"Connectieven, tekstbegrip en vreemdetaalverwerving : een studie van de impact van causale en contrastieve connectieven op het begrijpen van teksten in het Nederlands als een vreemde taal / Connectives, text comprehension and foreign language learning : a study of causal and contrastive connectives on the comprehension of texts in Dutch as a foreign language/" Perrez, Julien Abstract Cette thèse de doctorat porte sur les connecteurs, la compréhension à la lecture et l'apprentissage du néerlandais par des locuteurs francophones. Nous nous sommes plus particulièrement intéressés aux connecteurs de cause et de contraste, et plus spécifiquement aux diverses facettes de leur emploi et de leur rôle en tant que marqueurs de cohésion textuelle, et ce dans la perspective de l'apprentissage d'une langue étrangère. La question centrale de cette thèse est d'évaluer dans quelle mesure la présence de connecteurs de cause de contraste à la surface du discours influence positivement les processus de compréhension en langue étrangère. Cette question découle de la définition de la notion de compréhension comme une série de processus qui aboutissent à la construction d'une représentation mentale de l'information textuelle. La principale caractéristique de cette représentation mentale est sa cohérence. Cette représentation mentale peut être construite d... Document type : Thèse (Dissertation) Référence bibliographique Perrez, Julien. Connectieven, tekstbegrip en vreemdetaalverwerving : een studie van de impact van causale en contrastieve connectieven op het begrijpen van teksten in het Nederlands als een vreemde taal / Connectives, text comprehension and foreign language learning : a study of causal and contrastive connectives on the comprehension of texts in Dutch as a foreign language/. Prom. : Degand, Liesbeth Available at: http://hdl.handle.net/2078.1/4877 [Downloaded 2016/07/05 at 07:59:05 ]
Inleiding In dit proefschrift staat de studie van causale en contrastieve connectieven centraal, en meer bepaald de studie van hun impact op het begrijpen van informatieve teksten. Dit betekent heel concreet dat we willen nagaan in hoeverre de aanwezigheid van een connectief zoals omdat in voorbeeld 1 een faciliterende werking heeft op het begrip van de segmenten die het met elkaar verbindt. Met andere woorden, wordt de informatie uit voorbeeld 1 beter begrepen dan dezelfde informatie uit voorbeeld 2 waarin het connectief wordt weggelaten? (1) Deze axolotls wekten grote publieke interesse, omdat zij tijdens de tentoonstelling hun kieuwen verloren en metamorfoseerden tot salamanders. (2) Deze axolotls wekten grote publieke interesse. Zij verloren tijdens de tentoonstelling hun kieuwen en metamorfoseerden tot salamanders. Deze hypothese dat connectieven kunnen bijdragen tot tekstbegrip steunt op de theoretische stelling dat tekstbegrip uit het opbouwen van een mentale representatie bestaat, waarvan de centrale eigenschap is dat ze samenhangend is. Samenhang kan op twee manieren worden gelegd: ofwel door herhaalde verwijzing naar eenzelfde entiteit (referentiële samenhang) ofwel door de semantische relaties tussen opeenvolgende tekstproposities (relationele samenhang). In de voorbeelden 1 en 2 kan referentiële samenhang door de aanwezigheid van de anaforen zij en hun worden gelegd die allebei betrekking hebben op de entiteit axolotls. Deze voorbeelden zijn daarnaast ook relationeel samenhangend: er bestaat namelijk een causale betekenisrelatie tussen de twee delen van dit fragment in overeenstemming waarmee het eerste deel van de relatie als een stelling wordt geïnterpreteerd die in het tweede deel van de relatie door een argument ondersteund wordt. Zulke betekenisrelaties worden coherentierelaties genoemd. De respectievelijke delen van een coherentierelatie worden segmenten genoemd (onafhankelijk van hun syntactische vorm). In de voorbeelden 1 en 2 is er dus sprake van een causale coherentierelatie. In voorbeeld 1 wordt deze causale coherentierelatie expliciet gemaakt door het connectief omdat, terwijl deze relatie impliciet is gelaten in voorbeeld 2. Dit betekent dus dat connectieven als markeerders van coherentierelaties fungeren en dat ze daardoor kunnen bijdragen tot het leggen van samenhang in discourse. Op die manier kunnen xix
