Versie nr. 4 December 2008. Vragen en antwoorden GMP Wegtransport diervoeders

Vergelijkbare documenten
Voorschriften ten aanzien van transportvolgorde, reiniging en desinfectie

Informatieblad Transport van levensmiddelen, diervoeders en dierlijke bijproducten.

Titel Feedban Nummer DV-01 Datum juli 2016

Titel Feedban Nummer DV-01 Datum januari 2017

TUSSENHANDEL IN DIERVOEDERS (HYGIËNECODE/GMP + B 3.2)

AC-05. Wegtransport van diervoeders. Ver BT-12 v0.12

BC-05 Ver 0.4. Wegtransport van diervoeders of te verwerken nevenstromen : Aanvullende bepalingen. 1 BT-12 v0.12

Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen

Export van verwerkte dierlijke eiwitten en producten die verwerkte dierlijke eiwitten bevatten

BC-05. Wegtransport van diervoeders of te verwerken nevenstromen : Aanvullende bepalingen. Ver BT-12 v0.12

Protocol monitoring bietenpulp. GMP regeling diervoedersector

Gearchiveerd op 01/01/2017

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

AT-06. Wegtransport. Ver BT-12 v0.12

TRA 3132 petfoodfabrikant - DIERLIJKE BIJPRODUCTEN NHC [3132] v1

(VO 183/2005 Bijlage III) De productie-eenheid is zo ontworpen dat zij adequaat kan worden gereinigd.

(Voor de EER relevante tekst)

GMP+ Feed Safety Assurance scheme

TRA 3191 Onmiddelijke verpakking diervoeders - INFRASTRUCTUUR, INRICHTING EN HYGIENE [3191] v1

In het belang van sector en samenleving

FAQ. 2. Op wie heeft de Europese Verordening 183/2005 betrekking?

Protocol voor acceptatie Nederlandse hygiënecodes voor levensmiddelensectoren

(Voor de EER relevante tekst)

TRA 3169 Groothandel in diervoeders - INFRASTRUCTUUR, INRICHTING EN HYGIENE [3169] v1

Hygiënemaatregelen in de sector van de diervoeders : synthese

BC-00. Inleiding. Ver BT-12 v0.12

BIJLAGE 1: CHECKLIST AANVRAAG ERKENNING IN HET KADER VAN VERORDENING EG Nr. 1774/2002 ART COMPOSTEERINSTALLATIES

2. Opslag Deze paragraaf is alleen van toepassing op bedrijven waar tussenopslag van akkerbouwproducten plaats vindt.

Infoblad dierlijke bijproducten in de eiersector

Partie B. Deel B. BC-00 Inleiding

Seminarie Vegaplan.be

PRI 3373 Vervaardiging van mengvoeders op de boerderij - Infrastructuur, inrichting en hygiëne [3373] v1

O V O C O M. Voorwaarden voor de aanwijzing van een certificatie-instelling BIJLAGE IX. Autocontrolegids Dierenvoeders

GMP+ BA6 Minimumvoorwaarden Etiketteren en Afleveren 6

TRA 3147 Vervaardigen van diervoeders - INFRASTRUCTUUR, INRICHTING EN HYGIENE [3147] v2

Specifieke Productvoorwaarden D-24a1 Vetten, Oliën en Bijproducten Versie: 1.0 Datum: 20 januari 2017

November Infoblad dierlijke bijproducten in de zuivelsector. Wettelijk kader

Provinciale dienst van : Datum : Veranwoordelijke controleur : Nr : Operator : N uniek : Adres :

1. kwaliteitssystemen en voedselveiligheid 2. organiseren 3. projecten. 1 Kwaliteitssystemen & voedselveiligheid

Specifieke Productvoorwaarden D-24a1 Vetten, Oliën en Bijproducten Versie: 2.0 Datum: 11 september 2017

Publicatieblad van de Europese Unie L 77/25

Informatieblad 64: Borging van voedselveiligheid in de levensmiddelenketen met betrekking tot de gevaren verbonden aan grondstoffen

Gearchiveerd op 01/01/2017

Wijziging Regeling dierlijke bijproducten

Algemene Informatie M-Controle Frequentie Reduced Checks (ALIM06) 29 December 2015 Versie: 1.1.1

GMP+ Feed Certification scheme

Aflatoxine protocol versie Oktober 2015

GMP+ C4 Tarieven. GMP+ International B.V.

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

gebruikers (verzamelaars) vervoerders

Omzendbrief met betrekking tot meststoffen/bodemverbeterende middelen/teeltsubstraten die dierlijke bijproducten bevatten

FAQ Starten met GMP+ GMP+ D 3.6. Versie NL: 15 september gmpplus.org. GMP+ Feed Certification scheme

Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen

De beste kwaliteitsborging voor vlees én diervoeder komt uit Nederland

Garantiesysteem Tracering SKV-Vleeskalveren

Raad van de Europese Unie Brussel, 14 februari 2017 (OR. en)

Vragen en antwoorden toezichtondersteunende private kwaliteitssystemen Versiedatum: 13 september 2016

Borging van voedselveiligheid in de levensmiddelenketen met betrekking tot de gevaren verbonden aan grondstoffen

Module Nr. BRL KEURCOMPOST Opmerkingen

2. Vleeshandel, vleesvervoer, vleesbereiding en vishandel

BRL Keurcompost Uitgifte: 1 januari 2013 Bijlage: 040 Certificatie Voorbeeld Checklist Toepassingsgebied GFT compost Groencompost

Kanalisatie van dierlijke bijproducten bij slagerijen en poeliers

AT-10. Beheersing Salmonella. Ver BT-12 v0.12

van mest en mestproducten: TOELICHTING TRACES

(VO 183/2005 Bijlage II) Ruimten voor de be- en verwerking en de opslag van diervoeders en de onmiddellijke omgeving ervan, moeten schoon zijn.

Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen

Omzendbrief met betrekking tot meststoffen/bodemverbeterende middelen die dierlijke bijproducten bevatten

Gearchiveerd op 01/07/2012

Controleer of het Nederlandse verzamelcentrum een procedure heeft voor de beoordeling van kalveren op genoemde aandoeningen en ook toepast.

Meldingsplicht diervoederlaboratoria Verplichtingen uit Wet dieren en Diervoederhygiëneverordening bekend?

BT-17. Incident- en crisismanagement: communicatie naar OVOCOM en de certificatieinstelling. Ver BT-07 v0.2

BT-09. Op- en overslag. Ver BT-07 v0.2

IEC 3026 Douane Unie - ERKENNING EXPORT [3026] v.1

code BPR 30 versie 07 ingangsdatum pag. 1 van 7 Wijzigingen ten opzichte van eerdere versie

IEC 3026 Douane Unie - ERKENNING EXPORT [3026] v1

KETENREGISSEUR VERSIE 1.2 d.d

BC-07. Bevrachting via zeevaart van diervoeders en te verwerken nevenstromen. Ver BT-12 v0.12

GMP+ Feed Safety Assurance scheme. Dioxine-monitoring in leghennen(opfok)voeders

Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen

VERZAMELCENTRUM EN LEERLOOIERIJ

De eiwitten, die uit de insecten geproduceerd worden, mogen gebruikt worden voor de productie. (EG) nr. 1069/2009.

Inhoudsopgave. Voorwoord / 5

1. Ter waarborging van de kwaliteit van het drinkwater voor pluimvee, is de ondernemer verantwoordelijk voor het nemen van de volgende maatregelen:

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

3328 PRI-TRA-DIS Food - VERVOER [3328] v1

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

3. GMP. Eindwerk: De administratie bij zelfmengers.

BC-06. Bevrachting via binnenvaart van diervoeders of te verwerken nevenstromen. Ver BT-12 v0.12

Locatie(s) waar activiteiten onder accreditatie worden uitgevoerd. Hoofdkantoor

4. De toetsing vindt of individueel (per systeem of schema) plaats of breder (per sector, groep, formule).

Werkwijze ISO- en VCA-certificering

Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

Schouten Certification & Inspection Aanvraag diervoeders [GMP+ FCA G_001 SecureFeed VLOG KAT HFA LCI PLANT NZO OQUALIM]

PRI 3050 Konijnenbedrijven - geneesmiddelen en bedrijfsbegeleiding [3050] v1

Bijlage III Inrichtingen waarvan de activiteiten onderworpen zijn aan een toelating door het Agentschap

Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen

Monitoring Aflatoxine B1 I-08-03c versie: 3.0 datum: 01 september 2017

E.8.11 Erkenningsvoorwaarden voor inrichtingen voor de opslag van dierlijke bijproducten

GMP+ A3 GMP+ Logo s. GMP+ International B.V.

