Masterscriptie Universiteit van Tilburg Faculteit Rechtswetenschappen (TLS) EERWRAAK. Culturele invloeden en de strafmotivering van de rechter

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692

Voorwoord. Materieel strafrecht. Inleiding. 2 Bronnen van strafrecht 3 Voorwaarden voor strafbaarheid. De menselijke gedraging

ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht

Zoekresultaat - inzien document. ECLI:NL:RBOBR:2015:5776 Permanente link: Uitspraak. Rechtbank Oost-Brabant

Strafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid:

5.9 Middenweg 4: cultureel verweer alleen voor vrouwen Conclusie 149

ECLI:NL:RBDHA:2017:5840

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061

Inhoudsopgave. 3 Materieel strafrecht: opzet en schuld Inleiding 45

ECLI:NL:GHARL:2017:2188

ECLI:NL:RBZUT:2010:BL3511

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2158

Inleiding. 1 Strafrecht

Parketnummer: /17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)

ECLI:NL:GHDHA:2015:84

ECLI:NL:GHARL:2013:CA1193

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4699

ECLI:NL:GHDHA:2016:935

NEDERLANDSE VERENIGING VOOR RECHTSPPjy^K

Inhoudsopgave. Voorwoord. xiii. Lijst van afkortingen. Verkort aangehaalde werken

Het gaat om bijzondere motiveringskwesties; het beslissen en motiveren.

Verkorte inhoudsopgave

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBMAA:2011:BP5002

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Inhoudsopgave. Voorwoord 13. Aanbevolen literatuur 15. Afkortingenlijst 17. Hoofdstuk 1 Inleiding 19

ECLI:NL:GHDHA:2014:205

Hof van beroep G. (...) Arrest. Arrestnummer. Datum van uitspraak. Notitie-nummer griffie. Notitienummer parfcet-generaal.

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

ECLI:NL:RBMNE:2016:7721

ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999

ECLI:NL:PHR:2014:1700 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04833

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken

ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ5994

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 maart 2013 in de zaak tegen: thans gedetineerd in de.

ECLI:NL:GHSHE:2015:738

ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 29 november 2016 TEGENSPRAAK

Inhoudsopgave. Voorwoord / 5. Lijst van gebruikte afkortingen / 13. Het materiële strafrecht. 1. Inleiding / 17

ECLI:NL:GHAMS:2014:3775

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011

No.W /II 's-gravenhage, 16 juli 2012

Datum 23 februari 2012 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over de voorlopige hechtenis van dhr. R.

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO7907

Datum 29 januari 2010 Onderwerp WODC-onderzoek 'Strafrechtelijke ontzetting uit beroep of ambt'

Samenvatting strafzaken die in 2008 zijn aangemeld bij/afgedaan door de Toegangscommissie

ECLI:NL:GHSHE:2017:978

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341

Rapport. Datum: 13 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/446

ECLI:NL:OGEAA:2016:411

ECLI:NL:RBGEL:2013:5798

ECLI:NL:RBARN:2001:AD4391

ECLI:NL:RBGEL:2014:6552

ECLI:NL:RBDHA:2014:1006

Uitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK

ECLI:NL:RBROT:2017:6331

ECLI:NL:RBUTR:2005:AU7293

ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 oktober 2015.

ECLI:NL:GHSGR:2010:BO0993

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273

ECLI:NL:GHSGR:2008:BO1540

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag

ECLI:NL:RBOVE:2014:6970

ECLI:NL:RBARN:2012:BY7009

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993

ECLI:NL:HR:2014:381. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556, Gevolgd

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Uitspraak d.d.: 2 februari 2016 TEGENSPRAAK Promis

ECLI:NL:RBNNE:2017:1473

ECLI:NL:RBALK:2010:BO9234

Parketnummer: /19 Uitspraak: 8 april 2019 Tegenspraak

ECLI:NL:GHAMS:2016:3674

ECLI:NL:RBLEE:2000:AA5099

Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te uur Kenmerk: art. 515 lid 4 Sv en daartoe overwogen:

Hoofdstuk 1,2, en 4 van het boek Straf(proces)recht begrepen.

ECLI:NL:GHSHE:2015:2029

Embargo tot 18 okt. 2012, uur

ECLI:NL:RBMNE:2016:4569

ECLI:NL:GHSHE:2010:BN7215

CULTURELE ACHTERGRONDEN IN HET STRAFRECHT.

ECLI:NL:RBNHO:2015:7578

ECLI:NL:RBMNE:2016:5688

ECLI:NL:RBGEL:2016:1041

ECLI:NL:GHARN:2007:208

Als er sprake is van een incident op heterdaad (tijdens of kort na plegen) en het gaat om een mishandeling of een bedreiging met mishandeling:

ECLI:NL:RBMAA:2010:BN4824

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 24 augustus 2016.

Auteur(s) Henk Ferwerda, Ilse van Leiden en Frank Willemsen

ECLI:NL:GHARN:2008:BG4042

Voorwoord. Lawbooks Grondslagen van Recht ( ) Beste student(e),

Transcriptie:

Masterscriptie Universiteit van Tilburg Faculteit Rechtswetenschappen (TLS) EERWRAAK Culturele invloeden en de strafmotivering van de rechter

EERWRAAK Culturele invloeden en de strafmotivering van de rechter Auteur: N.J.S. (Natasja) Doornbosch ANR: 511858 Masterscriptie Rechtsgeleerdheid, accent Strafrecht Te verdedigen tegenover de Examencommissie van de Faculteit Rechtswetenschappen van de Universiteit van Tilburg: dhr. mr. drs. B. van der Vorm mw. mr. S.B.G. Kierkels op 27 juni 2014 om 15.00 uur

Voorwoord Deze scriptie is geschreven in het kader van het afronden van de master Rechtsgeleerdheid, accent strafrecht aan de Universiteit van Tilburg. Het is een lang en vermoeiend proces geweest. Hieraan lagen meerdere, persoonlijke, redenen ten grondslag. Toch is het ook de kroon op vele jaren hard werken. De trots blijft, ondanks dat het schrijven van deze scriptie de afgelopen periode met vallen en opstaan gepaard is gegaan. De interesse in het onderwerp eerwraak is groot en daarmee onveranderd gebleven. Deze interesse beperkt zich niet alleen tot het juridische vlak, ook autobiografieën van vrouwen die te maken hebben gehad met eerwraak, zijn favoriet. Hierbij wil ik mijn scriptiebegeleider, de heer mr. drs. Van der Vorm, en de tweede lezer mevrouw mr. Kierkels, bedanken voor de nuttige feedback en kritische opmerkingen. Daarnaast wil ik mijn vriend Jan Willem Bogaert bedanken voor zijn interesse op afstand en mijn medestudent Stijn Louwers voor de steun wanneer ik door de bomen het bos niet meer zag. Breda, juni 2014

Inhoudsopgave 1 Inleiding 1 1.1 1.2 1.3 1.4 Aanleiding en onderwerp 1 Probleemstelling, doelstelling en centrale vraagstelling 2 Theoretisch kader 4 Opzet scriptie 5 2 Het beroep op culturele herkomst 6 2.1 Inleiding 6 2.2 Culturele diversiteit 6 2.3 Cultureel delict en culturele strafzaak 7 2.3.1 Eergerelateerd geweld en eerwraak 7 2.4 Cultureel verweer 10 2.4.1 Cultureel motief 12 2.5 Slot 13 3 Het beslissingsmodel en culturele verweren 14 3.1 Inleiding 14 3.2 De materiële vragen van artikel 350 Sv 14 3.3 Bewijs- of kwalificatieverweer in eergerelateerde strafzaken 15 3.4 Beroep op strafuitsluitingsgronden in eergerelateerde strafzaken 17 3.4.1 Noodweer en noodweerexces 19 3.4.2 Ontoerekenbaarheid 23 3.4.3 Psychische overmacht 24 3.4.4 Tijdelijke ontoerekenbaarheid 26 3.5 Strafmaatverweer in eergerelateerde strafzaken 27 3.5.1 Gewetensdrang en overtuigingsdaden 29 3.6 Slot 30 4 Straftoemeting en culturele invloed 31 4.1 4.2 4.3 Inleiding 31 Strafoplegging 31 Strafmaatmotivering 37

