Harmonisatie bijzondere bijstand Peel 6.1: Regels draagkracht bijzondere bijstand



Vergelijkbare documenten
Harmonisatie bijzondere bijstand Peel 6.1: Regels draagkracht bijzondere bijstand

Raadsvoorstel. 1. Samenvatting. Agenda nr. 6

Bestuursdienst / advies aan Burgemeester en Wethouders

Kosten naar draagkracht

Veranderingen in de Wet werk en bijstand in 2015

Raadsvoorstel agendapunt

besluit BenW Burgemeester en wethouders van L a n d g r a a f ; b e s l u i t e n :

Beleidsregels Draagkracht Minimaregelingen Gemeente Boxtel en Gemeente Haaren Participatiewet

INVENTARISATIE DOELGROEP ARMOEDEBELEID AMELAND

Raadsvoorstel agendapunt

Gescand archief. Raadsvoorstel. Aan de gemeenteraad. Van Datum Pfh. Steller tel.nr. Programma Registratie nr. Stuk

Beleidsregels Draagkracht bijzondere bijstand Gemeente Boxtel Participatiewet

WIJZIGINGEN BELEIDSREGELS BIJZONDERE BIJSTAND 2015 (VERSIE 10 JULI 2015)

Bijzondere bijstand en minimaregelingen

RAADSINFORMATIE. Positionering minimaregelingen, bijzondere bijstand en schulddienstverlening. Datum

Onderzoek naar maatschappelijke kosten en opbrengsten bij een verschuiving inkomensgrens van 110% naar 120% op het geheel van beleidsnotities,

Zundertse Regelgeving

b. WTOS: de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

MEMO. Lokaal. Geachte raad,

COLLEGEVOORSTEL. Onderwerp Aanpassing bijstandsbeleid / compensatie van de Wtcg en Cer

L. Hazebroek en D. Willems /

d. voor gehuwden met ten laste komende kind(eren) van 12 tot en met 17 jaar: 39 % van de norm gehuwden, vermeerderd met een bedrag van 240,- euro.

Uitvoeringsregeling Tegemoetkoming Chronisch Zieken en Gehandicapten Gemeente Nuenen c.a. 2016

Gescand archief datum ^OEC 2014

WMO bijdrageregeling Uitwerking van 2 voorstellen. Raadscommissie S 8 februari 2010 Han Wingens

Inleiding 1. Aanpassing kostendelersnormsystematiek 2. Kostendelersnorm IOAW en IOAZ

B en W. nr d.d

Beleidsregels Draagkracht Minimaregelingen Gemeente Boxtel Participatiewet

Nota no claimcompensatie en eenmalige tegemoetkoming in de schoolkosten van 12 tot en met 17-jarigen, Minimabeleid, gemeente Helmond, 2007

I-SZ/2015/1803. Beleidsregels Bijzondere bijstand en Minimabeleid - Algemene bepalingen 2015

EVALUATIE MINIMABELEID GEMEENTE OLST-WIJHE

Uitvoeringsregels Individuele Bijzondere bijstand ISD BOL 2018

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van Heeze-Leende van 4 november 2014

Raadsvergadering: 17 okt 2017 Besluit: Unaniem Aangenomen. Agendanr.: 7 Voorstelnr.: RB Onderwerp: Inkomenstoeslag Programma: programma 4

Notitie draagkracht naar 120 %

GEMEENTEBLAD. Nr Artikel 1 Begripsbepalingen

Lid 2: De begrippen die niet zijn omschreven in de WWB of Awb, of die verduidelijkt moeten worden, zijn in het tweede lid omschreven.

besluit vast te stellen de Verordening bijzondere bijstand 2015 gemeente Heerde.

Uitvoeringsregeling Compensatie Verplicht Eigen Risico Zorgverzekeringswet Gemeente Nuenen 2017

1. Samenvatting. Agenda nr 7b.

Financiële regeling voor langdurige minima: langdurigheidstoeslag

Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Smallingerland gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 12 november 2014;

Vergadering van : 24 april Onderwerp : Toeslagen- en Maatregelverordening WWB 2012

Uitvoeringsregels Individuele Bijzondere bijstand ISD BOL 2019

Juridische mogelijkheden financieel vangnet voor kosten door stoppen met eenvoudig schoonmaakwerk als WMO voorziening.

Vast te stellen de navolgende Toeslagenverordening WWB 2013 HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

gelet op artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel b, en tweede lid van de Participatiewet;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 11 november 2014;

Raadsvoorstel. : Voorstel integraal minimabeleid inclusief Klijnsma middelen Datum college : 11 juli 2017

Vergadernotitie voor de Adviescommissie Werk, Zorg en Inkomen van 18 februari 2009

Verordening Declaratieregeling maatschappelijke. participatie voor minima 2015 GR FW

Verordening Individuele Inkomenstoeslag 2015

Toelichting Toeslagenverordening WWB gemeente Rijssen-Holten 2013

Gemeente Nieuwegein; Verordening Individuele inkomenstoeslag WIL; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d.