Transcriptie:

December 2008 GMP + certificatieschema diervoedersector 2006 Vragen en antwoorden GMP Wegtransport diervoeders De GMP + -regeling diervoedersector 2003 is herzien en vervangen door het GMP + certificatieschema diervoedersector 2006 (GMP + 2006). Deze wijziging betekent een forse aanpassing. In deze vraag- en antwoordenlijst wordt verwezen naar de volgende documentatie: GMP B4.1: Bijlage 14: GMP + certificatieschema diervoedersector 2006 Wegtransport diervoeders van 6 juni 2007; GMP + certificatieschema diervoedersector 2006 Minimumvoorwaarden wegtransport van 5 juli 2007. Deze documenten kunt u vinden op de website van het productschap onder de rubriek: Kwaliteit/GMP + certificatieschema 2006/Inhoud GMP + certificatieschema. Pagina 1 van 34

Inhoudsopgave 1. INTRODUCTIE GMP+ - SYSTEMATIEK 2006... 4 2. SCOPE GMP + B4.1 WEGTRANSPORT DIERVOEDERS EN BIJLAGE 14... 5 2.1 Wat is de scope van GMP + B4.1?... 5 2.2 Geldt een uitzondering voor verpakt vervoer en wat wordt hieronder verstaan?... 6 2.3 Wat wordt verstaan onder verzegelde containers?... 7 2.4 Kunnen bevrachtingskantoren gecertificeerd worden voor GMP + B4.1?... 8 3. CERTIFICATIE...9 3.1 Wie heeft een certificaat GMP + B4.1 nodig?... 9 3.2 Moet het transport van boer naar boer ook GMP + gecertificeerd zijn?... 10 3.3 Hoe verloopt het certificatietraject?... 11 4.1 Welke systemen worden geaccepteerd vanuit GMP +?... 12 4.2 Welke systemen accepteren GMP + B4.1?... 13 5. VOORWAARDEN INHUUR EXTERNE TREKKERS EN LAADRUIMTE... 14 5.1 Welke voorwaarden zijn van toepassing op externe trekkers en laadruimtes?... 14 5.2 Welke voorschriften gelden voor het gebruik van externe trekkers (zonder laadruimten), de zogenoemde tractionairs?... 15 6. LIJST MET VOORGAANDE LADINGEN EN DATABANK LADINGEN WEGTRANSPORT... 16 6.1 Wat is de procedure met betrekking tot het indelen van ladingen?... 16 6.2 Hoe werkt de Databank Ladingen Wegtransport?... 17 6.3 Wat is de indeling van voedermiddelen (plantaardige, dierlijke, minerale oorsprong)?... 18 6.4 Wat is de indeling van (producten met) verwerkte dierlijke eiwitten?... 19 6.5 Hoe moet omgegaan worden met ladingen die niet ingedeeld zijn?... 20 7. REINIGINGSREGIMES... 21 7.1 Welk reinigingsregime geldt tussen het transport van (plantaardige en minerale) voedermiddelen?... 21 7.2 Op welk moment dient een reinigingsregime te worden toegepast?... 22 7.3 Welk reinigingsregime geldt als een laadruimte na 1 e reiniging niet schoon is?... 23 7.4 Worden eisen gesteld aan kwaliteit van spoelwater ten behoeve van de reiniging?... 24 7.5 Welke reinigings- en desinfectiemiddelen mogen worden toegepast?... 25 8. VRIJGAVE PROCEDURE NA HET TRANSPORT VAN EEN VERBODEN LADING... 26 8.1 Hoe kan vrijgave worden verkregen na het transport van een verboden lading?... 26 8.2 Welke ISO 17020 en/of EN 45011 geaccrediteerde instellingen kunnen laadruimte vrijgeven?... 27 9. WELKE SPOELSTATIONS/ WASPLAATSEN KUNNEN WORDEN GEBRUIKT?... 28 9.1 Is het verplicht een reiniging bij een erkend spoelstation uit (laten) te voeren?... 28 9.2 Is er een lijst van spoelstations beschikbaar?... 28 9.3 Is er een voorbeeld van een European Cleaning Document?... 28 10. HOE KAN CONTROLE OP DE EFFECTIVITEIT VAN R&O WORDEN UITGEVOERD?. 29 10.1 Wat is een ATP-meting?... 29 10.2 Wat is een Agarstempel?... 29 10.3 Wat is een spoelwateronderzoek?... 29 Pagina 2 van 34

11. GMP + WEGTRANSPORT EN DE HYGIËNECODE WEGTRANSPORT DIERVOEDERS 30 11.1 Waarom een Hygiënecode Wegtransport Diervoeders?... 30 11.2 Wat is het verschil tussen GMP + Wegtransport en de Hygiënecode Wegtransport?... 30 BIJLAGE 1:... 31 PROCEDURE VOOR TOELATING LAADRUIMTES NA TRANSPORT VAN VERBODEN LADINGEN... 31 BIJLAGE 2:... 33 OVERZICHT LADINGSCATEGORIEËN NIET VOOR MENSELIJKE CONSUMPTIE BESTEMDE DIERLIJKE BIJPRODUCTEN... 33 Pagina 3 van 34

1. INTRODUCTIE GMP+ - SYSTEMATIEK 2006 Per 1 januari 2006 is het GMP + Certificatieschema 2003 gewijzigd in het GMP + Certificatieschema 2006. De belangrijkste redenen voor deze wijziging waren: Nieuwe ISO-norm beschikbaar, namelijk ISO 9000:2000; Vanuit de sector veel behoefte aan een GMP + -schema dat toegankelijker en gebruiksvriendelijker is dan de GMP regeling 2003 (logischer ordenen, doublures eruit); Internationaal er veel belangstelling is om aan te sluiten bij het GMP + -schema, dat door PDV is ontwikkeld. Om het GMP + -schema internationaal geaccepteerd te krijgen, was een herziening noodzakelijk; Aanpassing aan de Diervoeder Hygiëne Verordening (Vo. (EG) 183/2005); Accreditatiewaardig maken. Bij het opstellen van het nieuwe GMP + -certificatieschema 2006 is ook rekening gehouden met de ervaringen met de GMP regeling 2003. Dit alles heeft ertoe geleid dat er een GMP + - certificatieschema 2006 is ontstaan dat voldoet aan de nationale en internationale eisen, toepasbaar is voor de gehele diervoederkolom en Diervoeder Hygiëne proof is. Een GMP + - gecertificeerd bedrijf voldoet automatisch ook aan deze verordening. Tot slot wordt GMP + :2006 gedragen door de dierlijke productieketen. Pagina 4 van 34

2. SCOPE GMP + B4.1 WEGTRANSPORT DIERVOEDERS EN BIJLAGE 14 2.1 Wat is de scope van GMP + B4.1? De scope van GMP + B4.1 is het wegtransport van diervoeders. Dit betreft organisaties die diervoeders over de weg transporteren. Het maakt daarbij niet uit of het product (diervoeder) eigendom van de deelnemer is, of eigendom van derden. In figuur 1 is de reikwijdte van GMP + B4.1 wegtransport schematisch weergegeven. De standaard GMP + is te vinden op de website van het Productschap Diervoeder, zie de volgende link. Figuur 1: Scope GMP + B4.1 Wegtransport van diervoeders Wegtransport diervoeders opslag/ productie laden v e r v o e r e n lossen opslag/ productie veehouderij w e g t r a n s p o rt e u r De verantwoordelijkheid van de ondernemer die het transport uitvoert, beperkt zich binnen GMP + B4.1 wegtransport uitsluitend tot (de dienst van) het wegtransport van (eigen) diervoeders. Dit betekent dat deze standaard alleen van toepassing is op de activiteit wegtransport en niet op overige activiteiten die mogelijk door de ondernemer worden verricht, zoals productie en op- en overslag. Voor deze activiteiten is een aparte GMP + standaard van toepassing. Pagina 5 van 34

