitkomst lijkt te pleiten voor het ontwikkelen van beleid en beheer gericht op het verbinden van bestaande, vaak voedselarme reservaten met nieuw verworven voormalige (nog voedselrijke) landbouwgebieden binnen één raster, maar er zijn ook beperkingen, zie Bobbink (dit nummer). De verzamelde databestanden over het voorkomen van soorten in ruimte en tijd en over eigenschappen als dispersievermogen, mede een verdienste van het Stimule- ringsprogramma, hebben geleid tot het aanstellen van de Gegevensautoriteit Natuur (Nijland, 2007). In de toekomst zullen de databestanden snel groeien door monitoring van de effecten van maatregelen (OBN, natuurontwikkeling) en handhaving van internationale kwaliteitseisen onder de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en de Vogel- en Habitatrichtlijn (NATURA 2000). Dit soort databestanden is onontbeerlijk voor beslissingen in het biodiversiteitbeheer- en beleid en het omgaan met schaarse ruimte in Nederland. Effecten van natuurbeheermaatregelen worden samengebracht in de Evaluatie Regelingen Natuurbeheer van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL). Het PBL gebruikt de data voor de Natuurbalans en scenariostudies. De eerste uitdaging voor onderzoekers, beleidsmakers en beheerders ligt de komende jaren in het beheren en beheersen van een kwalitatief goede en transparante kennisinfrastructuur en -omgeving. De tweede uitdaging ligt in het wetenschappelijk exploreren en exploiteren van de data in samenhang met het ontwikkelen van nieuwe analysetechnieken en de koppeling van de data met maatschappelijke vraagstukken als klimaatverandering, ecologisch verantwoord ruimtegebruik, KWR en NATURA2000. Daarnaast zullen kennislacunes, bijvoorbeeld op het terrein van ecosysteemprocessen en soortendiversiteit, moeten worden opgevuld. Functionele biodiversiteit In het Stimuleringsprogramma Biodiversiteit is onderzoek verricht naar verschillende interacties tussen plan- 174 Landschap 25(3)

Foto Mark Zekhuis, saxifraga.nl Kleine wrattenbijter (Gampsocleis glabra) Komt voor in droge steppen- en heidegebieden. In Oost- Europa, bijvoorbeeld in Hongarije, algemener dan in het westen. In Noord-Duitsland nog op de Lüneburgerheide te vinden. In Nederland recentelijk herontdekt op een militair oefenterrein ten zuiden van Amersfoort. ten- en diersoorten die een bijdrage leveren aan de soortenrijkdom van planten. Naast grote herbivoren spelen ook kleine planteneters, zowel boven- als ondergronds een belangrijke rol bij het bepalen van plantendiversiteit (Van Ruijven & De Deyn, dit nummer). De effecten van afzonderlijke soorten herbivoren op planten kunnen niet altijd bij elkaar worden opgeteld. Dat maakt generalisaties over de effecten van plant-dier interacties op de diversiteit van plantensoorten moeilijk. De interactie tussen planten en hun bestuivers laat een positief verband zien tussen aantallen bloeiende plantensoorten en aantallen en soorten insecten. Aanpassing van bestaande maairegimes die (soms) bloemloze bermen opleveren, is volgens Hoffmann en Kwak (dit nummer) een voor de hand liggende optie voor beheer. De interactie tussen plaaginsecten en gewassen kan worden beïnvloed door de toepassing van mengteelten (Bukovinszky, dit nummer). Generalisaties ten aanzien van ontwerp, beheer en beleid zijn echter nog niet mogelijk. Bodemorganismen in grasland zijn homogener verspreid dan in bouwland. Waarschijnlijk leidt een dergelijke gelijkmatige verspreiding van verschillende ecologische types met ziektekiemonderdrukkende eigenschappen tot een grotere stabiliteit van de bodem en het vermogen te reageren op het ontstaan van ziektes (Garbeva, dit nummer). Voor functionele groepen met veel soorten maakt het niet uit als er soorten verdwijnen bij de omzetting van grasland naar bouwland. Echter functionele