6 e WIJZIGINGSBLAD TARIFERINGEN. (Nederlandse tekst) (1.1.1983) COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN



Vergelijkbare documenten
VERORDENING (EEG) Nr. 968/68 VAN DE RAAD. van 15 juli houdende vaststelling van de regeling voor mengvoeders op basis van granen

Minimum bepaalbaarheidsgrens

Veevoeder Vochtgehalte

BAM - Bemonsterings- en analysemethodes voor veevoeder in het kader van het mestdecreet Veevoeder Droge stof gehalte

Publicatieblad van de Europese Unie L 232. Wetgeving. Niet-wetgevingshandelingen. 61e jaargang. Uitgave in de Nederlandse taal.

COMMISSE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN TARIFERINGEN. 1 december NLC

BIJLAGE. bij het. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad

CERTIFICAATVERPLICHTING BIJ INVOER

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 1 april 2003 (OR. en) 6232/03 Interinstitutioneel dossier: 2002/0302 (ACC) COR 2 (en,es,nl) PECOS 14 AGRIORG 10

Metrologische Reglementering

EUROPEES PARLEME T EUROPESE U IE COD 96/0117 PE-CO S 3633/98

WERKDOCUMENT: actualisatie Warenwetbesluit Meel en brood. t.b.v. ROW 19 juni 2015

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1969 Nr. 59

Publicatieblad van de Europese Unie L 150/7

BIJLAGEN. bij. Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

PRODUCTSCHAP DRANKEN VERPAKKINGSVERORDENING PRODUCTSCHAP DRANKEN 2003

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 9 december 1997 *

Datum van inontvangstneming : 11/03/2014

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD

Publicatieblad van de Europese Unie VERORDENINGEN

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 26 september 2000 *

2009R0041 NL

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 13 juli 1989*

ECLI:NL:GHAMS:2003:AP1657 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00/90097

Datum van inontvangstneming : 17/04/2015

RICHTLIJN 2001/111/EG VAN DE RAAD van 20 december 2001 inzake bepaalde voor menselijke voeding bestemde suikers (PB L 10 van , blz.

Publicatieblad van de Europese Unie L 201/1 VERORDENINGEN

VERORDENING (EEG ) Nr. 817/70 VAN DE RAAD. van 28 april 1970

Datum van inontvangstneming : 21/11/2017

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD. betreffende bepaalde handelsnormen voor eieren

- Politiek akkoord over een gemeenschappelijk standpunt

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 7 maart 1991 *

COMMISSE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Zaak A 98/2 Campina Melkunie / Benelux-Merkenbureau

houdende aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van de Richtlijnen 75/106/EEG en 76/211/EEG van de Raad in de sector van de voorverpakkingen

Publicatieblad van de Europese Unie L 96/29 BESLUITEN/BESCHIKKINGEN COMMISSIE

Goederennaamlijst. wijzigingen 2003 ten opzichte van Statistieken van de internationale handel

Nr. 2018/775 (PB L 131 van , blz. 8)

19 MAART Koninklijk besluit inzake cacao- en chocoladeproducten voor menselijke consumptie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 9 juni 2008 (12.06) (OR. fr) 10351/08 Interinstitutioneel dossier: 2008/0108 (CNS) AGRIORG 52

Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD

Metrologische Reglementering

UITVOERINGSVERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

Publicatieblad van de Europese Unie C 83/329 BIJLAGEN

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 12 maart 2002 (13.03) (OR. fr) 7122/02 Interinstitutioneel dossier: 2002/0056 (ACC) PECOS 68 PECHE 61

6850/08 AL/mg DG C I

Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen

VERORDENING (EG) Nr. 1484/95 VAN DE COMMISSIE van 28 juni 1995

Metrologische Reglementering

Bij een elektronische aangifte kunt u in vak 44 geen tekst invoeren en moet u de volgende code invullen:

Geconsolideerde TEKST

RICHTLIJN 96/8/EG VAN DE COMMISSIE

UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2018/886 VAN DE COMMISSIE

CASUS BEZWAAR EN BEROEP Verzoek om teruggaaf na CNI

GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN. Nr. 208/86 10 april 1987

