Cultuur Bereik Maastrichtenaren 2005



Vergelijkbare documenten
Grafiek 23.1a Bezoek aan culturele voorstellingen en voorzieningen de afgelopen 12 maanden, % 26% 26% 26% 19% 17% 12% 10%

Hoofdstuk 21. Cultuur

Samenvatting onderzoek cultuurparticipatie 2010

Hoofdstuk 22. Cultuur

Eerste resultaten cultuursurvey Maastricht 2017 versie mei 2018

Cultuurparticipatie in Delft Een onderzoek naar deelname van Delftenaren aan cultuur in 2015

Hoofdstuk 37. Cultuurparticipatie

Cultuurparticipatie van Rotterdammers, 2011

Resultaten Brabantpanel-onderzoek Brabanders en Cultuur juli 2010

Bijlage B Sport en cultuur. Annet Tiessen-Raaphorst Andries van den Broek

LelyStadsGeluiden. De mening van de inwoners gepeild. Theaterbezoek van Lelystedelingen in 2006

worden gerealiseerd om betrouwbare uitspraken te kunnen doen. Resultaten Brabantpanel-onderzoek Brabantse Cultuur Monitor november 2007

LelyStadsGeluiden. De mening van de inwoners gepeild. Cultuurpeiling 2007

Onderzoek Inwonerspanel: Cultuurbeleving

CULTUURPARTICIPATIE (2015)

Gemeente Lelystad, team Onderzoek 1

ONDERZOEKSVERANTWOORDING VRAGENLIJSTFREQUENTIES

Hoofdstuk 17 Cultuurparticipatie

VTO-cultuurvragen. Pagina 1 van 12 Cultuurvragen uit VTO SCP/CBS

Gemeente Breda. Bestuursdienst Afdeling Onderzoek en Informatie. Cultuurparticipatie in Breda

De mening van de inwoners gepeild. Cultuurpeiling gemeente. Onderzoek en Statistiek November 2011

CULTUURPARTICIPATIE IN EDE 2006

Cultuurbeleving. Junipeiling Bewonerspanel. Utrecht.nl/onderzoek

CULTUURMONITOR HEERLEN VOLWASSENEN

Beleidskader Kunst & Cultuur Stadspanel Den Haag, ronde voorjaar 2011

Rapportage cultuuronderzoeken Uitkomsten van het bevolkingsonderzoek cultuurparticipatie en de publieksonderzoeken bij de culturele podia

Bioscoopbezoek. Algemeen cultuurparticipatiecijfer (samenstelling van meer dan 40 activiteiten concerten, festivals, podium, musea, film)

Cultuurbereik in Noord-Holland 2009

Evaluatie Diving Cup. Effecten op Sportparticipatie. Jan van Houthof AJ Amsterdam T

Rapport Beleidskader Kunst & Cultuur

Cultuur- en uitgaansmonitor 2008

Cultuurparticipatie in Delft Een onderzoek naar deelname van Delftenaren aan cultuur in 2017

Cultuurbeoefening, cultuurbezoek en cultuurwaardering

Cultuur in cijfers Leiden 2011

Gemeente Roosendaal. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 26 juni 2017

Museumbezoek meest favoriet cultureel uitje Rapport - onderzoek naar cultuurbeleving van Nederland

Landelijke peiling Nijmegen Resultaten eindmeting, januari 2006

Onderzoek in het kader van de 100 ste editie van de Internationale Vierdaagse Afstandsmarsen Nijmegen. Nienke Lammertink en Koen Breedveld

Wat vinden kijkers en luisteraars van de Omroep Organisatie Groningen?

Amateurkunst & publiek

RESULTATEN HENGELOPANEL BINNENSTADSPEILING 2018

Uit de beleidsnota: De overlap tussen online en offline cultuurparticipatie. 3 modaliteiten van cultuurparticipatie Verbreding

De slag om de vrije tijd

Digipanel Theater aan de Parade

Evaluatie Duurzaam Amsterdam 2010

Resultaten conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2015

FACTS & FIGURES Trends in museum- en tentoonstellingsbezoek ( ) Mathijs De Baere

Wijkaanpak. bekendheid, betrokkenheid en communicatie

Interactief bestuur. Omnibus 2015

Tabellen cultuurparticipatie s-hertogenbosch 2001, 2004, 2006 en 2008

Tabellen cultuurparticipatie s-hertogenbosch 2001, 2004 en 2006

Gultuur voor iedereen?!

HET BURGERPANEL OVER CULTUUR

GEMEENTE EMMEN CULTUURMONITOR 2014

Evenementen in Venlo 2010 Mening van burgers over evenementen in de gemeente Venlo Eerste digipanelonderzoek

Kijk- en luisteronderzoek 2013b

Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne. Onderzoek onder allochtone Nederlanders

Gemeente Moerdijk. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 20 juni 2017

Het Rotterdamse Stadspanel over het kunst- en cultuurbeleid en bezuinigingen daarop

Langdurig ziekteverzuim van werknemers met een chronische ziekte of beperking Geeke Waverijn, Mieke Rijken

Aan: de voorzitter en leden van provinciale staten van Drenthe

OMNIBUSONDERZOEK NOORD- KENNEMERLAND 2005 PSYCHISCHE GEZONDHEID

LelyStadsGeluiden. De mening van de jongeren gepeild. School en werk 2007

Onderzoeksrapport Cultuur. Inwonerspanel Rheden Spreekt. Onderzoeksperiode: Kwartaal Referentie: 15007

Enschede-panel. Cultuur(participatie) en evenementen

Communicatie, lokale media en samenwerking 2015

Trends in het gebruik van informele zorg en professionele zorg thuis: gebruik van informele zorg neemt toe

Onderzoek mediagebruik Maastricht mei 2017

ontspanning en iets presteren

Interactief bestuur. Omnibus 2017

Cultuurbereik Sociaal Geografisch Bureau gemeente Dordrecht. drs. F.W. Winterwerp drs. I.A.C. Soffers

Cultuur in Oost. Cultuuronderzoek in Utrecht Oost. Rapportage: Drs. D.L. van der Veen. Utrecht, maart 2009

koopzondagen 2012 def KOOPZONDAGEN EN KOOPAVONDEN DE MENING VAN DE BURGER

Rapportage cultuuronderzoeken Uitkomsten bevolkingsonderzoek cultuurparticipatie en publieksonderzoeken culturele podia

Onderzoeksflits. Atlas voor gemeenten 2015 Erfgoed positie van Utrecht uitgelicht. IB Onderzoek, 29 mei Utrecht.nl/onderzoek

Gemeentelijke Dienstverlening. Omnibus 2009

Landelijke peiling Nijmegen Resultaten tussenmeting, begin juli 2005

2014, peiling 1 maart 2014

TEVREDEN WERKEN IN HET PRIMAIR ONDERWIJS. Onderzoek naar de tevredenheid en werkbeleving van personeel in het primair onderwijs.

Hoofdstuk 18 Regionaal archief en Open monumentdagen

Cliëntervaringsonderzoek Wmo

Scholierenonderzoek Kindermishandeling 2016

De kwaliteit van educatieve activiteiten meten. Universiteitsmuseum Utrecht

Het Rotterdamse Stadspanel over het kunst- en cultuuraanbod in Rotterdam

Praktische opdracht Maatschappijleer Cultuurdeelname

De mening van de inwoners gepeild. Cultuurpeiling 2015

Cultuurparticipatie van Rotterdammers, 2013

Evenementen in Hoek van Holland

Memo Bekendheid Meldpunt Huiselijk Geweld

Onderzoek Metropoolregio

Onderzoek Marktbeschrijving Podiumkunsten 2006

Cliëntervaringen Wmo s-hertogengbosch. Nulmeting 2016

Kwijtschelding versus teruggave

Ontwikkeling werkdruk in het onderwijs

Allochtonen op de arbeidsmarkt

Check Je Kamer Rapportage 2014

Cultuurparticipatie in Fryslân 2016

Regelgeving Horeca Maastricht 2005

Omnibusenquête deelrapport. Studentenhuisvesting

Sociale kracht in Houten Burgerpeiling 2014

Transcriptie:

Cultuur Bereik Maastrichtenaren 05 Rapportage: Gemeente Maastricht Publieke en interne dienstverlening Servicecentrum Onderzoek en Informatie Ans Schoenmakers Duboisdomein 30 Postbus 1992 61 BZ Maastricht tel : 043 350 4355 E-mail: ans.schoenmakers@maastricht.nl Opdrachtgever: Sociale en Culturele Zaken afdeling Kunst en Cultuur Druk: DPC, gemeente Maastricht datum: juli 06

