Praktijkopdrachten groep 7/8. 1
2
Inhoudsopgave Inhoudsopgave 2 Opdrachten bij de water excursie 3 Hoe ziet de plas eruit?...3 Planten in het water en op de oever.3 Voorbeelden van planten in om de poel va de Ossenbeemd.4 Op zoek in het water.5 Werkblad waterdiertjes.6 Waterdiertjes Waterdiertjes zoekblad 1 7 Waterdiertjes zoekblad 2..8 Van kikkervisje tot kikker.9 Ontwikkeling van de kikker.9 3
opdrachten bij de waterexcursie HOE ZIET DE PLAS ERUIT? Hoe is dit water ontstaan? Op natuurlijke wijze of gegraven?... Zie je veel of weinig planten in het water?... Zie je veel of weinig planten aan de oever?... Stroomt het water?... Vind je het water helder of vies?.... Zie je diertjes in het water?... Zie je diertjes op het water?... Zie je diertjes op de kant?... PLANTEN IN HET WATER EN OP DE OEVER Kijk eens naar de planten aan de rand van het water. De planten staan op hun eigen plekje: er is een plantentrap van droog naar nat. Probeer hun namen op te zoeken op de zoekkaarten. Schrijf de namen op die je gevonden hebt. Schrijf bovenaan planten die hoger op de kant staan, daaronder die lager staan. De onderste staan vlak aan het water. Op het land: Aan de oever: In het water: oeverplanten lisdodde/riet zuurstofplanten drijfplanten moerasplanten 4
Voorbeelden van planten in en om de poel van de Ossenbeemd: oever en moerasplanten: watermunt dotterbloem pitrus lisdodde kalmoes pijlkruid planten met drijfbladeren: waterlelie drijvend fonteinkruid watergentiaan kroos zuurstof-/ onderwaterplanten: aarvederkruid waterpest hoornblad 5
OP ZOEK IN HET WATER -Zoek een mooi plekje aan het water. -Pak een emmer en doe deze halfvol met water. -Bekijk het water; Is het water helder, troebel of donker van kleur?... -Ruik aan het water. Waar ruikt het naar? Naar niets? Naar planten? Vies?... Ga eerst rustig zitten en kijk goed in het water. Je ogen moeten wennen aan het donkere water, dus heb geduld. Niet met je voeten stampen of snelle bewegingen maken, want dan schrikken de beestjes en vluchten dieper het water in. We gaan nu proberen verschillende waterdiertjes te vangen Pak je schepnet. Steek het niet te diep in het water, anders kom je in de modder. Zoek vooral langs de kant en tussen de waterplanten. Maak het net leeg in de witte bak, waarin je ook wat water hebt gedaan. Nu goed kijken naar waterbeestjes. Sommige zijn erg klein! Schep de beestjes met een lepel, theezeefje of pipet uit de bak in de emmer. Probeer het water in de emmer zo schoon mogelijk te houden en ververs regelmatig het water in de bak. Als we voldoende beestjes gevangen hebben nemen we ze mee naar het lokaal en gieten ze voorzichtig over in de doorzichtige bakken. Nu kunnen we ze met de zoekkaarten gaan determineren. Kijk goed in de glazen bak hoe zij zich voortbewegen. Kies vervolgens enkele beestjes uit die je alweer met een lepel of theezeefje in een loeppotje of onder de binoculair (microscoop) plaatst, om nader te bekijken. Vul vervolgens op de volgende bladzijde werkblad waterdiertjes de vragen in. Gebruik daarbij de zoekkaarten. 6
WERKBLAD WATERDIERTJES Wat is de kleur? Eerste diertje Tweede diertje Heeft het poten of vinnen? Hoeveel? Zie je sprieten? Zie je ogen? Kan het zwemmen? Waarmee zwemt het dan? Wat valt je op aan zijn staart, Ogen, bek enz. Laat dat zien in een tekening als je dat wilt. Verzin eens een gekke naam. Wat is zijn echte naam? (gebruik de zoekkaart) Gebruik van de binoculair. Probeer met het pipetje een waterdiertje te pakken dat in één waterdruppel past. Leg het diertje op een plat schaaltje. Zet het schaaltje onder de binoculair en beschrijf wat je ziet. 7