Nota. Nota openbaar: Ja. Nummer: 14INT Invulling Wet chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) en Compensatie Eigen Risico (CER) Onderwerp:

RAADSVOORSTEL VOORSTEL AAN DE RAAD VAN DE GEMEENTE CRANENDONCK

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van (datum);

- Alleenstaanden en alleenstaande ouders krijgen dezelfde norm voor inkomenstoeslag, namelijk 436,- ;

De eerste nieuwsbrief in het nieuwe jaar willen we graag beginnen door u alle geluk en gezondheid toe te wensen!

Beleidsplan minimabeleid

wordt de draagkracht berekend over middelen waarover belanghebbende daadwerkelijk de beschikking

Verordening persoonlijk participatiebudget Roerdalen 2014.

Oplegvel Collegebesluit

Inleiding 1. Aanpassing kostendelersnormsystematiek 2. Kostendelersnorm IOAW en IOAZ 3. Aanpassing vrijlating medisch-uren beperkten IOAW en IOAZ

B&W-nr.: d.d Wijziging Beleidsregels Bijzondere Bijstand

"Verordening voor de bevordering van jeugdparticipatie aan sportieve activiteiten Aalten.

Wijzigingen in de WWB (Wet maatregelen WWB) voor bestaande klanten.

gemeente Eindhoven Raadsbijlage Voorstel tot verlening van bijzondere bijstand aan zelfstandig wonende alleenstaande moeders jonger dan 21

Inkomensondersteuning 2016

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 13 december 2011, nummer 151;

Voorlopige wijziging bedragen WWB, IOAW en IOAZ per 1 januari 2012

VERORDENING INDIVIDUELE INKOMENSTOESLAG HELMOND 2015

Beantwoording raadsvraag

Nieuwsbrief BELANGRIJKE INFORMATIE. De kostendelersnorm in 2015

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerhugowaard;

GEMEENTEBLAD Officiële publicatie van Gemeente Houten (Utrecht)

Regeling tegemoetkoming bij hoge zorgkosten WIHW 2016 gemeente Oud-Beijerland

Toelichting Verordening individuele inkomenstoeslag Deurne 2015

Uitvoeringsregeling -

Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Emmen 2015

Deelplan Minimabeleid Beleidsplan sociaal domein

De Raad van de gemeente Ede,

Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet gemeente Beesel 2015

Beleidsregels bijzondere bijstand, kindregeling en maatschappelijke participatie Purmerend 2018

Lilian Sweens

Wijziging bedragen Participatiewet

Aanpassing regelgeving Wmo. Presentatie t.b.v. de Besluitvoorbereidende Raadscommissie d.d. 12 april 2012

Verordening Declaratieregeling maatschappelijke. participatie voor minima 2015 GR FW

Inleiding 1. Kostendelersnorm IOAW en IOAZ

Het dagelijks bestuur van WIHW; Gelezen het advies van de Regionale Cliëntenraad WIHW;

- Intrekking van publicatie GB op 7 april Gemeenteblad Nijmegen. Jaartal / nummer 2011 / 042

Inleiding 1. Kostendelersnorm IOAW en IOAZ

De leden van de gemeenteraad van Haarlemmermeer Postbus 250

Toeslagenverordening Wet werk en bijstand Inhoudsopgave:

Regelingen die in het herijkte minimabeleid 2015 voor chronisch zieken en gehandicapten opgenomen zijn, zijn:

Beleidsregels alleenstaande-ouderkop 2016 IGSD Steenwijkerland/Westerveld.

De gemeente Hulst hanteert geen drempelbedrag als bedoeld in artikel 35 lid 2 WWB.

Bijlage 1 Opties voor gemeentelijke ondersteuning van chronisch zieken en gehandicapten en advies voor keuze uit opties

Wmo-raad gemeente Oss - Postbus BA Oss - telefoon wmoraad@oss.nl

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 20 december 2011;

Transcriptie:

Harmonisatie bijzondere bijstand Peel 6.1: Regels draagkracht bijzondere bijstand 1

Inhoudsopgave Inleiding 3 Samenvatting 3 Hoofdstuk 1 Wettelijk minimumloon versus sociaal minimum 4 Hoofdstuk 2 Wel niet rekening houden met de kostendelersnorm bij de berekening van de bijzondere bijstand 5 2.1 Geen rekening houden met de kostendelersnorm 5 2.2 Kostendelersnorm toepassen 6 Hoofdstuk 3 Wel of niet rekening houden met het eigen vermogen bij de berekening van de draagkracht 7 Hoofdstuk 4 Welke inkomens ( of grenzen) toepassen? 9 4.1 Inkomensgrens 110% 11 4.2 Inkomensgrens 120% 11 Bijlage 1 12 2