ZAAK NO. 143/79. Eiser Margaret Walsh. Gedaagde National Insurance Officer

1 PB nr. C 24 van , blz PB nr. C 240 van , blz PB nr. C 159 van , blz. 32.

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 100 A,

RICHTLIJN 92/83/EEG VAN DE RAAD. van 19 oktober 1992

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 213,

EUROPESE U IE HET EUROPEES PARLEME T

Voorstel voor een BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 19 november 2009 (23.11) (OR. fr) 16333/09 AGRILEG 220 DENLEG 120

Producten waarop de regeling van toepassing is

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 5 februari 2008 (07.02) (OR. en) 5952/08 JUR 25 COUR 1

Datum van inontvangstneming : 28/03/2013

(Besluiten waaruan de pu blikatie uoorwaarde is uoor de toepassing)

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 *

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 15 maart 2002 (18.03) (OR. fr) 7244/02. Interinstitutioneel dossier: 2002/0068 (ACC) LIMITE UD 17

Richtlijn 2006/121/EG van het Europees Parlement en de Raad. van 18 december 2006

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 20 september 2001 (25.09) (OR. fr) 12015/01 Interinstitutioneel dossier: 2001/0206 (ACC) M 28 PECHE 177

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 27 mei 2002 (OR. en) 8694/02 UD 31

Versie 03 Datum van toepassing

Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 11 december 2009 (OR. en) 13812/09 Interinstitutioneel dossier: 2007/0238 (CNS) FISC 120

BEPALING VAN VOCHT IN DIERENVOEDERS (GRAVIMETRIE)

L 106/24 Publicatieblad van de Europese Unie

RICHTLIJN 96/8/EG VAN DE COMMISSIE. van 26 februari 1996

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1964 Nr. 63

ZVK. ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 23 november 2006*

AFDELING III HOOFDSTUK 15

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Metrologische Reglementering

Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD

L 86/6 Publicatieblad van de Europese Unie COMMISSIE

Inhoudsopgave I. BASISREGELS. A. Substantiële regels

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Publicatieblad van de Europese Unie L 219. Wetgeving. Niet-wetgevingshandelingen. 61e jaargang. Uitgave in de Nederlandse taal.

RICHTLIJN 2009/39/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen Nr. L 237 / 25

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 *

Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

Transcriptie:

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN TARIFERINGEN (Nederlandse tekst) 6 e WIJZIGINGSBLAD (1.1.1983) Vastgestelde prijzen n Luxemburg (exclusief BTW) Ecu 4 BFR 180 HFL 10,50 Æ& CP BUREAU VOOR OFFICIËLE PUBLIKATIES DER EUROPESE GEMEENSCHAPPEN L- 2985 Luxembourg Catalogusnummer : CB-36-82-483-NL-C

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN TARIFERINGEN 6 e WIJZIGINGSBLAD (1 januari 1983) De op de rugzijde aangegeven bladen dienen te worden vervangen door de bijgevoegde overeenkomstige wijzigingsbladen of te worden ingevoegd. De wijzigingen zijn door een verticale streep in de marge aangegeven. Alleen op de bladzijden waarop een wijziging is aangebracht wordt vanaf heden de verwijzing onder aan de bladzijde aangebracht. Dientengevolge zullen in bepaalde gevallen op de voor- en achterzijde van een blad van elkaar verschillende verwijzingen kunnen voorkomen.

1. Invoegen of vervangen: Draagwijdte Verordening 950/68/2 07.01 / 1-2 10.01 / 1 10.05 / 1 10.06 / 1 11.02 / 3-8 12.01 / 1 18.05 / 1 19.08 / 1-2 Hoofdstuk 20/1-3 21.07 / 17-21 23.04 / 1-3 23.07 / 7 24.01 / 1-6 30.04 / 1 31.02 / 1-5 31.05 / 1 35.06 / 1 38.12 / 1-2 38.19 / 1-6 39.02 / 1-4 39.07 / 1-3 48.01 / 1-2 58.03 / 1 58.08 / 1 59.05 / 1 59.08 / 1-2 61.01 / 1 76.08 / 1 84.07 / 1-2 84.08 / 1 84.65 / 1 Hoofdstuk 85 / 1 87.01 / 1-2 97.04 / 1 Algemeen chronologisch overzicht: MI/VIM; XV/XXV 2. Tarifering 34.02/1 van 10 juni 1977, ref. nr. 156, is vervallen. 6 e wijziging - 1 januari 1983

