Tweede Kamer der Staten-Generaal



Vergelijkbare documenten
Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Centraal Informatiepunt

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

van de Arbeid StichtingËSa v. i\

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Stichting van de Arbeid

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Inhoud. 5.1 Als u particulier verzekerd bent Als u ziekenfondsverzekerd bent Als u meeverzekerd bent bij uw partner 16

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

2016D30138 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Ons kenmerk Inlichtingen bij Doorkiesnummer Den Haag DBO-CB-U november 2002

ANONIEM BINDEND ADVIES

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Voorhangprocedure van het ontwerpbesluit, houdende wijziging van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (29544)

ANONIEM BINDEND ADVIES

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

29200 XVI Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2004

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Centraal Informatiepunt

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

2014D10807 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Bent u ziekenfonds of particulier?

ANONIEM BINDEND ADVIES

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Transcriptie:

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 586 Wijziging van de Ziekenfondswet in verband met samentelling van uitkeringstijdvakken ingevolge de Werkloosheidswet voor de toepassing van artikel 3, eerste lid, onder a, van die wet, administratieve vereenvoudiging van de overgang van een particuliere ziektekostenverzekering naar de ziekenfondsverzekering en afschaffing van de nominale ziekenfondspremie voor personen jonger dan 18 jaar (knelpunten Ziekenfondswet) Nr. 5 VERSLAG Vastgesteld 26 februari 2001 De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, 1 belast met het voorbereidend onderzoek van voorliggend wetsvoorstel, brengt onderstaand verslag uit over haar voorlopige bevindingen. Met een tijdige en afdoende beantwoording van de daarin opgenomen vragen en opmerkingen door de regering acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid. Algemeen 1 Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), Swildens- Rozendaal (PvdA), ondervoorzitter, Bijleveld- Schouten (CDA), Middel (PvdA), Rouvoet (RPF), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Oudkerk (PvdA), Rijpstra (VVD), Lambrechts (D66), Essers (VVD), voorzitter, Dankers (CDA), Van Vliet (D66), Van Blerck-Woerdman (VVD), Passtoors (VVD), Eisses-Timmerman (CDA), Spoelman (PvdA), Hermann (GL), Kant (SP), Gortzak (PvdA), Buijs (CDA), E. Meijer (VVD), Van der Hoek (PvdA), Blok (VVD), Arib (PvdA) en Atsma (CDA). Plv. leden: Van t Riet (D66), Rehwinkel (PvdA), Eurlings (CDA), Apostolou (PvdA), Schutte (GPV), Van Gent (GroenLinks), Noorman-den Uyl (PvdA), Weekers (VVD), Ravestein (D66), Orgü (VVD), Van de Camp (CDA), Schimmel (D66), Terpstra (VVD), Udo (VVD), Visser-van Doorn (CDA), Smits (PvdA), Harrewijn (GroenLinks), Marijnissen (SP), Belinfante (PvdA), Ross-van Dorp (CDA), O. P. G. Vos (VVD), Hamer (PvdA), Cherribi (VVD), Duijkers (PvdA) en Th. A. M. Meijer (CDA). De leden van de fractie van de PvdA hebben met belangstelling kennis genomen van het voorliggende wetsvoorstel, waarin enkele bestaande knelpunten in de ziekenfondsverzekering worden opgelost. Deze leden vinden het jammer dat niet alle knelpunten zijn meegenomen, zodat mensen die een inkomen hebben dat onder de ziekenfondsgrens ligt ook daadwerkelijk toegang tot het ziekenfonds krijgen, bijvoorbeeld alimentatiegerechtigden op of onder bijstandsniveau. De leden van de PvdA-fractie stemmen in met de wijziging die cumulatie van uitsluitingstermijnen voorkomt, en regelt dat perioden waarin een WW-gerechtigde ziek wordt meetellen voor de uitsluitingstermijn van één jaar voordat toegang tot het ziekenfonds wordt verkregen. Deze leden hechten eraan hierbij op te merken dat deze wijziging niet voorkomt dat iemand met een inkomen dat beneden de ziekenfondsgrens ligt toch gedurende een jaar een vaak hoge(re) particuliere premie moet betalen en daardoor financieel zwaar belast kan worden. De wijziging die administratieve en uitvoeringstechnische belasting bij overgang van de particuliere ziektekostenverzekering naar het ziekenfonds vermindert en de vereenvoudiging van de terugbetalingsregeling spreekt deze leden aan. De afspraak met Zorgverzekeraars Nederland dat de particuliere verzekeraar in de periode tussen het ontstaan van ziekenfondsverzekering en inschrijving bij een ziekenfonds risicodrager blijft voor het KST51584 ISSN 0921-7371 Sdu Uitgevers s-gravenhage 2001 Tweede Kamer, vergaderjaar 2000 2001, 27 586, nr. 5 1