Inleiding: De uitvoering van de minimaregelingen en de bijzondere bijstand is vanaf 1 januari 2015 overgeheveld naar de uitvoeringsorganisatie Peel 6.1. Er zijn hiervoor een aantal uitgangspunten geformuleerd, namelijk: 1. Een efficiënte uitvoeringsorganisatie inrichten waarbij het van belang is daar waar mogelijk de regelingen te harmoniseren. Daarmee zoveel mogelijk (deels) de lokale invulling aanpassen naar een meer uniform regionaal kader. 2. De positionering van de uitvoering minimaregelingen, bijzondere bijstand en schulddienstverlening te situeren bij de uitvoeringsorganisatie peelsamenwerking Wmo. De verbinding tussen deze verschillende uitvoeringstaken draagt bij aan ontschotting en een integrale klantbenadering. Met name dit laatste is van belang in de benadering één gezin, één plan, één regisseur (bij multiproblemsituaties). 3. De peelsamenwerking moet plaatsvinden binnen de budgetten die ontvangen worden voor de overdracht van taken aan de gemeenten en binnen de bestaande budgetten. Er heeft al een inventarisatie plaatsgevonden van de diverse regelingen in de regio en er hebben al voor zover er sprake was van nieuw te ontwikkelen beleid 1 een aantal acties ten behoeve van de bovengenoemde harmonisatie plaatsgevonden. Echter er zijn een aantal zaken die nog geregeld moeten worden met name de draagkrachtregeling, harmonisatie van een aantal kostensoorten binnen de bijzondere bijstand en er zal nog kritisch gekeken moeten worden naar de verschillende minimaregelingen. In dit voorstel zal ingegaan worden op de draagkracht bijzondere bijstand. Dit onderwerp bestaat uit 3 onderdelen, namelijk: 1. Wel niet rekening houden met de kostendelersnorm bij de berekening van de draagkracht 2. Wel of niet rekening houden met het eigen vermogen bij de berekening van de draagkracht 3. Welke inkomensgrens (of grenzen) toepassen? Samenvatting: Op grond van navolgende hoofdstukken en conclusies willen we ter besluitvorming twee varianten voorleggen waaruit een keuze wordt gemaakt. Gelet op het streven van een zo effectief mogelijke uitvoeringsorganisatie en het belang voor de klant van deregulering worden de volgende kaders voorgesteld als uitgangspunt voor beide varianten: 1. Het begrip sociaal minimum relateren aan de van toepassing zijnde bijstandsnormen. 2. Bij de draagkrachtberekening geen rekening te houden met de kostendelersnorm (zoals te doen gebruikelijk tot 1 januari 2015 vanuit de WWB); 3. Ten aanzien van het eigen vermogen: a. rekening te houden met vermogen boven het bescheiden vrij te laten vermogen, b. maar hierbij alleen te kijken naar bank- en spaartegoeden en c. daarmee het vermogen uit de eigen woning vrijlaten; d. behalve bij leenbijstand waarbij de vermogensgrens wettelijk is vastgelegd. 4. Een tweetal varianten met betrekking tot de inkomensgrens voorleggen. 1 Maatwerkregeling 2014 en 2015, tegemoetkoming koopkracht 2014 3

De twee varianten die ter besluitvorming worden voorgelegd zijn: Variant A: Inkomensgrens 110% van het sociaal minimum Meerinkomen 110%-120% 50% van het inkomen beschouwen als draagkracht >120% 100% van het inkomen zien als draagkracht Variant B: Inkomensgrens Meerinkomen 120% van het sociaal minimum 120%-130% 50% van het inkomen beschouwen als draagkracht >130% 100% van het inkomen zien als draagkracht Hoofdstuk 1 Wettelijk minimumloon versus sociaal minimum Vooraf aan de discussie over de drie onderdelen genoemd in de inleiding moet het duidelijk zijn wat we onder het sociaal minimum verstaan. Inkomen op basis van het wettelijk minimum loon geeft onvoldoende nuancering in de verschillende leefvormen waarmee we in de bijstand te maken hebben. Minimum loon voor een alleenstaande is even hoog als het loon bij echtpaar als een van de partners het minimum loon zou verdienen. Dus dit uitgangspunt is lastig te hanteren. Een beter voorstel is om het sociaal minimum te relateren aan de van toepassing zijnde bijstandsnormen die overigens gerelateerd zijn aan het wettelijk minimumloon. Bij de vaststelling van de verordening individuele inkomenstoeslag is ook al tegen dit probleem aangelopen en is dit in deze verordening opgelost door te stellen wat onder de toepasselijke bijstandsnormen wordt verstaan. De verordening individuele inkomenstoeslag hanteert de volgende van toepassing zijnde bijstandsnormen: Gehuwden: Alleenstaande ouder: Vakantietoeslag) Alleenstaande: vakantietoeslag) norm benoemt in art. 20 onder b van de Participatiewet (exclusief vakantietoeslag) 90% van de norm genoemd in artikel 21 onder b van de Participatiewet (excl. 70% van de norm genoemd in artikel 22 van de Participatiewet (excl. De individuele inkomenstoeslag heeft alleen betrekking op personen van 21 jaar of ouder en jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd. Bovenstaande bepaling is daarom niet helemaal bruikbaar omdat iedereen vanaf 18 jaar gebruik kan maken van de bijzondere bijstand c.q. minimaregelingen. Voorgesteld wordt om daarom de toepasselijke bijstandsnormen (exclusief misgelopen toeslagen) te hanteren zoals in de participatie wet zijn aangegeven. En dit als uitgangspunt te gebruiken voor niet alleen de bijzondere bijstand maar alle minimaregelingen. Dit bevordert de effectiviteit en wordt willekeur van gebruik van de diverse regelingen voorkomen. Conclusie: Het begrip sociaal minimum relateren aan de van toepassing zijnde bijstandsnormen. Onder toepasselijke bijstandsnormen wordt verstaan : 1. voor gehuwden de gehuwden normen exclusief VT (conform artikel 20 lid 2 onder b ; artikel 21 lid b en artikel 22 onder b van de participatiewet) 2. voor alleenstaande ouder 90 % van de toe te passen gehuwdennorm (conform artikel 20 lid 2 onder b ; artikel 21 lid b en artikel 22 onder b van de participatiewet) 3. voor alleenstaande 70 % van de toe te passen gehuwdennorm (conform artikel 20 lid 2 onder b ; artikel 21 lid b en artikel 22 onder b van 4 de participatiewet).

