DE TWEEHERIGHEJD VAN MAASTRICHT. VANUIT NUMiSMATISCH OOGPUNT



Vergelijkbare documenten
DE TWEEHERIGHEJD VAN MAASTRICHT. VANUIT NUMiSMATISCH OOGPUNT

Hendrik I van Brabant: Leuven, ca Keulen, 5 september 1235

EEN ONBESCHREVEN DUBBELE MIJT VAN KAREL V 1

Robert van Thorote: Thourotte, begin 13e eeuw Fosses, 16 oktober 1246

Limburg tussen staf en troon 1000 jaar graafschap Loon. les 1: Wie waren de graven van Loon

Johanna van Constantinopel: tussen 1194 en 1200 Marquette, 5 december 1244

BIJKOMENDE BEMERKINGEN BETREFFENDE DE ERKENTELIJKHEIDSMEDAILLE VAN DE VEREENIGING TER BESCHERMING DER ZWARTE KINDSHEID IN BELGISCH-CONGO

Nieuwsbrief 1 maart 2012

Wijziging dagvaardingen per 01 april 2013

De muntvondst De Mortel (Gemert) 2015, verborgen begin twaalfde eeuw. Een vroeg bewijs van gemengde circulatie

DE MUNTKLAPPER EUROPEES GENOOTSCHAP VOOR MUNT- EN PENNINGKUNDE vzw Koninklijke Vereniging

De wapenschilden van Cuijk en Grave

Cursus landschapsgeschiedenis. De dorpsgeschiedenis van Appelscha

MAART/APRIL 2002, 26' JAARGA.t~G NR. 2

Limburg tussen staf en troon 1000 jaar graafschap Loon

Willem II van Holland:?, februari Hoogwoud, 28 januari 1256

reeds oírzet jaattelline .ff.""í tw.ee die verïoederik in,roor-nti-reinse bruikt v,erden: ;:1 "r tijd ge_ Sr91. landwet lopende van r*esr naar Oost

Keizer Hendrik III: 28 oktober kasteel Bodfeld in de Harz, 5 oktober 1056

Catalogus van de munten van de Oostenrijkse Nederlanden

NU BELEGGEN IN BELGISCHE MUNTEN?

Geloven is vertrouwen. Ik geloof het wel. de waarheid omtrent iets of iemand aannemen. Over het

Nummer Toegang: A15. Willem II, prins van Oranje, graaf van Nassau- Breda ( )

Pièrre Michèl de Lovinfosse Slaapkamer gedecoreerd met chinoiserieën, Private collection

Historisch overzicht gilden van de gemeente Cuijk

De Burg te Wassenaar.

EN TOCH NOG Marcel Nuijttens

1. Zet de onderstaande gebeurtenissen in de juiste chronologische volgorde. Noteer alleen de letters.

Lodewijk XIII van Frankrijk: Fontainebleau, 27 september Saint-Germain-en-Laye, 14 mei 1643

MERKWAARDIGE MUNTEN. Ongekroonde buste van Justus Maximiliaan van Bronckhorst,

Albrecht van Oostenrijk: (Wiener Neustadt, 15 november 1559 Brussel, 13 juli 1621

INVENTARIS VAN PIEDFORTS VAN DE SPAANSE NEDERLANDEN: Een oproep tot medewerking en melding van exemplaren.

Plaatsingslijst. Archiefnummer: 89 Archiefnaam: MULW Sector: Onderwijs en wetenschappen Soort archief: Persoonsarchief Datering:

De gouden munten onder Leopold II

BIJLAGE III: UURROOSTERS VAN PRINS BOUDEWIJN 1131

Over Plantinga s argument voor de existentie van een noodzakelijk bestaand individueel ding. G.J.E. Rutten

Geertgen tot sint jans man van smarten

Wenceslaus I van Luxemburg: Praag, 25 februari 1337 Luxemburg, 8 december 1383

Leopold I van België: Coburg, 16 december 1790 Laken, 10 december 1865

Oorkonden en Mededelingen

Het begin van staatsvorming en centralisatie. Onderzoeksvraag; Hoe vond de staatsvorming van Engeland, Frankrijk en het hertogdom Bourgondië plaats?