groepen met weinig soorten zijn kwetsbaar en kunnen als geheel verdwijnen als één of enkele soorten verloren gaan (Brussaard, dit nummer). Ook hier kan de vraag of er een oorzakelijk verband bestaat tussen bodembiodiversiteit en bestrijding van ziekten en plagen voorzichtig met ja beantwoord worden. Op basis van dit onderzoek ligt het voor de hand dat beleidsmakers en beheerders nagaan of voor functionele groepen met weinig soorten aparte maatregelen nodig zijn en hoe die er dan moeten uitzien. De strijd om ruimte Ruimte is schaars in Nederland. Vandaar dat steeds meer aandacht wordt besteed aan het combineren van functies als natuur en landbouw. Onderzoek naar het effect van agrarisch natuurbeheer op biodiversiteit laat zien dat veel Biodiversiteit nu en in de toekomst 175

Zeer goed Ecologische inpasbaarheid Gering Botanische waarde grasland Laag Figuur 1 Vereenvoudigde weergave van het verband tussen de gebruiksintensiteit en de ecologische inpasbaarheid. Kritische weidevogels: hoge eisen ten aanzien van grondwaterstand, bemesting, maaitijdstip, onder andere Watersnip en Kemphaan. Niet-kritische weidevogels, onder andere Kievit en Scholekster en ganzen (naar Beintema & Müskens, 1987). Reservaten Zwaar Kritische weidevogels Niet-kritische weidevogels Gebruiksintensiteit (bemesting, rustperiode) Agrarisch natuurbeheer Licht 1980 2008 Geen natuurbeheer Ganzen Hoog soorten (weidevogels en minder direct insecten) niet gebaat zijn bij deze functiecombinatie (Kleijn, dit nummer). Deze conclusie is in lijn met andere evaluaties: Voor agrarisch natuurbeheer wordt evenveel geld besteed als voor beheer in natuurgebieden, terwijl in die natuurgebieden de natuurkwaliteit veel hoger is (Milieu- en Natuurplanbureau, 2007). Sedert de jaren tachtig van de vorige eeuw worden al pogingen gedaan natuur en landbouw te combineren. Wat toen zwaar en licht beheer heette met betrekking tot bemesting (minder) en maaien (later) kan nu onder het begrip agrarisch natuurbeheer worden geschaard. Er werd toen veel van verwacht, zowel wat betreft kritische weidevogels (in beperkte mate) als niet-kritische; anno 2008 is duidelijk dat het agrarisch natuurbeheer helaas nauwelijks effectief is voor de meeste soorten weidevogels, alleen voor ganzen lijkt het een succes, figuur 1. Misschien moeten de bakens worden verzet en kan agrarische natuurbeheer een rol gaan spelen op de schaal van het landschap en de groenblauwe dooradering. Het gaat daarbij niet uitsluitend en overwegend om soorten, maar om aspecten als afwisseling van open ruimte en bos, houtwallen en heggen, poelen en natuurvriendelijke oevers, reliëf en kavelpatronen. Hieraan kan de landbouw wellicht gemakkelijker bijdragen dan aan het beheer van soorten. Ook dit vereist nauwkeurig definiëren van de doelen van het agrarisch natuur- en landschapsbeheer. Op de schaal van de Ecologische Hoofdstructuur is op grond van het onderzoek geen of een zeer beperkte rol weggelegd voor agrarisch natuurbeheer. Daar is het verwerven van reservaten de enige optie. Beleidsmakers en beheerders staan daarmee voor de uitdaging om een belangrijke beleidslijn, namelijk die van verwerven naar beheer (LNV, 2005) nog eens grondig te bekijken. Op de schaal van individuele agrarische bedrijven lijkt veel meer mogelijk ten behoeve van natuur en landschap in het kader van de groenblauwgroene dooradering van het landschap. Het belang van kleinschaligheid komt ook naar voren in de ruimtelijk economische analyse van behoud van biodiversiteit in het agrarisch landschap (Groeneveld, dit nummer). Maatschappelijk inpassing De consument kan bijdragen aan agrobiodiversiteit door een gerichte keuze uit het winkelschap te maken (Van Amstel, dit nummer). De inpassing van biodiversiteit op macro-economisch niveau is problematischer. Natuur heeft een zwakke positie op de Nederlandse grondmarkt. Vooral versnippering blijft een bedreiging voor de kwaliteit van de Nederlandse natuurgebieden en de bijbehorende biodiversiteitwaarden. Het lijkt raadzaam dat de rijksoverheid een regisseurrol blijft spelen bij de ruimtelijke ordening en het natuurbeleid om effecten tegen te gaan die op lange termijn de biodiversiteit sterk negatief zullen 176 Landschap 25(3)