bovenwettelijke deel, zodat verzekerden er niet op achteruit gaan juichen deze leden toe. Zij vragen zich echter wel waarom de extra kosten ten gevolge van schade die het surplusdeel van de particuliere verzekering betreft, door de ziekenfondsen moet worden betaald in plaats van door de particuliere verzekeraar. Een ziekenfonds betaalt dit niet uit de middelen van de wettelijke ziekenfondsverzekering, maar uit het eigen vermogen. De leden van de fractie van de PvdA gaan er van uit dat ook het eigen vermogen van een ziekenfonds is opgebouwd uit premies van ziekenfondsverzekerden (of via de Rijksbijdrage); zij vragen of zij het juist zien als zij stellen dat een deel van de kosten die een particuliere verzekeraar voor zijn rekening zou moeten nemen en waarvoor de particuliere verzekeraar ook langere tijd premie heeft ontvangen, nu overgeheveld wordt naar het ziekenfonds en dus feitelijk in rekening wordt gebracht bij mensen met een inkomen beneden de ziekenfondsgrens. Deze leden vragen waarom de ziekenfondsen deze gedragscode willen hanteren. Verzekerden van een ziekenfonds dat zich niet aan deze gedragscode wil houden kunnen in de overgangsperiode immers toch terecht bij hun particuliere verzekeraar. Wat is het voordeel voor een ziekenfonds? De leden van de fractie van de PvdA zijn blij met de oplossing voor de zogenaamde «kleine baantjes». Zij hebben al vaker gewezen op het onevenredig grote financiële deel dat jongeren met een klein baantje van hun verdiende salaris kwijt zijn door de verplichte betaling van de nominale premie. De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel tot wijziging van de Ziekenfondswet in verband met samentelling van uitkeringstijdvakken ingevolge de Werkloosheidswet. Naar aanleiding van deze wetswijziging hebben zij een aantal vragen en opmerkingen. Gesteld wordt dat met name particulier verzekerde WW-gerechtigden financieel in de problemen kunnen komen indien zij een tijdelijke dienstbetrekking, waarbij het loon op jaarbasis meer bedraagt dan het bedrag van de ziekenfondsverzekering, aanvaarden. Deze leden vragen hoeveel mensen met dit probleem te maken hebben. Op grond van de huidige regelgeving wordt het ongewenst geachte heenen-weer-schuiven van betrokkenen tussen de ziekenfondsverzekering en de particuliere ziektekostenverzekering voorkomen. Kan de minister aangeven op welke wijze onderhavig wetsvoorstel dit zogenaamde jojoeffect voorkomt? Voorgesteld wordt om de uitsluitingsregeling in de Ziekenfondswet meer te laten aansluiten bij de systematiek van de Werkloosheidswet. Pas bij een nieuw recht op uitkering (26 weken gewerkt in een periode van 39 weken) ingevolge de Werkloosheidswet gaat een nieuwe uitsluitingstermijn van een jaar gelden. Kan de minister aangeven welke arbeidsmarkteffecten dit tot gevolg heeft? Welke gevolgen heeft het wetsvoorstel voor het aanvaarden van werk dat langer dan 26 weken duurt? De particuliere verzekeraar blijft in de periode tussen het ontstaan van de ziekenfondsverzekering en inschrijving risicodrager van het bovenwettelijke deel. Deze periode bedraagt maximaal 60 dagen. Kan de minister aangeven wat de effecten zijn van deze overgangstermijn op het inschrijvingsgedrag van verzekerden? Zullen verzekerden zich als gevolg van dit voorstel niet pas op het laatste moment inschrijven bij het ziekenfonds, zo vragen de leden van de VVD-fractie. Waarom is gekozen voor een termijn van 60 dagen? Kan de minister aangeven welke gevolgen dit voorstel heeft voor de zorgvraag in de overgangsperiode? Bestaat niet het risico dat de zorgvraag in de overgangstermijn toeneemt (veel zorg voor minder geld)? Het mag de minister bekend zijn dat de leden van de VVD-fractie in het algemeen geen voorstanders zijn van afschaffing van de nominale Tweede Kamer, vergaderjaar 2000 2001, 27 586, nr. 5 2