Inhoudsopgave Samenvatting I 1 Inleiding 1 1.1 Aanleiding 1 1.2 Probleemstelling 3 1.3 Onderzoeksopzet en dataverzameling 3 1.4 Opmerkingen bij het onderzoek 4 1.5 Subjectief versus objectief 5 1.6 Betekenis van de percentages 6 2 Achtergrondgegevens 7 2.1 Inleiding 7 2.2 Geslacht, leeftijd en huishoudensituatie 7 3 Bezoek aan culturele voorstellingen 13 3.1 Inleiding 13 3.2 Het bezoek aan culturele voorstellingen 13

4 Bezoek aan cultureel erfgoed en uitleencentra 17 4.1 Inleiding 17 4.2 Cultureel erfgoed 17 4.3 Uitleencentra 21 5 Bezoek aan Maastrichtse culturele voorzieningen 25 5.1 Inleiding 25 5.2 Instellingen en plekken voor voorstellingen en optredens 25 5.3 Festivals 30 6 De informele cultuur 35 6.1 Inleiding 35 6.2 Feest met optredens 35 7 De amateurkunst 39 7.1 Inleiding 39 7.2 Amateurkunst beoefening 39 8 Media, culturele informatie en kortingskaarten 45 8.1 Inleiding 45 8.2 Het kijk en luistergedrag 45 8.3 Informatiebronnen 50 8.4 Het bezit van kortingskaarten, lezen van boeken en overige zaken 51

9 Creatieve en innovatieve klasse 55 9.1 Inleiding 55 9.2 De creatieve klasse in Maastricht 56 9.3 Verwachtingen ten opzichte van een stad 59 10 Maastrichtse cijfers in een breder kader geplaatst 63 10.1 Inleiding 63 10.2 Bezoekcijfers van gesubsidieerde instellingen 64 10.3 Bezoekcijfers van evenementen 66 Bijlage I 69

Samenvatting Aanleiding onderzoek Met het Actieplan Cultuurbereik 01-04 leverden drie overheidslagen rijk, provincies en gemeenten voor het eerst een gezamenlijke inspanning om het bereik van cultuur te vergroten. Het actieplan 01-04 had tot doel méér en vooral ook nieuw publiek bij cultuur te betrekken. Door het Sociaal en Cultureel Planbureau is in 05 het effect van het Actieplan Cultuurbereik onderzocht. In het onderzoek zijn diverse gemeenten met elkaar vergeleken. Uit het onderzoek is niet gebleken dat het al dan niet deelnemen aan het Actieplan systematisch samenhangt met veranderingen in passieve of actieve cultuurdeelname tussen 1999 en 03. Er zijn weliswaar enkele verschillen gevonden, maar deze zijn te weinig eenduidig toe te schrijven aan deelname aan het Actieplan. De interventies hebben vooralsnog evenmin geleid tot een verjonging van het publiek. De conclusie is dan ook wat betreft de periode 1999 03 het Actieplan op landelijk niveau geen direct effect heeft gesorteerd. 1 Op basis van uitkomsten van de evaluatie van deze periode zijn de staatssecretaris van OCW, het IPO en de VNG op 13 december 03 overeengekomen het Actieplan Cultuurbereik met vier jaar te verlengen. Een van de voorwaarden voor het verkrijgen van subsidie is het meten van ontwikkelingen in de deelname van de bevolking aan uiteenlopende vormen van cultuurdeelname. In 03 is in opdracht van de afdeling Kunst en Cultuur van de gemeente Maastricht een onderzoek onder de Maastrichtse bevolking naar cultuurparticipatie gehouden. Inmiddels zijn we twee jaar verder en is aan het servicecentrum voor Onderzoek en Informatie gevraagd een eerste effectmeting uit te voeren. 1 Het Actieplan Cultuurbereik en cultuurdeelname, 1999 03, een empirische evaluatie op landelijk niveau, Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) Den Haag, juli, 05 I

Het onderzoek 05 is evenals in 03 opgezet volgens de voorschriften van het landelijk opgezette Richtlijn Cultuurparticipatie Onderzoek (RCO). Deze richtlijn is ontwikkeld in opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in samenwerking met vertegenwoordigers van diverse culturele instellingen en gemeenten. De RCO bestaat uit een standaardvragenlijst waarmee op identieke wijze de grote verscheidenheid van cultuurdeelname kan worden gepeild. Het onderzoek beoogt hiermee een instrument te zijn waarmee effecten van beleid in kaart gebracht kunnen worden. Een effectmeting is een vorm van onderzoek dat niet bedoeld is om feitelijke en harde cijfers te verzamelen (daarvoor worden andere onderzoeksmethoden gehanteerd), maar om meer algemene tendensen in het cultuurbeleid te kunnen blijven lokaliseren. Het doel van de RCO is gemeenten bovendien een instrument in handen te geven dat hen in staat stelt door middel van een bevolkingsonderzoek een onderling vergelijkbaar beeld te krijgen van de lokale / regionale cultuurparticipatie. Het instrument is dus geschikt voor de culturele benchmarking. De probleemstelling van dit onderzoek luidt als volgt: Hoe ziet de cultuurdeelname van de bewoners van de Stad Maastricht er anno 05 uit? Wat zijn de ontwikkelingen ten opzichte van de resultaten van de nulmeting in 03? Het bezoek aan culturele voorstellingen Van alle Maastrichtenaren geeft 79% aan de afgelopen 12 maanden een of meerdere culturele voorstellingen in of buiten Maastricht te hebben bezocht. In vergelijking met 03 is dit percentage niet noemenswaardig veranderd, destijds gaf 82% aan een of meerdere culturele voorstellingen bezocht te hebben. Laten we het bezoek aan de film in bioscoop of filmhuis buiten beschouwing dan zien we het aantal bezoekers van culturele voorstellingen dalen naar 70%. In 03 was dit percentage 74%. Net als in 03 vindt ook nu het merendeel van de bezoeken plaats in de eigen Gemeente Maastricht. Dit geldt eigenlijk voor bijna alle genres, maar vooral voor bezoeken aan literaire bijeenkomsten, cabaret of kleinkunst en concerten klassieke muziek. Concerten voor pop- en wereldmuziek en musicals worden het minst vaak in de eigen gemeente bezocht. II

Het bezoek aan instellingen en plekken behorend tot cultureel erfgoed In het kader van het actieplan Cultuurbereik worden instellingen en plekken zoals een museum, galerie, archief, bezienswaardig gebouw, dorpen of stadsdelen omschreven als instellingen of plekken ten behoud of het presenteren van het cultureel erfgoed. Van alle Maastrichtenaren geeft 67% aan de afgelopen 12 maanden een of meerdere keren een museum, galerie, archief, bezienswaardig historisch of modern gebouw te hebben bezocht, 33% heeft geen enkele instelling bezocht. In 03 waren deze percentages respectievelijk 69% en 31%. Destijds was het onderwerp moderne architectuur nog geen onderwerp bij deze vraag. Het toevoegen van dit onderwerp aan deze vraag heeft echter geen spectaculaire verandering in de bezoekcijfers tot gevolg. Maastrichtenaren die moderne architectuur bezoeken, bezoeken ook andere instellingen die vallen onder het kopje cultureel erfgoed. Uitleencentra Ruim de helft van de Maastrichtenaren (55%) heeft, volgens eigen zeggen, de afgelopen 12 maanden één of meerdere keren een bibliotheek, fonotheek, artotheek of videotheek bezocht. In 03 lag dit percentage weliswaar iets hoger, namelijk 61%, maar desondanks kan er niet van een significant verschil gesproken worden. Jongeren bezoeken vaker dan ouderen deze uitleencentra. Het bezoek aan Maastrichtse culturele instellingen Van alle Maastrichtenaren zegt 82% de afgelopen 12 maanden één of meerdere keren een of meerdere instellingen of plekken in Maastricht te hebben bezocht waar voorstellingen, optredens of tentoonstellingen zijn georganiseerd. In vergelijking met 03 is dit percentage significant afgenomen, destijds gaf 89% van de Maastrichtenaren aan een bezoek aan een culturele instelling te hebben gebracht. Let wel dit zijn geen absolute cijfers maar cijfers gebaseerd op de ervaringen van Maastrichtenaren. Net als in 03 geven Maastrichtenaren naar mate ze ouder zijn aan, minder vaak naar dergelijke instellingen en plekken voor voorstellingen en optredens te zijn geweest. III