Breien in de late middeleeuwen Een stukje geschiedenis over een geliefd tijdverdrijf

16002 MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD

Opdrachtenblad leerlingen

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1953 No. 14 Overgelegd aan de Staten-Generaal door de Minister van Buitenlandse Zaken

Nieuwsbrief mei Onderzoek naar resten Kasteel Rietwijk

DE REFORMATIE DEEL 1. Vijf inleidende vragen: Naar Nathan Busenitz (Grace Ministries Seminary)

UNIVERSITEITSBIBLIOTHEEK NIJMEGEN HUMANIORA BIBLIOTHEEK COLLECTIE H.IN.N. Nieuwe Geschiedenis - vóór 1870

Gaston van Orléans: Fontainebleau, 25 april 1608 Blois, 2 februari 1660

Keizer Ferdinand II: Graz, 9 juli 1578 Wenen, 15 februari 1637

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD

Jan zonder Vrees (hertog): Dijon, 28 mei 1371 Montereau, 10 september 1419

Toetsvragen Geschiedenis Toelatingstoets Pabo. Tijdvak 1 Toetsvragen

Toetsvragen Geschiedenis Toelatingstoets Pabo. Tijdvak 3 Toetsvragen

Tijd van Grieken en Romeinen. 2.4 De late oudheid. Romeinen. Romeinen. 1. Invallen door Germaanse stammen

braille Anna Guitjens april 2014

HET ZEGEL VAN DE SCHEPENBANK VAN BOORSEM

Tijd van Grieken en Romeinen. Romeinen. Romeinen. 1. Invallen door Germaanse stammen

Salomo was koning over Israël van 971 tot 913 voor Christus. In deze periode moet het boek Hooglied zijn ontstaan.

23 oktober 2011 Daguitstap regio Oudenaarde

A R R E S T. samengesteld uit voorzitter F. Debaedts en de rechters-verslaggevers L.P. Suetens en P. Martens, bijgestaan door de griffier L.

De eerste zonde - ongehoorzaamheid

DE VOLLE MIDDELEEUWEN ( )

Art. 69bis. Carine Libert Hendrik Vanhees

paritaire pour les de travail adapté et les ateliers sociaux (CP 327)

ALBERT ALBERT. BELGISCH STAATSBLAD Ed. 2 MONITEUR BELGE SERVICES DU PREMIER MINISTRE DIENSTEN VAN DE EERSTE MINISTER

The Leon Levy Dead Sea Scrolls Digital Library

TIJDSCHRIFT VOOR MUMISMATIEI' VOOR MUNT- EN PENNINGKUNDE. JULI-AUGUSTUS VOL. XXXI - Nr. 4 TWEEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT I I I,I,,

DE LATE MIDDELEEUWEN ( )

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD

COLLEGEDAG MAANDAG 5 NOVEMBER 2018 HET EGYPTISCHE GODENRIJK

Albert I van België: Brussel, 8 april Marche-les- Dames, 17 februari 1934

De munten van de Franse Revolutie door José De Strycker

Eindexamen geschiedenis vwo 2008-II

Goede voorgangers van de Juridische faculteit.

BANQUE NATIONALE DE BELGIQUE I. BILAN. I.1. Actifs immobilisés 22/27 = = 22/ /92

INHOUDSOPGAVE 5 DEEL I KENNIS... 6 DEEL II WETENSCHAP... 76

Schijnbaar gelijkbenige driehoeken

EEI\I EIGENAARDIG MUNTJE UIT HET

Als bij een vraag een verklaring of uitleg gevraagd wordt, worden aan het antwoord geen punten toegekend als deze verklaring of uitleg ontbreekt.

en nog andere straten moest nog worden aangelegd.

Verdrag inzake de erkenning van echtscheidingen en scheidingen van tafel en bed

Het taalconflict in België Vlamingen gedropt in Wallonië

PLATTEGROND. Je neemt de trap tot halverwege, gaat linksaf en volgt de pijl

SOLA SCRIPTURA VERKONDIGING 5 FEBRUARI Zusters en broeders, gemeente van onze Heere Jezus Christus

Paperopdracht, Architectuurtheorie, deel 2 Tendensen en vertogen

Kerk en staat hv123. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Oorspronkelijke handschriften van de Statenvertalers in de Collectie Rolandus (2)

Tijd van monniken en ridders ( ) 3.1 Leenheren en leenmannen ( ) ( ) Plundering Rome door Alarik in 410, tekening uit de 20 e eeuw

Hof van Cassatie van België

drs. Pieter De Reu FWO-onderzoeker, Vakgroep Geschiedenis UGent

65372 BELGISCH STAATSBLAD Ed. 2 MONITEUR BELGE

OVEREENKOMST TOT OVERDRACHT VAN AANDELEN (Kort naamloze vennootschap)

Sinterklaas. Lees het verhaal en beantwoord de vragen.