premie. Hoewel zij begrip hebben voor de keuze van de minister zoals neergelegd in het wetsvoorstel, hebben deze leden nog enkele vragen. Jongeren met een kleine baan worden op grond van hun dienstbetrekking hoofdverzekerde ingevolge de Ziekenfondswet, en zijn derhalve zowel procentuele als nominale ziekenfondspremie verschuldigd. De minister stelt dat een relatief groot deel van het netto-inkomen in dat geval opgaat aan nominale premie. Kan de minister dit inzichtelijk maken aan de hand van enkele rekenvoorbeelden? De STAR wijst op de nadelige uitwerking van de relatief hoge ziekenfondspremie op het arbeidsaanbod van jeugdigen. De leden van de VVD-fractie vragen hoe in relatie tot de nominale premie dit arbeidsaanbod zich de laatste vijf jaar heeft ontwikkeld. Het wetsvoorstel voorziet in afschaffing van de nominale premie voor jongeren onder de 18 jaar. Kan de minister ingaan op de inkomenseffecten voor jongeren op het moment dat zij 18 worden en wel nominale premie moeten gaan betalen? Kan zij dit toelichten aan de hand van enkele voorbeelden? Tenslotte vragen zij welke veronderstellingen ten grondslag liggen aan de geschatte efficiencyopbrengst van f 750 000, voor ziekenfondsen en particuliere verzekeraars tezamen. De leden van de CDA-fractie hebben met grote belangstelling kennis genomen van de inhoud van het voorliggende wetsvoorstel en de daarbij behorende memorie van toelichting. Het voorstel beoogt een oplossing te bieden voor een drietal door de regering gesignaleerde knelpunten in de praktijk van de Ziekenfondswet. Het eerste knelpunt betreft de problemen die particulier verzekerde werknemers ondervinden wanneer zij in de WW terecht komen en vervolgens in de Ziektewet. Gedurende het eerste jaar van de werkloosheid blijft deze verzekerde particulier verzekerd. Wanneer men in dat eerste jaar ziek wordt en in de Ziektewet belandt, telt de ziektewetperiode niet mee voor de vaststelling van de termijn van één jaar. Wanneer men hersteld is en weer een WW-uitkering ontvangt, begint het vaststellen van de termijn van een jaar opnieuw. Dit systeem kan leiden tot grote financiële consequenties voor betrokkene en eventueel haar/zijn gezin. De leden van de CDA-fractie delen de analyse van de regering van de geschetste problematiek en hebben waardering voor de op dit punt voorgestelde wijziging van de Ziekenfondswet (toevoeging van een lid aan artikel 3). Het tweede knelpunt dat door de regering wordt gesignaleerd, betreft de beëindiging van de particuliere verzekeringsovereenkomst bij overgang naar de ziekenfondsverzekering. De particuliere ziektekostenverzekering eindigt op dit moment van rechtswege met ingang van de dag waarop de particuliere verzekeraar van de verzekerde mededeling van de inschrijving als ziekenfondsverzekerde ontvangt. Er vloeit een aantal problemen voort uit deze constructie. Ten eerste is dat de administratie en uitvoering, ten tweede de restitutie van de particuliere premie en ten derde de verzekeringssituatie in de periode tussen het ontstaan van de ziekenfondsverzekering van rechtswege en de beëindiging van de particuliere ziektekostenverzekering. De voorgestelde oplossing, die in nauw overleg met Zorgverzekeraars Nederland is ontwikkeld, is samengevat het beëindigen van het deel van de particuliere verzekering dat overeenkomt met het wettelijke pakket van de ziekenfondsverzekering met ingang van de dag waarop ziekenfondsverzekering ontstaat. De particuliere verzekeraar blijft in de periode tussen het ontstaan van de ziekenfondsverzekering en inschrijving bij het ziekenfonds risicodrager van het bovenwettelijke deel. Hoewel de leden van de CDA-fractie het voorstel van de regering op dit punt begrijpen, leven er bij hen toch enkele gedachten c.q. vragen die zij aan de regering zouden willen voorleggen. Ten eerste is dat de vraag in Tweede Kamer, vergaderjaar 2000 2001, 27 586, nr. 5 3