2.2 Geldt een uitzondering voor verpakt vervoer en wat wordt hieronder verstaan? Ja, er geldt een uitzonder voor verpakt voervoer. Voor het extern transport van verpakte diervoeders is geen GMP + certificatie vereist. Onder verpakt vervoer valt o.a. zakgoed en bigbags. Ook verzegelde containers vallen onder verpakt vervoer, omdat de transporteur deze containers niet open maakt en tijdens het transport geen invloed heeft op het product. (zie voor meer informatie over verzegelde containers vraag 2.3) De verantwoordelijkheid voor de reinheid van de container en de verzegeling ervan ligt bij de ondernemer die deze container belaadt. De externe transporteur van deze verpakte diervoeders hoeft niet GMP + gecertificeerd te zijn. Pagina 6 van 34

2.3 Wat wordt verstaan onder verzegelde containers? Verzegelde containers zijn containers die direct na het laden worden afgesloten en verzegeld, waarbij pas bij het lossen bij de klant het zegel verbroken kan worden. Dit betekent dat een transporteur deze container enkel op een chassis plaatst en de container van A naar B brengt. De ontvangende diervoeder onderneming bepaalt vervolgens of het zegel verbroken kan worden en de container gelost wordt. De transporteur heeft bij dit type transport geen invloed op het product. Dit betekent dus dat zodra de transporteur wél invloed heeft op het laden en lossen van een container dit niet meer kan worden beschouwd als verpakt vervoer. De transporteur dient dan in elk geval wel GMP + gecertificeerd te zijn. Bovenstaande betekent dat: - opleggers nooit als verzegelde containers mogen worden gezien; - verzegelde containers nooit in eigendom zijn van of gehuurd worden door een transportonderneming Pagina 7 van 34

2.4 Kunnen bevrachtingskantoren gecertificeerd worden voor GMP+ 84.1? Nee, bevrachtingskantoren vallen niet onder de scope van GMP+ 84.1. Zoals in figuur 1 weergegeven betreft GMp+ 84.1 het fysieke transport van diervoeders. Bevrachtingskantoren voeren niet het fysieke transport uit en kunnen dus niet gecertificeerd worden voor GMp+ 84.1. Versie nr. Pagina 8 van 34

3. CERTIFICATIE 3.1 Wie heeft een certificaat GMP + B4.1 nodig? In figuur 2 wordt aangegeven voor welke bedrijven GMP + B4.1 (en Bijlage 14) bedoeld is en wanneer een GMP + B4.1 certificaat vereist is. Figuur 2: Doelgroepen GMP + B4.1 en Bijlage 14 Transport met bestemming Certificatie voor GMP B4.1 Bijlage 14 GMP + B1 gecertificeerde diervoederonderneming met wegtransport van diervoeders GMP + B2 gecertificeerde diervoederonderneming met wegtransport van eigen diervoeders GMP + B2 gecertificeerde diervoederonderneming met wegtransport van eigen diervoeders GMP + B3 (2007) gecertificeerde diervoederonderneming met wegtransport van eigen diervoeders*) GMP B1 GMP B2 GMP B3 (2006 en 2007) GMP B5 GMP B1 GMP B3 GMP B5 GMP B2 GMP B3 (2007) GMP B1 GMP B2 GMP B3 (2006 en 2007) GMP B5 x x - (voorwaarden zijn opgenomen in B2) - (voorwaarden zijn opgenomen in B3 (2007) x x x x GMP + B3 (2007) gecertificeerde onderneming met wegtransport van diervoeders voor derden*) Wegtransporteurs met transport van diervoeders voor derden (dienstverleners) GMP B1 GMP B2 GMP B3 GMP B5 GMP B1 GMP B2 GMP B3 (2006 en 2007) GMP B5 x x x x *) Het transport van eigen diervoeders valt onder de scope van GMP + B3. Bijlage 14 is voor deze B3 ondernemingen wel van toepassing. Het transport van diervoeders voor derden valt niet onder de scope van GMP + B3. Dan heeft de onderneming aanvullend een GMP + B4.1 certificaat nodig. Pagina 9 van 34

3.2 Moet het transport van boer naar boer ook GMP + gecertificeerd zijn? Voor de transporteur geldt een GMP-certificeringsverplichting indien hij transporteert naar of voor een bedrijf dat een kwaliteitssysteem heeft dat voorschrijft dat uitsluitend GMP + - gecertificeerde transporteurs worden ingeschakeld (levering aan GMP + gecertificeerde diervoederbedrijven). De opdrachtgever van het transport is verplicht alleen GMP + gecertificeerde transporteurs in te schakelen. Voor telers (incl. veehouders met eigen teelt) geldt de GMP + B6 standaard teelt voedermiddelen (GMP + B6). Hierin zijn voorwaarden voor het eigen vervoer van de teler opgenomen. Indien een teler een externe transporteur inschakelt, dient deze transporteur GMP + gecertificeerd te zijn (zie ook V&A lijst GMP + Productie van diervoeders). Ook is het mogelijk dat telers onder het certificaat van de GMP + afnemer voedermiddelen telen en afleveren bij deze GMP + afnemer (het poortwachtersprincipe). Dan gelden de transportvoorwaarden zoals opgenomen in het GMP + B4.1 certificaat van de GMP + afnemer. Indien de teler of de GMP + afnemer een externe transporteur inschakelt, dan dient deze transporteur GMP + gecertificeerd te zijn. Aan het toepassen van het poortwachtersprincipe zijn nadere voorwaarden gesteld, zie hiervoor V&A lijst GMP + Productie van diervoeders. Voor veehouders die deelnemen aan een kwaliteitssysteem, bijv. de IKB-regeling geldt dat zij dienen te voldoen aan de eisen uit die regeling. Pagina 10 van 34

3.3 Hoe verloopt het certificatietraject? Wegtransporteurs die zich willen laten certificeren, kunnen zich richten tot een van de Certificatie Instellingen (CI s) die is geaccepteerd door het Productschap Diervoeder. Een lijst met geaccepteerde Certificatie Instellingen is te vinden op de website van het Productschap Diervoeder, zie de volgende link. Een CI voert vervolgens een initiële audit uit bij een onderneming. Indien de onderneming voldoet aan de gestelde voorwaarden, ontvangt deze een GMP + certificaat voor de periode van 3 jaar. In het 2 e en het 3 e jaar vindt een tussentijdse audit door de CI plaats. De CI geeft vervolgens de informatie door aan het PDV, waarna de GMP + gecertificeerde onderneming wordt gepubliceerd in het register van GMP + gecertificeerde ondernemingen. De inhoudelijke certificatievoorwaarden staan in GMP + B4.1 en Bijlage 14 vermeld. De voorwaarden rondom het certificatietraject staan beschreven in de zgn. Certificatiedocumenten (C3, C4 en C5 (checklijst GMP + B4.1) documenten), zie de volgende link. Transport en Logistiek Nederland (TLN), Koninklijk Nederlands Vervoer (KNV) en de Federatie Tank en Silo Transporteurs (FTST) hebben een voorbeeldhandboek voor wegtransporteurs laten ontwikkelen. Dit voorbeeldhandboek is ook voor niet-leden tegen vergoeding verkrijgbaar bij TLN (079-3636223) respectievelijk KNV (070-3751716). Dit voorbeeld handboek is een hulpmiddel voor een wegtransporteur om GMP + in zijn eigen bedrijfsvoering te implementeren. Pagina 11 van 34

4. UITWISSELBAARHEID MET (ANDERE) KWALITEITSBORGINGSSYSTEMEN 4.1 Welke systemen worden geaccepteerd vanuit GMP +? In Bijlage 10 Minimumvoorwaarden Inkoop staan de kwaliteitsborgingstandaarden genoemd die uitwisselbaar zijn verklaard met GMP + standaarden. Bedrijven die gecertificeerd zijn voor een uitwisselbare standaard, worden geaccepteerd in het kader van het GMP + certificatieschema. De GMP + standaard B4.1 wegtransport is uitwisselbaar verklaard met de GMP standaard voor wegtransport van de Belgische organisatie Ovocom (Hoofdstukken AT 06, BC 05 en BT06) en het schema van Franse Qualimat-transport (versie 4). Dit houdt in dat tevens wegtransporteurs mogen worden ingeschakeld die gecertificeerd zijn op basis van de transportregeling van de Ovocom organisatie. Deze ondernemingen zijn op de website van Ovocom gepubliceerd. Ovocom kunt u vinden op de internetsite http://www.ovocom.be, onder het kopje Lijsten bedrijven. Bij het inschakelen van de Qualimat-transport vervoerders moeten GMP + opdrachtgevers nagaan dat de Qualimat-transport vervoerders die voor hen diervoeders transporteren gecertificeerd zijn volgens versie 4 van het Qualimat-Transport systeem (cfr. www.qualimat.org). Pagina 12 van 34