WIJZIGINGEN Nr. Datum Nr. Datum 1 2 3 4 5 6 1.1.1978 1.1.1979 1.1.1980 1.1.1981 1.1.1982 1.1.1983 6 e wijziging - 1 januari 1983

Draagwijdte Verordening 950/68/2 Algemene toepassingsbepaling 2 a) ARRESTEN VAN HET HOF Zaak 165 78 AAN HET HOF GESTELDE VRAGEN (a) Het Bundesfinanzhof VII. Senat heeft bij beschikking van 13 juni 1978, ingekomen ter griffie van het Hof van Justitie op 31 juli 1978, in het geding Firma IMCO - J. Michaelis GmbH & Co. tegen Oberfinanzdirektion Berlin, het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen verzocht bij wijze van prejudiciële beslissing uitspraak te doen inzake de navolgende vragen : 1. Is de toepassing van de algemene indelingsbepaling 2, sub a), tweede zin, volgens de algemene indelingsbepaling 1, laatste tussenzin, uitgesloten, indien het gemeenschappelijk douanetarief voor de onderdelen van een gedemonteerd of niet gemonteerd ( zerlegt") produkt een afzonderlijke tariefpost bevat? Zo neen, 2. Moet dan de a/gemene indelingsbepaling 2, sub a), tweede zin, aldus worden uitgelegd dat zij naast produkten in gedemonteerde of in niet gemonteerde staat" ( zerlegte Waren") tevens nog niet gemonteerde produkten ( noch nicht zusammengesetzte Waren") omvat? Zo ja, 3. Geldt de algemene indelingsbepaling 2, sub a), tweede zin, ook dan, wanneer bij een groot aantal onderdelen van nog niet gedemonteerde produkten niet vaststaat welke onderdelen met welke andere onderdelen worden samengevoegd tot een produkt? ARREST (b) van 29 mei 1979 1. Algemene bepaling 2 a) voor de toepassing van de nomenclatuur van het gemeenschappelijk douanetarief heeft betrekking zowel op nog niet gemonteerde als op gedemonteerde artikelen, en voor zover uit de nog niet gedemonteerde onderdelen een compleet artikel kan worden samengesteld, vallen deze onder de bepalingen betreffende dat artikel zelf, ook indien het gemeenschappelijk douanetarief een speciale post voor losse onderdelen en toebehoren bevat. 2. Bij de aanbieding ten invoer van niet gemonteerde onderdelen van een artikel, kan slechts als,,losse onderdelen of toebehoren" in de zin van het gemeenschappelijk douanetarief worden aangemerkt het eventuele overschot aan onderdelen, waaruit geen compleet artikel meer kan worden samengesteld. Zaak 295-81 AAN HET HOF GESTELDE VRAAG (c) Is de algemene bepaling nr. 2a, tweede volzin, voor de toepassing van de nomenclatuur van het algemeen douanetarief, in die zin te verstaan dat als gedemonteerde waren ook zijn te beschouwen uit sap van weichse/kersen of aalbessen verkregen geconcentreerd weichselkersesap c.q. geconcentreerd aalbessesap enerzijds, geconcentreerd aroma van weichse/kersen onderscheidenlijk geconcentreerd aroma van aalbessen anderzijds, wanneer tot dezelfde prijs verhandeld geconcentreerd vruchtesap en geconcentreerd aroma, onmiddellijk voordat de waar wordt verbruikt of op vaten gedaan, wederom met elkander worden vermengd? (a) PB nr. C 214 van 8.9.1978, blz. 2. (b) PB nr. C 153 van 20.6.1979, blz. 2. (c) PB nr. C 332 van 19.12.1981, blz. 7. 6 e wijziging - 1 januari 1983