Hoofdstuk 2 Draagkrachtberekening en de kostendelersnorm Met ingang van 1 januari 2015 is de participatiewet van kracht en kennen we de kostendelersnorm. Kostendelersnorm (art. 22, lid 1 Participatiewet): Kostendelersnorm geldt voor de persoon die met een of meer meerderjarige personen in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft. Uitzonderingen zijn: jongeren tot 21 jaar; kamerhuurders met een commercieel contract (en die een commerciële huurprijs betalen); studenten die een opleiding volgen die recht kan geven op studiefinanciering of tegemoetkoming studiekosten; studenten die een Beroeps Begeleidende Leerweg volgen (BBL-studenten). De ingevoerde kostendelersnorm is mede bepalend voor de hoogte van het bijstandsinkomen en kan daarmee ook van invloed zijn op de draagkrachtberekening bij de bijzondere bijstand en het overige minimabeleid. Het is een bevoegdheid van het college om te bepalen welke deel van de middelen in aanmerking wordt genomen voor de bepaling van de draagkracht van de bijzondere bijstand. Concreet betekent dit, dat het college de keuze heeft om wel of niet rekening te houden met de kostendelersnorm. Beide standpunten zijn goed verdedigbaar en daarom zal het college een bewuste keuze moeten maken ter voorkoming van willekeur. Hieronder zullen kort de twee mogelijkheden worden besproken. 2.1 Geen rekening houden met de kostendelersnorm Het college kan er voor kiezen om uit te gaan van de gewone normen zoals bedoeld in artikelen 20, 21 of 22 van de Participatiewet zonder rekening te houden met eventuele kostendelers. De kostendelersnorm zoals bepaald in art 22 a van de Participatiewet wordt dan buiten beschouwing gelaten. Er wordt dan geen rekening gehouden met de kostendelersnorm en de eventuele kinderkop van de belastingdienst. Voordelen: 1. Er bestaat alleen recht op bijzondere bijstand als er sprake is van individuele bijzondere noodzakelijke kosten. Deze individuele bijzondere kosten kunnen niet direct of indirect worden afgewenteld op willekeurige derden, met wie wel de algemene kosten kunnen worden gedeeld. Het is daarom goed te verdedigen dat de kostendelersnorm buiten beschouwing wordt gelaten. 2. Sluit aan bij de eerder genomen keuze bij de invoering van de verordening individuele inkomenstoeslag. Hier gaat men uit van de bijstandsnormen (gehuwden, alleenstaande ouder, 90% van de gehuwdennorm en alleenstaande 70% van de bijstandsnorm). 3. Minder uitvoeringskosten en administratieve belasting voor de klant in verband met eenvoudiger uitvoering. 5