4.2 Welke systemen accepteren GMP + B4.1? De GMP standaard wegtransport van de Belgische organisatie Ovocom en het Franse Qualimat-Transport systeem zijn uitwisselbaar verklaard met de Nederlandse GMP + standaard B4.1 wegtransport. Dit betekent dat GMP + gecertificeerde transporteurs kunnen worden ingeschakeld door gecertificeerde ondernemingen op basis van de Ovocom GMP regeling en Qualimat-Transport -versie 4. De wegvervoersondernemingen die GMP + (B4.1 Wegtransport diervoeders), GMP (Hoofdstukken AT 06, BC 05 en BT06 - Wegtransport) of Qualimat-Transport gecertificeerd zijn en die diervoeders vervoeren voor een opdrachtgever die deelneemt aan een ander bovenstaand kwaliteitssysteem, moeten de regelmatig kennis nemen van de lijst met verschillen ( link) en deze verschillijst integraal naleven (het meest strikte regime moet steeds worden toegepast). Pagina 13 van 34

5. VOORWAARDEN INHUUR EXTERNE TREKKERS EN LAADRUIMTE 5.1 Welke voorwaarden zijn van toepassing op externe trekkers en laadruimtes? Er gelden voorschriften met betrekking tot het inzetten van externe trekkers en laadruimten. Het basisprincipe hierbij is dat al het wegtransport van diervoeders naar GMP + gecertificeerde ondernemingen en veehouders voldoet aan de GMP +. Het transport dient altijd te worden uitgevoerd door een GMP + gecertificeerde onderneming (tenzij anders vermeld in de betreffende GMP + standaard. De volgende voorwaarden zijn van toepassing met betrekking tot inhuur van externe trekkers en externe laadruimten (figuur 3): Figuur 3: Voorwaarden voor inhuur/huur van transportmiddelen Inhuur c.q. huur van transportmiddelen Inhuren dienst Inhuren dienst Huren, leasen of kopen van een transportmiddel Oplegger met trekker met chauffeur Trekker met chauffeur (tractionair) Container of oplegger (zonder chauffeur) Huren, leasen of kopen van een transportmiddel Trekker (zonder chauffeur) Certificatie voor GMPB4.1 vereist JA JA (NEE bij verzegelde containers) NEE, Voorwaarde is inspectie en vrijgave volgens bijlage 14, appendix E. NEE (zie vraag 5.2) (zie vraag 5.2) De verhuurder (of verkoper in geval van een tweedehands oplegger of container) moet schriftelijk verklaren dat in de laadruimte geen verboden ladingen zijn vervoerd. Tevens moet de oplegger volgens procedure uit Appendix E van Bijlage 14 worden vrijgegeven voor het transport van diervoederproducten door de verhuurder of de huurder. Ingeval de laadruimte wordt betrokken van een GMP B4.1 gecertificeerde onderneming moet huurder / koper nagaan: dat er geen verboden ladingen in de laadruimte zijn vervoerd (schriftelijke verklaring van de verhuurder / verkoper) de registraties van minimaal drie voorgaande ladingen van de laadruimte (voorzien van dagtekening en handtekening transporteur), de bijbehorende reinigings- en desinfectiehandelingen en het resultaat van de visuele inspectie. dat de laadruimte opgenomen is in het overzicht met transportmiddelen van het GMP B4.1 certificaat van de verhuurder/verkoper (uitreksel uit het kwaliteitshandboek) Wanneer externe trekkers ingehuurd worden, zijn de antwoorden op vraag 5.2 van toepassing. Pagina 14 van 34

5.2 Welke voorschriften gelden voor het gebruik van externe trekkers (zonder laadruimten), de zogenoemde tractionairs? De tractionairs situatie betreft het inhuren van trekkers (inclusief chauffeur) door de opdrachtgever voor vervoer van diervoeders in laadruimte van de opdrachtgever. De trekker heeft derhalve geen laadruimte en de laadruimte die wordt gebruikt is eigendom van de opdrachtgever. In dit geval dient de opdrachtgever van het transport GMP + -gecertificeerd te zijn én de tractionairs die worden ingehuurd dienen zelfstandig te zijn gecertificeerd voor GMP + - wegtransport (GMP B4.1). De audit van het GMP + -systeem van de tractionairs kan eventueel gelijktijdig plaatsvinden met de audit van de opdrachtgever (in verband met benodigde registraties en eventuele efficiency voordelen). De tractionairs ontvangen een eigen GMP + - certificaat en zij worden gepubliceerd op de PDV-website. In het geval dat de tractionair wordt ingehuurd voor het vervoer van diervoeders in verzegelde containers van de opdrachtgever, behoeft de tractionair niet zelfstandig te zijn gecertificeerd voor GMP + -wegtransport (GMP B4.1). Pagina 15 van 34

6. LIJST MET VOORGAANDE LADINGEN EN DATABANK LADINGEN WEGTRANSPORT 6.1 Wat is de procedure met betrekking tot het indelen van ladingen? Vanaf medio 2007 is gestart met een internationaal comité wegtransport. Het is de bedoeling dat het indelen van ladingen in de ladingenlijst gezamenlijk geschiedt met Ovocom (België), Qualimat (Frankrijk), QS (Duitsland), Coceral (Europese handel) en het Productschap Diervoeder. Een deelnemer aan één van de kwaliteitsborgingsystemen van deze landen kan via de eigen beheerder van het systeem een aanvraag tot ladingindeling doen. Dit betekent dat een GMP + gecertificeerde ondernemer een verzoek tot ladingindeling kan doen bij het Productschap Diervoeder. Op www.pdv.nl is een aanvraagformulier beschikbaar voor het aanvragen van een ladingindeling. Het aanvraagformulier dient volledig ingevuld aan het PDV te worden gestuurd met daarbij informatie over het product (bij voorkeur een Data Safety Blad). Het formulier kan worden ingestuurd via de PDV website of aan transport.pdv@hpa.agro.nl. Alleen volledig ingevulde aanvraagformulieren met aanvullende productinformatie kan in behandeling worden genomen. Vervolgens start het PDV de indelingsprocedure op via het internationaal comité wegtransport. Het is de bedoeling dat besluiten rondom nieuwe indelingen van producten in ladingscategorieën worden doorgevoerd in alle betrokken kwaliteitsborgingsystemen. Hiermee wordt het streven van één zelfde ladingenlijst in Europa bewerkstelligd. De ladingsindelingsprocedure via het internationale comité wegtransport is in figuur 4 schematisch weergegeven. Figuur 4: Ladingbeoordeling via het internationale comité wegtransport Application product from company X Application in country 1 Assessment by country 1 Level 1 Level 2 Country 1 sends documents to other countries Reception in the other countries not agree Evaluation agree publication product on all lists Country 1 collects all opinions and sends summary to all Level 3 Product is send to the International Committee International Committee will decide publication product on all lists Pagina 16 van 34

6.2 Hoe werkt de Databank Ladingen Wegtransport? Eind 2006 is de papieren ladingenlijst uit Bijlage 14 vervangen door een digitale ladingenlijst. Dit is gedaan op verzoek van het bedrijfsleven, omdat het zoeken van producten in de papieren lijst niet langer meer efficiënt was. De digitale ladingenlijst is te benaderen via de website van het Productschap Diervoeder onder de naam Databank Ladingen Wegtransport, zie http://www.pdv.nl/nederlands/transportdb.php. Alle producten uit de papieren lijst zijn opgenomen in de Databank. Bovendien heeft ieder product een uniek nummer gekregen en kan van elk product meer informatie in de databank worden geplaatst. In de Databank Ladingen Wegtransport kunt u zoeken naar een lading in de ladinglijst. U kunt zoeken op productnaam, merknaam, uniek GMP-nummer, CAS-nummer, Ladingscategorie of Reinigingsregime. Indien een product niet te vinden is via de Databank, is een product niet ingedeeld. Dit betekent dat het product niet is toegestaan als voorgaande lading voor diervoedertransport in het kader van het GMP + Certificatieschema. Op dit moment is naast de digitale ladingenlijst nog een papieren lijst te downloaden vanaf de PDV website (een PDF document). Deze lijst is een verkorte weergave van de informatie uit de Databank. De voorwaarden zijn van kracht zoals opgenomen in de Databank. De Databank Ladingen Wegtransport is dan ook altijd leidend. Pagina 17 van 34