Festivals Van de Maastrichtenaren heeft 96% wel eens gehoord van de één of meer van de genoemde festivals en activiteiten. In vergelijking met 03 is deze bekendheid nagenoeg gelijk gebleven (03; 95%). Van een aantal afzonderlijke festivals is in vergelijking met 03 is de bekendheid en het aantal Maastrichtenaren dat zegt deze festivals te hebben bezocht beduidend toegenomen. Het gaat dan om festivals als: het Reuzenfeest, de Heiligdomsvaart, de Nederlandse Dansdagen en Cinema Luna Open air. Ongeveer drie kwart van de Maastrichtenaren (76%) heeft één of meerdere van deze festivals of activiteiten ook daadwerkelijk bezocht. De informele cultuur Van alle Maastrichtenaren is de afgelopen 12 maanden 59% een of meerdere keren naar een feest in de eigen kring van onder andere familie, kennissen of vereniging geweest, waarbij optredens van muzikanten, dansers, toneelspelers, cabaretiers of dj/vj s plaats vonden. In vergelijking met 03 is dit percentage niet noemenswaardig veranderd. Ook nu blijkt weer dat, net als in 03, naarmate Maastrichtenaren jonger zijn ze vaker een dergelijk feest hebben bezocht. De deelname aan kunstzinnige vrijetijdsactiviteiten Iets minder dan de helft van alle Maastrichtenaren (47%) heeft de afgelopen 12 maanden aan één of meerdere van deze activiteiten deelgenomen. In vergelijking met 03 is dit percentage niet veranderd. De overige Maastrichtenaren hebben aan geen enkele activiteit mee gedaan. Kijk en luistergedrag Net als in 03 is ook nu Kijken naar film de meest populaire bezigheid van Maastrichtenaren als het gaat om het gebruik van de media, drie kwart (76%) geeft aan dit meer dan 1 keer per maand te doen. Ballet- en dansvoorstellingen, jazz- en bluesconcerten, toneelvoorstellingen en opera en operette zijn genres die minder vaak via de radio of tv worden beluisterd of bekeken, 70% of meer van de Maastrichtenaren geeft aan dit nooit te doen. IV

Iets minder dan de helft van de Maastrichtenaren (45%) luistert via de landelijke Nederlandstalige zenders of programma s naar culturele uitvoeringen. Ook de lokale Nederlandstalige radiozenders worden door bijna de helft van de Maastrichtenaren beluisterd. In vergelijking met 03 is er, ondanks enkele verschillen in percentages, geen sprake van significante afwijkingen. Informatiebronnen Huis-aan-huis bladen zijn de meest gebruikte informatiebron als het gaat om het verkrijgen van informatie over het waar en wanneer van culturele activiteiten. Bijna drie kwart van de Maastrichtenaren zegt hiervan gebruik te maken. Een andere veel gebruikte informatiebron is het horen zeggen van vrienden, familie, kennissen of collega s. Internetsites van culturele instellingen worden door 21% van de Maastrichtenaren als informatiebron gebruikt. In vergelijking met 03 is dit een duidelijke toename van 7 procentpunten. De creatieve klasse De gemeente Maastricht, Heerlen en Sittard-Geleen en de provincie Limburg hebben TNO een onderzoek laten doen naar de omvang en structuur van de creatieve industrie in de Tripool. De creatieve industrie wordt in het onderzoek van TNO opgevat als een specifieke vorm van bedrijvigheid die goederen en diensten voortbrengt die het resultaat zijn van individuele of collectieve, creatieve arbeid en ondernemerschap. Het uitgangspunt voor dit onderzoek is gebaseerd op het gedachtegoed van de Amerikaanse econoom Richard Florida die stelt dat werkgelegenheid in een stad niet het resultaat is van het naar zich toetrekken van bedrijven, maar van een bepaalde groep mensen, genaamd de creatieve klasse. Florida stelt dat de creatieve klasse zich primair vestigt in een cultureel stimulerende en uitdagende omgeving. Uit het onderzoek van TNO blijkt dat in de stad Maastricht in totaal 1925 banen in de creatieve industrie te vinden zijn. Op een totaal van 73.150 banen voor de gehele stad is dit dus 2,6%. In de enquête is aan de respondenten gevraagd aan te geven in welke van sectoren die tot de creatieve industrie gerekend kunnen worden, ze als professional werkzaam zijn. In totaal blijkt dat 5% van de Maastrichtenaren te zijn. Maastrichtenaren die behoren tot de creatieve klasse zijn gemiddeld jonger dan de overige Maastrichtenaren. Worden ook wetenschappers meegerekend dat blijkt in totaal 7% van de Maastrichtenaren tot de creatieve klasse te behoren. In de verdere analyses hebben we deze laatste groep niet meegenomen. Het verschil tussen het rapport van V

TNO en het onderhavige onderzoek is dat TNO het percentage creatieve klasse gebaseerd heeft op het aantal banen en dat in het onderhavige onderzoek aan mensen is gevraagd zelf hun beroep aan te geven. De gemiddelde leeftijd van een Maastrichtenaar behorende tot de creatieve klasse is 41 jaar. Van de overige Maastrichtenaren is dat 49 jaar. Van de creatieve klasse heeft 45% een leeftijd van 30 tot 50 jaar en is niemand ouder dan 70 jaar. Het merendeel van de Maastrichtenaren behorende tot de creatieve klasse is niet in Maastricht geboren (71%). In vergelijking met de Maastrichtenaren die niet tot de creatieve klasse behoren is dit een duidelijk verschil. Van deze groep is 44% niet in Maastricht geboren. Dit verschil blijft bestaan ook als we corrigeren voor leeftijd en dus de respondenten ouder dan 65 jaar uit de analyses halen. Ook wat woonduur betreft zien we zeer duidelijke verschillen. Van de Maastrichtenaren die niet tot de creatieve klasse behoren, woont 73% al jaar of langer in Maastricht, van de creatieve klasse is dit 37%. Ook hier blijkt dat leeftijd er niet toe doet. Het enige dat over deze groep gesteld kan worden, is dat in vergelijking met de overige Maastrichtenaren de creatieve klasse vaker vanwege het werk of opleiding in Maastricht woont (71% versus 33%). Het geboren en getogen zijn speelt bij de creatieve klasse een minder grote rol (26% tegen 50% van de groep overige Maastrichtenaren). Deze uitkomsten bieden helaas te weinig houvast en zijn te summier om op grond hiervan vast te stellen of de gemeente Maastricht een goed vestigingsklimaat biedt voor de creatieve klasse. VI

Samenvattend overzicht In onderstaande tabel zijn de voornaamste uitkomsten van dit onderzoek samen gebracht. In vergelijking met 03 is de stand van zaken niet veranderd, met uitzondering van een afname van het percentage Maastrichtenaren dat aangeeft Maastrichtse culturele instellingen te hebben bezocht. tabel S.1 Indicatoren culturele participatie in de jaren 03 en 05 (%) indicatoren 03 05 Bezoek culturele voorstellingen 82% 79% Het bezoek aan instellingen en plekken behorende tot cultureel erfgoed 69% 67% bezoek uitleencentra 61% 55% Bezoek aan Maastrichtse culturele instellingen 89% 82% Bekendheid festivals 95% 96% Bezoek festivals 73% 76% Deelname feest eigen kring met optredens: informele cultuur 62% 59% Deelname kunstzinnige vrijetijdsactiviteiten 53% 47% creatieve klassse --- 5% VII

