7 Meander Aardrijkskunde WERKBOEK
7 Meander Aardrijkskunde WERKBOEK Eindredactie: Carla Wiechers Leerlijnen: Mark van Heck Auteurs: Meie Kiel, Jacques van der Pijl, Maril Rijks THEMA 4
thema 4 les 1 Volop voedsel les 2 les 3 les 4 STAP 1 Overal landbouw 1 Wat kunnen de boeren uit de witte landen hebben gezegd? Trek een lijn van de uitspraak naar het goede land. Ik heb mijn eigen geitenkaasbedrijf. Citroenen, daarvoor moet je bij mij zijn. Mijn bedrijf is gelukkig gemoderniseerd! Hier lijkt de landbouw wel erg op die in Nederland. 2 Waar of niet waar? Zet een kruisje in het goede vak. a Sojabonen worden in de Europese Unie alleen in Italië verbouwd. b Elk land in Europa is wel bekend om een product uit de landbouw. d Italiaanse boeren verbouwen veel pasta. e In Spanje en Griekenland worden olijven verbouwd. waar niet waar Ga naar STAP 2 in je lesboek. 64
STAP 2 Wat komt er uit Nederland? 3 Kies de beste omschrijving. Een boer doet aan tuinbouw in de volle grond, als: hij boontjes, winterpeen en kool verbouwt. hij alleen s zomers zijn land bebouwt. hij zijn producten buiten in de grond verbouwt. hij zijn koeien buiten laat grazen. 4 Welke typisch Nederlandse producten lust jij graag? Maak een top-5. Ga naar STAP 3 in je lesboek. 65
thema 4 les 1 Volop voedsel les 2 les 3 les 4 STAP 3 De landbouw verandert 5 Waar of niet waar? Zet een kruisje in het goede vak. a b c d e Door het gebruik van kunstmest kan een boer meer produceren. Een moderne boer kan best zonder de hulp van allerlei machines. Er zijn in Europa bijna geen boeren meer die alleen voor zichzelf produceren. Een boer die zich specialiseert, gebruikt maar één soort kunstmest. Zo weinig mogelijk produceren op een groot stuk land, noem je bio-industrie. waar niet waar 6 Een boer kan niet zomaar alles verbouwen. Met welke twee dingen heeft hij te maken? Vul in. a Met, want b Met, want Ga naar STAP 24 in je lesboek. 66
STAP 4 Voor Europa en daarbuiten 7 Zet de cijfers 1 tot en met 4 in de hokjes. Wat kwam eerst, wat daarna? De boer produceert alleen nog maar voor de markt. De boer produceert veel meer dan hij zelf gebruiken kan. Hij verkoopt zijn producten. De boer produceert voor eigen gebruik. En voor zijn dieren. De boer produceert voor eigen gebruik en voor zijn dieren. Wat hij over heeft, verkoopt hij. 8a Hoe noem je het gebied waaraan de boer zijn producten kwijt kan? b Welk hulpmiddel gebruikt de boer om steeds meer te kunnen produceren? Extra 1 Boeren in het buitenland hebben vaak wel meer arbeiders in dienst. Toch zijn hun producten goedkoper dan die uit Nederland. Leg uit hoe dat kan. 2 Machines nemen boeren steeds meer werk uit handen. Hoe helpen machines jou en je ouders thuis, en op hun werk? Schat in hoeveel tijd het zou schelen als je alles met de hand had moeten doen. Schrijf er een stukje over. 67
thema 4 les 1 les 2 Nooit meer honger! les 3 les 4 STAP 1 Steun voor de boeren 1 Boeren kregen vlak na de Tweede Wereldoorlog een vaste prijs voor hun producten. a Het voordeel daarvan was b Het nadeel daarvan was 2 Het overschot aan voedselproducten weggeven aan arme landen, is geen goed idee. Leg uit waarom niet. Ga naar STAP 2 in je lesboek. 68
STAP 2 Steun, maar anders 3 Hoe voorkomt de EU dat er opnieuw overschotten aan voedsel ontstaan? Geef twee antwoorden. Kijk ook naar de tekeningen. 4 Door de nieuwe subsidieregeling bespaarde de EU veel geld. a Een deel van dat geld ging naar b Waarvoor werd dat geld gebruikt? Ga naar STAP 3 in je lesboek. 69