4.3.1 Standaardstrafmotivering 42 4.4 Uitdrukkelijk onderbouwd standpunt 44 4.5 PROMIS 45 4.6 Verkort vonnis 47 4.7 Slot 49 5 Jurisprudentie culturele verweren 50 5.1 Inleiding 50 5.2 Selectie en analyse van jurisprudentie 50 5.3 Bewijs- of kwalificatieverweren in eergerelateerde strafzaken. 52 5.4 Strafuitsluitingsgronden in eergerelateerde strafzaken 55 5.4.1 Noodweer en noodweerexces 55 5.4.2 Ontoerekenbaarheid 56 5.4.3 Psychische overmacht 59 5.4.4 Tijdelijke ontoerekenbaarheid 63 5.4.5 Strafmaatverweer in eergerelateerde strafzaken 63 5.4.6 Slot 66 6 Jurisprudentie straftoemeting en culturele invloed 68 6.1 Inleiding 68 6.2 Strafoplegging 68 6.3 Strafmotivering 70 6.3.1 Culturele invloed strafproces, maar geen of onduidelijke invloed op straftoemeting 73 6.3.2 Culturele invloed strafproces én culturele invloed straftoemeting 79 6.3.3 Geen of onduidelijke invloed strafproces, maar wel culturele invloed straftoemeting 88 6.3.4 Geen of onduidelijke invloed strafproces én geen of onduidelijke invloed straftoemeting 91 6.4 Slot 93 7 Conclusie 97 Literatuurlijst Jurisprudentielijst Bijlage

1 Inleiding 1.1 Aanleiding en onderwerp De bevolkingssamenstelling van Nederland is cultureel divers. De Nederlandse samenleving is met andere woorden multicultureel en etnisch pluriform te noemen. Verscheidene culturele groeperingen leven hierbij naast, maar ook met elkaar. Ter illustratie kent voornamelijk de bevolking van de Randstad met steden als Rotterdam, Amsterdam, Den Haag en Almere een hoog percentage allochtonen van niet-westerse afkomst. 1 Een maatschappij die veel culturele diversiteit kent, vraagt ook om een specifieke benadering van culturele verschillen. Op maatschappelijk vlak wordt er op deze culturele diversiteit ingespeeld door enerzijds integratie te bevorderen en anderzijds te streven naar wederzijds respect voor de normen en waarden die uit deze verschillende culturen voortvloeien. 2 Ook de Nederlandse strafrechtspleging wordt geconfronteerd met gedragingen die zouden zijn ingegeven door iemand zijn culturele achtergrond. Door juristen wordt er al geruime tijd gezocht naar mogelijkheden om met de uit deze culturele achtergrond voortvloeiende culturele delicten rekening te houden in de strafrechtspraak. 3 Juist het strafrecht leent zich voor de discussie omtrent de ruimte van culturele invloeden in het strafproces nu het de verdachte direct in zijn belangen raakt. Handelen in navolging van bepaalde culturele normen en waarden kan immers leiden tot een lange gevangenisstraf. Culturele delicten zijn in de ogen van autochtonen vaak moreel verwerpelijk en worden daarom bedreigd met zware sancties. 4 Een voorbeeld van een culturele, strafbare gedraging is eerwraak. Eerwraak is een van de bekendste culturele delicten en tevens de zwaarste vorm van eergerelateerd geweld. 5 Er is sprake van het doden van een (vaak vrouwelijk) familielid wegens het ten schande maken van de familie-eer. 6 Dit verschijnsel zal in dit onderzoek centraal staan. Een culturele strafzaak is de afdoening van een cultureel delict als eerwraak middels een strafrechtelijke procedure. 7 Culturele strafzaken komen in verhouding met gewone strafzaken (slechts) sporadisch voor. 8 Het is aan de 1 Aandeel allochtonen per gemeente, CBS.nl (zoek op allochtonen). 2 Stark 2011, p. 153-159. 3 Siesling & Ten Voorde 2008, p. 7-8. 4 Ten Voorde 2008, p. 1. 5 Ferwerda & Van Leiden 2005, p. 23. 6 Ferwerda & Van Leiden 2005, p. 49. 7 Siesling 2006, p. 17. 8 Siesling 2006, p. 2. 1

actoren een strafzaak als cultureel te bestempelen. 9 In deze scriptie wordt met enige regelmaat gesproken over een eergerelateerde strafzaak. Hiermee wordt gedoeld op een culturele strafzaak waaraan eerwraak ten grondslag ligt. De term eerwraakzaak een eergerelateerde strafzaak zijn zodoende inwisselbaar. De rechter brengt bij de strafoplegging de straf in overeenstemming met de ernst van het feit, de omstandigheden van het geval en de persoon van de verdachte. De vraag of en in welke mate er rekening moet worden gehouden met de culturele achtergrond van een verdachte, vormt een overweging waar door de rechter aandacht aan kan worden besteed. Zo kan de achtergrond worden meegenomen in de beoordeling van verweren die worden gevoerd en zodoende tot strafuitsluiting (vrijspraak of OVAR), strafvermindering of juist strafvermeerdering leiden. In de rechtspraak zou al enige tijd rekening worden gehouden met culturele verscheidenheid in de opvattingen over misdaad en de bestraffing daarvan. 10 Maar waaruit blijkt dat en komt dit ook tot uiting in de strafmotivering van de rechter? 1.2 Probleemstelling, doelstelling en centrale vraagstelling Probleemstelling Eerwraak kan worden omschreven als een uit het gewoonterecht voortvloeiend recht en plicht om de familie-eer te zuiveren door moord op de schender. 11 Naar Nederlands recht is eerwraak een strafbaar feit in de zin van artikel 287 of artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Het betreft een levensdelict waarbij de culturele achtergrond een belangrijke rol heeft gespeeld bij het plegen daarvan. Eerwraak wordt in de ogen van de culturele gemeenschap waarvan de dader deel uitmaakt als reële oplossing gezien en onder bepaalde omstandigheden zelfs wenselijk geacht. 12 De gedraging wordt verantwoord door middel van een alternatieve invulling van bepaalde normen en waarden omtrent zedelijkheid en kuisheid die kunnen worden verklaard vanuit de culturele opvattingen van de verdachte. Eerwraak heeft te gelden als een (hogere) norm die geboden is in de achterliggende cultuur. 13 Tijdens het strafproces kan deze culturele achtergrond worden benadrukt of achterwege worden gelaten door de verdediging met als doel vrijspraak, ontslag van alle rechtsvervolging 9 Siesling 2006, p. 17. 10 Siesling 2006, p. 2-3. 11 Ferwerda & Van Leiden 2005, p. 15. 12 Strijbosch 1991, p. 666. Vgl. Van Broeck 2001, p. 5. 13 Aerts 1983, p. 297-299. 2