Inleiding hoofdstuk 1 1.1 Aanleiding Met het Actieplan Cultuurbereik 01-04 leverden drie overheidslagen rijk, provincies en gemeenten voor het eerst een gezamenlijke inspanning om het bereik van cultuur te vergroten. Het actieplan 01-04 had tot doel méér en vooral ook nieuw publiek bij cultuur te betrekken. Op basis van uitkomsten van de evaluatie van deze periode zijn de staatssecretaris van OCW, het IPO en de VNG op 13 december 03 overeengekomen het Actieplan Cultuurbereik met vier jaar te verlengen. Door het Sociaal en Cultureel Planbureau is in 05 het effect van het Actieplan Cultuurbereik onderzocht. In het onderzoek zijn diverse gemeenten met elkaar vergeleken. Uit het onderzoek is niet gebleken dat het al dan niet deelnemen aan het Actieplan systematisch samenhangt met veranderingen in passieve of actieve cultuurdeelname tussen 1999 en 03. Er zijn weliswaar enkele verschillen gevonden, maar deze zijn te weinig eenduidig toe te schrijven aan deelname aan het Actieplan. De interventies hebben vooralsnog evenmin geleid tot een verjonging van het publiek. De conclusie is dan ook wat betreft de periode 1999 03 het Actieplan op landelijk niveau geen direct effect heeft gesorteerd. 2 Een van de voorwaarden voor het verkrijgen van subsidie is het meten van ontwikkelingen in de deelname van de bevolking aan uiteenlopende vormen van cultuurdeelname. In 03 is in opdracht van de afdeling Kunst en Cultuur van de gemeente Maastricht een onderzoek onder de Maastrichtse bevolking naar cultuurparticipatie gehouden. Inmiddels zijn we twee jaar verder en is aan het servicecentrum voor Onderzoek en Informatie gevraagd een eerste effectmeting uit te voeren. Een effectmeting is een vorm van onderzoek dat niet bedoeld is om feitelijke en harde cijfers te verzamelen (daarvoor worden andere 2 Het Actieplan Cultuurbereik en cultuurdeelname, 1999 03, een empirische evaluatie op landelijk niveau, Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) Den Haag, juli, 05 Inleiding 1

onderzoeksmethoden gehanteerd), maar om meer algemene tendensen in het cultuurbeleid te kunnen blijven lokaliseren. Het onderzoek 05 is evenals in 03 opgezet volgens de voorschriften van het landelijk opgezette Richtlijn Cultuurparticipatie Onderzoek (RCO). Deze richtlijn is ontwikkeld in opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in samenwerking met vertegenwoordigers van diverse culturele instellingen en gemeenten. De RCO bestaat uit een standaardvragenlijst waarmee op identieke wijze de grote verscheidenheid van cultuurdeelname kan worden gepeild. Het onderzoek beoogt hiermee een instrument te zijn waarmee effecten van beleid in kaart gebracht kunnen worden. Het doel van de RCO is gemeenten een instrument in handen te geven dat hen in staat stelt door middel van een bevolkingsonderzoek een onderling vergelijkbaar beeld te krijgen van de lokale / regionale cultuurparticipatie. Het instrument is dus geschikt voor de culturele benchmarking. 2

1.2 Probleemstelling De probleemstelling van dit onderzoek luidt als volgt: Hoe ziet de cultuurdeelname van de bewoners van de Stad Maastricht er anno 05 uit? Wat zijn de ontwikkelingen ten opzichte van de resultaten van de nulmeting in 03? 1.3 Onderzoeksopzet en dataverzameling In de richtlijnen van het RCO zijn de volgende uitgangspunten voorgesteld, dit om een benchmarking met andere steden mogelijk te maken: een schriftelijke vragenlijst een respons van 500 respondenten doelpopulatie is alle inwoners van Maastricht vanaf 13 jaar. Uitgaande van deze richtlijnen is voor het behalen van een respons van 500 en een responspercentage van 30% een steekproef van 1500 bewoners vanaf 13 jaar uit het bevolkingsbestand van Maastricht getrokken. Al deze personen hebben een schriftelijke vragenlijst vergezeld van een begeleidende brief ontvangen. In totaal hebben 606 mensen gereageerd. Wat een respons is van 41%. Als premium hebben alle respondenten een lot gekregen, waarmee ze kans maakten op een theaterbon van 25.00. Het veldwerk heeft in november 05 plaats gevonden. Inleiding 3

1.4 Opmerkingen bij het onderzoek Zoals in zoveel onderzoeken gebeurt, is de RCO-vragenlijst als zelfstandige vragenlijst onder de geselecteerde respondenten verspreid, dat wil zeggen dat de vragenlijst geen onderdeel heeft uitgemaakt van een gemeentebreed opgezette omnibusenquête of stadspeiling. Op deze werkwijze is niks aan te merken, maar er bestaat de mogelijkheid dat er sprake kan zijn van een selectieve respons. Dat wil zeggen dat respondenten die zich niet door het onderwerp aangesproken zullen voelen eerder geneigd zullen zijn de vragenlijst niet in te vullen. Dit betekent dat deelname cijfers in dat geval mogelijk hoger uit zullen vallen dan in werkelijkheid het geval zal zijn. Als een vervolgmeting op een vergelijkbare wijze wordt uitgevoerd levert deze eventuele selectieve respons geen problemen op, immers bij deze meting zal zich dezelfde selectieve respons voordoen. In het vergelijken van de resultaten zal dit gegeven dus geen effect hebben. Omdat de resultaten uit de nul-meting van 03 de indruk gaven dat er sprake zou kunnen zijn van een selectieve respons is in het onderzoek 05 in de begeleidende brief aan de respondenten gevraagd de vragenlijst altijd op te sturen ook als er geen of slechts enkele vragen zijn ingevuld. In totaal hebben van de 606 respondenten 31 de vragenlijst blanco teruggestuurd. Nadere bestudering heeft echter duidelijk gemaakt dat het betrekken van deze vragenlijsten bij de analyses van marginale betekenis zijn. Om de vergelijking met 03 zo optimaal te houden is uiteindelijk besloten de niet ingevulde lijsten buiten de analyses te houden. Selectieve respons kan wel effect hebben als het gaat om benchmarking met bijvoorbeeld andere steden en als blijkt dat in deze steden het onderzoek op een andere wijze is uitgevoerd. In de richtlijnen van het RCO zijn hiervoor geen uitgangspunten voorgesteld. Wellicht omdat het niet altijd organisatorisch of financieel mogelijk is een dergelijke vragenlijst op te laten nemen in een gemeentebreed opgezette omnibusenquête of stadspeiling. Navraag heeft in ieder geval duidelijk gemaakt dat in de diverse steden voor een verschillende aanpak is gekozen. Bij het vergelijken van de cijfers van verschillende steden zal dus met het verschil in aanpak rekening gehouden moeten worden. 4

1.5 Subjectief versus objectief De cijfers die in dit onderzoek worden gepresenteerd, zijn het resultaat van een enquête gehouden onder Maastrichtenaren in de leeftijd van 13 jaar en ouder. Deze gegevens worden ook wel subjectieve gegevens genoemd. Het zijn cijfers die de ervaringen van burgers uit Maastricht weergegeven. Naast dergelijke subjectieve cijfers worden als grondslag voor beleid ook vaak objectieve gegevens gebruikt. Dit zijn cijfers die zich bepalen tot feiten en die niet beïnvloed worden door ervaringen of oordelen, een voorbeeld hiervan zijn bezoekersaantallen. Het onderscheid tussen deze cijfers is niet altijd even duidelijk. Als in dit rapport wordt gesteld dat 79% van de Maastrichtenaren de afgelopen 12 maanden een culturele instelling heeft bezocht dan is dat gebaseerd op de eigen waarneming van deze personen. In werkelijkheid kan dit percentage echter variëren van 76% tot 82% (zie paragraaf 1.6,betekenis van percentages). Anders is het met objectieve getallen, zoals bezoekersaantallen. Het bezoekersaantal is vaak gebaseerd op het verkocht aantal kaartjes en is een absoluut getal. Maar ook hierbij dient men zich te realiseren dat er waarschijnlijk mensen zijn die vaker een bezoek brengen aan een culturele instelling en dus dubbel mee tellen. Er dient dus een onderscheid gemaakt te worden tussen het aantal bezoekers en het aantal bezoeken. Het vergelijken van objectieve en subjectieve cijfers is vaak een hachelijke zaak omdat ze dus op verschillende manieren tot stand komen. Feit is dat in de dagelijkse praktijk beide soorten cijfers naast elkaar gebruikt kunnen worden. In hoofdstuk 10 van dit rapport worden juist om die reden de in de voorgaande hoofdstukken gepresenteerde subjectieve cijfers naast objectieve cijfers uit jaarverslagen gezet. Enerzijds om de diverse uitgangspunten te kunnen benadrukken en anderzijds om te onderzoeken of er niet mogelijk toch een relatie gezocht kan worden, in de vorm van indicaties of trends. Verder dient nog te worden opgemerkt dat het hier voorliggende onderzoek een bevolkingsonderzoek is en geen publieksonderzoek. Een publieksonderzoek wordt zoals de naam het al zegt gehouden onder het publiek van één of meerdere instellingen. Een bevolkingsonderzoek wordt gehouden onder de bevolking van een geografisch gebied, in dit geval de stad Maastricht. Inleiding 5