Voorbeeld: 4 meerderjarigen delen met elkaar een woning en dus ook de woonkosten ervan. De moeder van een van de bewoners overlijdt en hij is als enig erfgenaam verantwoordelijk voor de kosten van de uitvaart. Deze kosten komen volledig voor zijn rekening en moeten dus voor 100% uit zijn inkomen worden voldaan. Het is dan alleszins verdedigbaar dat de kostendelersnorm buiten beschouwing wordt gelaten. Nadelen: 1. De invoering van de kostendelersnorm heeft een aantal redenen, te weten: - De methodiek van toeslagen zoals we kenden sloot onvoldoende aan op het voordeel uit het met anderen samenwonen in een woning (zoals in het bovenstaande voorbeeld is bij bijzondere kosten vaker dan bij de uitkering voor levensonderhoud sprake van uitgaven die meer specifiek zijn toe te rekenen naar 1 individu) - Er moet geen voordeel ontstaan uit de stapeling van uitkeringen - Meer prikkel om aan de slag te gaan. Dit betreft enkel het deel van de klanten die aangewezen zijn op werk. Dus bijvoorbeeld niet de arbeidsongeschikten en ouderen. Wanneer we bij de berekening van de draagkracht van de bijzondere bijstand geen rekening houden met de kostendelersnorm doen we bovenstaande invoeringsreden ten aanzien van de bijzondere noodzakelijke kosten van bestaan geen goed. 2. De bijzondere kosten komen volledig voor rekening van de cliënt, maar het is en blijft een feit dat zijn algemene kosten lager zijn, omdat hij deze kan delen. Wanneer men de kostendelersnorm niet toepast wordt hieraan voorbij gegaan (voor de uitkeringsgerechtigden, die een uitkering voor levensonderhoud ontvangt wordt de kostendelersnorm wél op de periodieke uitkering toegepast). 2.2 Kostendelersnorm toepassen Het college kan ook bepalen dat er ook bij de draagkrachtberekening voor de bijzondere bijstand wel rekening gehouden wordt met de kostendelersnorm ( in lijn met de nieuwe participatiewet). Maar ook dit heeft voor- en nadelen. Voordelen: Zie nadelen genoemd bij 2.1. Nadelen: 1. Kost uitvoering veel werk en tijd (rekening houden met extra Fte) voor vaak relatief beperkte kosten, met als gevolg dat dat deel van de uitvoeringskosten niet aan de minima ten goede kan komen. 2. De uitvoeringskosten zullen stijgen (meer inzet Fte) 3. Kan ook een administratieve lastenverzwaring betekenen voor de klant, gezien de complexiteit van de draagkrachtberekening en de daarvoor benodigde bewijsstukken met name als het om niet uitkeringsgerechtigden gaat. 4. Kan leiden tot willekeur, sluit niet aan bij bijvoorbeeld de systematiek van de Individuele inkomenstoeslag. 5. Kan tot meer verwarring leiden bij de burger wat ook weer kan leiden tot meer bezwaarschriften, meer aanvragen en meer informatiebehoefte c.q. uitvoeringskosten. Gezien het bovenstaande komen we tot de volgende conclusie. Conclusie: Bij de berekening van de draagkracht bijzondere bijstand geen rekening houden met de kostendelersnorm. Met als voornaamste reden dat toepassing van de kostendelersnorm niet aansluit bij 6 de noodzakelijke bijzonder kosten van een individuele inwoner. Verder is ook van belang de kosten en effectiviteit van de uitvoering. Waarmee de middelen zoveel als mogelijk bij de minima terechtkomt. Verder sluit dit aan bij eerder ingenomen standpunt zoals bij de individuele inkomenstoeslag.

Hoofdstuk 3 Draagkrachtberekening en het eigen vermogen Voor de verlening van de bijzondere bijstand zijn er vermogensgrenzen opgenomen in de participatiewet. Voor de bijzondere bijstand en de minimaregelingen kan het college besluiten rekening te houden met het eigen vermogen van de aanvrager. Het eigen vermogen betreft eventueel ook de overwaarde in de eigen woning. Er zijn diverse varianten mogelijk. Hieronder schematisch een overzicht van de Peelgemeenten en hoe ze momenteel omgaan met vermogen. Asten Deurne Gemert Bakel Helmond Laarbeek Someren Zie Deurne, Gemert Bakel en Helmond. Uitzondering: Vermogen eigen woning telt alleen mee als de kosten bijzondere bijstand per jaar hoger zijn dan 1 maal de voor belanghebbende geldende bijstandsnorm per maand. Eigen vermogen wordt wel meegenomen, inclusief de overwaarde eigen woning 2. Bij verstrekking leenbijstand wordt ook het (bescheiden) vermogen 3 100% meegenomen Zie Deurne, Gemert Bakel en Helmond. Uitzondering: Vermogen eigen woning telt alleen mee als de kosten bijzondere bijstand hoger zijn dan 1 maal het wettelijk minimumloon. Zie Deurne, Gemert Bakel en Helmond. Uitzondering bij draagkrachtbepaling voor duurzame gebruiksgoederen waar het reserveringsbegrip van toepassing is. En leenbijstand wordt niet apart genoemd waarvoor het vermogen 100% wordt meegenomen. Vermogen eigen woning zie Asten en Laarbeek. De verschillen tussen de onderlinge gemeenten zijn beperkt en betreffen de draagkrachtberekening en hoe om te gaan met het vermogen. De verschillen zijn met name: - Hoe om te gaan met vermogen en het verstrekken van leenbijstand of duurzame gebruiksgoederen; - Hoe om te gaan met bijzondere bijstand en het hebben van een eigen woning (hoogte kosten bijzondere bijstand zijn bepalend of het vermogen uit een eigen woning wel of niet wordt meegenomen). Essentiele vraag hierbij is hoe vaak het daadwerkelijk voorkomt dat het hebben van eigen vermogen leidt tot een afwijzing van de aanvraag bijzondere bijstand. In de praktijk kost de berekening van de draagkracht op grond van vermogen veel werk en het resultaat is dat er in de meeste gevallen geen sprake is van vermogen. Voor een aanvraag dient uitvraag van vermogen te gebeuren, waarna afhankelijk van aanwezig vermogen (diverse) bewijsstukken overgelegd en gecontroleerd moeten worden. In een zeer beperkt aantal gevallen zal er sprake zijn van vermogen boven het bescheiden vermogen, waarna een afwijzing volgt. In den lande ziet men dan ook steeds vaker dat bij de berekening van de bijzondere bijstand en het minimabeleid niet meer gekeken wordt naar het eigen vermogen. De uitvoeringskosten zijn veelal hoger dan het resultaat (de te verlenen bijzondere bijstand). 2 Extra vrijlating 49.700 3 Vrijlating bescheiden vermogen alleenstaande 5.850 en alleenstaande ouder en gehuwden 11.700. 7