of strafvermindering te realiseren. De vraag is hoe de rechter omgaat met de tactiek van het al dan niet aanvoeren van culturele invloeden, welke factoren hij van invloed acht op de strafmaat en hoe dit wordt gemotiveerd. Met andere woorden: van belang is te achterhalen of de rechter werking toekent aan culturele invloeden en hoe hij dit in zijn oordeel laat terugkomen. De rechter kan gevoelig zijn voor een cultureel verweer en hier een strafverzachtende werking aan toekennen. De rechter kan echter ook een strafverzwarende factor zien in de culturele achtergrond en de zaak cultureel afstraffen. 14 In deze scriptie wordt de analyse van culturele strafzaken beperkt tot eerwraak. Naar aanleiding van de jurisprudentieanalyse in dit kader, kan bij voorbaat worden geconcludeerd dat een zuiver cultureel verweer in het geval van eerwraak tot op heden geen kans van slagen heeft ten aanzien van het primaire doel: strafuitsluiting. De centrale vraagstelling zal dan ook toezien op de invloed van culturele factoren op de straftoemeting. Wel zal het cultureel verweer in de zin van strafuitsluiting worden behandeld. Doelstelling Het hoofddoel van dit onderzoek is het beoordelen van de strafmotivering van de rechter in culturele strafzaken, toegespitst op eerwraak. Geanalyseerd wordt of de strafoplegging van de rechter in vijftig rechterlijke uitspraken die allen gerelateerd zijn aan eerwraak, toereikend is gemotiveerd. Het gaat hierbij om de wettelijke vereisten, maar ook om de vraag of er inzicht wordt gegeven in de beoordeling van culturele factoren zoals de culturele achtergrond van de verdachte of een cultureel verweer. Een overzicht van de geanalyseerde jurisprudentie zal worden gegeven in de vorm van een schema waarin onder meer mogelijk gevoerde (culturele) verweren en de mogelijke invloed van cultuur op de strafzaak en -toemeting is verwerkt. De relevante wettelijke vereisten van artikel 359 (j.o. artikel 358 en artikel 350) van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) worden aan de hand van de jurisprudentie getoetst. De bevindingen worden vervolgens in samenhang bekeken met de invloed van culturele factoren op de straftoemeting en de motivering daarvan. Bovenstaande wordt van belang geacht nu een cultureel delict als eerwraak juridisch gezien kan worden geschaard onder doodslag of moord. In deze kwalificatie komt echter niet de invloed van culturele factoren naar voren. Om dit te ondervangen kan het wenselijk worden 14 Maris van Sandelingenambacht 2002, p. 62 3

geacht dat de culturele invloed naar voren wordt gebracht in de strafoplegging en de motivering daarvan. Wanneer er wordt volstaan met een standaardmotivering of een verkort vonnis blijft het onderliggende probleem eer, dat ten grondslag ligt aan de culturele daad, mogelijk onderbelicht. Een aanbeveling tot een verzwaarde motiveringsplicht lijkt in dergelijke gevallen aangewezen. Centrale vraagstelling Blijkt uit de strafmotivering van de rechter (afdoende) of en hoe culturele factoren in eergerelateerde strafzaken van invloed zijn geweest op de straftoemeting? 1.3 Theoretisch kader Het is van belang te onderzoeken van welke factoren wordt verwacht dat zij een rol spelen bij de straftoemeting in culturele strafzaken als eerwraak en of deze worden verantwoord in de motivering van het vonnis of arrest. Uit de standaardstrafmotivering, die in principe niet meer inhoudt dan een samenvatting van de wettelijke vereisten, blijkt dat de rechter in ieder geval rekening dient te houden met de ernst van het feit, de persoon van de dader en de ernst van de omstandigheden. 15 Bezien moet worden of de strafmotivering in eerwraakzaken inzicht geeft in de mate waarin culturele factoren expliciet hebben doorgewerkt. Het gaat hierbij om het inzicht in de afwegingen van de rechter met betrekking tot de culturele achtergrond van de verdachte. Om het eindoordeel transparant te maken, is het motiveringsbeginsel in het leven geroepen. 16 Het is gewenst dat de rechterlijke uitspraak waarin de culturele achtergrond van de verdachte naar voren wordt gebracht, is gebaseerd op een deugdelijke onderbouwing waarbij het individuele karakter van de zaak naar voren komt. 17 Het onderzoek wordt vanuit een juridisch-maatschappelijk perspectief benaderd. Het juridisch kader omtrent de straftoemeting en -motivering in eerwraakzaken, wordt aan de hand van de wettelijke vereisten geschetst. In maatschappelijke context is het van belang dat het proces van rechterlijke besluitvorming inzichtelijk wordt gemaakt. Op deze manier kan de straf (publiekelijk) worden verantwoord ten opzichte van de betrokkenen en de samenleving. 18 Het laatste woord van de rechter wat betreft de straftoemeting staat centraal. De verwerping of 15 Van Wingerden & Nieuwbeerta 2010, p. 13. 16 Wiersinga 2002, p. 120. 17 Wiersinga 2002, p. 307. 18 Wiersinga 2002, p. 119. 4

aanvaarding van een cultureel verweer kan grote invloed hebben op het uiteindelijke oordeel. Het is van belang dat de beslissing hieromtrent naar behoren wordt gemotiveerd. De rechter komt veel vrijheid toe in de toemeting van de straf. Juist die vrijheid maakt dat de rechter in de ideale situatie inzicht biedt in zijn overwegingen die hebben geleid tot specifiek deze straf. 19 In eerwraakkwesties bestaat de kans dat de veroordeling sterk in het teken staat van een generaal preventief strafdoel. 20 Een deugdelijke motivering is daarom van belang om de straf passend en aanvaardbaar te maken voor de verdachte, dan wel ter morele genoegdoening aan de maatschappij. 21 1.4 Opzet scriptie Het onderzoek wordt systematisch opgebouwd. Allereerst worden in het tweede hoofdstuk een aantal culturele factoren uitgediept die van invloed kunnen zijn op de Nederlandse strafrechtspleging. Het derde hoofdstuk ziet toe op de omstandigheden en verweren die van invloed kunnen zijn op de strafbaarheid en de strafmaat, toegespitst op eerwraak. De eerste drie inhoudelijke vragen van artikel 350 Sv staan hierbij centraal. Hoofdstuk 4 bouwt hierop voort door de eisen en criteria die worden gesteld aan de straftoemeting en -motivering uit te diepen met het oog op eerwraakkwesties. De laatste vraag van artikel 350 Sv, artikel 358 en 359 Sv fungeren in dit hoofdstuk als richtlijn. Hoofdstuk 5 behandelt de selectie van jurisprudentie inzake de gevoerde (culturele) verweren. Hoofdstuk 6 werkt de straftoemeting en de invloed van cultuur hierop vervolgens uit aan de hand van de geselecteerde, aan eerwraak gerelateerde jurisprudentie. De (standaard)strafmotivering van de rechter wordt aangegrepen om de bevindingen te kunnen verzilveren. Het zevende hoofdstuk concludeert of de strafmotivering van de rechter toereikend is om de invloed van cultuur op de strafoplegging te achterhalen. 19 Siesling & Ten Voorde 2009, p. 88. 20 Kelk/De Jong 2013, p. 347. 21 Van Koppen e.a. 2010, p. 991. 5