1.6 betekenis van de percentages Bij het uitvoeren van onderzoek kan men zelden alle onderzoekseenheden onderzoeken. In dergelijke gevallen wordt een steekproef getrokken. Op grond van wat in de steekproef wordt gevonden worden vervolgens uitspraken gedaan over de totale populatie. Deze uitspraken zijn echter een schatting van hetgeen zich in de werkelijkheid voordoet. Schatting en werkelijkheid kunnen van elkaar afwijken als gevolg van toeval. De mogelijke afwijkingen als gevolg van dit toeval worden uitgedrukt in een statische betrouwbaarheidsmarge. In dit onderzoek is uit gegaan van 95% betrouwbaarheidsmarge. Dit betekent dat als het onderzoek, volgens dezelfde opzet met dezelfde steekproefgrootte en populatie, vele malen zou worden herhaald, de werkelijke waarde zich in 95 van de 100 gevallen binnen de betrouwbaarheidsmarge zal bevinden. Een betrouwbaarheidsmarge is kleiner naarmate de steekproef groter is, maar verschilt ook met het gemeten percentage: percentages van rond de 50% hebben de grootste onnauwkeurigheid, en hoe verder het percentage van de 50% af zit, hoe kleiner de onnauwkeurigheid. In tabel 1.1 zijn verschillende steekproefgrootte weergegeven, met daarbij de betrouwbaarheidsmarges voor de percentages 10%, 50% en 90%. tabel 1.1 De 95%-betrouwbaarheidsmarge van gemeten percentages steekproefgrootte is 10 % eigenlijk: is 50 % eigenlijk: is 90 % eigenlijk: 50 2% - 18% (± 8%) 36% - 64% (± 14%) 82% - 98% (± 8%) 100 4 % - 16% (± 6%) 40% - 60% (± 10%) 84% - 96% (± 6%) 150 5% - 15% (± 5%) 42% - 58% (± 8%) 85% - 95% (± 5%) 0 6 % - 14% (± 4%) 43% - 57% (± 7%) 86% - 94% (± 4%) 500 7 % - 13% (± 3%) 46% - 54% (± 4%) 87% - 93% (± 3%) 6

Achtergrondgegevens hoofdstuk 2 2.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt op basis van enkele achtergrondkenmerken een globale profielschets van de respondenten gegeven. Deze gegevens worden afgezet tegen het profiel van de Maastrichtse bevolking van 05 en de gegevens uit 03. Op deze wijze krijgen we een beeld van de representativiteit van de steekproef en de ontwikkelingen ten opzichte van 03. Zaken als leeftijd, geslacht, huishoudensituatie komen hierbij aan de orde. 2.2 Geslacht, leeftijd, opleiding en huishoudensituatie In figuur 2.1 is een overzicht gegeven van de Maastrichtse bevolking en de respondenten van het onderzoek naar leeftijd. De figuur laat zien dat in het onderzoek de vrouwen zijn oververtegenwoordigd, 64% tegen 52%. Ook in 03 waren vrouwen in het onderzoek oververtegenwoordigd. Destijds was 60% van de steekproef vrouw tegenover 51% in de populatie. Achtergrondgegevens 7

figuur 2.1 figuur 2.2 Geslacht (%) Huishoudensituatie (%) 52 alleenstaand 34 57 vrouw 64 2 volwassenen 18 38 2 volw. + kind 16 48 man 1 ouder + kind 9 37 steekproef 30 40 50 60 70 % populatie anders 0 10 30 40 50 60 steekproef populatie % In figuur 2.2 is de huishoudensituatie weergegeven. Ook hier zien we wat een enkele categorie betreft een over - of onder vertegenwoordiging. Zo zijn de alleenstaanden in het onderzoek minder vertegenwoordigd en volwassenen zonder kinderen wat meer dan in de totale bevolking van Maastricht het geval is. 8

In de figuren 2.3 en 2.4 zijn de huishoudensituatie en de leeftijdsopbouw weergegeven. Wat de leeftijdsopbouw betreft, zijn er in de steekproef wat meer personen in de leeftijd van 50 tot 70 jaar en wat minder jongeren in de leeftijd van 13 tot jaar. figuur 2.2 figuur 2.3 Leeftijdsverdeling 03 (%) Leeftijdsverdeling 05 (%) 80-90 4 80-90 4 5 70-80 9 9 70-80 9 10 60-70 11 15 60-70 11 15 50-60 15 50-60 16 19 40-50 13 17 40-50 16 17 30-40 17 30-40 15 17-30 13-5 9 16 18 steekproef - 30 13-4 9 15 18 steekproef populatie 0 10 30 % populatie 0 10 30 % Deze uitkomsten zijn vergelijkbaar met het onderzoek 03. Ook toen was er sprake van een over- of ondervertegenwoordiging van exact dezelfde groepen als hierboven beschreven. Dit betekent dat een vergelijking van de gegevens uit 03 en 05 betrouwbare uitkomsten geeft. Op grond van deze overweging is ook nu evenals in het onderzoek 03 besloten de cijfers niet te wegen naar leeftijd en geslacht. Dit betekent dat een vergelijking van de resultaten geen problemen oplevert. Achtergrondgegevens 9

Tenslotte is in figuur 2.4 het opleidingsniveau van de respondenten voor de jaren 03 en 05 weergegeven. Wat opleiding betreft, heeft ongeveer een op de tien respondenten (12%) geen of lager onderwijs gevolgd en een vijfde (%) heeft als hoogst voltooide opleiding HBO. Het onderzoek 03 gaf wat dit betreft een vergelijkbaar beeld te zien. In figuur 2.5 zijn de gegevens van de respondenten opnieuw gerangschikt waardoor een vergelijking met de Maastrichtse bevolking mogelijk is. Uit het overzicht blijkt dat het opleidingsniveau van de respondenten uit de steekproef vergelijkbaar is met het opleidingsniveau van de Maastrichtse bevolking. figuur 2.4 figuur 2.5 Opleiding (%) Opleiding van respondenten en Maastrichtenaren (%) WO 10 12 HBO hoge opleiding 32 MBO/MTS 17 19 33 LBO/LHNO/LTS 7 10 32 HAVO/VWO 11 14 middelbare opleiding 30 VGLO/MAVO 18 21 lager onderwijs geen 8 11 05 lage opleiding 36 37 steekproef 0 10 30 03 0 10 30 40 populatie % % 10

In figuur 2.5 is het netto maandinkomen van de respondenten weergegeven. Een vergelijking met Maastrichtse gegevens is niet mogelijk gebleken omdat cijfers in deze klasse indeling niet voorhanden zijn. De helft van de respondenten (50%) heeft een netto maandinkomen van 1.590 of hoger. Dit is twee keer het modaal netto maandinkomen. In vergelijking met 03 ligt dit percentage iets hoger. De bijstandsnorm voor samenwonenden valt in de categorie van 775 tot 1.090, van de respondenten valt 9% in deze categorie, 16% van de respondenten heeft een netto maandinkomen van 775 of minder, de bijstandsnorm voor alleenstaanden. figuur 2.5 Netto maandinkomen (%) > 2.770 17 17 1.590-2.770 28 33 1.090-1.590 25 29 775-1.090 8 9 < 775 16 18 05 0 10 30 40 03 % Achtergrondgegevens 11