Een kanttekening die we hierbij kunnen noemen is: dat bij goede voorlichting mensen met een vermogen geen aanvraag zullen indienen dus dan zijn de uitvoeringskosten beperkt. In de Peel 6.1 zijn er vorig jaar naar schatting ca. 25 aanvragen afgewezen op grond van het hebben van eigen vermogen (dit geldt voor Gemert-Bakel, Helmond en Deurne). Er zijn in totaal 2645 aanvragen geweest, aantal afwijzingen op grond van het hebben van eigen vermogen is slechts 1% van het totaal. Hierbij moet wel opgemerkt worden dat we niet weten welke inkomensbron de aanvragers hadden. Wanneer men een bijstandsuitkering had dan is de inkomenstoets niet opnieuw uitgevoerd. Het wordt niet reëel geacht om het eigen vermogen geheel buiten beschouwing te laten. Echter is het gezien het resultaat ook niet wenselijk om mede gelet op het streven naar deregulering een uitgebreide vermogenstoets uit te voeren. Voorgesteld wordt daarom om alleen rekening te houden met het vrij te laten vermogen in de vorm van spaar- en banktegoeden. Het in aanmerking te nemen vermogen wat boven het vrij te laten vermogen komt wordt volledig meegenomen als zijnde draagkracht. Eigen Woning Naast de vraag hoe om te gaan met het eigen vermogen, moet er ook bekeken worden hoe om te gaan met het hebben van een eigen woning. Er zijn 2 keuzes: 1. Vermogen in eigen woning volledig buiten beschouwing laten. 2. Het vermogen in eigen woning buiten beschouwing laten als de bijzondere bijstand op jaarbasis niet hoger is dan de gehuwden norm van 21 jaar of ouder. Is de bijzondere bijstand wel hoger dan in de vorm van een geldlening verstrekken of zelfs een krediethypotheek vestigen. Tijdens recente opiniërende bijeenkomsten met raadscommissies bij verschillende Peelgemeenten is gebleken dat men het hebben van een eigen woning niet meer wil laten meetellen bij de berekening van het eigen vermogen. De voornaamste reden hiervoor is dat het weinig voorkomt en de uitvoeringskosten vaak veelal hoger zijn dan het resultaat. De opgestelde varianten zijn gebaseerd op het gegeven dat bij het bepalen van het eigen vermogen alleen nog gekeken wordt naar spaar- en banktegoeden. Het vermogen hoger dan het vrij te laten vermogen wordt dan volledig als draagkracht gezien. Verder wordt het vermogen uit eigen woning ook niet meegenomen bij de vermogensbepaling. Dit gezien de hoge uitvoeringskosten afgezet tegen het resultaat. Daarnaast is het ook een stuk klantvriendelijker omdat de aanlevering van stukken minder zal worden (deregulering). Conclusie: Bij de berekening van de draagkracht alleen rekening houden met het eigen vermogen in de vorm van bank- en spaartegoeden en voor zover dit boven het vrij te laten vermogen komt dit geheel als draagkracht meenemen ( behalve voor leenbijstand (wettelijke verplichting)). Het vermogen uit eigen woning bij de draagkrachtberekening buiten beschouwing laten. 8