hoeverre de nu voorgestelde systematiek daadwerkelijk zoveel eenvoudiger is dan de huidige praktijk. Het komt deze leden voor dat ook aan de door de regering voorgestelde oplossing uitvoeringstechnische haken en ogen kleven. Immers, er blijft sprake van een dubbele verzekering in materiële zin (zeker in de ogen van de verzekerde). Verder blijft er sprake van een dubbele betaling van premie die vervolgens gedeeltelijk gerestitueerd moet worden. Het tweede punt is het mogelijke alternatief dat de leden van de CDA-fractie zouden willen voorleggen. Is op enig moment in de voorbereiding van het voorliggende wetsvoorstel overwogen om te kiezen voor een constructie waarbij de ziekenfondsverzekering voor voormalig particulier verzekerden te laten ingaan op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin om inschrijving wordt verzocht? Wanneer dan ook nog afgesproken wordt dat ook pas in de maand volgend op de datum van inschrijving procentuele premie wordt afgedragen door de werkgever, behoren nagenoeg alle uitvoeringstechnische problemen en verrekeningen tot het verleden. Zou de regering willen reageren op dit mogelijke alternatief en, mocht dit alternatief in de voorbereiding al overwogen zijn, aan willen geven waarom hier niet voor gekozen is? Het derde door de regering gesignaleerde knelpunt betreft de afschaffing van de nominale ziekenfondspremie voor personen jonger dan 18 jaar. Jongeren, scholieren, die een bijbaantje hebben, zijn een relatief groot deel van hun verdiensten kwijt aan de nominale ziekenfondspremie. De leden van de CDA-fractie zijn het met de regering eens dat dit een ongewenste situatie is. Hoewel de leden van de CDA-fractie waardering hebben voor de door de regering gekozen oplossing, het afschaffen van de nominale ziekenfondspremie voor jongeren onder de achttien jaar, hechten zij eraan om op een aantal punten hun twijfels kenbaar te maken. Ten eerste betreffen dat twijfels over de leeftijdsgrens van achttien jaar. Hoewel deze leden begrijpen dat er hoe dan ook een grens getrokken moet worden, zijn er vele jongeren van (net iets) boven de achttien jaar die in precies dezelfde omstandigheden verkeren als jongeren onder de achttien jaar. Het kunnen bijvoorbeeld scholieren zijn die iets langer over hun VWO-diploma doen of twee opleidingen «stapelen» (MAVO, HAVO, VWO). Hoewel zij de leeftijdsgrens overschrijden, is hun situatie vergelijkbaar met een scholier onder de achttien jaar. Kortom, kan de regering de motivatie voor de leeftijdsgrens van achttien jaar nader kenbaar maken? Ten tweede betreffen de twijfels van de leden van de CDA-fractie de keuze om ook jongeren onder de achttien jaar met een (nagenoeg) fulltime baan en een navenant inkomen vrij te stellen van betaling nominale premie ziekenfonds. Deze leden vragen om een nadere onderbouwing van deze keuze, omdat in deze gevallen het argument «relatief hoog bedrag nominale premie in relatie tot verdiensten» immers niet opgaat. Is de regering tot deze keuze gekomen louter om uitvoeringstechnische redenen? Het wetsvoorstel is bij de Tweede Kamer ingediend onder de verkorte titel «Knelpunten Ziekenfondswet». De leden van de CDA-fractie willen van deze gelegenheid gebruik maken om nog een tweetal andere knelpunten in de huidige Ziekenfondswet onder de aandacht van de regering te brengen en de regering te vragen hierop te reageren. Het eerste door de leden van de CDA-fractie gesignaleerde knelpunt betreft de uitvoering van de wet «Zelfstandigen in het ziekenfonds» (26 553). Reeds vele malen hebben leden van de CDA-fractie via schriftelijke vragen getracht de vele knelpunten in de uitwerking van deze wet aan de orde te stellen. Via deze weg hebben deze leden o.a. aandacht gevraagd voor het verwijderen van WAO ers die tevens kleine zelfstandigen zijn uit het ziekenfonds (Tweede Kamer, vergaderjaar 1999 2000, Aanhangsel 850) en de vaststelling van het inkomen van startende ondernemers (Tweede Kamer, vergaderjaar 2000 2001, Aanhangsels 77 en 134). Tweede Kamer, vergaderjaar 2000 2001, 27 586, nr. 5 4