6.3 Wat is de indeling van voedermiddelen (plantaardige, dierlijke, minerale oorsprong)? Op dit moment zijn de voedermiddelen ingedeeld in drie verschillende ladingscategorieën: Voedermiddelen van plantaardige oorsprong (LR4); Dit betreft alle voedermiddelen van plantaardige oorsprong die zijn toegelaten in het GMP + Certificatieschema. U kunt zoeken in de Databank op alle voedermiddelen die zijn opgenomen in de DRV (Databank Risicobeoordeling Voedermiddelen) lijst. Via de zoekterm van een specifiek voedermiddel, zoals tarwe, soja of maïs komt u bij de ladingscategorie voedermiddelen van plantaardige oorsprong = LR4. Hiervoor geldt een droog reinigingsregime. Indien na de reiniging nog ladingsrestanten achter zijn gebleven in de laadruimte, dient het transportmiddel alsnog nat gereinigd te worden. Voedermiddelen van minerale oorsprong (LR4); Dit betreft alle voedermiddelen van minerale oorsprong die zijn toegelaten in het GMP + Certificatieschema. U kunt zoeken in de Databank op alle voedermiddelen die zijn opgenomen in de DRV (Databank Risicobeoordeling Voedermiddelen) lijst. Via de zoekterm van een specifiek voedermiddel, zoals krijt of calciumcarbonaat komt u bij de ladingscategorie voedermiddelen van minerale oorsprong = LR4. Hiervoor geldt een droog reinigingsregime. Indien na de reiniging nog ladingsrestanten achter zijn gebleven in de laadruimte, dient het transportmiddel alsnog nat gereinigd te worden. Voedermiddelen van dierlijke oorsprong (LR2), die niet behoren tot LR1 (E); Dit betreft alle voedermiddelen van dierlijke oorsprong die zijn toegelaten (voor landbouwhuisdiervoeders) in het GMP + Certificatieschema. U kunt zoeken in de Databank op alle voedermiddelen die zijn opgenomen in de DRV (Databank Risicobeoordeling Voedermiddelen) lijst. Via de zoekterm van een specifiek voedermiddel, zoals melkpoeder of kaaswei komt u bij de ladingscategorie voedermiddelen van dierlijke oorsprong = LR2. Voedermiddelen van dierlijke oorsprong (die niet behoren tot categorie LR1(E)) vallen onder de Dierlijke Bijproducten Verordening (EG 1774/2002). Reiniging en ontsmetting van transportmiddelen die dierlijke voedermiddelen hebben vervoerd, dient conform de voorwaarden uit deze verordening plaats te vinden. Dit betekent dat na het transport van voedermiddelen van dierlijke oorsprong het reinigings- en desinfectieregime moet worden doorgevoerd dat is voorgeschreven door de bevoegde autoriteit van het land waar de ondernemer gevestigd is. In Nederland heeft overleg plaatsgevonden tussen de zuivelsector en de bevoegde autoriteit over het R&O regime na het transport van zuivelproducten. Op basis hiervan kunnen Nederlandse transporteurs van zuivelproducten volstaan met een (droge) reiniging. Pagina 18 van 34

6.4 Wat is de indeling van (producten met) verwerkte dierlijke eiwitten? Met verwerkte dierlijke eiwitten worden hier alle verwerkte eiwitten bedoeld zoals gedefinieerd in de Dierlijke Bijproducten Verordening (EG 1774/2002). Het gaat tevens om producten waar deze eiwitten in zitten. De definitie van verwerkte dierlijke eiwitten (Vo. (EG) nr. 1774/2002: dierlijke eiwitten die volledig zijn verkregen uit categorie 3-materiaal en die in overeenstemming met bijlage V, hoofdstuk II (EG 1774/2002), zijn behandeld om ze geschikt te maken voor rechtstreeks gebruik als voedermiddel of om anderszins gebruikt te worden in diervoeder, voeder voor gezelschapsdieren daaronder begrepen, of in biologische meststoffen of bodemverbeteraars. Een toelichtende tabel met de ladingsindeling van (verwerkte) dierlijke eiwitten is te vinden in Bijlage 2 van deze V&A lijst. (Producten met) verwerkte dierlijke eiwitten zijn ingedeeld in ladingscategorie LR1(E) of LR4(E). Voorbeelden van LR1(E) producten zijn: kanenmeel, vleesbeendermeel, pluimveemeel, verenmeel, etc. Uitgezonderd hiervan zijn melk en producten op basis van melk, biest, eieren en eiproducten en collageen (ladingscategorie LR2). Dit betekent dat deze (producten met) verwerkte dierlijke eiwitten niet zonder meer toegestaan zijn als voorgaande lading voor diervoederproducten. Mengvoeders die toegestane verwerkte dierlijke eiwitten bevatten kunnen onder ladingscategorie LR4(E) vallen, afhankelijk wat de vervolglading is. De specifieke voorwaarden staan vermeld bij deze producten onder LR4(E). De voorwaarden voor vrijgave van transportmiddelen waarin (producten met) verwerkte dierlijke eiwitten (LR1 (E) ) zijn vervoerd, zijn wettelijk vastgelegd in EU verordening 999/2001. De bevoegde autoriteit voert controle uit op deze verordening en regelt de vrijgave van de transportmiddelen. Dit betekent dat de vrijgave procedure van de GMP transport standaard zoals opgenomen in Appendix E van Bijlage 14 (en bijlage I van deze V&A lijst) niet van toepassing is op producten van ladingscategorie LR1(E). Hiervoor gelden de wettelijke gestelde voorwaarden. In Nederland is de Voedsel- en Warenautoriteit (VWA) de bevoegde autoriteit met betrekking tot diervoeders. De vrijgave voor transportmiddelen na het transport van verwerkte dierlijke eiwitten moet plaatsvinden conform de voorgeschreven werkwijze van de VWA (zie hiervoor www.vwa.nl). zie hiervoor deze link. Pagina 19 van 34

6.5 Hoe moet omgegaan worden met ladingen die niet ingedeeld zijn? Ladingen die niet zijn ingedeeld in één van de ladingscategorieën LR2, LR3 of LR4, zijn niet toegelaten als voorgaande lading voor laadruimten die (ook) voor het transport van diervoeder worden ingezet. Wanneer een belanghebbende (transporteur) een dergelijk product toch wil (laten) indelen, dan dient hij hiervoor een verzoek in te dienen bij het Productschap Diervoeder. De ondernemer dient bij de aanvraag gebruik te maken van het informatieformulier, te vinden op de PDV website: http://www.formdesk.nl/pdv/db_ladingen. Dit formulier is eveneens te vinden in bijlage 14. Het aanvraagformulier dient volledig ingevuld aan het PDV te worden gestuurd met daarbij informatie over het product (bij voorkeur een Data Safety Blad). Het formulier kan worden ingestuurd via de PDV website of aan transport.pdv@hpa.agro.nl. Pagina 20 van 34

7. REINIGINGSREGIMES 7.1 Welk reinigingsregime geldt tussen het transport van (plantaardige en minerale) voedermiddelen? Voedermiddelen van plantaardige en minerale oorsprong zijn ingedeeld in ladingscategorie LR4 (zie vraag 6.3). Bij strikte interpretatie van deze GMP + voorwaarde moet na het transport van een voedermiddel een droge reiniging plaatsvinden. In praktijk wordt tussen ritten van hetzelfde voedermiddel (bijvoorbeeld tarwe-tarwe) vaak niet gereinigd. Indien dit bilateraal met de opdrachtgever wordt afgestemd met men deze producten achtereen rijden zonder tussentijdse reiniging. Uiteraard dient bij het overschakelen naar een ander product altijd het voorgeschreven reinigingsregime te worden uitgevoerd. In geval van vloeibaar tanktransport is er vrijwel altijd sprake van resten na het lossen en moet dus bij strikte interpretatie van de GMP standaard altijd nat gereinigd worden. In praktijk blijkt droge reiniging voldoende op basis van een eigen HACCP beoordeling. Indien men een wagen met resten vloeibaar voedermiddel voor een andere opdrachtgever gaat laden dient in bilateraal overleg met de opdrachtgever te worden afgestemd of dit mag gebeuren met een nader af te spreken reinigingsfrequentie. Pagina 21 van 34