12

Bezoek aan culturele voorstellingen hoofdstuk 3 3.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt het bezoek aan culturele voorstellingen onder de loep genomen. Onder culturele voorstellingen verstaan we toneelvoorstellingen, klassieke en populaire muziek- en dansuitvoeringen, bezoek aan musicals, kooruitvoeringen, jazzconcerten, harmonie- of fanfareconcerten en bezoek aan literaire of kunsthistorische bijeenkomsten. Ook een bezoek aan de film in bioscoop of filmhuis valt onder deze categorie. Het is echter bekend dat dit laatste soort voorstelling naar verhouding veel bezoekers trekt. Daarom worden in dit hoofdstuk de cijfers over het bezoek aan culturele voorstelling met en zonder het filmbezoek weergegeven. 3.2 Het bezoek aan culturele voorstellingen Van alle Maastrichtenaren geeft 79% aan de afgelopen 12 maanden een of meerdere culturele voorstellingen in of buiten Maastricht te hebben bezocht. In vergelijking met 03 is dit percentage niet noemenswaardig veranderd, destijds gaf 82% van de Maastrichtenaren aan een of meerdere culturele voorstellingen te hebben bezocht. Laten we het bezoek aan de film in bioscoop of filmhuis buiten beschouwing dan zien we het aantal bezoekers van culturele voorstellingen dalen naar 70%. In 03 was dit percentage 74% (zie figuur 3.1). Samenvattend kan gesteld worden dat % van de Maastrichtenaren verkaard de afgelopen 12 maanden dus geen enkele culturele voorstelling of film te hebben bezocht. Wat leeftijd betreft is hierin, net als in 03, een verschil te vinden. Naarmate mensen ouder zijn, is het percentage dat geen enkele voorstelling heeft bezocht, groter. Bezoek aan culturele voorstellingen 13

figuur 3.1 Percentage Maastrichtenaren dat aangeeft een of meerdere culturele voorstellingen te hebben bezocht (%) (inclusief het bezoek aan film en exclusief het bezoek aan film) voorstelling + film 70 74 voorstelling - film 79 82 05 03 0 40 60 80 100 % In tabel 3.1 is het percentage Maastrichtenaren dat zegt culturele voorstellingen in of buiten Maastricht te bezoeken, per genre weergegeven. Zoals al gesteld, trekt de film in bioscoop of filmhuis de meeste bezoekers, 57% van de Maastrichtenaren zegt de afgelopen 12 maanden een of meerdere keren deze culturele voorziening te hebben bezocht. Gemiddeld doet men dat 3,2 keer. Daarnaast worden toneelvoorstellingen, concerten van populaire en wereldmuziek, musicals, cabaret of kleinkunst en concerten klassieke muziek het meest door Maastrichtenaren bezocht ( tot 30%). Het gemiddeld aantal bezoeken ligt hier echter veel lager en varieert van 0,7 keer voor toneelvoorstellingen tot d 0,1 keer voor literaire bijeenkomsten. Door alle Maastrichtenaren zijn de afgelopen 12 maanden gemiddeld 8,1 voorstellingen bezocht. Dit is iets minder dan in 03 toen door alle Maastrichtenaren nog 9,2 voorstellingen werden bezocht. Laten we het bioscoop - en filmhuis bezoek buiten beschouwing dan worden gemiddeld door de Maastrichtenaren 5 voorstellingen bezocht, in 03 was dit hetzelfde. 14

Net als in 03 vindt ook nu het merendeel van de bezoeken plaats in de eigen Gemeente Maastricht. Dit geldt eigenlijk voor bijna alle genres, maar vooral voor bezoeken aan literaire bijeenkomsten, cabaret of kleinkunst en concerten klassieke muziek. Concerten voor pop- en wereldmuziek en musicals worden het minst vaak in de eigen gemeente bezocht. tabel 3.1 Percentage Maastrichtenaren dat zegt afgelopen 12 maanden een of meerdere voorstellingen te hebben bezocht (%) en gemiddeld aantal bezoeken. percentage bezoekers gemiddeld aantal bezoeken waarvan in Maastricht 05 03 05 03 05 03 film in bioscoop of filmhuis 57% 60% 3,2 4,2 76% 81% toneelvoorstelling 30% 30% 0,7 0,8 77% 86% concert pop-/wereldmuziek 25% 22% 0,5 0,7 46% 45% musical 23% 21% 0,3 0,3 46% 55% cabaret of kleinkunst 21% 21% 0,4 0,4 83% 82% concert klassieke muziek % 18% 0,5 0,5 80% 80% concert harmonie, fanfare of brassband 19% 17% 0,4 0,4 78% 91% uitvoering van een koor 18% % 0,5 0,5 78% 83% opera of operette 11% 14% 0,2 0,2 69% 79% ballet- /dansvoorstelling 16% 14% 0,3 0,2 74% 83% jazz-/bluesconcert 15% 10% 0,3 0,2 76% 80% dance-/houseparty 8% 10% 0,4 0,3 59% 65% lezing over kunst / kunstgeschiedenis 7% 8% 0,2 0,3 68% 90% literaire bijeenkomst 5% 6% 0,1 0,1 92% 93% totaal (minstens een van bovenstaande bezocht) 79% 82% 8,1 9,2 73% 80% Bezoek aan culturele voorstellingen 15

In tabel 3.2 is het gemiddeld aantal bezoeken van bezoekers van de verschillende genres weergegeven. Er is een duidelijk verschil tussen de verschillende genres te zien. Bioscoopbezoekers hebben de afgelopen 12 maanden gemiddeld zo n 5,7 keer een bezoek aan de bioscoop of filmhuis gebracht, terwijl bezoekers aan musicals dit gemiddeld 1,4 keer hebben gedaan. In vergelijking met 03 zijn een aantal cijfers toe- of afgenomen, maar kunnen we niet spreken van een significante verandering. tabel 3.2 Gemiddeld aantal bezoeken van bezoekers van de verschillende genres. gemiddeld aantal bezoeken 05 03 film in bioscoop of filmhuis 5,7 7,0 dance-/house party 4,8 3,4 lezing over kunst / kunstgeschiedenis 3,4 3,2 concert klassieke muziek 2,7 3,0 uitvoering van een koor 2,7 2,4 toneelvoorstelling 2,5 2,6 concert pop-/wereldmuziek 2,1 3,2 concert harmonie, fanfare of brass band 2,1 2,1 literaire bijeenkomst 2,1 2,0 cabaret of kleinkunst 1,9 2,1 jazz-/bluesconcert 1,9 1,8 opera of operette 1,7 1,5 ballet- /dansvoorstelling 1,6 1,7 musical 1,4 1,5 16

Bezoek aan cultureel erfgoed en uitleencentra hoofdstuk 4 4.1 Inleiding In het kader van het actieplan Cultuurbereik worden instellingen of plekken zoals een museum, galerie, archief, bezienswaardig gebouw, dorpen of stadsdelen, omschreven als instellingen of plekken die dienen ter behoud of het presenteren van het cultureel erfgoed. In dit hoofdstuk wordt het bezoek van de Maastrichtenaren aan deze instellingen nader bekeken evenals het bezoek aan uitleencentra zoals de bibliotheek, videotheek, artotheek (kunstuitleen) en de fonotheek (muziekuitleen). 4.2 Cultureel erfgoed In het onderzoek wordt met een galerie of atelier een plaats bedoeld waar men kunstvoorwerpen kan bekijken en kopen. Een museumbezoek kan zowel een bezoek aan de vaste collectie als ook aan speciale tentoonstellingen zijn. Met bezienswaardige gebouwen worden gebouwen zoals kastelen, kerken en monumenten bedoeld, en een archief wordt omschreven als een plek waar men voor stamboomonderzoek of streekgeschiedenis terecht kan. De vragenlijst is voor het onderzoek 05 aangevuld met een vraag naar het bezoek aan moderne architectuur. Van alle Maastrichtenaren geeft 67% aan de afgelopen 12 maanden een of meerdere keren een museum, galerie, archief, bezienswaardig historisch of modern gebouw te hebben bezocht, 33% heeft geen enkele instelling bezocht. In 03 waren deze percentages respectievelijk 69% en 31%. Destijds was het onderwerp moderne architectuur nog geen onderwerp bij deze vraag. Het toevoegen van dit onderwerp aan deze vraag heeft echter geen spectaculaire verandering in de bezoekcijfers tot gevolg. Maastrichtenaren die moderne architectuur bezoeken, bezoeken ook andere instellingen die vallen onder het kopje cultureel erfgoed. Bezoek aan cultureel erfgoed en uitleencentra 17