Deze leden zijn dan ook van mening dat voorliggend wetsvoorstel «Knelpunten Ziekenfondswet» een goede gelegenheid was geweest om ook voor deze knelpunten een oplossing aan te dragen. Waarom heeft de regering hier niet voor gekozen, zo vragen deze leden zich af? Is de regering alsnog bereid om met een oplossing te komen en zo neen, wilt u dan aangeven waarom niet? Het tweede knelpunt betreft de positie van mensen die uitsluitend alimentatie ontvangen en zich op grond daarvan particulier moeten verzekeren tegen ziektekosten. Zij zijn een relatief (zeer) groot deel van hun inkomen kwijt aan ziektekosten, hebben een inkomen onder de loongrens die voor werknemers geldt, maar moeten zich desondanks particulier verzekeren. Zou de regering willen aangeven waarom ook voor dit knelpunt niet gekozen is voor het aandragen voor een oplossing? De leden van de D66-fractie hebben met waardering kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel, omdat een aantal knelpunten in de Ziekenfondswet hiermee worden opgelost. Zij zijn verheugd te lezen dat er afstemming komt tussen de Werkloosheidswet en de Ziekenfondswet. Ook vinden zij het, voor het versimpelen van de uitvoeringspraktijk, logisch dat een particulier verzekerde die overgaat naar het ziekenfonds met terugwerkende kracht, tot het moment van ontstaan van de ziekenfondsverzekering de datum van overname, in het ziekenfonds zit. Zij vragen of deze nieuwe regeling geen verwarring schept bij patiënten. Immers, enkel als zij zich voor de grens van 60 dagen melden geldt de nieuwe wet. De intentie om de nominale ziekenfondspremie af te schaffen voor personen jonger dan 18 jaar als zij een (bij)baan hebben, doet bij de leden van de D66-fractie de vraag rijzen wat dit voor effect heeft op het inkomen van deze jongeren. Zodra zij immers de leeftijd van 19 jaar bereiken kan door het huidige voorstel hun inkomen achteruit gaan. Is hier rekening mee gehouden? De leden van de SP-fractie stellen vast dat met de indiening van dit wetsvoorstel aan een eerdere toezegging van de regering, zij het wat laat, wordt voldaan. In de Nota naar aanleiding van het Verslag inzake wetsvoorstel 26 553 kondigde de regering reeds aan dat ze onmiddellijk na de afronding van de werkzaamheden aan dit wetsvoorstel een mogelijke oplossing voor een aantal van de overige knelpunten zou voorbereiden. Deze leden vragen waarom dit zo lang op zich heeft laten wachten. Daarnaast stellen deze leden vast dat slechts gedeeltelijk aan de toezegging is voldaan. Zij missen voorstellen voor een oplossing van diverse belangrijke knelpunten. Deze leden missen allereerst een oplossing voor de alimentatiegerechtigden, en verzoeken de regering met klem ook voor deze groep binnen dit wetsvoorstel een oplossing voor te dragen. Ten tweede willen deze leden graag een reactie van de regering ten aanzien van de volgende (mogelijke) knelpunten. Studenten die geen studiefinanciering hebben kunnen niet in de goedkope studentenverzekering en zijn dus aangewezen op particuliere verzekering. Hoeveel studenten zijn er die niet WSF-gerechtigd zijn en bestaat er inzicht hoeveel van hen onverzekerd zijn? Zijn mensen die een wachtgelduitkering ontvangen altijd uitgesloten van het ziekenfonds? Zo ja, wordt overwogen toegang voor het ziekenfonds ook voor deze groep mogelijk te maken, na toetsing van het inkomen? Zijn er plannen om het mogelijk te maken dat mensen die via de vut op een jaarinkomen beneden de inkomensgrens van het ziekenfonds komen via het ziekenfonds verzekerd kunnen worden? Idem wat betreft mensen met een gedeeltelijke WAO-uitkering? Bij een weduwe die meer nabestaande pensioen ontvangt dan ANW Tweede Kamer, vergaderjaar 2000 2001, 27 586, nr. 5 5

