Toets 1 - antwoorden Geloof (1-11) Lesstof: Hoofdstuk 1 1. Wat is noodzakelijk om van God te kunnen ontvangen? Geloof [1] 2. Noem vier uitingen van geloof. - Geloof voor redding [1.2] - Geloof en werken [1.2] - Geloof als gave [1.2] - Geloof als vrucht [1.2] 3. Wat is geloof zonder werken? Een dood geloof. [1.2] 4. Wat is het tegenovergestelde van geloof? Vrees, angst [1.4] 5. Is geloof afhankelijk van de omstandigheden? Nee [1.5] 6. Welke tactieken gebruikt de duivel om ons geloof weg te roven? - Het gezaaide woord van God gelijk weg te nemen [1.6] - Verdrukking of vervolging [1.6] - Zorgen van de wereld [1.6] - Bedrog van rijkdom en de begeerte naar al het andere [1.6] 7. Noem twee kenmerken van een groot geloof. - Het gezag van Christus erkennen (Koninkrijkprincipe). [1.7] - De genade en barmhartigheid van God erkennen. [1.7] 8. Van welke twee personen uit de Bijbel zei Jezus dat zij een groot geloof hadden? - Kananese vrouw geboren in Fenicië, Griekenland [1.7] - Romeinse officier die 100 man onder zich had [1.7] 9. Noem drie belangrijke sleutels waardoor geloof groeit. - Horen van het woord [1.8] - Gebed [1.8] - Gehoorzaamheid in actie [1.8] 10. Waar wordt ons geloof op beproefd? Op echtheid [1.9]
Toets 2 - antwoorden Een leven van zegen (1-4) Zien (5-7) Lesstof: Hoofdstuk 2 2.1-2.4 1. Hoe wordt de volle zegen van Abraham ontvangen? Door het geloof in Jezus Christus. [2.1] 2. Geef een korte omschrijving wat leven en overvloed inhoud. Een leven waar God in al je noden voorziet. [2.2] 3. Wanneer gaat de belofte van Lucas 4:18-19 in vervulling voor ons leven? Wanneer wij tot geloof komen. [2.2] 4. Welke belofte staat er beschreven in 2 Kronieken 16:9? Want des Heren ogen gaan over de gehele aarde, om krachtig bij te staan, wier hart volkomen naar Hem uitgaat. [2.2] 5. Noem vier oorzaken waardoor wij geestelijk verblind kunnen raken. - Materialisme [2.3] - Omgang met mensen die in ongeloof leven [2.3] - Wetticisme [2.3] - Zonde [2.3] 6. Wat ziet God in jou? Een held. [2.4] 7. Hoe zie jij jezelf?
Toets 3 antwoorden Leiderschap (1-5) Lesstof: Hoofdstuk 3 3.1-3.4 1. Met welke leiderschapscapaciteit heeft God de mens geschapen? Om te regeren over zijn schepping. [3.1] 2. Met welk doel zullen wij de werken doen die Jezus deed en grotere nog dan deze? Dat de Vader in de Zoon verheerlijkt wordt. [3.2] 3. Hoe kun je op een snelle en efficiënte manier een goede leider worden. Je gaven en talenten gebruiken om God en anderen te dienen. [3.3] 4. Staat de Bijbel afwijzend tegenover het verlangen naar een leiderschapsrol? Nee [3.3] 5. Wat houdt leiderschap in? Leiderschap houdt in, dat je invloed hebt op de omstandigheden. [3.5]
Toets 4 - antwoorden Rentmeesterschap over geld en middelen (1-11) Lesstof: Hoofdstuk 3 3.5-3.12 1. Wat betekent rentmeesterschap? Geld of goederenbeheerder [3.5] 2. Uit welke Psalm kunnen we opmaken dat alles van God is, inclusief wijzelf? Psalm 24:1, 2 [3.6] 3. Wat zegt veel over je hart? Wat je met je geld doet. [3.7] 4. Waarom sloeg God acht op het offer van Abel? Omdat hij uit geloof gaf. [3.7] 5. Noem vijf specifieke doelen waaraan je kan geven. - Plaatselijke gemeente [3.7] - Armen en behoeftigen [3.7] - Vreemdelingen, wezen en weduwen [3.7] - Gastvrijheid aan gasten [3.7] - Zending [3.7] 6. Wat is het belangrijkste kenmerk van geven aan de plaatselijke gemeente? Geloof [3.7] 7. Welke geef doel komt het meeste voor, in zowel het Oude als het Nieuwe Testament? Geven aan armen [3.7] 8. Noem zeven belangrijke kenmerken die betrekking hebben op onze houding tot geven? - Liefde [3.8] - Geloof [3.8] - Blijdschap [3.8] - Gehoorzaamheid [3.8] - Gewilligheid [3.8] - Verborgene [3.8] 9. Uit welke bron komt speculeren voort? Hebzucht [3.9] 10. Welke plaats heeft God voor zijn kinderen met betrekking tot lenen? Om uit te lenen. [3.10] 11. Welk bevel geeft de apostel Paulus aan hen die rijk zijn om het ware leven te grijpen? Om wel te doen, rijk te zijn in goede werken, vrijgevig en mededeelzaam. [3.12]