2 Het beroep op culturele herkomst 2.1 Inleiding In Nederland worden normen en waarden aangehangen die aansluiten bij de westerse cultuur. Deze westerse cultuur is dynamisch, staat (tot op bepaalde hoogte) open voor invloeden van andere culturen en past zich voortdurend aan veranderende inzichten aan. De islamitische cultuur is daarentegen standvastiger en daarmee conservatief. Traditionele familiebanden en eer staan hoog in het vaandel, terwijl Nederland vrijheid, gelijkheid en autonomie nastreeft. Er wordt veel waarde gehecht aan de individuele waardigheid van de mens. 22 Culturele invloeden kunnen dus botsen met het Nederlandse strafrecht. De vraag is hoe daar als verdediging, Openbaar Ministerie (hierna: OM) en rechter mee om te gaan. 2.2 Culturele diversiteit Naast een cultureel diverse bevolkingssamenstelling, is er ook sprake van uiteenlopende culturele normen en waarden die worden aangehangen. Culturele diversiteit impliceert dat er binnen een samenleving verschillende systemen van gedeelde ideeën, regels, houdingen, waarden, betekenissen en concepten gelden. 23 Er is daarbij sprake van een heersende, nationale cultuur. De interpretatiekaders van sommige verdachten met een andere culturele achtergrond in de samenleving, kunnen daar van afwijken. 24 Het gaat hierbij enkel om de weergave van culturele diversiteit in het recht over het algemeen. Hiermee dient te worden voorkomen dat er wordt gesteld dat een persoon die afkomstig is uit een bepaalde cultuur, per definitie de bijbehorende normen en waarden aanhangt en dat er dus wordt gegeneraliseerd. 25 Om enige vorm van discriminatie tegen te gaan, is in artikel 1 van de Grondwet opgenomen dat een ieder die zich in Nederland bevindt, een gelijke behandeling in gelijke gevallen toekomt. Dit vormt dan ook het uitgangspunt. Het is anderzijds dan ook vanzelfsprekend dat iedereen het principe naleeft zich aan de in Nederland geldende wetsbepalingen te houden. De ruimte voor culturele verscheidenheid in het strafrecht lijkt dan ook beperkt. Op grond van het gelijkheidsbeginsel is Vrouwe Justitia geblinddoekt en maakt zij geen onderscheid. Er dient 22 Vleugel 2009, p. 2. 23 IJzermans & Van Klink 2004, p. 99-110. 24 Maris van Sandelingenambacht 2002, p. 63-64. 25 Rutten 2002, p. 89-90. 6

rechtgesproken te worden op grond van de feiten en omstandigheden en niet op basis van huidskleur of geloofsovertuiging en dus ook niet op grond van cultuur. 26 Een beroep op een strafuitsluitingsgrond kan, ondanks het voorgaande, in een individueel geval wel slagen. Hierop zal nog worden teruggekomen. Kort gezegd, wordt er bij de beoordeling van het verweer rekening gehouden met de invloed van de achterliggende cultuur op het begane delict in het licht van de dominante, nationale cultuur. Op deze manier zou er niets tot weinig worden afgedaan aan de uitgangspunten van het Nederlandse strafrecht. 27 2.3 Cultureel delict en culturele strafzaak Culturele achtergronden kunnen een rol spelen bij de bepaling van de hoogte en de soort van de straf. Er kan hierbij een onderscheid worden gemaakt tussen culturele delicten en culturele strafzaken. De term cultureel delict ziet toe op de strafbare gedraging op zichzelf. Bij een culturele strafzaak gaat het om de reactie op deze gedraging in strafrechtelijke of strafprocesrechtelijke zin. 28 Deze twee begrippen liggen in elkaars verlengde en zullen dus regelmatig door elkaar worden gebruikt. Getracht wordt dat in deze scriptie te voorkomen. Culturele delicten zijn gedragingen die strafbaar zijn naar Nederlands recht, maar die zijn geaccepteerd, gedoogd of worden aangemoedigd door de etnische groep waarvan de verdachte deel uitmaakt. 29 Ook kan het voorkomen dat de invloed van de culturele achtergrond van de verdachte op het strafbare feit wordt geïntroduceerd in de loop van het strafproces. Er wordt dan door de verdediging of door het Openbaar Ministerie gepleit voor het toedichten van een rol aan de culturele achtergrond van de verdachte in de berechting van de gedraging. 30 De strafzaak wordt daarmee cultureel. 31 2.3.1 Eergerelateerd geweld en eerwraak Het meest bekende culturele delict dat sporadisch en vrijwel uitsluitend voorkomt onder Turkse en Koerdische immigranten, is eerwraak. 32 Het gaat hierbij om het aantasten van de familie-eer. Het naleven van de regels die betrekking hebben op de bescherming van die familie-eer, is van levensbelang. Het gaat hierbij om şeref en namus. Samengevat gaat het 26 Kamerstukken II 1997/98, 25726, 1, p. 23. 27 Rutten 2002, p. 92. 28 Siesling 2006, p. 48. 29 Van Broeck 2001, p. 5. Aldus ook Vergouw 2000, p. 646. 30 Siesling 2006, 69. 31 Siesling 2006, p. 47. 32 Bovenkerk 2002, p. 55. 7

bij şeref om de eer van de man die verwijst naar zijn aanzien of prestige als deelgenoot in de gemeenschap. Bij de namus gaat het om de seksuele eer die betrekking heeft op het kuise of het zedelijke gedrag van de vrouw. 33 Nauta introduceerde in 1978 het begrip eerwraak ter onderscheiding van bloedwraak. 34 Eerwraak vindt (eenmalig, ND) plaats vanwege de zuivering van de schending van de familieeer, terwijl bloedwraak het over en weer doden van elkaars familieleden volgens het principe oog om oog, tand om tand betreft. 35 In 2005 werd de term eerwraak te begrenzend geacht om ook preventief te kunnen optreden, zodoende werd de ruimere definitie eergerelateerd geweld in het leven geroepen. 36 Deze werkdefinitie luidt: eergerelateerd geweld is elke vorm van geestelijk of lichamelijk geweld gepleegd vanuit een collectieve mentaliteit in een reactie op een (dreiging van) schending van de eer van een man of vrouw en daarmee van zijn of haar familie waarvan de buitenwereld op de hoogte dreigt te raken. 37 Eerwraak ziet sindsdien enkel nog toe op de meest extreme uitingsvorm om de geschonden eer te herstellen, namelijk moord. Een ideale eerwraak zou publiekelijk moeten plaatsvinden. Omstanders dienen getuige te zijn van het eerherstel. De eerwraak dient vanaf korte afstand gepleegd te worden onder vermelding van de reden, zodat duidelijk is door wie en waarom de daad wordt begaan. De dader dient kalm en beheerst, bijna emotieloos te handelen. Het doel is niet alleen schade toebrengen, maar ook daadwerkelijk de dood te verwezenlijken opdat de eer volledig is hersteld. Om duidelijk te maken dat het een eerwraak betreft, kunnen de woorden: ik heb mijn eer gezuiverd in de mond worden genomen bij de aanhouding door de politie. Kenmerkend is dat er onder geen beding spijt wordt betuigd bij een eerzuivering. Uit voorgaande blijkt dat er sprake is van een gebod, een ritueel dat wanneer de familie-eer is geschonden, deze moet worden gezuiverd door de veroorzaker het leven te ontnemen. 38 De aanduiding moord of doodslag is dan relatief kort door de bocht en behoeft nadere uitleg en specificering. 33 Ferwerda & Van Leiden 2005, p. 15, 17. Zie ook Nauta & Werdmölder 2002, p. 367-372. 34 Dijken & Nauta 1978, p. 227-231. 35 Van Eck 2001, p. 14, 44. 36 Ferwerda & Van Leiden 2005, p. 22. 37 Ferwerda & Van Leiden 2005, p. 25. 38 Van Eck 2001, p. 97-100. 8