ARREST (a) van 30 september 1982 Algemene bepaling 2a, tweede volzin, voor de toepassing van de nomenclatuur van het gemeenschappelijk douanetarief moet aldus worden uitgelegd, dat geconcentreerd sap van weichselkersen of van aalbessen enerzijds en de uit genoemde vruchten gewonnen kersen- of bessenessence anderzijds niet zijn te beschouwen als goederen in gedemonteerde of in niet gemonteerde staat, zelfs niet wanneer de voor dezelfde prijs verhandelde sapconcentraten en essences onmiddellijk voor het verbruik of het bottelen weer met elkaar worden vermengd. (a) PB nr. C 288 van 5.11.1982, blz. 7. 6 e wijziging - 1 januari 1983

07.01 / 1 VERORDENING Nr. 1536/77 VAN DE COMMISSIE van 4 juli 1977 (a), gewijzigd bij de Verordeningen (EEG) nr. 3038/79 van 21 december 1979 (b) en nr. 1259/82 van 19 mei 1982 (c) houdende vaststelling van de voorwaarden en bepalingen voor de indeling van zaaigoed onder de posten 07.01 A I, 10.01 A, 10.05 A, 10.06 A, en 12.01 A van het gemeenschappelijk douanetarief Overwegende dat het bij Verordening (EEG) nr. 950/68 van de Raad van 28 juni 1968 (') gevoegde gemeenschappelijk douanetarief, laatste/ijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1111/77 ( 2 ), betrekking heeft op: pootaardappelen van post 07.01 A I; maïshvbriden voor zaaidoeleinden van post 10.05 A; oliehoudende zaden en vruchten, ook indien gebroken, bestemd voor zaaidoeleinden, van post 12.01 A; dat indeling onder deze posten aan de door de bevoegde autoriteiten vast te stel/en voorwaarden en bepalingen is onderworpen; dat, ten einde een uniforme toepassing van de Nomenclatuur van het gemeenschappelijk douanetarief te verzekeren, deze voorwaarden en bepalingen dienen te worden vastgesteld; Overwegende dat de Raad zijn goedkeuring heeft gehecht aan Richtlijn 66/403/EEG van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van pootaardappelen ( 3 ), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 76/307/EEG f) en aan Richtlijn 66/402/EEG van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van zaaigranen ( 5 ), laatste/ijk gewijzigd bij Richtlijn 75/444/EEG ( e ) alsmede aan Richtlijn 69/208/EEG van 30 juni 1969 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende p/anten en vezelgewassen ( 7 ), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 75/444/EEG; Overwegende dat in de artikelen 15, 16 en 15 van deze onderscheidene richtlijnen is bepaald dat de Raad vaststelt of het in een derde land geoogste zaai- en pootgoed, dat dezelfde waarborgen biedt ten aanzien van de eigenschappen daarvan, alsmede van de toepassing van de maatregelen betreffende het onderzoek, de verzekering van de identiteit, de aanduiding en de controle, in dit opzicht ge/ijkwaardig is aan zaai- en pootgoed dat in de Gemeenschap is geoogst en voldoet aan de bepalingen van de desbetreffende richtlijn; Overwegende dat de Raad deze vaststellingen ten aanzien van bepaalde derde landen heeft verricht, met name, enerzijds, wat betreft pootaardappelen, bijzijn tweede Beschikking 75/370/EEG van 24 juni 1975 betreffende de gelijkstelling van in derde landen voortgebrachte pootaardappelen ( a ), gewijzigd bij Beschikking 76/540/EEG ( 9 ) en, anderzijds, wat betreft maïshvbriden voor zaaidoeleinden en oliehoudende zaden en vruchten bestemd voor zaaidoeleinden, bij zijn vijfde Beschikking 76/539/EEG van 17 mei 1976 betreffende de gelijkstelling van in derde landen voortgebracht zaaizaad ( 10 ) en bij zijn vijfde Beschikking 76/538/EEG van 17 mei 1976, betreffende de gelijkstelling van in derde landen verrichte ve/dkeuringen van voor de voortbrenging van zaaizaad dienende gewassen ("); Overwegende dat onder een van de drie genoemde posten, op grond van de omschrijving zelf, slechts produkten kunnen worden ingedeeld, die de specifieke eigenschappen bezitten om als zaaigoed te kunnen worden gebruikt; (') PB nr. L 172 van 22.7.1968, blz. 1. ( 2 ) PB nr. L 134 van 28.5.1977, blz. 4. P) PB nr. 125 van 11.7.1966, blz. 2320/66. ( 4 ) PB nr. L 72 van 18.3.1976, blz. 16. ( 5 ) PB nr. 125 van 11.7.1966, blz. 2309/66. ( 6 ) PB nr. L 196 van 26.7.1975, blz. 6. ( 7 ) PB nr. L 169 van 10.7.1969, blz. 3. f) PB nr. L 164 van 27.6.1969, blz. 43. ( 9 ) PB nr. L 162 van 23.6.1975, blz. 27. (,0 ) PB nr. L 162 van 23.6.1976, blz. 10. (") PB nr. L 162 van 23.6.1976, blz. 1. (a) PB nr. L 171 van 9.7.1977, blz. 13. (b) PB nr. L 341 van 31.12.1979, blz. 44. (c) PB nr. L 147 van 26.5.1982, blz. 10. 6 e wijziging - 1 januari 1983