en WAO tezamen zou het inkomen waar premie ziekenfonds over wordt betaald minder dan de helft bedragen, met als gevolg dat kinderen niet meeverzekerd en dus particulier verzekerd moeten worden. Klopt dit en zo ja, erkent u dat deze particuliere verzekering een forse aanslag kan vormen op het besteedbaar inkomen van zo n gezin? Geldt hetzelfde voor alimentatiegerechtigden met een bijbaantje waardoor zijzelf wel in het ziekenfonds kunnen maar niet hun kinderen? Is een mogelijke oplossing het kostwinnersvereiste in de Regeling medeverzekering ziekenfondsverzekering aan te passen? Geldt een ziekenfondsverzekering bij uitzendkrachten alleen voor de kalenderweken waarin feitelijk wordt gewerkt? Is het altijd mogelijk in de niet-gewerkte weken via een speciale regeling tegen extra betaling in het ziekenfonds te blijven of is dit afhankelijk van de zorgverzekeraar? Hoe zit dit bij oproepkrachten? De leden van de SP-fractie ontvangen graag een overzicht van alle bestaande knelpunten, alsmede antwoord op de vraag welke groepen er nog resteren met een inkomen onder de inkomensgrens die nog niet kunnen toetreden tot het ziekenfonds. De leden van de SP-fractie constateren dat de regering met dit voorstel een advies opvolgt dat de Ziekenfondsraad al jaren geleden voor de oplossing van deze ongewenste situatie heeft aangedragen. Deze leden stemmen hiermee in. Zij vragen wel of de keuze van de wetgever destijds om de toetsing van de loongrens van de ZFW eerst te doen plaatsvinden nadat zich een werkloosheidssituatie van een jaar voordoet om jojo-effect te voorkomen, in de praktijk in een aantal situaties toch niet een grote financiële belasting kan betekenen. Deze leden hebben toch goed begrepen dat de gevolgen van werkloosheid voor medeverzekerden al eerder zijn opgelost door het kostwinnersvereiste in de Regeling medeverzekering ziekenfondsverzekering aan te passen? Dit is, zo nemen deze leden aan, gedaan vanwege de zware financiële belasting die dit anders voor gezinnen kon betekenen. De leden van de SP-fractie stellen vast dat de overgang naar de ziekenfondsverzekering wordt vereenvoudigd. Deze leden hebben nog een vraag aangaande de aanvullende verzekering. Zij hebben begrepen dat bij overgang naar de ziekenfondsverzekering er tevens een bureaucratische procedure is inzake de aanvullende verzekering, terwijl het om dezelfde aanvullende verzekering gaat die je eerst als particulier verzekerde en nu als ziekenfondsverzekerde afsluit. Is het waar dat deze aanvullende verzekering niet gewoon kan doorlopen en zo ja, waarom niet? De leden van de SP-fractie zijn verheugd dat er nu eindelijk een regeling wordt voorgesteld om de onevenredig hoge ziektekosten voor jongeren met een bijbaantje, te verlichten. Zij zijn wel van mening dat dit erg lang op zich heeft laten wachten. Reeds vanaf begin 1996 komen er brieven van ouders en jongeren met het verzoek iets aan deze situatie te veranderen. In april 1996 heeft de Jongerenorganisatie CNV al geprotesteerd tegen de verhoogde premieplicht zoals die voor jongeren is gaan gelden vanaf 1 januari 1996. Ook vanuit de kamer is er al vele malen aangedrongen op een oplossing van dit knelpunt. Al in 1997 heeft het EIM drie mogelijke oplossingen voorgesteld: het afschaffen van de individuele verzekeringsplicht voor personen jonger dan 18 jaar, de (her)invoering van de nominale kinderpremie of het afschaffen van de nominale premie voor personen jonger dan 18 jaar. De Stichting van de Arbeid heeft in 1999 vastgesteld dat de per 1 januari 1999 sterk verhoogde nominale premie nadelig uitwerkt op het arbeidsaanbod van jeugdigen. De leden van de SP-fractie vragen de regering om een overzicht van de stijging van de nominale premies per zorgverzekering en de gemiddelde stijging voor de jaren 1999 tot en met 2001. Deze leden herinneren zich dat de stichting van de Arbeid twee oplossingen heeft voorgesteld. De nominale premie laten vervallen voor Tweede Kamer, vergaderjaar 2000 2001, 27 586, nr. 5 6