Hoofdstuk 4 Welke inkomensgrens (of grenzen) toepassen? Voor de draagkrachtberekening is verder het bepalen van de toe te passen inkomensgrens van belang. Hiermee wordt invulling gegeven aan: a. welk deel van het inkomen is draagkrachtloos (100% kostenvergoeding) ; b. inzet (deel) meerinkomen > inkomensgrens (zgn staffelmethode); c. uitzondering kosten waarvoor het inkomen voor 100% als draagkracht moet worden aangewend. Met andere woorden tot welk inkomen komt men voor een volledige vergoeding voor bijzondere bijstand in aanmerking (a). Daarnaast kan men ook bepalen in hoeverre men via de staffelmethode in aanmerking komt voor bijzondere bijstand wanneer men meer inkomen heeft dan de vastgestelde inkomensgrens (b).tevens wordt hiermee bepaalt dat voor kosten als woonkostentoeslag, leenbijstand, aanvulling op de uitkeringsnorm voor zelfstandig wonende jongeren (18 t/m 21) en de premie voor de ziektekostenverzekering het inkomen boven de bijstandsnorm volledig moet worden aangewend (c). Hieronder is schematisch weergeven welke inkomensgrenzen momenteel in de peelregio worden gehanteerd. a 110% b Draagkracht uit het meerinkomen: - 10% van de eerste 150 Asten - 50% van de volgende 200 (tot 350) - 100% van het meerdere (> 350) c Uitzondering hetzelfde als bij gemeenten Deurne, Gemert-Bakel en Helmond Deurne, Gemert- Bakel en Helmond Laarbeek Someren a 110% b Draagkracht uit het meerinkomen: 110%-120% 50% van het inkomen boven 110% wordt gezien als draagkracht >120% 100% van het inkomen boven 120% wordt gezien als draagkracht c Uitzondering 100% draagkracht bij: - Woonkostentoeslag - Leenbijstand - Kosten van jongeren tussen 18 en 20 jaar die zelfstandig wonen a 115% b Draagkracht uit het meerinkomen: - 10% van de eerste 70-35% van de volgende 90 (tot 160) - 50% van 160 tot 340 100% van het meerdere vanaf 340 A 110% B Zie Asten c Zie Asten, Deurne, Gemert Bakel en Helmond Momenteel worden nagenoeg dezelfde percentages gebruikt voor wat betreft de inkomensgrenzen, alleen de gemeente Laarbeek vormt hierop een uitzondering. Zij hanteren een inkomensgrens van 115%. De verschillen zitten met name in de wijze waarop de staffelmethode is opgesteld, verschillend gebruik van alleen percentages en/of percentages in combinatie met bedragen. In de 9

draagkrachtberekeningen zoals die nu gelden is de draagkracht bij toepassing percentages in combinatie met getallen lager dan de andere methode. Geadviseerd wordt om voor de methode alleen percentages te kiezen. Voor gemeenten die een relatief gunstige staffelmethode kennen, kan het ophogen van de inkomensgrenzen de negatieve effecten van de versobering van de staffelmethode compenseren. Het ophogen van de inkomensgrenzen en de wijziging van de staffelmethode heeft voor de gemeenten uiteraard financieel gezien meer dan wel minder gevolgen. De omvang van de financiële effecten hangt af van het huidige beleid en de gemaakte keuze. De doelgroep kan groter worden en daarmee zal dan ook het aantal aanvragen stijgen (zie bijlage 1 voor een overzicht). Waarbij in voorgaande hoofdstukken een duidelijke conclusie is getrokken waarom wel of niet voor het één of de ander is gekozen, ligt dit voor het bepalen van de inkomensgrenzen niet zo voor de hand. Het voorstel is om een variant A en B ter besluitvorming voor te leggen uitgaande van twee verschillende inkomensgrenzen, namelijk 110% en 120%. Voor wat betreft de draagkracht in het meerinkomen werken we met percentages en niet meer met absolute getallen. En wordt er slechts gekozen voor 1 stap (zie rekenvoorbeeld hieronder). Hiervoor wordt gekozen omdat er dan efficiënt ingesprongen wordt bij eventuele norm wijzigingen en we niet bij elke norm wijziging opnieuw de draagkrachtberekening moeten aanpassen. Bovendien wordt door de vereenvoudiging van de staffelmethode de kans op het maken van fouten kleiner en is dit begrijpelijker voor de klant. Rekenvoorbeelden variant A en B: Variant A: Inkomensgrens Meerinkomen 110% van het sociaal minimum 110%-120% 50% van het inkomen als draagkracht beschouwd >120% 100% van het inkomen wordt als draagkracht gezien Bijvoorbeeld: Inkomen hoger dan 120% (gehuwden) Draagkracht Netto inkomen per maand 1.750 Inkomen 120% 1.564,79 185,21 50% van het inkomen tussen 110-120% Inkomen 110% 1.434,39 65,20 Draagkracht per maand 250,41 Variant B: Inkomensgrens 120% van het sociaal minimum Meerinkomen 120-130% 50% van het inkomen als draagkracht beschouwd >130% 100% van het inkomen als draagkracht gezien Bijvoorbeeld: Inkomen hoger dan 130% (gehuwden) Draagkracht Netto inkomen per maand 1.750 Inkomen 130% 1.695,19 54,81 50% van het inkomen tussen 120-130% Inkomen 120% 1.564,79 65,20 Draagkracht per maand 120,01 10