xx INLEIDING ze vervolgens tekstbegrip beïnvloeden. Hieruit kan terzijde worden afgeleid dat we in dit proefschrift niet zozeer geïnteresseerd zijn in de syntactische eigenschappen van deze connectieven maar dat we ons eerder op hun semantische eigenschappen zullen concentreren en meer bepaald op de conceptuele bijdrage die ze aan de segmenten leveren die ze met elkaar verbinden. De centrale vraag of causale en contrastieve connectieven een positieve impact hebben op het begrijpen van informatieve teksten wordt in dit proefschrift in de eerste plaats benaderd vanuit het perspectief van vreemdetaalverwerving. Het is namelijk de bedoeling om na te gaan in hoeverre Franstalige leerders van het Nederlands van de aanwezigheid van connectieven profiteren als ze een tekst lezen in hun vreemde taal. De hieraan gerelateerde vragen van het gebruik, de verwerving en de beheersing van connectieven door de leerders komen in het experimentele gedeelte van dit proefschrift ook aan de orde. Dit proefschrift telt twee delen: een theoretisch deel (de hoofdstukken 1 t.e.m. 4) en een experimenteel deel (de hoofdstukken 5 t.e.m. 9). De verschillende theoretische hoofdstukken van dit proefschrift worden als volgt georganiseerd: in hoofdstuk 1 staat de beschrijving centraal van wat er bedoeld wordt met tekstbegrip, inclusief tekstbegrip in een vreemde taal. Tekstbegrip wordt omschreven als een proces dat in het opbouwen van een mentale representatie van de tekst resulteert. Deze mentale representatie is een multiniveau representatie die, zoals reeds vermeld, samenhangend is. Het begrip samenhang wordt in hoofdstuk 2 besproken. In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op de verschillende soorten samenhang (referentiële en relationele samenhang), en meer bepaald op de beschrijving van coherentierelaties. De beschrijving van cohesie, d.i. de oppervlaktemarkering van samenhang, komt in dit tweede hoofdstuk eveneens aan de orde. Cohesie is een verzamelnaam voor allerlei linguïstische uitdrukkingen die informatie geven aan de lezer over de manier waarop zij bepaalde tekstsegmenten of uitingen moet interpreteren en met elkaar in verband brengen. In hoofdstuk 3 worden deze cohesiemarkeerders nader beschreven. Hieruit blijkt dat connectieven deel uitmaken van een bredere categorie van pragmatische signalen die door hun interpersonele en tekstuele functies reliëf geven aan de ideationele inhoud van de tekst. Het laatste theoretische hoofdstuk (hoofdstuk 4) heeft betrekking op Nederlandse causale en contrastieve connectieven. Het is hierin de bedoeling om de semantische en pragmatische aspecten van de Nederlandse connectieven af te bakenen, en meer bepaald om aan te geven hoe causale en contrastieve connectieven op verschillende manieren causaal en contrastief kunnen fungeren. Dit hoofdstuk houdt ook een gedetailleerde bespreking in van de verschillende betekenissen en functies van de connectieven die in onze experimenten gemanipuleerd worden. In het experimentele gedeelte van dit proefschrift worden de studies gepresenteerd die het beantwoorden van de centrale vragen over de impact van connectieven ten doel hebben. Dit experimentele gedeelte begint met