7.2 Op welk moment dient een reinigingsregime te worden toegepast? Vóór elk diervoedertransport moet een laadcompartiment schoon zijn, dat wil zeggen: volledig geleegd en vrij van restanten materiaal en geur van voorgaande ladingen. Bij droge bulkladingen of verpakte producten als vervolglading dient het laadcompartiment tevens droog te zijn of alsnog gedroogd te worden. De reiniging en eventueel desinfectie die vereist is na het transport van bepaalde ladingen, is afhankelijk van de aard van de voorafgaande ladingen en - wanneer de vervolglading een diervoeder(grondstof) is - in bepaalde gevallen ook van de aard van deze vervolglading. Op grond hiervan zijn potentiële ladingen in categorieën ingedeeld, gerelateerd aan bepaalde risico s. Voor de vereenvoudiging van de communicatie zijn aan ladingscategorieën eveneens codes toegekend. Sommige ladingsvolgordes zijn, vanwege de te grote risico s van verontreiniging, zelfs verboden. De voorgeschreven reinigingsregimes moeten worden toegepast voordat de laadruimte wordt beladen met diervoeder. Dit betekent dat tussen diervoeder vreemde ladingen uit de ladingscategorieën niet gereinigd hoeft te worden vanuit GMP +. Het kan uiteraard wel zo zijn dat t.b.v. de diervoeder vreemde lading wel een bepaalde reiniging wordt vereist. Wel dient het minimaal voorgeschreven ladingsregime voor de eerstvolgende belading met diervoeders te worden uitgevoerd. In figuur 5 worden enkele voorbeelden beschreven van het reinigingsmoment tussen verschillende ladingen. Figuur 5: Voorbeelden toepassen minimaal GMP + reinigingsregime LR2 lading LR4 voedermiddel Reiniging en desinfectie LR2 lading LR3 lading LR3 lading LR3 lading LR3 lading LR4 voedermiddel Reiniging en desinfectie LR3 lading LR4 lading LR4 lading LR4 lading LR4 lading LR4 mengvoeder Nat reinigen Pagina 22 van 34

7.3 Welk reinigingsregime geldt als een laadruimte na 1e reiniging niet schoon is? Na uitvoering van de minimaal voorgeschreven reiniging dient visueel te worden gecontroleerd of de laadruimte schoon is. Indien dit niet het geval is dient opnieuw te worden gereinigd met een effectievere reinigingsprocedure. Indien bijvoorbeeld na een droge reiniging blijkt dat de laadruimte niet schoon is, zal alsnog nat gereinigd moeten worden voordat diervoeders geladen kunnen worden. Versie nr. Pagina 23 van 34

7.4 Worden eisen gesteld aan kwaliteit van spoelwater ten behoeve van de reiniging? Het is van groot belang dat het water waarmee transportmiddelen worden gereinigd van goede (drinkwater)kwaliteit is. In veel landen wordt voor het reinigen van de transportmiddelen drinkwater gebruikt. In sommige landen wordt echter (bron)water gebruikt. Hierbij is het belangrijk dat door de eigenaar van het transportmiddel een risico-inventarisatie wordt uitgevoerd naar het gebruikte reinigingswater. Het water moet van zodanige kwaliteit zijn dat het water geen besmetting kan veroorzaken op het te verladen diervoeder. Een goede waarborg voor de kwaliteit van het reinigingswater kan een (bron)wateronderzoek zijn. De transporteur kan zelf (bron-)wateronderzoek (laten) uitvoeren of analyse-uitslagen vragen van zijn waterleverancier. Pagina 24 van 34

7.5 Welke reinigings- en desinfectiemiddelen mogen worden toegepast? Desinfectiemiddelen, wettelijk toegestaan voor toepassing in de voedingsmiddelenindustrie, mogen in het kader van de GMP-regeling worden gebruikt in laadruimten voor transport van diervoeders. Uiteraard dienen de daarvoor geldende aanwijzingen voor gebruik te worden gevolgd. In Nederland worden de betreffende toelatingen van desinfectiemiddelen uitgevoerd door het College Toelating Bestrijdingsmiddelen (CTB) in Wageningen. Voor de actuele stand van zaken kunt u de internetsite van het CTB raadplegen (http://www.ctb.agro.nl/). In overige landen mogen desinfectiemiddelen worden toegepast die in het betreffende land wettelijk zijn toegelaten in de voedingsmiddelenindustrie. Pagina 25 van 34

8. VRIJGAVE PROCEDURE NA HET TRANSPORT VAN EEN VERBODEN LADING 8.1 Hoe kan vrijgave worden verkregen na het transport van een verboden lading? Wanneer in een laadruimte een verboden lading is getransporteerd dan kan het transportmiddel /de laadruimte in bepaalde gevallen, onder stringente voorwaarden alsnog (weer) worden gecertificeerd/vrijgegeven voor het transport van diervoeders. Er dient via deze procedure een op de aard van de verboden lading toegesneden reiniging met water (en reinigingsmiddel) en desinfectie plaats te vinden, gevolgd door een beoordeling van de gereinigde laadruimte. De beoordeling moet gedaan worden door een ladingsinspecteur die voldoet aan een of meer van de volgende eisen: Hij/zij is in dienst van een controle organisatie geaccrediteerd volgens ISO 17020 (met specialisatie in veevoeders/granen of vloeibare agribulk) en/of geaccrediteerd volgens EN 45011 (waarbij het inspecteren van laadruimtes behoort tot de geaccrediteerde scope). Hij/zij is in dienst van een controle organisatie opererend volgens een erkend certificatiesysteem zoals ISO 9001:2000 of equivalent, waarin aantoonbaar wordt voldaan aan de voorwaarden van ISO 17020. Hij/zij is in dienst van een GMP + gecertificeerde onderneming (GMP B1, B2, B3 of B5). Het is uiteraard niet toegestaan dat een onderneming zijn eigen laadruimte vrijgeeft. Zie bijlage I bij deze V&A lijst voor de procedure voor toelating laadruimtes na verboden ladingen. Pagina 26 van 34

8.2 Welke ISO 17020 en/of EN 45011 geaccrediteerde instellingen kunnen laadruimte vrijgeven? In Nederland kunnen de navolgende ISO 17020 en/of EN 45011 geaccrediteerde instellingen laadruimte inspecteren en vrijgeven na vervoer van een verboden lading uit categorie LR1: CUNED B.V. Control Union Nederland Postbus 22074 3003 DB Rotterdam tel. 0102823333 PALTE & HAENTJES B.V. Postbus 5423 3008 AK Rotterdam tel. 010-4961500 Peterson Agricare & Logistics Postbus 2090 3000 CB Rotterdam tel. 010-2823333 Schutter Rotterdam B.V. Postbus 23029 3001 KA Rotterdam tel. 010-2582700 SGS Inspection Service B.V. Postbus 200 3200 AE Spijkenisse tel. 0181-693333 Schouten Certification B.V. Postbus 1 4280 CA Andel tel. 0183-446380 In overige landen kan via de nationale Raad van Accreditatie worden nagegaan welke instellingen in het land ISO 17020 en/of EN 45011 geaccrediteerd zijn voor de verrichting laadruimte inspectie. Deze instellingen zijn in het kader van de GMP + standaard wegtransport geaccepteerd voor het keuren en vrijgeven van laadruimte voor diervoedertransport. In Duitsland: SGS Germany GmbH Raboisen 28 20095 Hamburg tel. ++49 40 301 01-616 Pagina 27 van 34