personen jonger dan 18 jaar of voor thuiswonende personen jonger dan 18 jaar die betaald werk aanvaarden de zelfstandige ziekenfondsplicht te laten vervallen. Haar overweging bij dit laatste was dat deze jeugdigen op het moment dat zij een baantje nemen al via de ouders zijn verzekerd hetzij als medeverzekerd gezinslid in het ziekenfonds, hetzij op een particuliere polis. Het feit dat zij 8 tot 60 uur per maand gaan werken behoefde naar de mening van de Stichting geen reden te zijn hun positie als medeverzekerd gezinslid om te zetten in een zelfstandig recht op ziekenfondsverzekering nu hieraan belangrijke bezwaren zijn verbonden. De stichting gaf de voorkeur aan de laatste variant omdat deze voor de betrokken verzekerden werkgevers en ziekenfondsen administratief gezien, met name in de sfeer van aan- en afmelding, het eenvoudigst is. De regering kiest hier niet voor vanwege de precedentwerking. Zij wijst er bovendien op dat het Landelijk instituut sociale verzekeringen er op wijst dat deze oplossing ingrijpende uitvoeringstechnische gevolgen heeft. Deze leden vragen de regering dit alles toch nog eens toe te lichten, en daarbij de aanbevelingen en argumenten van de stichting van de arbeid te betrekken. Zij vragen ook of de regering voor enkele situaties van werkende jongeren een berekening voorlegt hoe beide varianten uitpakken? Begrijpen deze leden het goed dat het voorstel 1 april 2001 van kracht wordt? Althans de regering zal alles in het werk stellen deze inwerkingsdatum te verwezenlijken? Deze leden nemen aan dat indien dit niet lukt, in elk geval terugwerkende kracht zal gelden tot en met 1 april 2001. Vanwege het lange uitblijven van dit wetsvoorstel verzoeken deze leden de regering tevens om voor dit onderdeel (het vervallen van de nominale premie voor personen jonger dan 18 jaar) een terugwerkende kracht in te stellen tot en met 1 januari 2001. De voorzitter van de commissie, Essers De griffier van de commissie, Teunissen Tweede Kamer, vergaderjaar 2000 2001, 27 586, nr. 5 7