xxi een uitgebreide beschrijving van de literatuur waarop onze experimenten aansluiten (hoofdstuk 5). Hierin wordt een belangrijk onderscheid gemaakt tussen studies die de impact van connectieven op het leesproces toetsen (d.i. online impact van connectieven) en studies die de impact van connectieven op het leesproduct onderzoeken (d.i. offline impact van connectieven). Voordat de vraag of causale en contrastieve connectieven een positieve impact hebben op VT-tekstbegrip beantwoord kan worden, moeten de hieraan voorafgaande vragen worden aangesneden van het gebruik en de kennis van connectieven door de leerders. Als de leerders connectieven niet of ondermaats gebruiken in hun VT-producties en/of als ze deze linguïstische uitdrukkingen op een onvoldoende manier blijken te beheersen, kunnen we namelijk niet verwachten dat causale en/of contrastieve connectieven enige invloed uitoefenen op het VT-tekstbegrip van deze leerders. Daarom wordt in hoofdstuk 6 aan de hand van corpusanalyses nader ingegaan op het gebruik van Nederlandse causale en contrastieve connectieven door Franstalige leerders van het Nederlands, terwijl de mate van beheersing van deze uitdrukkingen door dezelfde leerders in hoofdstuk 7 geanalyseerd wordt aan de hand van drie verschillende experimentele toetsen. Het is met deze beheersingsexperimenten tevens de bedoeling om te bepalen hoe connectieven in een vreemde taal verworven worden. De twee experimenten die in de hoofdstukken 8 en 9 worden gerapporteerd, concentreren zich op de centrale vragen die in dit proefschrift gesteld worden. De impact van connectieven op tekstbegrip wordt in twee verschillende experimenten onderzocht. Het eerste experiment (cf. hoofdstuk 8) concentreert zich op de studie van de impact van causale connectieven op het begrijpen van informatieve teksten door Franstalige leerders van het Nederlands. Aan dit experiment hebben leerders uit verschillende studiejaren deelgenomen. Het is hiermee de bedoeling om na te gaan in hoeverre de veronderstelde impact van connectieven met de mate van VT-vaardigheid van de proefpersonen evolueert. In deze studie wordt tekstbegrip aan de hand van open begripsvragen gemeten. In het tweede experiment van de impact van connectieven (cf. hoofdstuk 8) worden zowel causale als contrastieve connectieven gemanipuleerd. Hieraan hebben zowel natives als leerders meegedaan. In dit tweede experiment wordt de impact van connectieven eveneens in verband gebracht met de mate van VT-vaardigheid van de proefpersonen maar ook met hun mate van specifieke connectiefkennis. Tekstbegrip wordt in deze tweede studie zowel aan de hand van meerkeuzebegripsvragen als van een vertraagde vrijeherinneringstaak gemeten. We hebben het in dit proefschrift over vreemdetaalverwerving en niet over tweedetaalverwerving. In dit verband baseren we ons op het onderscheid tussen het leren van een vreemde taal in een tweetalige omgeving (tweedetaalverwerving) en het leren van een vreemde taal in een eentalige omgeving (vreemdetaalverwerving) (zie bv. Hiligsmann 1997). Van nu af
xxii INLEIDING aan zullen we aan de concepten vreemde taal en moedertaal meestal refereren met de respectievelijke afkortingen VT en MT. Deze afkortingen zullen we verder productief gebruiken in een aantal combinaties, zoals NMT (Nederlands als moedertaal), NVT (Nederlands als vreemde taal), FMT (Frans als moedertaal), FVT (Frans als vreemde taal), EMT (Engels als moedertaal), EVT (Engels als vreemde taal) en samenstellingen (VT-verwerving, VT-vaardigheid, MT-tekstbegrip, en dergelijke meer). Een andere orthografische conventie betreft het genus van schrijvers en lezers. Aan lezers (en hoorders) zullen we in dit proefschrift refereren met vrouwelijke voornaamwoorden terwijl we schrijvers (en sprekers) als mannelijke personen zullen beschouwen. Er kan ten slotte worden opgemerkt dat we bij het schrijven van dit proefschrift ons best hebben gedaan om de nieuwe spelling van het Nederlands, zoals terug te vinden in Het Groene Boekje. Woordenlijst Nederlandse Taal van 15 oktober 2005 toe te passen.