Wat leeftijd, geslacht of huishoudensituatie betreft zijn ook nu, net als in 03, geen verschillen gevonden. figuur 4.1 Percentage Maastrichtenaren dat aangeeft de afgelopen twaalf maanden instellingen ten behoud of het presenteren van het cultureel erfgoed wel of niet te hebben bezocht (%) niet bezocht 33 31 bezocht 67 69 05 0 40 60 80 03 % In tabel 4.1 is het bezoek per afzonderlijke instelling weergegeven. Bezienswaardige gebouwen staat ook nu weer bovenaan als meest bezochte instelling, het archief als minst bezochte instelling. Van alle Maastrichtenaren geeft % aan de afgelopen 12 maanden moderne architectuur een of meerdere keren bezocht. De helft van alle bezoeken vindt in de eigen gemeente plaats, met als uitschieter het bezoek aan het archief, waarvan 83% in de eigen gemeente plaats vindt. Het percentage Maastrichtenaren dat verklaart musea in de eigen gemeente te hebben bezocht is significant afgenomen met 9% punten. Maastrichtenaren hebben in 05 totaal gemiddeld 6,5 keer een instelling bezocht. In vergelijking met 03 is dit aantal niet noemenswaardig veranderd. Let wel dit zijn cijfers waarbij het bezoek aan moderne architectuur niet is meegenomen. Voegen we dit item toe aan de analyses, dan neemt het gemiddeld aantal bezoeken toe tot 7,5 keer. 18

tabel 4.1 Percentage Maastrichtenaren dat aangeeft afgelopen 12 maanden instellingen voor cultureel erfgoed te hebben bezocht (%) en gemiddeld aantal bezoeken. percentage bezoekers gemiddeld aantal bezoeken waarvan in Maastricht 05 03 05 03 05 03 bezienswaardige gebouwen 57 % 59 % 3,9 3,3 44 % 40 % museum 43 % 44 % 1,4 1,3 48 % 57 % galerie, atelier 30 % 32 % 1,1 1,2 59 % 59 % archief 6 % 5 % 0,2 0,3 83 % 83 % totaal 67% 69% 6,5 6,1 51% 50 % moderne architectuur % -- 1,0 --- 49 % -- totaal 67% 7,5 51% Zoals al eerder gesteld, geeft 67% van de Maastrichtenaren aan de afgelopen 12 maanden een of meerdere instellingen in of buiten Maastricht te hebben bezocht. Ongeveer een vijfde hiervan (22%) heeft één instelling bezocht, bijna een kwart (24%) twee instellingen en nog eens een vijfde (23%) heeft drie of vier verschillende instellingen bezocht. Gemiddeld is er per Maastrichtenaar 1,4 verschillend type instelling bezocht. Bezoek aan cultureel erfgoed en uitleencentra 19

In tabel 4.2 is een overzicht te zien van het gemiddeld aantal bezoeken dat de bezoekers de afgelopen 12 maanden aan de verschillende instellingen hebben gebracht. In vergelijking met 03 is het gemiddeld bezoek aan bezienswaardige gebouwen toegenomen en de bezoeken aan het archief afgenomen. tabel 4.2 Gemiddeld aantal bezoeken van Maastrichtenaren die aangeven afgelopen 12 maanden de verschillende instellingen cultureel erfgoed te hebben bezocht 05 03 bezienswaardige gebouwen 6,8 5,6 archief 2,3 4,8 galerie, atelier 3,7 3,5 museum 3,2 3,0 moderne architectuur 5,2 --

4.3 Uitleencentra Ruim de helft van de Maastrichtenaren (55%) verklaard de afgelopen 12 maanden één of meerdere keren een bibliotheek, fonotheek, artotheek of videotheek te hebben bezocht (zie figuur 4.2). In 03 lag dit percentage weliswaar iets hoger, namelijk 61%, maar desondanks kan er niet van een significant verschil gesproken worden. Jongeren geven aan deze uitleencentra vaker te bezoeken dan ouderen. figuur 4.2 Percentage Maastrichtenaren dat aangeeft de afgelopen 12 maanden uitleencentra wel of niet te hebben bezocht(%) niet bezocht 39 45 bezocht 55 61 05 03 0 10 30 40 50 60 70 % Bezoek aan cultureel erfgoed en uitleencentra 21

Net als in 03 worden in 05 ook bibliotheken en videotheken het meest bezocht, artotheken het minst. Ook wat betreft het gemiddeld aantal bezoeken blijkt dat bibliotheken en videotheken hoger scoren dan de fonotheek en artotheek. In vergelijking met 03 is het gemiddeld aantal bezoeken van de Maastrichtenaren aan de bibliotheek toegenomen en dat aan de videotheek afgenomen (zie tabel 4.3). Uit verdere analyses blijkt dat in 05 jongere Maastrichtenaren aangeven zowel de videotheek als ook de bibliotheek vaker te hebben bezocht dan de oudere Maastrichtenaren. Ook blijken volwassenen met thuiswonende kinderen vaker de videotheek te hebben bezocht. tabel 4.3 Percentage Maastrichtenaren dat aangeeft afgelopen 12 maanden verschillende uitleencentra te hebben bezocht (%) en het gemiddeld aantal bezoeken van Maastrichtenaren. percentage bezoekers gemiddeld aantal bezoeken 05 03 05 03 bibliotheek 40 % 41 % 6,1 4,2 videotheek 32 % 40 % 2,7 4,6 fonotheek /muziekuitleen 5 % 9 % 0,5 0,4 artotheek / kunstuitleen 2 % 2 % 0,1 0,1 22

Kijken we naar het gemiddeld aantal keren dat bezoekers een van de uitleencentra hebben bezocht, dan scoort de bibliotheek het hoogst, met gemiddeld 15,2 bezoeken in de afgelopen 12 maanden. De artotheek is met gemiddeld 3,3 keer, het minst vaak door de bezoekers bezocht (zie tabel 4.4). In vergelijking met 03 is het aantal Maastrichtenaren dat aangeeft de bibliotheek te hebben bezocht niet toegenomen, maar blijken de Maastrichtenaren die verklaren naar de bibliotheek te gaan dit wel gemiddeld vaker te doen. Het bezoek aan de bibliotheek is dus geïntensifieerd. Ditzelfde geldt ook voor de fonotheek ofwel muziekuitleen. Het bezoekersaantal is niet toegenomen, maar de mensen die gaan, gaan vaker. Maastrichtenaren die aangeven naar de videotheek te gaan, bezoeken deze gemiddeld minder vaak. tabel 4.4 Gemiddeld aantal bezoeken van Maastrichtenaren die zeggen de verschillende uitleencentra te hebben bezocht gemiddeld aantal bezoeken 05 03 bibliotheek 15,2 10,5 videotheek 8,3 11,5 fonotheek /muziekuitleen 8,3 4,2 artotheek / kunstuitleen 3,3 2,9 Bezoek aan cultureel erfgoed en uitleencentra 23

24

Bezoek aan Maastrichtse culturele instellingen hoofdstuk 5 5.1 Inleiding Maastricht kent tal van culturele instellingen. In dit hoofdstuk wordt het bezoek aan 38 instellingen en / of plekken waar voorstellingen en optredens plaatsvinden nader bekeken. Verder wordt in dit hoofdstuk het bezoek van Maastrichtenaren aan festivals onderzocht. 5.2 Instellingen en plekken voor voorstellingen en optredens Van alle Maastrichtenaren geeft 82% aan de afgelopen 12 maanden één of meerdere keren een of meerdere van de in tabel 5.1 weergegeven instellingen of plekken in Maastricht te hebben bezocht. In vergelijking met 03 is dit percentage met 7 procent punten afgenomen, destijds was dit 89%. Net als in 03 geven Maastrichtenaren naar mate ze ouder zijn aan minder vaak naar dergelijke instellingen en plekken voor voorstellingen en optredens te zijn geweest. Bezoek aan Maastrichtse culturele voorzieningen 25

figuur 5.1 Percentage Maastrichtenaren dat aangeeft instelling en plekken voor voorstellingen en optredens wel of niet te hebben bezocht(%) niet bezocht 18 bezocht 82 89 05 0 40 60 80 100 03 % In de tabellen 5.1 zijn de verschillende instellingen en plekken naar categorieën weergegeven. In het algemeen staan een aantal instellingen of plekken, wat betreft het aantal Maastrichtenaren dat deze instellingen bezocht heeft, duidelijk aan top. Dit zijn het Mecc Maastricht (46%), de Minervabioscopen (46%) en het Theater aan het Vrijthof (46%). Iets minder dan de helft van de Maastrichtenaren verklaart hier de afgelopen 12 maanden één of meerdere keren naar toe te zijn geweest. Andere instellingen die ook redelijk goed worden bezocht, zijn het Centre Ceramique (42%) en La Bonbonnière (30%). In de tabellen 5.1 is naast het percentage Maastrichtenaren dat deze instellingen bezoekt ook het gemiddeld aantal bezoeken van deze groep bezoekers weergegeven. In vergelijking met de gegevens uit 03 springen een aantal cijfers er duidelijk uit. Zo lijkt het gemiddeld aantal bezoeken aan het Centre Ceramique in vergelijking met 03 significant te zijn toegenomen. Maastrichtenaren zeggen deze instelling de afgelopen 12 maanden gemiddeld 6,1 keer te hebben bezocht. In 03 was dit 4,2. 26