Familieberaad In aanvulling op de ideale eerwraak volgens Van Eck, stellen Nauta en Werdmölder dat een echte eerwraak wordt gepland. 39 De planning rond de moord en de opstelling van betrokken familieleden is dan ook een belangrijk aspect van eerwraak. Er is zelden sprake van een impulsieve daad nu het delict in overwegende mate wordt voorafgegaan door een familieberaad. 40 Om dit te kunnen ontkrachten, kan bij voorbaat worden afgesproken dat de dader alle schuld op zich neemt. Tegenover de politie zal hij verklaren dat hij impulsief, op eigen initiatief, zelfstandig en zonder aansporing van anderen heeft gehandeld. Op deze manier worden de andere familieleden buiten schot gehouden en wordt veroordeling op grond van medeplegen of medeplichtigheid afgewend. 41 Een andere belangrijke reden waarom een familieberaad te allen tijde zal worden ontkend, is omdat een dergelijk beraad te gelden kan hebben als aanname van voorbedachte raad. Wanneer dit gegeven in de kwalificatie van het strafbare feit doorklinkt, ligt een zwaardere eis (en daarmee straf) voor de hand. Dit kan worden verklaard vanuit het feit dat voor de bewezenverklaring van moord kalm beraad en rustig overleg is vereist. Zodoende wordt het delict doodslag naar de achtergrond verplaatst. Hetzelfde geldt voor de aanname van een culpoos of doleus delict. Bij een doleus delict als moord is er immers sprake van een zwaarder strafbaar feit dan bij en culpoos delict. Het bestanddeel opzet dient te worden vervuld om zodoende tot een bewezenverklaring te komen. Het uitgedachte en planmatige karakter van eerwraak kan precies het verschil uitmaken en daarmee de strafbedreiging aanzienlijk verzwaren. 42 Wetboek van Strafrecht Eerwraak kan in de meeste gevallen worden gekwalificeerd als moord of doodslag, dan wel (zware) mishandeling de dood ten gevolge hebbend. Daarbij kan worden opgemerkt dat ons Wetboek van Strafrecht een strafverzwaringsgrond in artikel 304 Sr heeft geformuleerd in geval deze mishandeling wordt gepleegd ten aanzien van een ouder, echtgenoot, levensgezel of kind. Opmerkelijk is dat bloed- en aanverwanten in de op- en neergaande lijn en zijlijn, als broers, zussen, neven of nichten niet zijn vernoemd en dit artikel niet te gelden heeft in het 39 Nauta & Werdmölder 2002, p. 370-372. 40 Siesling 2004, p. 770. 41 Van Eck 2001, p. 102, 125. 42 Siesling 2006, p. 27-29. 9

geval van doodslag (of moord). De mogelijkheden om eerwraak te kunnen bestraffen zouden volstaan. Een afzonderlijke strafbaarstelling, een aanpassing of uitbreiding anderszins in het Wetboek van Strafrecht zou niet geboden zijn volgens Donner, Minister van Justitie in de periode van eind juli 2002-eind september 2006. Het strafrechtelijk instrumentarium om eerwraak aan te pakken en te bestraffen werd door hem toereikend geacht. Het zou alleen de vraag zijn hoe daarmee om te gaan. 43 Eerwraak als strafverhogende omstandigheid opnemen in het Wetboek van Strafrecht, vindt tot op heden nog geen steun. Zo strandde eind 2003 het voorstel van destijds Tweede Kamerlid Eerdmans om eerwraak als strafverzwarende omstandigheid op te nemen in artikel 289 Sr. 44 Hierna zijn er geen (concrete) voorstellen meer gedaan om eerwraak zwaarder of anders te bestraffen. Nu de maximale strafbedreiging op moord dertig jaar, dan wel levenslang bedraagt, is dit niet verwonderlijk. Het nationale Wetboek van Strafrecht kent geen hogere gevangenisstraf dan levenslang. Gelet op artikel 10 lid 3 Sr kan een wettelijke strafverzwaringsgrond, toegespitst op eerwraak, dan ook niet aan de orde zijn. De bepalingen zoals die zijn opgenomen in het Wetboek van Strafrecht zouden, met inachtneming van de feiten en omstandigheden die een rol kunnen spelen bij de beoordeling daarvan, voldoende ruimte bieden om eerwraak te kunnen plaatsen. 45 Een wettelijke mogelijkheid om eerwraak zwaarder te bestraffen, is dus uitgesloten. Dit neemt niet weg dat wanneer de officier van justitie een strafverzwarend belang hecht aan een eerwraakmotief, hij hoger kan inzetten dan normaal wat betreft zijn strafeis. 2.4 Cultureel verweer Een verdachte van eerwraak kan tijdens het strafproces een beroep doen op zijn culturele herkomst. Wanneer dit beroep als doel heeft om feitelijk vrijspraak, strafuitsluiting of - vermindering te bewerkstelligen, is er sprake van een cultureel verweer. Het motief voor het plegen van het delict ligt volgens de verdediging in de culturele achtergrond van de verdachte. 46 43 Kamerstukken II 2004/05, 28345, 40, p. 12. 44 Aanhangsel Handelingen II 2003/04, 301. 45 Aanhangsel Handelingen II 2003/04, 301, p. 647-648. 46 Siesling 2006, p. 3, 103. 10

Het cultureel verweer kent geen formele, wettelijke basis in Nederland. 47 Ten grondslag hieraan ligt de Amerikaanse afkomst van de cultural defense-doctrine. 48 Het Nederlandse rechtsstelsel wijkt hier zodanig sterk vanaf, dat het verweer niet zonder bijstelling in de nationale rechtsorde kan worden ingevoerd zonder afbreuk te doen aan ons rechtssysteem. 49 Suggesties om een cultural defense naar Amerikaans model in te voeren, zijn dan ook tot op heden gestrand. 50 Vrij vertaald naar de Nederlandse maatstaven, komt een cultural defense neer op een strafuitsluitingsgrond of een straftoemetingsverweer. Het nationale recht zou daarom flexibel genoeg zijn om culturele achtergronden mee te nemen in de beoordeling van strafbaar gedrag. 51 Er kan een onderscheid worden gemaakt tussen een formeel, afzonderlijk en daarmee in de wet opgenomen cultureel verweer en een partieel, ingepast cultureel verweer zoals wij dat in Nederland (zouden moeten) kennen. De culturele achtergrond van de verdachte wordt in dat geval ondergebracht in een beroep op een bestaand verweer. 52 Gezien de culturele diversiteit in de Nederlandse samenleving, is het mogelijk dat de opvattingen van sommige verdachten afwijken van de normen en waarden naar de Nederlandse maatstaven. 53 De rechter kan met deze culturele verschillen rekening houden in het wijzen van zijn vonnis of arrest. Zo kan hij de straf matigen of beslissen dat het feit of de dader niet strafbaar is. 54 Anderzijds is het nog maar de vraag of een beroep op een culturele achtergrond per definitie strafverzachtend of -uitsluitend werkt. De rechter kan in een dergelijke achtergrond namelijk net zo goed een strafverzwarend element zien. 55 Uit vrees voor deze culturele afstraffing, laten advocaten de culturele achtergrond soms liever buiten beschouwing. 56 Daarnaast is de kans van slagen van een cultureel verweer in eerwraakzaken, zowel gericht op vrijspraak, strafuitsluiting als vermindering, tot op heden klein te achten. Voorgaande wordt onderschreven door verschillende, gerenommeerde auteurs. 57 47 Siesling 2006, p. 3. 48 Renteln 2004, p. 794. 49 Wiersinga 2001a, p. 170-171. 50 Bovenkerk 2002, p. 58. 51 Bovenkerk 2002, p. 58. 52 Siesling & Ten Voorde 2009, p. 18-19. 53 Wiersinga 2002, p. 57. Aldus ook Maris van Sandelingenambacht 2002, p. 63-64. 54 Vergouw 2000, p. 650. 55 Siesling 2006, p. 3. Zie ook Ten Voorde 2004, p. 133. 56 Siesling 2006, p. 4. Aldus ook Siesling & Ten Voorde 2009. 57 Wemes & Ten Voorde 2012 (T&C Sr), art. 40 Sr, aant. 13. Aldus Strijbosch 2001, p. 883-891; Knoops 1998, p. 251-270; Wiersinga 2002; Siesling 2006; Ten Voorde 2007. 11