beïnvloeden (Eppink, dit nummer). Bij biodiversiteitonderzoek waarbij getracht wordt (socio-)economische en ecologische modellen te koppelen, vormen de verschillende schaalniveaus een belangrijk knelpunt. Ecologische modellen hebben veelal een landschapschaal, economische vooral een bestuurlijk-administratieve. Een mooie illustratie biedt de vergelijking van gegevens op het gebied van biodiversiteit en landgebruik in Drenthe. Van het landgebruik zijn alleen de gegevens op gemeentelijk niveau uit 1930 en 1980 bruikbaar. De gegevens over de plantendiversiteit zijn beschikbaar op het niveau van één vierkante kilometer en gedurende meerdere tijdstippen in de twintigste eeuw. Die zou men willen vergelijken met landgebruik op fysisch-geografische eenheden als zand en veen, maar die vallen veelal niet samen met gemeentegrenzen (Van Diggelen et al., 2005). Daarom moet bij modelontwikkeling zoveel mogelijk gekozen worden voor natuurlijke grenzen (Glasbergen & Van den Bergh, dit nummer). Wetenschappelijke en maatschappelijke betekenis Na tien jaar Stimuleringsprogramma Biodiversiteit dringt de effectiviteitvraag zich op: heeft het programma ertoe gedaan? Die vraag wordt aan de hand van drie aspecten die voor de verschillende stakeholders bij het programma belangrijk zijn, beantwoord: de wetenschappelijke kwaliteit; de interactie tussen verschillende wetenschapsgebieden (natuur- en maatschappijwetenschappen); maatschappelijke relevantie Ook de programmacommissie, die het programma inhoudelijk heeft begeleid en de stuurgroep waarin de financiers van het programma vertegenwoordigd zijn hebben deze aspecten bekeken. Hun inbreng is hieronder verwerkt. Daarnaast heeft een externe evaluatiecommissie van internationale wetenschappelijke experts en een vertegenwoordiger van een maatschappelijke organisatie zich over deze drie aspecten gebogen. Hun bevindingen worden op het eindsymposium van het Stimuleringsprogramma op 9 december 2008 aangeboden aan de programmafinanciers. En natuurlijk kan de lezer zich zelf een oordeel vormen op grond van dit themanummer. Wetenschappelijke kwaliteit Het programma heeft geresulteerd in 17 proefschriften en ruim 80 artikelen in internationale gerefereerde tijdschriften. Deze publicaties zijn niet onopgemerkt gebleven in de wetenschappelijke wereld gelet op het aantal citaties: ongeveer 2,5 keer het wereldgemiddelde in ter zake doende wetenschapsgebieden. Een indirecte uitkomst van het programma is de vorming van consortia van Nederlandse onderzoekers die succesvol opereren in internationale onderzoekprogramma s met name die van de Europese Unie en de European Science Foundation. Het Stimuleringsprogramma zette het onderzoek naar agrarische systemen met de nadruk op functionele diversiteit en dispersie van soorten en naar natuurbeheer en -herstel in de schijnwerper. Dit zijn disciplines waarin Nederland internationaal voorop loopt. Interactie wetenschapsgebieden Binnen het Stimuleringsprogramma Biodiversiteit was weinig samenwerking tussen de natuur- en de maatschappijwetenschappen. Dit nummer van LANDSCHAP geeft een doorsnee van de uitgevoerde onderzoeken. Er is met uitzondering van het artikel van Opdam en Heijman niet gerapporteerd over geïntegreerde onderzoeken. Na een evaluatie halverwege het programma is actie ondernomen om dit te verbeteren. De laatst gestarte onderzoeken zijn wat beter geïntegreerd, maar nog niet afgerond en ontbreken in dit nummer. Mede door het late tijdstip van deze Biodiversiteit nu en in de toekomst 177