07.01 /2 Overwegende dat door de Raad bepaalde specifieke eigenschappen werden vastgesteld op het ogenblik waarop het in bepaalde derde landen voortgebrachte zaai en pootgoed werd gelijkgesteld met het in de Gemeenschap geoogste zaai en pootgoed; dat het derhalve voor de hand ligt dat dezelfde eigenschappen als voorwaarde worden gesteld voor de indeling onder de desbetreffende posten; Overwegende dat het voor de maïshvbriden en de oliehoudende zaden en vruchten van de soorten die niet onder de werkingssfeer van voornoemde Richtlijnen 66/402/EEG vallen, gewenst voorkomt, in afwachting van een harmonisatie op communautair vlak van de bepalingen terzake en rekening houdend met de geringe handel in deze produkten, de indeling onder post 10.05 A, onderscheidenlijk 12.01 A te onderwerpen aan door de bevoegde autoriteiten van de Lid Staten vast te stellen voorwaarden en bepalingen; HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: Artikel 1 De indeling van pootaardappelen, spelt maishybriden, rijst en oliehoudende zaden en vruchten onderscheidenlijk onder de posten 07.01 Α I Pootaardappelen 10.01 A Spelt, bestemd voor zaaidoeleinden 10.05 A Maishybriden, bestemd voor zaaidoeleinden 10.06 A Rijst, bestemd voor zaaidoeleinden 12.01 A Oliehoudende zaden en vruchten, ook indien gebroken, bestemd voor zaaidoeleinden van het gemeenschappelijk douanetarief is aan de in de artikelen 2 tot en met 5 vastgestelde voorwaarden en bepalingen onderworpen. Artikel 2 Pootaardappelen moeten voldoen aan de voorwaarden en bepalingen die op grond van artikel 1 5 van Richtlijn 66/403/EEG van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van pootaardappelen, laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 76/307/EEG, zijn vastgesteld. Artikel 3 Maïshybriden, spelt en rijst, bestemt voor zaaidoeleinden, moeten voldoen aan de voorwaarden en bepalingen, vastgesteld op grond van artikel 16 van Richtlijn 66/402/EEG van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van zaaigranen, laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 81/561/EEG van 13 juli 1981. Artikel 4 Oliehoudende zaden en vruchten, bestemd voor zaaidoeleinden moeten voldoen aan de voorwaarden en bepalingen die op grond van artikel 15 van Richtlijn 69/208/EEG van de Raad van 30 juni 1969 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen, laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 75/444/EEG zijn vastgesteld. Artikel 5 Maïshybriden en oliehoudende zaden en vruchten, van de soorten die niet onder de werkingssfeer van voornoemde Richtlijnen 66/402/EEG en 69/208/EEG vallen, worden slechts onder de posten 10.05 A of 12.01 A ingedeeld indien door de belanghebbende ten genoegen van de bevoegde autoriteiten wordt aangetoond dat deze produkten daadwerkelijk voor zaaidoeleinden zijn bestemd. Artikel 6 Elke Lid Staat stelt de Commissie in kennis van de maatregelen die hij op het niveau van de centrale overheid voor de toepassing van deze verordening treft. De Commissie geeft deze inlichtingen onverwijld door aan de overige Lid Staten. 6 e wijziging 1 januari 1983