2.4.1 Cultureel motief Voorop kan worden gesteld dat delicten als eerwraak enkel door personen kunnen worden begaan en niet door een bepaalde cultuur zodanig. Eer betreft zodoende een motief om tot eerwraak over te gaan en is daarmee geen statisch feit. De invloed van eer op het plegen van het delict kan worden ingelezen door de verdediging of het Openbaar Ministerie. 58 In plaats van het aandragen van een cultureel verweer, is een cultureel motief een minder vergaande oplossing om de invloed van eer aan de kaak te kunnen stellen. Er blijft dan sprake van opzet, maar er wordt getracht dit te reguleren van boos- naar kleurloos opzet en van opzet als bedoeling naar opzet als noodzakelijkheids- of zekerheidsbewustzijn. 59 De handeling is immers ingegeven door cultuur en is in eerste instantie bedoeld om de eer te zuiveren. Er wordt geen strafuitsluitingsgrond aan het aanvoeren van de culturele achtergrond gekoppeld, maar er wordt gepleit voor het meewegen van culturele achtergrondinformatie in de straftoemeting. De schuld van de verdachte blijft zodoende in stand, maar er kan alsnog in de strafmaat rekening worden gehouden met de omstandigheden waarin de verdachte zich bevond. Met andere woorden: met het aandragen van culturele informatie wordt er aansluiting gezocht bij de persoon van de verdachte in plaats van bij diens culturele achtergrond. 60 Ook wanneer de rechter een strafuitsluitingsgrond onvoldoende onderbouwd zou achten, kan hij alsnog de gronden waarop een beroep werd gedaan meenemen in de straftoemeting. 61 Het aanvoeren van een cultureel motief kan zodoende gelden als een win-winsituatie nu het risico op een culturele afstraffing sterk zou worden verkleind, maar de invloed van cultuur wel naar voren wordt gebracht. Het Nederlandse strafrecht wordt anderzijds gekenmerkt door neutraliteit ten opzichte van het motief waaronder een strafrechtelijke gedraging is gepleegd. Dit houdt in dat de strafrechter niet in de beoordeling, dan wel vaststelling treedt van het motief waaronder een delict is begaan. Wanneer de rechter wel zou moeten vaststellen wat het motief was waaronder bijvoorbeeld eerwraak is begaan, zou dit enkel leiden tot extra bewijslast voor het Openbaar Ministerie en hoogstwaarschijnlijk dus minder vervolgingen en veroordelingen. 62 Het 58 Janssen 2007, p. 403-405. 59 Kelk/De Jong 2013, p. 256-257, 260. 60 Sikora 2001, p. 1720-1723. 61 Siesling 2006, p. 229. 62 Kamerstukken II 2004/05, 28345, 38, p. 15. 12

strafbaar stellen van motieven komt dan feitelijk neer op het strafbaar stellen van de intentie tot het plegen van het delict. 63 Zodoende dient duidelijk te worden gesteld dat een cultureel motief enkel te gelden heeft als een manier om culturele invloeden naar voren te brengen. Voor de verdediging ten voordele van de verdachte, voor het Openbaar Ministerie om de strafeis kracht bij te zetten. 2.5 Slot Nederland wordt gekarakteriseerd door een multicultureel samengestelde bevolking. Culturele normen en waarden kunnen van elkaar verschillen en daardoor met elkaar botsen. Zo ook in strafrechtelijk zin. Eerwraak is een voorbeeld van een dergelijk cultureel delict. De gedraging is strafbaar naar Nederlands recht, maar geboden door de aangehangen cultuur. De verdediging kan zodoende culturele verweren of een cultureel motief aandragen. De opgave is aan de rechter een straf op te leggen die recht doet aan alle facetten en om dit ook naar behoren te motiveren. 63 Ten Voorde 2007, p. 45, 47. 13

3 Het beslissingsmodel en culturele verweren 3.1 Inleiding In iedere strafzaak wordt afzonderlijk uitspraak gedaan door de rechter. De beslissing geldt, na afronding van het gehele onderzoek ter terechtzitting, als een einduitspraak in de zin van artikel 138 Sv. Een einduitspraak kan ook worden gegeven wanneer de zaak bij voorbaat strandt op de formele voorvragen van artikel 348 Sv. Er wordt dan niet aan de inhoudelijke behandeling toegekomen. De verweren die door de verdediging ter zitting kunnen worden aangebracht, staan in relatie tot de door de rechter te beantwoorden hoofdvragen van artikel 350 Sv. 64 De procedurele voorschriften, zoals opgenomen in artikel 348 Sv, zullen dan ook niet verder aan bod komen. 3.2 De materiële vragen van artikel 350 Sv Om tot strafoplegging te komen, moet er worden voldaan aan een viertal cumulatieve voorwaarden. Deze voorwaarden kunnen de aansprakelijkheid van de verdachte verruimen, maar ook inperken. 65 Er kan pas worden gesproken van het begaan van een strafbaar feit indien de gedraging menselijk is, voldoet aan een geldige, wettelijke delictsomschrijving, wederrechtelijk is en te wijten is aan de schuld van de verdachte. 66 Deze voorwaarden komen overeen met de eerste drie vragen van artikel 350 Sv. Culturele factoren of de culturele achtergrond van het feit of van de verdachte kunnen een ander licht werpen op de beoordeling hiervan. 67 Na beantwoording van de inhoudelijke vragen wordt bepaald of, en zo ja, welke straf of maatregel er wordt opgelegd. De laatste vraag die te distilleren is uit artikel 350 Sv ziet hierop toe. 68 De straftoemeting zal vanwege zijn omvang in een apart hoofdstuk worden besproken. De beoordeling van de strafrechtelijke aansprakelijkheid vindt plaats op grond van de specifieke feiten en omstandigheden en de persoon van de verdachte. De menselijke gedraging zoals in de tenlastelegging is omschreven, dient bewezen te kunnen worden. Het bewezenverklaarde moet daarnaast kunnen worden gekwalificeerd en passen binnen een wettelijke, geldige delictsomschrijving. Het bewezenverklaarde en het gekwalificeerde feit dienen wederrechtelijk te zijn en de verdachte moet een individueel verwijt kunnen worden 64 Siesling 2006, p. 153. 65 Ten Voorde 2007, p. 3-4. 66 Enschedé/Blom 2013, p. 29-30; Kelk/De Jong 2013, p. 60-61; Koopmans/Bleichrodt, Verbaan & Verbeek 2013, p. 33-34. 67 Ten Voorde 2007, p. 33. 68 Koopmans/Bleichrodt, Verbaan & Verbeek 2013, p. 38. 14