thema 4 les 1 les 2 Nooit meer honger! les 3 les 4 STAP 3 Regels zijn nodig 5 Boeren gebruiken in de landbouw vaak chemische middelen. De EU heeft voor dat gebruik regels vastgesteld. Waarom? Kruis aan wat goed is. Omdat alle chemische middelen schadelijk zijn voor je gezondheid. Omdat de EU vindt dat boeren alleen nog aan biologische landbouw mogen doen. Omdat je door het gebruik van chemische middelen overproductie krijgt. Omdat de EU zo op de veiligheid en de kwaliteit van ons voedsel kan letten. 6 Noem de twee belangrijkste regels waaraan de boer op een biologisch landbouwbedrijf zich moet houden. Ga naar STAP 24 in je lesboek. 70
STAP 4 Help, het platteland verandert! 7 De EU geeft subsidie aan boeren die een camping beginnen op een deel van hun bedrijf. Waarom is dat? 8 Hoe zou het platteland gaan veranderen als de EU hier niks aan zou doen? Bedenk zelf een antwoord. Extra 1 In de tekst las je dat sommige boeren een camping beginnen. Wat zouden boeren nog meer met hun boerderij kunnen doen om extra geld te gaan verdienen? Werk een van je ideeën eens uit. 2 Maak een stripverhaal over hoe schadelijke insecten in de biologische landbouw worden bestreden. Ga naar STAP 3 in je lesboek. 71
thema 4 les 1 les 2 les 3 Onder de loep les 4 STAP 1 Noordwest-Europa 1a Schrijf de namen Engeland, Schotland en Wales op de goede plaats in de kaart. b In welk land lopen veel runderen en schapen vrij rond? Trek een gekleurde lijn om dat land. c Met welk land vormen Engeland, Schotland en Wales samen het Verenigd Koninkrijk? Kleur dat land groen en vul de naam op de goede plek op de kaart in. d Schrijf de namen van de Scandinavische landen in de kaart. Zet ook de naam van de hoofdstad van elk land in de kaart. 2 Zet de namen van de steden Liverpool, Glasgow, Londen en Dublin op de goede plaats in de kaart. Ga naar STAP 2 in je lesboek. 72
Ga naar STAP 3 in je lesboek. 73
thema 4 les 1 les 2 les 3 Onder de loep les 4 STAP 2 Zuidwest-Europa 3a Zet de naam van de stad Milaan en de rivier de Po op de goede plaats in de kaart. b Op welk eiland vind je de beroemde vulkaan de Etna? Schrijf de naam op de goede plek op de kaart. c Wat is de hoofdstad van Portugal? Schrijf het op de goede plek op de kaart. 4a In welk land zie je veel kurkeiken? b Welk product wordt er in Spanje verbouwd? c In welk Europees land is de meeste landbouw? d e Schrijf de namen van de landen op de goede plek op de kaart. Schrijf de namen van de steden die je nog niet hebt ingevuld op de kaart. Ga naar STAP 3 in je lesboek. Ga naar STAP 2 in je lesboek. 74
Ga naar STAP 3 in je lesboek. 75
thema 4 les 1 les 2 les 3 Onder de loep les 4 STAP 3 Oost-Europa 5a Schrijf Hongarije, Tsjechië, Slowakije, Polen, Griekenland, Turkije en Roemenië in de kaart. b Zet de namen van de hoofdsteden in de kaart. c Oefen welke landen bij welke hoofdstad horen. 6a Waar vind je veel zonnebloemen? Trek een gekleurde lijn om dit land. b Kleur het land waar veel Nederlandse boeren zijn gaan wonen rood. Ga naar STAP 4 in je lesboek. Ga naar STAP 2 in je lesboek. 76
Ga naar STAP 3 in je lesboek. 77
thema 4 les 1 les 2 les 3 Onder de loep les 4 STAP 4 De kaart 7 Schrijf de vetgedrukte letters van de landen, plaatsen, eilanden en gebieden op de goede plek op de kaart. De namen met een plusje doe je nog niet. landen Schotland Verenigd Koninkrijk plaatsen Ankara Athene Boekarest Bratislava Budapest Dublin Glasgow Helsinki Istanbul Kopenhagen Lissabon Liverpool Londen Milaan Oslo Parijs Praag Rome Stockholm Warschau + Sofia + Zagreb eilanden Sicilië Kreta + Sardinië gebieden Engeland Scandinavië + Noord-Ierland + Wales 78 8 Leer de namen uit je hoofd. Extra 1a Kreta en Sardinië zijn eilanden waar veel toeristen heengaan. Waarom zal dat zo zijn, denk je? Denk aan de plek waar ze liggen. b Schrijf Sardinië op de goede plek op de kaart. 2 Schrijf ook op waar Wales, Noord-Ierland, Sofia en Zagreb liggen. Ga naar STAP 2 in je lesboek.