CopyRight TV: We Own You

Gegevens opvraging. Informatieaanvraag luchtfoto's en historische kaarten. Luchtfoto's. Ordernummer: O Datum opzoeking: 16/03/2019

Medisch dossier Overeenkomst vaste huisarts patiënt

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD. Numéro tél. gratuit : Gratis tel. nummer : pages/bladzijden.

COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST Nr

Kapel, Lourdesgrot en kruiswegstaties hellingbos Simpelveld

Transcriptie:

DE TWEEHERIGHEJD VAN MAASTRICHT 9 ~N DE MiDDElEEUWEN VANUIT NUMiSMATISCH OOGPUNT Sinds meer dan een eeuw zljn de nurnismaten verdeeld over de interpretatie van de munten ais bron van informatie in verband met de tweeherigheid van Maastricht in de middeleeuwen. Althans voor wat de moeilijkeperiode betreft, met name die v66r de 13de eeuw. Prof. Dr. H. Enno van Gelder beschouwt "De scheiding tussen te Maastricht door de keizer... en door de Luikse bisschoppen geslagen munten" ais "een nog niet opgelost probleem lt (1). Men doet er goed aan om uit te gaan van datgene waarover men wei akkoord gaat, en dus de regressieve methode aan te wenden om in de doolhof die voorafgaat aan de 13de eeuw een Ieidraad te vinden. Zelfs prof. H. Frère, een der felste tegenstanders van de tweeherigheid van de Maastrichtse munt v66r de 13de eeuw, vermeldt voor een Iatere periode munten waarop de naam van de Luikse bisschop en van de hertoq van Brabant sarnen voorkomen, aismede teksten waaruit "un partage de certains droits" biijkt (in 1252. en 1284 ILleer bepaald "celui de la monnaie ll ) (2). De oudste munten, die door de hertog van Brabant te Maastricht werden geslagen,dateren uit het begin van de 13de eeuw. Ret zijn denarii waarop de titel DVX voorkomt (3). Dit dezeifde periode stammed stukken die enkel naar bisschop HVGO verwijzen (4). fig. Elk van deze denieren verbeldt ook nog de naam van een patroonheilige : de Luikse Sint Maria en de Brabantse Sint Servatius. Daar deze heiligennamen vroeger meermaals voorkwamen dient men voorzichtig te zijn en daarmee rekening te houden om de scheiding tussen de twee munten door te voeren. Hun historische betekenis zal nog beter tot recht komen wanneer men de omschriften van de Maastrichtse stukken vergelijkt met die van een ander Maaslands Luiks atelier, namelijk dat van Roei. Hierbij valt op dat te Maastricht de naam van de bisschop slechts met Otbert (1091-1119) verschijnt terwijl in de andere Maasstede dit fenomeen zich reeds sinds Theoduinus voordeed (5)

10 fig. 3 Hierrnede gaat gepaard het vroeger wegvallen van de naarn van de keizer te Hoei, waar de laatste vermelding betrekking heeft op Koenraad II (1024-1039) (6) terwijl te Maastricht Hendrik IV (105~ - 1106), Hendrik V (1106-112~ en Frederik Barbarossa (1152-1190) nog geciteerd en afgebeeld worden (7). fig. 5 Hieruit kunnen wij concluderen dat de keizerlijke naarn te Maastricht slechts verdween wanneer hertog Hendrik l er op de munten verscheen. De hertog nam ogenschijnlijk de plaats in van de keizer. Nog een andere defasering van de muntproduktie tussen beide ateliers valt op : de lokale heiligen komen voo~ op de Maastrichtse stukken in het begin van de 13de eeuw - zoals hoger reeds werd aangetoond - terwijl ze te Hoei na Theoduinus niet meer bekend zijn (8). Typisch is dat in de periode waarin zowel de keizers ais de bisschoppen op de rnunten verrneld worden, de lekenvorst geassocieerd wordt met Sint Servatius en de kerkelijke dignitaris met de Moeder Gods fig. Tijdens de regeringen van Otto III (983-1002) en Hendrik II (1002-1024) worden hun namen zowel aan Sint Maria als aan Sint Servatius gekoppeld omdat de bisschoppen dan hun naam nog niet op de rnunt plaatsten.