9. WELKE SPOELSTATIONS/ WASPLAATSEN KUNNEN WORDEN GEBRUIKT? 9.1 Is het verplicht een reiniging bij een erkend spoelstation uit (laten) te voeren? Het is in het kader van de GMP + in principe niet verplicht een reiniging uit te (laten) voeren bij een (erkend) spoelstation. De voorwaarde is dat na het transport van een bepaalde lading een effectief reinigingsregime wordt toegepast. De verantwoordelijkheid hiertoe ligt bij de GMP + gecertificeerde onderneming. Alleen voor het vrij kunnen geven van een transportmiddel na het transport van een LR1 lading, is het vereist dat de reiniging en/of desinfectie wordt uitgevoerd door een tankcleaningsbedrijf. Zie bijlage 1 voor de vrijgave procedure. 9.2 Is er een lijst van spoelstations beschikbaar? Het Productschap Diervoeder heeft geen lijst met spoelstations beschikbaar. Veel landen hebben wel een vereniging van tankcleaningsbedrijven. Via deze verenigingen zijn adressen van tankcleaningsbedrijven te verkrijgen. Via de website van de Europese branche-organisatie van tankcleaningsbedrijven kun je de nationale verenigingen en hun leden raadplegen. Zie hiervoor de volgende website: www.eftco.org. Via members zijn de landenorganisaties te raadplegen en lijst met aangesloten tankcleaningsbedrijven. 9.3 Is er een voorbeeld van een European Cleaning Document? Een voorbeeld van het officiële European Cleaning Document is te downloaden van www.eftco.org onder European Cleaning Document. Indien een tankcleaningsstation een vergelijkbaar document wil afgeven, kan het officiële ECD als voorbeeld worden gebruikt. Pagina 28 van 34

10. HOE KAN CONTROLE OP DE EFFECTIVITEIT VAN R&O WORDEN UITGEVOERD? Een transportonderneming dient regelmatig de effectiviteit van de toegepaste reinigings- en desinfectieregimes te controleren. Dit kan op verschillende manieren worden gedaan. Op basis van de aard van de voorafgaande ladingen en de toegepaste reinigingsregimes kan een bedrijf een controlemethode bepalen. Met betrekking tot microbiologische metingen behoren de volgende methodes tot de mogelijkheden: 10.1 Wat is een ATP-meting? De verontreiniging van een oppervlak kan worden gemeten door de hoeveelheid ATP die erop aanwezig is te meten, m.a.w. een hygiënemeting. De methode wordt o.a. toegepast in levensmiddelen bedrijven om een objectieve meting te doen naar de microbiologische contaminatie en de hygiëne status. De mate van hygiëne wordt uitgedrukt in relative light unites (RLU). Het is mogelijk een ATP meting uit te voeren vóór een reiniging en na een uitgevoerde reiniging om te bepalen of de reiniging effectief is geweest. Voor meer informatie kunt u het beste een geaccrediteerd laboratorium raadplegen. 10.2 Wat is een Agarstempel? Agar is een voedingsbodem die wereldwijd wordt toegepast als een medium voor de groei van bacteriën en schimmels. Met behulp van een Agarstempel kan de microbiologische situatie in een laadruimte worden vastgesteld. Dit kan behulpzaam zijn bij het controleren van de effectiviteit van een uitgevoerde reiniging- en desinfectie. Voor meer informatie kunt u het beste een geaccrediteerd laboratorium raadplegen. 10.3 Wat is een spoelwateronderzoek? Het spoelwater dient door het onafhankelijke spoelstation te worden opgevangen en opgestuurd naar het laboratorium. De laadruimte kan weer worden vrijgegeven voor transport van diervoeder als de analyseresultaten aantonen dat het laatste spoelwater voldoet aan de drinkwaternorm. Deze analyse wordt minimaal uitgevoerd op de volgende parameters m.b.t. de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water: - Totaal kiemgetal bij 22 C en bij 37 C; - Colibacteriën ; - Escherichia coli (E. Coli); - Ammonium; - Kleur; - Geleidingsvermogen voor elektriciteit; - Waterstofionenconcentratie (PH); - Nitraat; - Nitriet; - Geur; - Smaak; - Troebelingsgraad. Indien deze minimumparameters niet voldoende zijn en andere parameters relevanter zijn, dient op deze andere parameters te worden geanalyseerd. Daarom zal de ondernemer in dit geval een risico-analyse moeten uitvoeren die onder meer rekening houdt met de aarde van de voorafgaande lading(en), de transportomstandigheden en de aard van de uitgevoerde reiniging(en). Pagina 29 van 34

11. GMP + WEGTRANSPORT EN DE HYGIËNECODE WEGTRANSPORT DIERVOEDERS 11.1 Waarom een Hygiënecode Wegtransport Diervoeders? Vanaf 1 januari 2006 is de Europese Diervoeder Hygiëne Verordening (Vo. (EG) 183/2005) van kracht. In deze Verordening zijn de eisen opgenomen, waaraan bedrijven moeten voldoen bij het transport van diervoeders. De Diervoeder Hygiëne Verordening (DHV) bepaalt dat vertegenwoordigers van diervoederbedrijven een hygiënecode mogen opstellen. Het PDV heeft een Hygiënecode Wegtransport ingediend bij het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit. Deze hygiënecode is beoordeeld en goedgekeurd door het Ministerie. De in deze hygiënecode omschreven procedures zijn een uitwerking van de wettelijke voorschriften uit de Diervoeder Hygiëne Verordening. Het zijn procedures en voorschriften die gericht zijn op de beheersing van de voederveiligheid. Wanneer overeenkomstig deze hygiënecode wordt gehandeld, mag er in principe van uitgegaan worden dat aan de wettelijke voorschriften wordt voldaan. De hygiënecode wegtransport diervoeders is beschikbaar op www.pdv.nl, via de volgende link http://www.pdv.nl/nederland/diervoederwetgeving/page2769.php Deze hygiënecode is vrijwillig toepasbaar. Bedrijven kunnen er ook voor kiezen om in plaats van het werken volgens de hygiënecode een eigen HACCP-plan of een minimaal gelijkwaardig Good Manufacturing Practice (GMP) systeem voor het transport van diervoeders op te stellen en toe te passen. Voor wegtransporteurs is GMP + B4.1 een voorbeeld van zo n GMP systeem. 11.2 Wat is het verschil tussen GMP + Wegtransport en de Hygiënecode Wegtransport? GMP + gecertificeerde wegtransporteurs voldoen al aan de wettelijke voorschriften uit de Diervoeder Hygiëne Verordening via hun GMP + certificaat. Via een kruisverwijzingstabel GMP + standaard/hygiënecode is inzichtelijk gemaakt welke voorschriften uit de hygiënecode op welke plaats in de GMP + standaarden zijn opgenomen. De GMP + gecertificeerde bedrijven kunnen dan bij een VWA-controle aantonen dat de voorwaarden van de DHV via GMP + certificatie zijn ingevuld. Daarmee kan de VWA controle op de bedrijven vlotter en efficiënter verlopen. De kruisverwijzingstabel is beschikbaar via www.pdv.nl, zie de volgende link http://databases.pdv.nl/documenten/hygienecode-kruisverwijzingstabel.pdf Pagina 30 van 34

BIJLAGE 1: PROCEDURE VOOR TOELATING LAADRUIMTES NA TRANSPORT VAN VERBODEN LADINGEN Voor vrijgave van een laadruimte na het transport van een verboden lading heeft een transporteur de keuze uit twee mogelijkheden: 1. Vrijgave door een ISO 17020 of EN 45011 geaccrediteerde instelling; De volgende stappen moeten in onderstaande volgorde worden doorlopen om toelating van een laadruimte te verkrijgen na het transport van een verboden lading (LR1) *). a. Er dient een op de aard van de verboden lading toegesneden reiniging met water (en reinigingsmiddel) en desinfectie te worden uitgevoerd volgens een vooraf door de ondernemer uitgewerkt protocol. Beoordeling van de laadruimte voor rekening van de ondernemer - vóór belading met diervoeder en ná bovenbedoelde reiniging en desinfectie door een onafhankelijke controlerende instantie met een gecertificeerde of geaccrediteerde status inzake laadruimte inspecties. De vrijgave moet gedaan worden door een ladingsinspecteur die voldoet aan een of meer van de volgende eisen: - Hij/zij is in dienst van een controle organisatie geaccrediteerd volgens ISO 17020 (met specialisatie in veevoeders/granen of vloeibare agribulk) en/of geaccrediteerd volgens EN 45011 (waarbij het inspecteren van laadruimtes behoort tot de geaccrediteerde scope). - Hij/zij is in dienst van een controle organisatie opererend volgens een erkend certificatiesysteem zoals ISO 9001:2000 of equivalent, waarin aantoonbaar wordt voldaan aan de voorwaarden van ISO 17020. De controlerende instantie gaat hierbij aan de hand van het logboek na welke voorafgaande ladingen zijn getransporteerd en welke reinigingen en desinfecties zijn uitgevoerd. De laadruimte van het transportmiddel wordt vervolgens visueel beoordeeld op eventueel aanwezige resten, met name op moeilijk reinigbare plaatsen. b. Afgifte door de ladingsinspecteur van een verklaring (op het inspectieadres), waaruit moet blijken of het transportmiddel /de laadruimte weer kan worden ingezet voor het transport van diervoeders. c. Afhankelijk van de voorgaande ladingen en de resultaten van de visuele inspectie kunnen, ter beoordeling van de ladingsinspecteur- voor rekening van de ondernemer - aanvullende hygiënemetingen worden verricht met behulp van ATP-metingen of agarstempels. Een ander mogelijkheid is een analyse van het spoelwater (zie nader toelichting onder punt 2). 2. Vrijgave door een ladingsinspecteur van een GMP + B1, B2, B3 of B5 gecertificeerde onderneming. De volgende stappen moeten in onderstaande volgorde worden doorlopen om toelating van een laadruimte te verkrijgen na het transport van een verboden lading (LR1) *). a. Na het transport van een verboden lading dient de ondernemer in het betreffende transportmiddel (dat geschikt is voor belading met) 5 neutrale ladingen (uit LR3 of LR4, voor zover het geen diervoeder betreft) te vervoeren alvorens het transportmiddel kan worden vrijgegeven voor diervoeder; b. Er dient een op de aard van de verboden lading toegesneden reiniging met water (en reinigingsmiddel) en desinfectie te worden uitgevoerd bij een spoelstation volgens een vooraf door de ondernemer uitgewerkt protocol. De ondernemer dient de uitvoering van de reiniging en/of desinfectie aan te tonen via een European Cleaning Document (ECD) of een gelijkwaardig reinigingscertificaat van het spoelstation. c. Beoordeling van de laadruimte vóór belading met diervoeder en ná bovenbedoelde reiniging en desinfectie door een (eigen) ladingsinspecteur van de GMP + B1, B2, B3 of B5 gecertificeerde Pagina 31 van 34