10.01 / 1 VERORDENING Nr. 1536/77 VAN DE COMMISSIE van 4 juli 1977 gewijzigd bij de Verordeningen (EEG) nr. 3038/79 van 21 december 1979 en nr. 1259/82 van 19 mei 1982 houdende vaststelling van de voorwaarden en bepalingen voor de indeling van zaaigoed onder de posten 07.01 A I, 10.01 A, 10.05 Α. 10.06 A en 12.01 A van het gemeenschappelijk douanetarief Zie voor de tekst van deze verordening onder post 07.01. 6* wijziging - 1 januari 1983

10.05/1 VERORDENING Nr. 1536/77 VAN DE COMMISSIE van 4 juli 1977 gewijzigd bij de Verordeningen (EEG) nr. 3038/79 van 21 december 1979 en nr. 1259/82 van 19 mei 1982 houdende vaststelling van de voorwaarden en bepalingen voor de indeling van zaaigoed onder de posten 07.01 A I. 10.01 A, 10.05 A, 10.06 A en 12.01 A van het gemeenschappelijk douanetarief Zie voor de tekst van deze verordening onder post 07.01. 6'wijziging- 1 januari 1983

10.06/1 VERORDENING Nr. 1536/77 VAN DE COMMISSIE van 4 juli 1977 gewijzigd bij de Verordeningen (EEG) nr. 3038/79 van 21 december 1979 en nr. 1259/82 van 19 mei 1982 houdende vaststelling van de voorwaarden en bepalingen voor de indeling van zaaigoed onder de posten 07.01 A I, 10.01 Α. 10.05 Α. 10.06 A en 12.01 A van het gemeenschappelijk douanetarief Zie voor de tekst van deze verordening onder post 07.01. 6 e wijziging - 1 januari 1983

11.02 / 3 2. Wat moet voor indeling a. onder nr. 11.01 van het gemeenschappelijk douanetarief, b. onder nr. 11.02 van het gemeenschappelijk douanetarief, c. onder nr. 23.07 van het gemeenschappelijk douanetarief, ten aanzien van de samenstelling der waren, met name ten aanzien van de percentages aan bestanddelen als zetmeel, proteïne, vet, enz. blijken? 3. Valt een opzettelijke menging onder tariefnummer 23.07 van het gemeenschappelijk douanetarief, wanneer de samenstel/ing is als volgt: a) 78% mi/o 9% gluten van milo en voor het overige melasse, kaf en of maïszemelen, b) 4,9% gluten van maïs 80,08% gluten van milo en voor het overige melasse, kaf en maïszemelen? ARREST (a) 1. Bij de indeling van een waar onder post 23.07 van het gemeenschappelijk douanetarief moet worden afgegaan op de objectieve kenmerken zonder dat ter zake doet of de bereiding der in deze post bedoelde produkten al dan niet opzettelijk tot stand kwam. 2. a) Op basis van maïs en sorgho bewerkte produkten kunnen onderde tariefposten 11.01 en 11.02 worden gebracht, wanneer daarin na bewerking de wezenlijke componenten van het basisprodukt nog voorkomen in een verhouding die niet belangrijk verschilt van het gehalte dezer componenten in het betrokken produkt in natuurlijke staat. b) Post 23.07 betreft produkten die een definitieve bewerking hebben ondergaan of zijn ontstaan door menging van verschillende stoffen en die alleen voor het voederen van dieren kunnen worden gebruikt, met uitzondering van produkten welke zijn samengeperst en welker basisstoffen) als zodanig onder een en dezelfde post vallen, ook indien daaraan een hoeveelheid bindmiddel van in den regel niet meer dan 3 gewichtspercenten is toegevoegd. Zaak 106-75 AAN HET HOF GESTELDE VRAGEN (b) 1. Onderscheidt tariefpost 11.02 E I a) 1 geplette granen van gerst" zich van tariefpost 11.02 FI b 1 vlokken: van gerst", doordat gerstvlokken, in tegenstelling tot geplette gerstekorrels, vervaardigd moeten zijn van gepelde gerstekorrels, of bestaat het verschil tussen beide tariefposten hierin, dat gerstvlokken slechts wat sterker zijn geplet (waarbij de vooraf niet gepelde korrels een deel van hun kaf jes verliezen) dan geplette gerstekorrels? 2. Indien het eerste alternatief van vraag I mis is: doet artikel 12, lid 1, van Verordening nr. 120/6 EEG ingevolge waarvan voor alle uitvoer uit de Gemeenschap van de in artikel 1 bedoelde produkten een uitvoercertificaat moet worden overgelegd juncto artikel 2, lid 1 van Verordening (EEG) nr. 1373/70 ingevolge waarvan het uitvoercertificaat het recht en de verplichting medebrengt de opgegeven hoeveelheid produkt uit te voeren tijdens de geldigheidsduur van het certificaat een aanspraak op toekenning van een restitutie bij uitvoer in de zin van artikel 16 van Verordening nr. 120/67 EEG en de artikelen 1 en 3 van Verordening nr. 104/65 EEG (a) ook dan ontstaan, wanneer een ander produkt is uitgevoerd dan dat waarvoor het uitvoercertificaat is afgegeven? (a) PB nr. C 59 van 8.6.1972, blz. 5. (b) PB nr. C 256 van 8.11.1975, blz. 5. 5" wijziging - 1 januari 1982