Het ligt o.i. voor de hand dat de heiligennamen in die periode ais enig herkenningsteken van de herkomst golden. De hypothese volgens welke de bisschop de auteur was van de denieren met de rnoeder Gods en Otto III de emissie met Sint Servatius voor zijn rekening nam, lijkt mij zeer goed verdedigbaar. Beter dan die van G. Albrecht die stelt : "Mit dem Beginn der bischbfliche Pragung endet sicher die koniqliche" (9) wat zou betekenen dat de bisschop te Maastricht slechts vanaf Otbert zijn muntrecht zou hebbenuitgeoefend dathij sinds 908 hadgekregen (10). In de plaats van dergelijke chronologische opsplitsing stellen we voor te doen wat de scherpzinnige numismaat Christian Meert destijds wenste : Itque l'on départage les monnaies de l'évêque de Liège de celles de Saint-Servais frappées par le ohapitre soit par l'empereur" (11). Hij liet echter de uitwerking van het projekt aan H. Frère over die uitging van een ander standpunt. De zegelkunde bracht hem op een zijspoor : uit het feit dat de bisschoppelijke schepenen de beeltenis en de naarn van Sint Servatius in de loop van de 13de eeuw op hun zegel afbeeldden, meende hij te mogen concluderen dat de bisschop ook iets met de Sint Servatiusmunten te rnaken had (12). De schenking van het muntrecht door de keizer aan de bisschop Ieek hem eveneens een beletsel, II même si l'on admet qu'il conserve ou récupéra quelque droit sur la monnaie" (13). Naar dat deel zocht hij echter niet in de numismatische bronnen, ook al erkende hij dat 1) de bisschop slechts een deel zou gekregen of bewaard hebben van de inkornsten, zoais blijkt uit 13de-eeuwre bronnen die stelien dat tertia pars pertinet ad imperium (14) 2) de Sint-Maria-parochie "le domaine propre de l'église Saint-LambeY't" was, d.w.z. het Luikse deel van Maastricht(15). Het Iijdt verder geen twijfel dat, zoals te Hoei, de stukken met de vermelding van de H. Lambertus aan de bisschop dienen toegeschreven te worden. Hierbij dient echter opgernerkt dat de Maastrichtse stukken in de vondsten slechts ca. 1030 voorkomen (16) terwijl er reeds exemplaren van Hoei in 990 voorhanden zijn en dat de traditie er nog onder Koenraad II werd voortgezet (17), wat er bij gebrek aan vorstelijke naam voor Maastricht niet aanwijsbaar is : 11 Kortom, ofschoon prof. H. Frère voor wat Maastricht betreft a priori li un certain partage" niet uitsiuit, kent hij aan de bisschop zowel de Sint Maria- ais de Sint Lambertus- en zelfs de Sint Servatius-stukken toe (18). Bovendien schrijft hij de inkrimping van het bisschoppelijke muntrecht uitsluitend toe aan de hertog van Brabant. Dit zou volgens hem geleid hebben tot de opdeling van het rnuntatelier (19). Nochtans kan men aan de keizerlijke syroboien uit vroegere periode niet voorbijgaan en die zijn evenmin aan de aandacht van de Luikse geleerde ontsnapt.