gemaakt. 69 De culturele factoren en achtergronden kunnen bij de beoordeling van het bewijs, de kwalificatie, eventuele strafuitsluitingsgronden en bij de bepaling van de strafmaat worden betrokken door de actoren. 3.3 Bewijs- of kwalificatieverweer in eergerelateerde strafzaken Een bewijsverweer wordt bij aanvang van de inhoudelijke behandeling van de strafzaak ter terechtzitting aangevoerd en ziet toe op de eerste vraag van artikel 350 Sv. De verdediging stelt zich op het punt dat de bewijsmiddelen niet toereikend zijn om het tenlastegelegde feit bewezen te verklaren. Er zou dus niet kunnen worden bewezen dat het feit door de verdachte is begaan. De verdachte wordt in dat geval vrijgesproken. Kwalificatieverweren zien toe op de tweede vraag. Het bewezenverklaarde kan niet onder de wettelijke, geldige delictsomschrijving worden gebracht en levert dus geen strafbaar feit op. 70 Er dient een onderscheid te worden gemaakt met een beroep op een rechtvaardigingsgrond. Hoewel het feit in dat geval kan worden bewezen, is het niet strafbaar onder de omstandigheden van het geval. De strafbaarheid van het feit kan in beide gevallen niet worden aangenomen. 71 Ontslag van alle rechtsvervolging (hierna: OVAR) volgt wanneer het verweer slaagt. 72 Een en ander blijkt uit artikel 352 Sv. Bewijsverweer Een bewijsverweer kan op verschillende onderdelen van de tenlastelegging toezien en kan neutraal of cultureel worden gevoerd. Zo kan een in de tenlastelegging foutieve of foutief gespelde, inheemse achternaam als Çőgürcű worden aangevochten of kan er een beroep worden gedaan op de betrouwbaarheid van een bewijsmiddel. Een foutief gespelde achternaam zal echter vaak worden afgedaan als kennelijke schrijffout in de zin van artikel 31 van het Wetboek van Rechtsvordering (hierna: Rv) wanneer het wel duidelijk is om welke persoon het gaat. Een en ander blijkt eveneens uit de volgende overweging die regelmatig terugkomt in de jurisprudentie: voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad. 73 Een betrouwbaarheidsverweer kan onder andere toezien op de 69 Ten Voorde 2007, p. 4. 70 Koopmans/Bleichrodt, Verbaan & Verbeek 2013, p. 72-73. 71 Siesling 2006, p. 153. 72 Koopmans/Bleichrodt, Verbaan & Verbeek 2013, p. 44-45. 73 Zie o.a. Rb. Arnhem 11 november 2005, ECLI:NL:RBARN:2005:AU5991. 15

conclusie van de getuige-deskundige omtrent de vaststelling van eerwraak die wordt betwist door de verdediging. Wanneer de rechter deze conclusie in dat geval toch wil laten dienen als bewijsmiddel, zal hij dit moeten verantwoorden. Dit betreft een aanvulling op artikel 338 j.o. artikel 339 Sv en heeft te gelden als standaardjurisprudentie die wettelijk is vastgelegd in artikel 359 lid 2 Sv. 74 De keerzijde van de medaille is dat de rechter het oordeel van de getuige-deskundige ook ambtshalve, en dus zonder dat de verdediging een betrouwbaarheidsverweer heeft gevoerd, naast zich neer kan leggen. Zo kan de getuigedeskundige weloverwogen en aan de hand van een aantal criteria concluderen dat er sprake is van eerwraak. Het is echter niet vanzelfsprekend dat de rechter deze conclusie ook per definitie overneemt en laat doorwerken in de kwalificatie van het strafbare feit. 75 Een dergelijke verwerping behoeft de rechter niet te motiveren nu het op zichzelf geen uitdrukkelijk onderbouwd standpunt betreft. Hij is immers vrij in de selectie en waardering van het bewijs. 76 Kwalificatieverweer Eerwraak is geen delict dat een aparte strafbepaling kent in het Wetboek van Strafrecht. Vaak wordt een dergelijk cultureel delict gebracht onder de wettelijke delictsomschrijving van moord of doodslag. Een delictsomschrijving omschrijft de gedraging die van de heersende norm afwijkt, waarna deze gedraging strafbaar wordt gesteld en waarbij (eventueel) de hoogte van de straf wordt vermeld. Of eerwraak wordt gekwalificeerd als moord of als doodslag, is afhankelijk van de aanname van voorbedachte raad en kalm beraad en rustig overleg. Vrijwel iedere strafzaak kent een dergelijke samengestelde tenlastelegging. Moord heeft dan te gelden als primair tenlastegelegd feit en doodslag als (minder zwaar) secundair tenlastegelegd feit. Ook een alternatieve tenlastelegging behoort tot de mogelijkheden. Eerwraakkwesties worden vaak in verband gebracht met een (voorafgaand) familieberaad. De aanname van moord komt op de voorgrond te staan, terwijl doodslag naar de achtergrond wordt verplaatst. Het familieberaad zal voor het Openbaar Ministerie en de rechter te gelden hebben als onderbouwing van voorbedachte raad, kalm beraad en rustig overleg en dus het planmatige karakter van het delict. 77 Wiersinga heeft een punt door te stellen dat een delict als eerwraak niet te gemakkelijk als moord zou moeten worden gekwalificeerd. Om voorbedachte 74 Siesling 2006, p. 154-155. 75 Siesling & Ten Voorde 2009, p. 40. 76 Simmelink 2001, p. 397-454. 77 Siesling 2006, p. 156. 16

raad aan te nemen, dient er sprake te zijn van een weloverwogen, doordachte beslissing. Het nemen van een dergelijk individueel besluit is in typische gevallen van eerwraak echter niet (meer) aan de orde. De verdachte wordt voortgedreven in het besluit door zijn familie. Wanneer er veel moeite moet worden gedaan om te bewijzen dat de verdachte de mogelijkheid heeft gehad zich te bedenken, kan door de verdediging worden bepleit dat bij twijfel de gedraging als doodslag dient te worden gekwalificeerd en niet als moord. 78 Om de kwalificatie van moord te ontkrachten, vormt een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt het middel. De verdediging dringt aan op een goede motivering van een dergelijk verband en de positie van de verdachte daarin. 79 Op deze uitdrukkelijk onderbouwde standpunten zal verder in dit hoofdstuk en het volgende hoofdstuk worden teruggekomen. Een bewijs- en een kwalificatieverweer liggen zodoende in elkaars verlengde. Bij een bewijs- of kwalificatieverweer wordt er geen beroep gedaan op aantasting van de individuele verwijtbaarheid. Het is daarmee moreel neutraal. 80 Door middel van betwisting van de (interpretatie van de) bewijsmiddelen, kan de rol van eventuele culturele factoren aan de orde worden gesteld of worden ontkracht. 81 Het feitelijke doel is de tenlastelegging en de bewezenverklaring (ten dele) teniet te doen en dus vrijspraak of OVAR te bewerkstellingen. 82 Wanneer dit slaagt, is er sprake van een einduitspraak in de zin van artikel 138 Sv. De rechter moet, ongeacht de uitkomst, te allen tijde voorzien in de beantwoording van de vier vragen van artikel 350 Sv. Dit kan worden ingelezen in artikel 358 lid 2 Sv. De vrijspraak of OVAR is een beslissing en dient daarom gemotiveerd te worden op grond van artikel 359 lid 2 Sv. 83 Er wordt vanzelfsprekend niet meer toegekomen aan de inhoudelijke behandeling van de derde vraag van het beslissingsmodel, namelijk de strafbaarheid van de dader. De mogelijkheid tot het opleggen van een straf of maatregel, valt daardoor eveneens weg. 3.4 Beroep op strafuitsluitingsgronden in eergerelateerde strafzaken De wet spreekt enkel over uitsluiting van strafbaarheid. Er wordt hierbij geen onderverdeling gemaakt in rechtvaardigingsgronden en schulduitsluitingsgronden. Het onderscheid is echter wel van belang voor de volgorde van beoordeling van de 78 Wiersinga 2001b, p. 8, 14. 79 Siesling & Ten Voorde 2009, p. 51. 80 Siesling 2006, p. 169. 81 Siesling & Ten Voorde 2009, p. 51. 82 Siesling 2006, p. 185. 83 Mevis 2009, p. 520. 17