11.02 / 4 3. Zodra ontstaat aanspraak op toekenning van een uitvoerrestitutie voor het daarvoor in aanmerking komende onbewerkte produkt (gerst van tariefpost 10.03), wanneer op het betrokken tijdstip geen restitutiebedrag is vastgesteld voor het daadwerkelijk uitgevoerde produkt (geplette graankorrels van tariefpost 11.02 El a 1)? ARREST (a) 1. Gerstvlokken van tariefpost 11.02 Elb) 1 worden vervaardigd van korrels die een pelbewerking hebben ondergaan, waardoor zij een gedeelte van hun kafjes hebben verloren, en zij onderscheiden zich derhalve niet van geplette granen" van gerst van tariefpost 11.02 E I a) 1 door het gedeelte dat zij tijdens het pletten verliezen; 2. Artikel 16 van Verordening nr. 120/67/EEG en de artikelen 1 en 3 van Verordening nr. 1041/67/EEG kunnen aldus worden opgevat dat zij een recht op toekenning van een restitutie bij uitvoer ook dan doen ontstaan, wanneer een ander produkt wordt uitgevoerd dan dat waarvoor het certificaat is afgegeven; 3. Wanneer op het betrokken tijdstip geen restitutiebedrag is vastgesteld voor het daadwerkelijk uitgevoerde produkt, bestaat er geen recht op toekenning van een restitutie. - Zaak 3-81 AAN HET HOF GESTELDE VRAGEN (b) 1. Hoe is het navolgende, in de bijlage van Verordening nr. 19 ('), in artikel 5, lid 1, sub D, van Verordening nr. 141164/EEG van de Raad ( 2 ), en in Verordening nr. 11/66/EEG van de Commissie ( 3 ) gebezigde begrip uit te leggen in verband met op 5, respectievelijk 13 april 1966 toegekende restituties: pare/gort", respectievelijk geparelde gerst, indien het asgehalte, gerekend naar het gewicht van de droge stof, hoger is dan 1%. Dient men, gelet op het feit dat geparelde granen van gerst overeenkomstig laatstgenoemde verordening een asgehalte van meer dan één gewichtsprocent kunnen hebben en dat het asgehalte wordt bepaald door de mate van verwijdering van de zaadwand en van het rondslijpen van de uiteinden van de zaden, ervan uit te gaan dat, althans bij een asgehalte van minder dan één gewichtsprocent, steeds sprake is van geparelde granen van gerst, zodat het er niet toe doet of de granen bovendien nog voldoen aan de vereisten van de toelichtingen bij post nr. 11.02 van de IDR-nomenclatuur? 2. Ingeval een asgehalte van minder dan één gewichtsprocent op zichzelf niet volstaat om van geparelde granen van gerst" te kunnen spreken: a) Is het dan voldoende dat bij meer dan 50% van de granen een bijna volledige verwijdering van de zaadwand en een rondslijpen van de beide uiteinden wordt vastgesteld, of moeten bij elke afzonderlijke partij bijna alle granen deze tariferingskenmerken vertonen? b) Indien een aandeel van meer dan 50% volstaat: is dan het gewichtspercentage of procentuele aantal granen beslissend? ARREST (c) van 17 juni 1982 1. Onder parelgort" in de zin van de bijlage bij Verordening nr. 19, artikel 5, lid 1, sub D, van Verordening nr. 141/64/EEG en Verordening nr. 11/66/EEG zijn te verstaan gerstekorrels die ten minste voldoen aan de voorwaarden van de Toelichtingen bij de Nomenclatuur van de Internationale Douaneraad bij post 11.02. I 1 ) PB nr. 30 van 20.4.1962, blz. 933/62. ( 2 ) PB nr. 169 van 27.10.1964, blz. 2666/64. ( 3 ) PB nr. 24 van 5.2.1966, blz. 393/66. (a) PB nr. C 214 van 11.9.1976, blz. 5. (b) PB nr. C 21 van 30.1.1981, blz. 4. (c) PB nr. C 195 van 29.7.1982, blz. 14. 6* wijziging - 1 januari 1983