Waterdiertjes Zoekblad 1 Eet bacteriën, eencellige algen en zwevende deeltjes van vergane planten en dieren. Eet bacteriën, eencellige algen en zwevende deeltjes van vergane planten en dieren. Zorgt zo voor de helderheid van t water. Eet allerlei resten van planten en dieren die op de bodem liggen. roeipootkreeftje Eet vergane planten en dieren op de bodem. Is zelf voedsel voor o.a. salamanders. watervlo Eet afval, muggenlarven en watervlooien. Ze zijn tweeslachtig en wanneer je ze in tweeën splitst wordt elke helft weer een nieuwe platworm. vlokkreeftje Zuigt lichaamssappen uit andere dieren, b.v. vissen, kikkers en waterslakken. tubifex of slingerworm Eet zwevende deeltjes van vergane planten en dieren. Wordt uiteindelijk een zweefvlieg. platworm Eet plakton en vergane planten en dieren. bloedzuiger Eet kleine insecten die op het water vallen. Beweeglijke zwemmer. rattenstaartlarve Eet kleine waterinsecten. Spint een soort duikersklok met daarin een luchtbel, vanwaar hij zijn prooi aanvalt. Heeft zuiver, zuurstofrijk water nodig. muggenlarve Meestal opvallende rood. Eet vooral watervlooien, maar parasiteert ook op andere insecten. Ademt door de huid en is daarom gevoelig voor verontreiniging. schrijvertje Eet algen en rottende plantendelen. Verzamelt plantenresten en/of zandkorrels om een koker te bouwen als schuilplaats. waterspin Eet kleine waterdiertjes. Ademt via de staartkieuwen. watermijt Eet kleine waterdiertjes. Geduchte rover. Ademt via zijn achterlijf. kokerjuffer Leeft vooral op stenen en planten en eet vergane planten en algen. Gevoelig voor waterverontreiniging. Groeit uit tot ééndagsvlieg. waterjufferlarve libellenlarve haftelarve 8
Waterdiertjes Zoekblad2 Behoort tot de wantsen. Snelle jager. Kan steken. Eet vooral muggenlarven, kikkervisjes en kleine vissen. Neemt een luchtbel mee om te ademen. Eet andere insecten, kikkervisjes en kleine visjes. Geduchte rover. Eet insecten. Loert tussen waterplanten op prooi. Heeft twee schaartjes, waarmee hij pijnlijk kan bijten. Hij kan ook vliegen. bootsmannetje of ruggezwemmer Eet insecten die op het water vallen. Jaagt ook in groepen. Gedijt alleen in schoon water. duikerwants Eet insecten, kikkervisjes en kleine visjes die hij tussen zijn scharen vasthoudt. Ademt via een staartbuis. staafwants Geduchte jager. Eet insecten, kikkervisjes, kleine visjes en slakken. Kan goed vliegen. schaatsenrijder Eet kikkervisjes en jonge visjes. Heel beweeglijk. Moet telkens naar boven om te ademen. waterschorpioen Eet rottende plantendelen en algen. Hoort bij de kreeftachtigen. geelgerande roofkever Graast algen en plantenresten. Ademt via kieuwen. larve geelgerande roofkever Eet algen en plantenresten. Ademt zowel door de huid als met zijn long aan het oppervlak. waterpissebed Eet algen en afval. Windingen in één vlak. Ademt via zijn long en huid. moerasslak Lijkt op de posthoornslak, maar is veel kleiner. Ademt via zijn long en huid. poelsslak Eet insecten, slakken en wormen. posthoornslak Eet bacteriën, algen en watervlooien. schijfhoornslak Eet kleine insecten. Heeft als larve kieuwen, later longen. Ademt ook door de huid. kikker kikkervisje watersalamander 9
Van kikkervisje tot kikker In het voorjaar trekken de vrouwtjes van de bruine kikker, de groene kikker en ook de padden naar het water om eieren te leggen. De mannetjes volgen om de eitjes te bevruchten. Kikkereieren vormen geleiachtige klonters, de zgn. kikkerdril. Padden leggen hun eieren in slierten, of snoeren. Afhankelijk van de watertemperatuur komen de eitjes na ongeveer drie weken uit. kikkerdril Kikkerei met embryo Ontwikkeling van de kikker: A) 2 tot 3 weken: Kikkervisje zonder poten. B) 8 tot 10 weken: Kikkervisje met twee achterpoten C) 10 tot 12 weken: Kikkervisje met vierpoten D) 14 tot 16 weken: Kikker met staartrest E) 16 tot 18 weken: Volgroeide kikker 10