ondernemer die de eerstvolgende GMP-lading in de laadruimte gaat verladen. Het is een diervoederonderneming niet toegestaan de eigen transportmiddelen op deze wijze vrij te geven. De voornoemde ladingsinspecteur gaat hierbij aan de hand van het logboek na welke voorafgaande ladingen zijn getransporteerd en welke reinigingen en desinfecties zijn uitgevoerd. De laadruimte van het transportmiddel wordt vervolgens visueel beoordeeld op eventueel aanwezige resten, met name op moeilijk reinigbare plaatsen. d. Afgifte door de ladingsinspecteur van een verklaring (op het GMP + gecertificeerde laadadres), waaruit moet blijken of het transportmiddel /de laadruimte weer kan worden ingezet voor het transport van diervoeders. Hierbij is een (eigen) ladingsinspecteur: een ladingsinspecteur in dienst van een GMP + gecertificeerde deelnemer (B1, B2, B3 of B5). Het betreft een in het kwaliteitssysteem opgenomen functie die wordt vervuld door een medewerker die op basis van opleiding en ervaring de kennis en kunde heeft laadruimte te inspecteren voor geschiktheid van belading van diervoeders. Afhankelijk van de voorgaande ladingen en de resultaten van de visuele inspectie kunnen, ter beoordeling van de ladingsinspecteur- voor rekening van de ondernemer - aanvullende hygiënemetingen worden verricht met behulp van ATP-metingen of agarstempels. Een andere mogelijkheid is een analyse van het laatste spoelwater (voor rekening van de ondernemer). *) De volgende ladingen zijn uitgesloten voor vrijgave via de hierboven beschreven procedure: - Ladingen uit LR1 (E): (producten met) verwerkte dierlijke eiwitten. Deze laadruimtes moeten worden vrijgegeven door de bevoegde autoriteit, conform voorwaarden uit Vo. (EG) 999/2001. - Voor de volgende LR1 ladingen geldt dat vrijgave alleen toegestaan is door een ladingsinspecteur van een ISO 17020 geaccrediteerde inspectie-instelling: o Categorie 1, 2 en onverwerkt categorie 3 materiaal - Vo. (EG) 1774/2002; o Gasolie o Smeerolie o Minerale klei, die is gebruikt voor detoxificatie o Radioactief materiaal o Huishoudelijk afval en alle daarvan afgeleide fracties o Onbehandelde voedselresten o Rioolslib Schematisch ziet de vrijgave procedure er als volgt uit: Pagina 32 van 34

BIJLAGE 2: OVERZICHT LADINGSCATEGORIEËN NIET VOOR MENSELIJKE CONSUMPTIE BESTEMDE DIERLIJKE BIJPRODUCTEN 1 Vervolglading aantoonbaar bestemd voor het voederen van of voor een onbekend productielijn voor: Vorige lading herkauwers niet- gezelschapsdie pelsdieren herkauwers ren Onverwerkt en verwerkt categorie 1-materiaal 1 LR1 LR1 LR1 LR1 LR1 Onverwerkt en verwerkt categorie 2-materiaal 1 (tenzij in ladingindelingenlijst Appendix B expliciet anders vermeld) LR1 LR1 LR1 LR1 LR1 Onverwerkt categorie 3-materiaal 1 LR1 LR1 LR1 LR1 LR1 Verwerkt categorie 3-materiaal: 1 i) Melk, melkproducten en colostrum ii) Eieren en eiproducten iii) Gelatine afkomstig van niet-herkauwers iv) Gesmolten vet en visolie v) Gehygiëniseerde (bulk)mestproducten (pathogeen vrij, zonder salmonella, aëroob kiemgetal < 1000 KVE/gram, uit een erkende composteerinstallatie conform verordening (EG) Nr.1774/2002) vi) Gehydroliseerde eiwitten afkomstig van delen van niet herkauwers en van huiden van herkauwers Diervoeders die de volgende eiwitten bevatten: i) vismeel 3 ii) gehydrolyseerde eiwitten 3 iii) dicalciumfosfaat en tricalciumfosfaat van dierlijke oorsprong 3 LR2 2 LR2 2 LR2 2 LR2 2 LR2 2 LR2 LR2 LR2 LR2 LR2 LR2 LR2 LR2 LR2 LR2 LR2 LR2 LR2 LR2 LR2 LR2 LR2 LR2 LR2 LR2 LR1 tenzij wordt voldaan aan voetnoot 3 LR1 tenzij wordt voldaan aan voetnoot 3 LR4 LR4 LR4 1 Zoals gedefinieerd in verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten. 2 Zie hiervoor ook vraag 6.3 van deze V&A lijst. Pagina 33 van 34

Diervoeders die de volgende eiwitten bevatten: i) van herkauwers afkomstige gelatine ii) bloedproducten Verwerkte dierlijke eiwitten 1 (met uitzondering van vismeel) en diervoeders die dergelijke eiwitten bevatten Dicalciumfosfaat en tricalciumfosfaat van dierlijke oorsprong Bloedproducten en bloedmeel afkomstig van niet-herkauwers LR1 LR1 LR1 LR4 LR4 Voertuigen ingezet voor het vervoer van deze producten in bulk mogen alleen voor andere doeleinden worden gebruikt nadat zij gereinigd en door de bevoegde autoriteit geïnspecteerd zijn. Vismeel Visvoeders die bloedproducten of bloedmeel bevatten Indien een bedrijf beschikt over een de door de bevoegde autoriteit erkend controlesysteem om versleping te voorkomen, mogen voertuigen die vismeel vervoeren voor andere doeleinden worden gebruikt. Indien de vervolglading voeders betreft met vismeel mogen de voertuigen zonder aanvullende voorwaarden worden gebruikt. Voertuigen ingezet voor het vervoer van dit product, mogen niet worden gebruikt voor het vervoer van voeder voor andere landbouwhuisdieren, afgezien van vleesetende pelsdieren, tenzij het voertuig na reiniging door de bevoegde autoriteit geïnspecteerd is. 3 Het vervoer in bulk van dierenvoeders die dit eiwit bevatten vindt plaats in faciliteiten die fysiek gescheiden zijn van de overeenkomstige faciliteiten voor voeder voor herkauwers. Dierenvoeders in bulk die dit eiwit bevatten, worden vervoerd in voertuigen die niet tegelijkertijd voeder voor herkauwers vervoeren. Indien het voertuig vervolgens voor het vervoer van voeder voor herkauwers wordt gebruikt, wordt het grondig gereinigd volgens een door de bevoegde autoriteit goedgekeurde reinigingsprocedure om versleping te voorkomen. Pagina 34 van 34