De bezoekers van de Minervabioscopen hebben deze naar eigen zeggen de afgelopen 12 maanden 3,2 keer bezocht. In vergelijking met 03 is dit aantal afgenomen. Ook het gemiddeld aantal bezoeken van Marres en de Platte Zoal is afgenomen. tabellen 5.1 Maastrichtenaren die aangeven de afgelopen 12 maanden naar instellingen/ plekken in Maastricht te zijn geweest voor voorstellingen optredens of tentoonstellingen (%), en het gemiddeld aantal keren dat bezoekers zeggen deze instellingen of plekken te hebben bezocht. Beeldende kunst Van alle Maastrichtenaren bezocht gemiddeld aantal keren bezocht door bezoekers 05 03 05 03 1 Bonnefanten 22 % 29 % 1,7 2,4 2 Academie voor Beeldende Kunsten 3 % 6 % 1,8 2,6 3 Marres 3 % 6 % 1,3 2,3 4 Jan van Eyck Academie 3 % 4 % 1,5 2,3 5 HEDAH 1 % 3 % 3,2 1,9 6 Academie voor Bouwkunst 1 % 1 % 2,8 1,7 Bezoek aan Maastrichtse culturele voorzieningen 27

Bioscopen Van alle Maastrichtenaren bezocht gemiddeld aantal keren bezocht door bezoekers 05 03 05 03 1 Minerva Bioscopen Maastricht 46 % 51 % 3,2 4,8 2 Palace --- 29 % --- 2,7 3 Filmhuis Lumière 25 % 21 % 3,8 3,5 4 Cine-K 11 % 10 % 2,2 2,2 Erfgoed en Musea 1 Natuurhistorisch Museum Maastricht Van alle Maastrichtenaren bezocht gemiddeld aantal keren bezocht door bezoekers 05 03 05 03 14 % 17 % 1,2 1,3 2 Schatkamer Sint-Servaas 13 % 13 % 1,4 1,1 3 Schatkamer OLV-Basiliek 13 % 12 % 1,3 1,3 4 Museum Spaans Gouvernement 10 % 7 % 1,2 1,0 5 Derlon Museumkelder 8 % 8 % 1,2 1,3 6 Regionaal Historisch Centrum Limburg 4 % --- 3 1,8 --- 7 Historische Drukkerij 2 % 1 % 1,0 1,2 3 In 03 is deze instelling niet in de vragenlijst opgenomen 28

Podiumkunsten Van alle Maastrichtenaren bezocht gemiddeld aantal keren bezocht door bezoekers 05 03 05 03 1 Theater aan het Vrijthof 46 % 50 % 2,9 3,0 2 Conservatorium Maastricht 6 % 9 % 2,7 1,7 3 Toneelacademie Maastricht 6 % 6 % 1,6 2,5 4 Los/Lösstheater 5 % 7 % 1,8 2,0 5 Huis van Bourgondië 5 % 5 % 2,1 1,4 gezelschappen Van alle Maastrichtenaren bezocht gemiddeld aantal keren bezocht door bezoekers 05 03 05 03 1 Limburgs Symfonie Orkest 12 % -- 4 2,2 -- 2 Het Vervolg Derlon Theater 10 % 10 % 1,7 1,7 3 Opera Zuid 4 % 4 % 1,4 1,3 4 Studium Chorale 2 % 3 % 1,1 1,7 5 Intro/In situ 2 % 2 % 1,0 1,4 6 Stichting Oude Muziek Limburg 2 % 2 % 1,2 1,5 7 Ensemble 88 1 % 2 % 1,0 2,1 8 Stichting Limburg Geïmproviseerde Muziek 1 % 2 % 1,0 2,1 9 Het woelige Baren 1 % 1 % 2,8 1,5 4 In 03 is deze instelling niet in de vragenlijst opgenomen. Bezoek aan Maastrichtse culturele voorzieningen 29

uitgaanscentra Van alle Maastrichtenaren bezocht gemiddeld aantal keren bezocht door bezoekers 05 03 05 03 1 La Bonbonnière 30 % 33 % 1,7 1,6 2 Platte Zaol 10 % 22 % 1,3 1,9 3 Night Live 12 % 14 % 2,5 2,2 4 D n Hiemel 8 % 8 % 2,3 2,3 5 Backstage 4 % 6 % 3,4 3,0 overige Van alle Maastrichtenaren bezocht gemiddeld aantal keren bezocht door bezoekers 05 03 05 03 1 Mecc Maasticht 46 % 53 % 2,0 2,1 2 Centre Céramique 42 % 44 % 6,1 4,2 3 Kumulus, Centrum voor de Kunsten 14 % 19 % 4,0 4,0 4 Studium Generale 8 % 6 % 2,6 2,7 5.3 Festivals Van de Maastrichtenaren heeft 96% (03; 95%) wel eens gehoord van de één of meer van de genoemde festivals en activiteiten zoals weergegeven in tabel 5.2. De meest bekende festivals of activiteiten en waar minstens driekwart of meer van de Maastrichtenaren wel eens van heeft gehoord, zijn: de kinderboekenweek (83%), Heiligdomsvaart (79%), de TEFAF (78%) en het Reuzenfeest (7 6%). 30

Ongeveer drie kwart (76%) van de Maastrichtenaren geeft aan één of meerdere van deze festivals of activiteiten ook daadwerkelijk te hebben bezocht. Wat leeftijd, huishoudensituatie en geslacht betreft, is er met betrekking tot het algemeen bezoekcijfer geen verschil gevonden. Wel blijkt opleiding van invloed. Maastrichtenaren met een hogere opleiding stellen de festivals vaker te bezoeken dan Maastrichtenaren met een lagere opleiding. Net als in 03 blijkt ook nu weer dat bekendheid niet altijd vanzelfsprekend een hoog bezoekersaantal tot gevolg heeft. In tabel 5.2 is naast de cijfers over de bekendheid ook het percentage Maastrichtenaren te vinden dat het betreffende festival of activiteit heeft bezocht. Geusseltrock en de kinderboekenweek scoren wederom hoog als het gaat om bekendheid, maar niet als het gaat om het aantal bezoekers. Wat Geusseltrock betreft, bezoekt maar 12% van de Maastrichtenaren die dit kennen dit festival, voor de kinderboekenweek is dit maar 13%. In vergelijking met 03 is de bekendheid van een aantal festivals beduidend toegenomen. Het meest in het oog springend is de toename in bekendheid van het Reuzenfeest met 21 procentpunten. Het bezoekersaantal van dit festival is significant toegenomen. Maar dit valt te verklaren door het feit dat het Reuzenfeest slechts één maal in de vijf jaar gehouden wordt en dat het 05 weer heeft plaats gevonden. Andere festivals waarvan de bekendheid in vergelijking met 03 is toegenomen, zijn: de Heiligdomsvaart, de Nederlandse Dansdagen en Cinema Luna Open air. Wat leeftijd betreft, blijkt dat naarmate iemand ouder is men vaker van bepaalde festivals heeft gehoord, dit geldt vooral voor L Europe et L Orgue, Stertocht Muziekkorpsen, Stedelijk muziekfeest en de Korenavond. Voor bijna alle andere festivals zien we een zelfde lijn, maar neemt dit gehoord hebben van af als iemand ouder is dan 60 70 jaar. Dit geldt voor Limburgs Straattheaterfestival, De Nederlandse dansdagen, het Reuzenfeest, de Heiligdomsvaart, Musica Sacra, Jazztival, Lunchpauzeconcerten, Amati kamermuziekserie, Schubert & Co- Kamermuziekserie, De Kunsttour, Internationaal Filfestival Lumiere, Vertelfestival, Bassinconcert klassiek, Geusseltrock, en het Tango Festival Maastricht. Een omgekeerde invloed van leeftijd zien we bij festivals als de popronde en de Kinderboekenweek. Naarmate Maastrichtenaren ouder zijn, hebben ze minder vaak van deze festivals gehoord. Bezoek aan Maastrichtse culturele voorzieningen 31