4.1 Inkomensgrens 110% Variant A, is de werkwijze die momenteel gehanteerd in de gemeenten Helmond, Deurne en Gemert- Bakel. Deze variant wijkt daarnaast ook niet veel af van de werkwijze die gehanteerd wordt in de overige gemeenten met dien verstande dat alleen de gemeente Laarbeek een andere inkomensgrens en systematiek hanteert. Voordelen: 1. Deze systematiek wordt al gehanteerd in een aantal gemeenten. De inkomensgrens van 110% sluit ook aan bij 5 gemeenten van de Peelregio. 2. De uitvoeringskosten zijn relatief laag. Nadelen: 1. Deze inkomensgrens sluit niet aan bij die van de collectieve ziektekostenverzekering. Hiermee wordt dus een ongewenst verschil gecreëerd binnen de verschillende inkomensondersteunende regelingen voor minima. 2. De doelgroep die je bereikt is in verhouding klein. 4.2 Inkomensgrens 120% Variant B, betekent voor alle gemeenten een verruiming van de doelgroep. Voordelen: 1. Je bereikt bij deze inkomensgrens een grotere doelgroep. 2. Voor gemeenten die een relatief gunstige staffelmethode kennen, kan het ophogen van de inkomensgrenzen de negatieve effecten van de versobering van de staffelmethode compenseren. Nadeel: 1. De kosten voor het minimabeleid zullen stijgen, de doelgroep die je hiermee bereikt zal groter zijn (gemiddelde stijging van doelgroep van het aantal huishoudens is 4% (aantal tov totale bevolking) t.o.v. inkomensgrens 110%, zie bijlage 1). Uiteraard is het ook nog een optie om beide varianten in te voeren echter gezien het feit dat er gestreefd wordt naar een uniforme en efficiënte werkwijze van de uitvoeringsorganisatie van Peel 6.1 is dit niet wenselijk. Een totaal overzicht van de kosten per inkomensgrens per gemeente gebaseerd op de begroting 2015 is opgenomen in bijlage 1. Conclusie: Gezamenlijk een keuze te maken uit onderstaande varianten en wanneer dit onvoldoende tegemoetkomt aan de wensen van de afzonderlijke gemeenten beide varianten in te voeren. 11

12

Bijlage 1: kostenraming programmakosten wijziging draagkracht gemeenten Asten Deurne Gemert- Bakel Helmond Laarbeek Someren Inkomensnormen bedragen 100% gehuwden 1.303,99 alleenst. Ouder 1.173,59 alleenst 912,79 110% gehuwden 1.434,39 alleenst. Ouder 1.290,95 alleenst 1.004,07 115% gehuwden 1.499,59 alleenst. Ouder 1.349,63 alleenst 1.049,71 120% gehuwden 1.564,79 alleenst. Ouder 1.408,31 alleenst 1.095,35 Verschil / meerkosten bij gelijkblijvende deelnamegraad** aantal huishoudens %* uitgaven BB aantal huidig beleid huishoudens % uitgaven BB aantal huidig beleid huishoudens % uitgaven BB aantal huidig beleid huishoudens % 307.606,00 uitgaven BB aantal huidig beleid huishoudens % 360 5,25 650 5,03 360 5,54 3200 8,31 450 620 750 900 9 10,9 13,1 86.750 1090 8,4 385.000 1170 9,8 289.462 5300 13,8 1.620.000 uitgaven BB aantal huidig beleid huishoudens % uitgaven BB huidig beleid 139,92 353,21 247,40 305,66 281,25 1320 10,2 1380 11,6 6190 4,98 430 5,57 780 8,6 720 9,3 16,1 930 10,3 64.000,00 900 11,6 126.269 1590 12,3 563.750 1620 13,6 401.702 6930 18 2.113.043 1110 12,3 76.427 1070 13,8 300.484 39.519 178.750 112.240 493.043 12.427 97.984 68,82 202.500 Verschil / meerkosten 25% bij lagere deelnamegraad 9.880 44.688 28.060 123.261 3.107 24.496 bron minimascan Stimulansz *% van het totaal aantal huishoudens per gemeente **in de kostenraming zijn 2 mogelijke scenario's voor meerkosten opgenomen. De ophoging van de inkomensgrens kan effect hebben op de deelnamegraad. Immers de doelgroep betreft ook burgers met meer financiele armslag in hun inkomen, die vaker afzien van het gebruik van de bijzondere bijstand en zelf in de kosten voorzien. De kosten bij gelijkblijvende deelnamegraad (zelfde aantal gebruikers) bijzondere bijstand als op dit moment als maximum variant. De kosten bij aflopende deelnamegraad, waarbij minder inwoners uit de doelgroep tot 120% gebruik maken van de bijzondere bijstand. landelijke ervaringsgegevens geven aan dat dit slechts leidt tot meerkosten van 25%. Let wel: In dit schema is alleen uitgegaan van de effecten als gevolg van wijziging van de inkomensgrenzen. De effecten van de wijziging van de vermogensvaststelling en de -uitgebreide- staffelmethode die sommige gemeenten kennen, is niet meegenomen in de kostenraming van de meerkosten. Reden is dat de benodigde kengetallen hiervoor ontbreken. Gemeenten die nu een uitgebreide staffelmethode kennen waarmee relatief een grote doelgroep wordt bereikt kan het voorliggende voorstel, ondanks dat men kiest voor een inkomensgrens van 120%, een bezuiniging opleveren in plaats van bovengenoemde meerkosten. Een stijging van het aantal aanvragen zal ook een stijging van de uitvoeringskosten met zich meebrengen. De stijging kan zowel het gevolg zijn van de voorgestelde beleidswijziging, maar kan ook het gevolg zijn van diverse maatschappelijke ontwikkelingen op andere terreinen die het beroep op de inkomensondesteuning doen toenemen. 13

14

15