strafuitsluitingsgronden. 84 Er kan een onderscheid worden gemaakt tussen wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid als bestanddeel of als element. Wanneer de begrippen deel uitmaken van de delictsomschrijving, gelden zij als bestanddeel en daarmee als voorwaarde voor de strafbaarheid van feit. Als element liggen de begrippen besloten in het strafbare feit. Wanneer vaststaat dat iemand een strafbaar feit heeft gepleegd, heeft hij wederrechtelijk en verwijtbaar gehandeld. Wanneer een bestanddeel van de tenlastelegging niet kan worden bewezen, volgt vrijspraak. Een strafuitsluitingsgrond kan een element bij nader inzien wegnemen, in dat geval volgt OVAR. Gelet op de elementen wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid in samenhang met het beslissingsmodel, komt een rechtvaardigingsgrond eerder aan de orde dan een schulduitsluitingsgrond. Een geslaagd beroep op een rechtvaardigingsgrond kan daarom ook gevolg hebben voor eventuele medeverdachten (zoals familieleden), terwijl een schulduitsluitingsgrond enkel de verwijtbaarheid van één persoon (de dader) aantast. Het is de rechter hierbij niet toegestaan naar eigen inzicht vast te stellen of een beroep op een strafuitsluitingsgrond slaagt. Hij dient zich te vergewissen van het kader dat door de wetgever is vastgesteld en in de rechtspraak is verfijnd. Op basis daarvan kan een beroep op een strafuitsluitingsgrond worden getoetst en worden beoordeeld. 85 Geslaagde rechtvaardigingsgronden ontnemen de wederrechtelijkheid en zien toe op de tweede of de derde (inhoudelijke) vraag van het beslissingsmodel of het feit of de dader strafbaar is. De verdachte heeft in dat geval niet in strijd gehandeld met het recht. Het bekendste voorbeeld is een beroep op noodweer. Wanneer er in een eerwraakkwestie een beroep wordt gedaan op een strafuitsluitingsgrond, betreft het in overwegende mate een beroep op een schulduitsluitingsgrond. Een schulduitsluitingsgrond ziet toe op de nietstrafbaarheid van de dader en betreft expliciet de derde vraag van artikel 350 Sv. De verwijtbaarheid van de dader valt weg, terwijl het feit wel strafbaar wordt geacht. Hierop zal een beroep worden gedaan wanneer de verdediging de mening is toegedaan dat de rol van cultuur tot strafuitsluiting (of in ieder geval vermindering) moet leiden. Een dergelijk beroep komt aan de orde na een eventueel bewijs- of kwalificatieverweer. Het gaat hierbij voornamelijk om een beroep op psychische overmacht. De verdachte kon geen weerstand bieden aan de druk die op hem werd uitgeoefend van buitenaf. Het betreft de vaststelling van 84 Anders: De Hullu 2012, p. 282-283. 85 Ten Voorde 2007, p. 61. 18

de individuele mate van verwijtbaarheid die de dader kan worden gemaakt. 86 Schulduitsluitingsgronden spelen voornamelijk bij de vraag naar de relatie tussen de schuld (de verwijtbaarheid van de verdachte) en de strafbare gedraging (het gepleegde delict). En niet in relatie tot de (culturele) achtergrond de verdachte. 87 De beoordeling van schulduitsluitingsgronden vindt geobjectiveerd en naar Hollandse maatstaven plaats. Er wordt weinig tot geen rekening gehouden met de persoon van de verdachte in samenhang met een culturele achtergrond in de beoordeling van het verweer. 88 Knoops haalt daartoe in zijn proefschrift aan dat een verdachte die is opgegroeid in een ander, niet-nederlands cultureel rechtsgebied en cultuurpatroon, in veel gevallen meer waarde zal hechten aan de normen en waarden die stammen uit zijn vaderlandse cultuur dan aan de normen en waarden die voortvloeien uit de Nederlandse cultuur. De vraag is dan of zo een verdachte een geslaagd beroep op een strafuitsluitingsgrond kan doen. 89 In de literatuur wordt dan ook gepleit voor het kunnen aanvoeren en verwerken van culturele aspecten binnen de bestaande strafuitsluitingsgronden. 90 Dit is te vertalen naar een partieel cultureel verweer. De ruimte in het huidige strafrecht om met culturele verschillen rekening te houden, wordt in dat geval voldoende geacht. De invoering van een formeel cultureel verweer is daarom een stuk minder voor de hand liggend. Een dergelijk verweer betreft een gecodificeerde en dus afzonderlijke strafuitsluitingsgrond. Er wordt een beroep gedaan op de rechtvaardiging van cultureel geïnspireerd gedrag of de niet-verwijtbaarheid van de dader nu er is gehandeld in overeenstemming met traditionele, culturele normen. 91 Noodweer(exces), psychische overmacht en (tijdelijke) ontoerekenbaarheid verhouden zich het beste tot een beroep op een culturele achtergrond. De overige strafuitsluitingsgronden zullen wegens gebrek aan relevantie dan ook buiten beschouwing worden gelaten. 3.4.1 Noodweer en noodweerexces Noodweer Noodweer wordt in de volksmond vaak op één lijn gesteld met zelfverdediging. Noodweer 86 Siesling 2006, p. 153, 155. 87 Ten Voorde 2007, p. 111. 88 Renteln 2004, p. 15. 89 Knoops 1998, p. 251. 90 De Hullu 2012, p. 371-372. 91 Ten Voorde 2007, p. 108. 19

betreft echter geen op zichzelf staand recht van een persoon, maar een strafuitsluitingsgrond. Dit hangt samen met het niet kunnen verenigen van eigenrichting met het geweldsmonopolie van de overheid. 92 Noodweer is als rechtvaardigingsgrond opgenomen in artikel 41 lid 1 Sr. Artikel 41 1. Niet strafbaar is hij die een feit begaat, geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. Voor een geslaagd beroep op noodweer, moet er worden voldaan aan een drietal strikte voorwaarden. Er dient sprake te zijn van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, welke is gericht tegen lijf, eerbaarheid of goed en waartoe noodzakelijke verdediging is geboden. Het onmiddellijk dreigende gevaar waarvan bij een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding sprake zou zijn, wordt geobjectiveerd beoordeeld. 93 Anders gezegd wordt er getoetst of een ieder ander in eenzelfde situatie op dezelfde wijze zou hebben gehandeld. Er wordt bekeken of de gedraging van de verdachte normaal was. 94 In eergerelateerde strafzaken, ligt een beroep op schending van de eerbaarheid voor de hand. Deze eerbaarheid ziet echter toe op de seksuele eer en wordt ook zo uitgelegd. In 1917 besloot de Hoge Raad dat de term niet toeziet op aanranding van de persoonlijke- of de familie-eer. 95 Hierop zal verder in de paragraaf worden teruggekomen. De reactie van de verdachte dient proportioneel te zijn, het geweld dat wordt gebruikt dient met andere woorden passend te zijn. Ook het subsidiariteitvereiste speelt een rol. Het gaat hierbij om de vraag of de verdachte op een minder vergaande manier zijn doel had kunnen bereiken. De objectivering van de beoordeling van een beroep op noodweer kan, zoals aangegeven, in aanvaring komen met de eventuele invloed van cultuur op het gepleegde delict. Volgens de literatuur kunnen aan deze objectivering in bepaalde gevallen concessies worden gedaan. 96 Noodweerexces Noodweerexces heeft te gelden als (subsidiaire) variant op het beroep op noodzakelijke verdediging. De grenzen zijn echter in dit geval overschreden. Noodweerexces betreft een 92 Vgl. Siesling 2006, p. 187 93 Siesling & Ten Voorde 2009, p. 76. 94 Ten Voorde 2007, p. 69. 95 De Hullu 2012, p. 307. Zie ook HR 8 januari 1917, NJ 1917/175 (Belediging is geen eerbaarheid). 96 Siesling & Ten Voorde 2009, p. 76. Zie ook De Hullu 2012, p. 307; Siesling 2006, p. 132. 20