interventie is de integratie tussen verschillende wetenschapsgebieden nog niet tot volle wasdom gekomen. Maatschappelijke relevantie Aan de resultaten van het onderzoek zijn tientallen krantenartikelen gewijd en nieuwsuitzendingen van radio en televisie. De interactie tussen boven- en ondergrondse organismen is breed uitgemeten in de media. De uitkomsten van het evaluatieonderzoek naar agrarisch natuurbeheer leidden tot debatten en Kamervragen In Nederlandstalige tijdschriften verschenen bijna 50 artikelen. En De Levende Natuur, tijdschrift voor natuurbeheer, berichtte over lopende onderzoeken in de rubriek: Onderzoek in Uitvoering. Hieruit blijkt de aandacht voor het programma. Hoewel veel is bijgedragen aan de discussie, is de doorwerking van het programma in de dagelijkse praktijk van beleid en beheer van biodiversiteit gering. Het doel van het Stimuleringsprogramma was kennisvermeerdering over biodiversiteit. Vertaling naar de praktijk maakte daar formeel geen deel vanuit. Kennelijk is de praktijk zo weerbarstig, dat heldere onderzoeksresultaten niet vanzelf en redelijk snel tot aanpassing van maatregelen leiden. Toekomstperspectief Uit het bovenstaande komen suggesties naar voren voor beleid en beheer van biodiversiteit. Maar zoals boven al geschetst: aan de doorwerking schort het een en ander. Wat ontbrak aan het Stimuleringsprogramma wordt goed door Opdam & Heijman (dit nummer) verwoord: Te lang zijn wetenschappers van de veronderstelling uitgegaan dat hun kennis vanzelf bruikbaar zou zijn voor toepassing, mits ze zorgden voor een goede verbreiding. De inzichten van vandaag leren dat er meer moet gebeuren dan disseminatie van kennis. Het Stimuleringsprogramma Biodiversiteit was gericht op twee vragen: Wat is het belang van biodiversiteit voor het functioneren van ecosystemen? en Wat is het effect van menselijk handelen op biodiversiteit? De ambitie van het programma was het leveren van bruikbare kennis voor beheer en ontwikkeling van natuur en landschap in Nederland. Met de kennis van nu kunnen we concluderen dat er eigenlijk een derde vraag bij had gemoeten: Hoe kan die wetenschappelijke kennis toepasbaar en effectief worden gemaakt bij het ondersteunen van complexe besluitvorming in beleid en ruimtelijke ontwikkeling?" We kunnen constateren dat er in het Stimuleringsprogramma Biodiversiteit weinig aandacht is geweest voor deze vraagstellingen. Meer aandacht hiervoor in toekomstige programma s kan de maatschappelijke waarde van de kennis vergroten. De uitdaging is nieuwe vormen van wetenschap te ontwikkelen, waarin integrerend en ontwerpend onderzoek een volwaardige plaats krijgen, en waarin samen met de praktijk wordt geleerd hoe wetenschappelijke kennis effectief kan zijn in maatschappelijke processen. Daar moet de winst vandaan komen: kennisgebruik en -productie zien als een boeiende en uitdagende samenwerking tussen onderzoekers, beheerders, beleidsmakers en burgers en vervolgens daarnaar handelen. Literatuur Beintema, A.J. & G.D.J.M. Müskens, 1987. Nesting success of birds in a Dutch agricultural grassland. Journal of Applied Ecology 24: 743-758. Diggelen, R. van, F.J. Sijtsma, D. Strijker, & J. van den Burg, 2005. Relating land-use intensity and biodiversity at the regional scale. Basic and Applied Ecology 6:145-159. LNV, 2005. Brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten- Generaal, DN 2005/1850, 14 juni 2005. Milieu- en Natuurplanbureau, 2007. Ecologische Evaluatie Regelingen voor Natuurbeheer: Programma Beheer en Staatsbosbeheer 2000-2006. Bilthoven. Milieu- en Natuurplanbureau. Nijland, R., 2007. Gegevensautoriteit Natuur krijgt 20 miljoen. De Levende Natuur 108:204-205. 178 Landschap 25(3)