12 Hij verklaart echter de aanwezigheid van die "symboles manifestement impériaux" door de verpanding aan Rudolf van Zaehringen van het keizerlijke deel van de stad. Die keizerlijk uitziende stukken zouden dan door de prinsbisschop zelf zijn uitgegeven (20). Zelfs indien dit 20 was, gaat dergelijke verklaring geenszins op voor stukken die Frederik Barbarossa ais koning uitgaf met de titel REX (21), dus tussen 1152 en 1155, lang v66r de regering van Rudolf, die in 1167 begon (22). fig. 13 Er is bovendien geen reden am aan te nemen dat dezelfde vorst er ais keizer geen munt sloeg vooraleer hij de verpanding in 1174 afsloot, hetzij alleen (fig. 14 en 15) hetzij in samenwerking met de prinsbisschop(fig. 6) (23) fig. 14 fig. 15 Dezelfde redenering kan toegepast worden op de periode der Hendrikken IV en V voor dewelke er koninklijke en keizerlijke munten aanwijsbaar zijn doch geen verpanding, zoals bijvoorbeeld voor fig. 7. Uit dit alles vloeit voort dat men zijn toevlucht niet dient te zoeken in uitzonderingstoestanden, zoals een verpanding van keizerlijke domeinen, om te verklaren wat in feite de regel was. De keizers hebben blijkbaar nooit het ganse muntrecht van Maastricht geschonken doch alleen een deel. De term moneta moet niet algemeen doch restrictief geinterpreteerd worden: IIteloneum ac monetam de Trajecto nostra donatione, cum consensu Albuini eo tempore illius loci comitis co~cessam" hebben dus blijkbaar alleen betrekking op dat deel van de toi en de rnunt dat zich te Maastricht in handen van de graaf bevond die v66r 908 - datum van de bevestiging - in functie was (24). Reeds in 1856 had de Coster het bestaan geopperd van een bisschoppelijk en een keizerlijk atelier (25). De st.eun van Engel en Serrure (26) volstond niet om die idee kracht bij te zetten : men keerde ze integendeel de rug toe. Althans aan de zijde der numismaten, want de Duitse historicus Deeters nam de Coster's stelling over in de studie die hij in 1970 aan het Servatiusstift wijdde : "Es Ziegt alsa nahe, in diesem Fall auf die Existenz einet' konigziche Münastiitte in Maastricht au sch7,iessen" (27). De kwestie van het al of niet bestaan van parallelle rnuntrechten van keizer en bisschop rnaakt deel uit van het groot staatkundighistorisch probleem van de Maastrichtse tweeherigheid (28). In zekere zin ligt de studie van Frère in het verlengde van de oude Luikse historiografie volgens welke de medesouvereiniteit van de

bisschoppen van Luik over Maastricht op de schenking van 908 dient gefundeerd, met dien verstande dat deze, volgens de Luikse historici, de volledige souvereniteit behelsde. Alle latere oorkonden van de 11de en 12de eeuw, waarin wordt gewag gemaakt van koninklijke rechten, beschouwen zij ais onrechtmatig en ongeoorloofd. Even ongelegen kwam dan ook voor hen de oorkonde waarmee Filips van Zwaben op 12 november 1204 Maastricht ais afzonderlijk rijksleen aan de hertog van Brabant in leen gaf, zonder te verwijzen naar de rechten van de Luikse bisschop. Dit argument a silentio werd dan weer gehanteerd door de Brabantse school om te stellen dat de bisschoppen van Luik de in 1282 erkende medesouvereniteit hadden geüsurpeerd. Beide stellingen zijn overdreven. Het ligt voor de hand dat de rechten van de Luikse prinsbisschoppen reëel waren doch gedeeltelijk en dat die van de Brabantse hertogen zich beperkten tot het vroegere keizerlijke deel. De munten dragen er het hunne toe bij am de stelling van de opdeling een ernstige ruggesteun te geven. Zijn eldersinhet rijk - met inbegrip van de later Frans geworden gebieden - vergelijkbare toestanden op het vlak van het rnuntwezen aanwijsbaar? Engel en Serrure rneenden van wei (29). In een volgend artikel zal dit nagegaan worden door de overgang van koninklijke naar bisschoppelijke aanrnuntinqen vast te stellen en eventuele condorninia van ateliers of parallelle muntwerkplaatsen (al dan niet via heiligennnarnen te herkennen) op te sporen. Verrnits het geval van Maastricht niet langer een onopgelost probleem is, kan dit hierbij ais leidraad fungeren (3D). Lijst der illustraties fig. 1 Frère Maastricht 100 de Chestret 170 fig. 2 Frère Maastricht 101 De Witte 20 fig. 3 Frère Huy 16 de Chestret suppl. 8 fig. 4 Frère Huy 53 de Chestret 58 fig. 5 Frère Huy 14 Dannenberg 229 fig. 6 Frère Maastricht 85 de Chestret 127 fig. 7 Frère Maastricht 52 Dannenberg 250 fig. 8 Frère Maastricht 60 de Chestret 68 fig. 9 Frère Maastricht 8 Dannenberg 237 fig. 10 Frère Maastricht 1 Dannenberg 240 fig. 11 Frère Maastricht 27 de Chestret 8 fig. 12 Frère Huy 4 Dannenberg 223 fig. 13 Frère Maastricht 74 de Chestret suppl. 17 fig. 14 Frère Maastricht 76 de Chestret suppl. 18 fig. 15 Frère Maastricht 88 NOTEN 1. H. ENNO VAN GELDER. De Nede~landse munten. p. 201. 2. H. FRERE, Monnaies de l'évêque de Liège f~appées à Maast~icht, in Revue Belge de Numismatique, 1961, p. 83-116. 3. Ibidem, nr. 100. 4. Ibidem, nr. 101. 5. H. FRERE, Ibidem, nr. 53 en IDEM, Monnaies de Z'évêque de Liège f~appées à Huy et à State, in R.B.N., 1962, p. 113 152. nr. 16. 6. ID., Huy, nr. 14. 13