Toets 5 - antwoorden Natuurlijke talenten (1) Gaven van de Geest (2-5) Bedieningsgaven (6-8) Lesstof: Hoofdstuk 3 3.13-3.20 1. Wat is het verschil tussen geestelijke gaven en natuurlijke talenten? De geestelijke gaven zijn de gaven van de Geest en de bedieningsgaven. De natuurlijke talenten zijn de gaven en talenten die wij als persoon ontvangen hebben. [3.13] 2. Wat is nodig om een effectief getuige van Jezus te zijn, en waarom? De vervulling met de heilige Geest, om kracht te ontvangen. [3.15] 3. Kan ieder kind van God dat vervult is met de heilige Geest aanspraak maken op alle negen gaven van de Geest? Ja [3.16] 4. Noem negen uitingen van de gaven van de Geest. - Spreken met wijsheid [3.16] - Spreken met kennis [3.16] - Geloof [3.16] - Genezingen [3.16] - Krachten [3.16] - Profetie [3.16] - Onderscheiden van geesten [3.16] - Tongen [3.16] - Vertolking van tongen [3.16] 5. Noem twee belangrijke schakels om de gaven van de heilige Geest te activeren. - Spreken in tongen [3.17] - Doen [3.17] 6. Aan wie zijn de bedieningsgaven gegeven en waarom? Aan ieder wedergeboren kind van God tot opbouw van het lichaam van Christus. [3.18] 7. Noem naast het diaconaat en oudstenschap nog vijf andere bedieningsgaven. - Evangelist [3.20] - Herder [3.20] - Leraar [3.20] - Profeet [3.20] - Apostel [3.20] 8. Wat is het doel van de bedieningsgaven? De heiligen toe te rusten tot dienstbetoon en tot volle kennis van Christus brengen. [3.21]
Toets 6 - antwoorden Vrucht van de Geest (1-2) Gehoorzaamheid (3-6) Trouw (7) Lesstof: Hoofdstuk 4 4.1-4.8 1. Noem de voornaamste vrucht van de Geest die zich in vele andere aspecten uit? Liefde [4.1] 2. Noem twee redenen waarom het belangrijk is om vrucht te dragen. - Zodat mensen God zullen verheerlijken [4.3] - Omdat God van ons verlangt dat wij vrucht voor Hem zullen dragen, zodat Hij de goede vruchten kan oogsten. [4.3] 3. Wat gebeurt er als wij God ongehoorzaam zijn? Dan zullen wij Gods plan voor ons leven missen. [4.5] 4. Wat heeft bij God de hoogste prioriteit, wat we voor Hem doen of dat wij doen wat Hij van ons vraagt? Dat wij doen wat Hij van ons vraagt. [4.5] 5. Wat zorgde ervoor dat David een man naar Gods hart was? Hij deed wat God van Hem vroeg. [4.6] 6. Van wie zegt de Bijbel dat hij een vriend van God was, en waarom? Abraham, omdat zijn geloof zich uitte in gehoorzaamheid. [4.6] 7. Welke belofte heeft God aan trouw verbonden? Dat Hij je over meer zal stellen. [4.8]
Toets 7 - antwoorden Bitterheid en vergeving (1-5) Belijden (6-8) Lesstof: Hoofdstuk 4 4.9-4.15 1. Wat bedoelde Jezus toen Hij zei: Ik zeg u, niet tot zevenmaal toe, maar tot zeventig maal zevenmaal. Dat je bereid moet zijn om altijd te vergeven. [4.10] 2. Is het mogelijk om te vergeven en waarom? Ja, want bij God zijn alle dingen mogelijk voor wie gelooft. [4.10] 3. Is een leven in vrijheid mogelijk als je leeft met bitterheid en onvergevingsgezindheid? Nee [4.11] 4. Welke belangrijke stap helpt ons in het proces om jezelf of een ander te vergeven? Openlijk met je mond belijden om een ander of jezelf te vergeven. [4.11] 5. Uit welke bron komt oordelen (het wijzen met de vinger) voort? Uit een bron van zelfrechtvaardiging en bitterheid. [4.12] 6. Hoe is de schepping ontstaan? Door het gesproken woord. [4.13] 7. Hoe uit geloof zich als eerste? Door belijden. [4.13] 8. Welke overeenkomst heeft onze mond met het roer van een schip? Het is richting bepalend. [4.14]
Geloof brengt Verandering Toets 8 - antwoorden Loon en werken (1-3) Lesstof: Hoofdstuk 5 1. Waar ontvangen wij loon? In de tegenwoordige wereld en bij de opstanding der doden. [5] 2. Welke uitwerking heeft loon in de tegenwoordige wereld op ons leven? Motiverend [5.1] 3. Heeft ons doen en laten invloed op ons eeuwig loon? Ja [5.2]