Ga naar STAP 3 in je lesboek. 79
thema 4 les 1 les 2 les 3 les 4 Goed om te weten STAP 1 Samenvatting 1a Welke zinnen zijn waar? Zet daar een kruisje voor. In bijna alle EU-landen ziet de landbouw er precies hetzelfde uit. Veel is hetzelfde, maar toch is de landbouw in elk EU-land weer anders. De landbouwbedrijven in de EU produceren meer en meer. Bijna alle producten uit de landbouw blijven in Europa. De EU gaf boeren lange tijd een vaste prijs voor hun producten. De EU geeft boeren nu geen vaste prijs meer voor hun producten. b Een boer krijgt een fatsoenlijk inkomen. Dat garandeert de EU. Waar moet een boer dan voor zorgen? c Waarom is dat zo belangrijk? 2a Bekijk de tekening. Deze boerenfamilie is gestopt met haar bedrijf. Waarmee verdienen de man en de vrouw nu hun geld? b Als steeds meer boeren met hun bedrijf stoppen, verandert het platteland. Wat zal er bijvoorbeeld kunnen veranderen? Ga naar STAP 2 in je lesboek. 80
STAP 2 Begrippen 3 Bij elk begrip hoort een omschrijving. Zoek ze bij elkaar en trek de lijnen. afzetgebied biologische landbouw bio-industrie melkquotum overproductie subsidie tuinbouw in de volle grond specialiseren Het telen van groente, fruit, bloemen of sierplanten in de buitenlucht. Geld van de regering om mensen, verenigingen of bedrijven te helpen. Het houden van bijvoorbeeld heel veel kippen, varkens of koeien op een klein oppervlak om met zo min mogelijk kosten zoveel mogelijk te verdienen. De hoeveelheid melk die een bedrijf mag produceren. Je richten op één ding. Een vorm van landbouw waarbij geen kunstmest en schadelijke bestrijdingsmiddelen gebruikt worden. Als er van iets meer wordt geproduceerd, dan er nodig is. Het gebied waar je je producten aan verkoopt. Ga naar STAP 3 in je lesboek. 81
thema 4 les 1 les 2 les 3 les 4 Goed om te weten STAP 3 Concurreren met de wereld 4 Waarom betalen bijvoorbeeld Afrikaanse boeren invoerrechten aan de grens van de EU? 5 Hoe komt het dat boeren uit arme landen vaak arm blijven? Ga naar STAP 24 in je lesboek. 82
STAP 4 Fair Trade 6 Hoe komt het dat Carlos het nu beter heeft? 7 Omdat Fair Trade-producten duurder zijn, worden ze niet altijd goed verkocht. Wat zou helpen is meer reclame. Bedenk jij eens een reclame voor één van deze producten die veel kinderen in jouw klas zou aanspreken. Extra 1 Zoek naar meer informatie over Fair Trade. Zoek zoveel mogelijk informatie over de boeren en schrijf er een verhaal over. 2 Vind je het ook belangrijk dat meer mensen meer producten kopen uit een eerlijke handel? Ontwerp een poster waarop je dat laat Ga naar zien. STAP 3 in je lesboek. 83
ISBN 978 90 345 4583 1 9 789034 545831 506866