11. ' 12. 1 \ 14 13. 14. 15. 16. 17.! 18. 7. ID. Maastricht t nr. 85. 8. ID' t HUYt nrs. 16, 18-19 en 22 met heiligennarnen en vanaf Otbert (nr. 25) zonder. 9. G. ALBRECHT t Das Münzwesen im Niederlothringischen und Friesischen Raum vom la. bis beginnenden 12. Jahrhundert, p. 48 t n. 184. Deze auteur verwerpt uitdrukkelijk de hypothese van het dubbele atelier geformuleerd door de Coster (zie verder n. 25). 10. CartuZaire de l'église Saint-Lambert de Liège, uitg. S. Barmans en E. Schoolmeesters, dl. I t p. 12-13. 19. 20. 21 22. Ch. MEERT, Les monnaies de Henri de Verdun..., in Revue Belge de Numismatique. 1961, p. 117 t n. 3. H. FRERE t Maastricht, p. 91-92. Ibidem, p. 92. Ibidem, p. 90 n. 26. Cfr C.S.L., dl. I, p. 449, nr. 365(1243). Ibidem t p. 89. Ibidem t p. 102. H. FRERE t Huy, p. 138 en 140. ID., Maastricht, p. 92. De auteur sluit echter elke deelname aan de emissie en de opbrengst uit. Ibidem t p. 91. Ibidem. p. 85-87. Ibidem t p. 110. Cfr. J.-L. KUPPER, Raoul de Zahringen eveque de Liège, 1167-1191. Contribution à l'histoire de la politique impériale sur la Meuse moyenne, (Brussel, 1974, Acad. royale de Belgique, Mémoires in 8 ). 23. H. FRERE, Maastricht t p. 110-111. 24. C.S.L., dl. I, p. 12. 25. de COSTER in R.B.N., 1856, p. 438. 26. A. ENGEL et R. SERRURE, Traité de numismatique du moyen âge, dl. II, p. 521-27. J. DEETERS, Servatiusstift und $tadt Maastricht. Untersuchungen 3U Entstehung und Verfassung, Bonn t 1970 (Rheinisches Archiv, 73). p. 97-98. 28. OVer wat volgt zie A. Joh. MARIS, Opmerkingen naar aanleiding Van de tweeherigheid van Maastricht, in De Maasgouw. 1955. p. 49-52 en P.C. BOEREN, in Limburgs Verleden, dl. II, p. 17, 45-48. 29. A. ENGEL et R. SERRURE, op. cit., p. 522. 30. Dit is de hoofdzakelijk tot Maastricht beperkte versie van een voordracht te Luik gehouden op 20 februari 1985 in het kader van de viering van de duizendste verjaring van de aanhechting van Hoei bij Luik. Op het geval HÙèi zullen wij bij een volgende gelegenheid ingaan. Prof. Dr. Jean BAERTEN (V.U.B.)