11.02 / 5 2. In maart/april 1966 mochten de Lid Staten op grond van het destijds geldende Gemeenschapsrecht inzake de uitvoer van verwerkte graanprodukten naar derde landen, als geparelde gerst slechts die gerst beschouwen waarbij het aandeel geparelde korrels in een partij, berekend naar het gewicht van de droge stof, ruimschoots boven de 50% lag. Zaken 208 81 en 209 81 AAN HET HOF GESTELDE VRAGEN (a) /. Moeten haverkorrels welke na het oogsten enkel zijn gedorst, opgeslagen, verladen en getransporteerd, ten gevolge waarvan de punten zijn afgebroken, worden ingedeeld in post 10.04 van het gemeenschappelijk douanetarief, of in onderverdeling Β I a) 2 aa) van post 11.02? 2. Indien het in vraag 1 omschreven produkt in onderverdeling Β I a) 2 aa) van post 11.02 moet worden ingedeeld geldt dan voor een partij van zulke haverkorrels, die bestaat uit gedeeltelijk wel en gedeeltelijk niet ontpunte korrels, een percentage aan ontpunte korre/s, waarboven zij in onderverdeling Β I a) 2 aa) van post 11.02 en waaronder zij in post 10.04 moet worden gerangschikt? Is de omstandigheid dat de afgebroken korre/s zich in de partij bevinden van invloed op de inde/ing? 3. Indien men er van uitgaat dat het pellen van haverkorrels ook steeds ontpunten tot gevolg heeft omdat door het pellen de schil of zaadhuid, waarvan de punten een onderdeel uitmaken, wordt verwijderd, hoe dienen dan in dat licht de twee verdere onderverdelingen van onderverdeling Β I a) 2 van post 11.02, gepelde granen van haver, te weten,,aa) ontpunte" en,,bb) andere" onder/ing te worden afgebakend? ARREST (b) van 1 juli 1982 1. Haverkorrels waarvan de punten zijn afgebroken, moeten worden ingedeeld in onderverdeling 11.02 Β I a) 2 aa) van het gemeenschappelijk douanetarief. 2. Een partij haver, gedeeltelijk bestaande uit niet ontpunte en gedeeltelijk uit wel ontpunte korrels, moet worden ingedeeld in onderverdeling 11.02 Β I a) 2 aa), indien de ontpunte korrels meer dan 50% van het totale gewicht van de partij uitmaken; een partij haver, gedeeltelijk bestaande uit niet ontpunte en gedeeltelijk uit wel ontpunte korrels en gedeeltelijk uit afgebroken punten, moet worden ingedeeld in post 10.04 van het gemeenschappelijk douanetarief, indien de hoeveelheid afgebroken punten niet onaanzienlijk is vergeleken met de hoeveelheid ontpunte korrels. 3. Haverkorrels die enkel zijn ontpunt, moeten in onderverdeling 11.02 Β I a) 2 aa) worden ingedeeld; haverkorrels die een verdergaande vorm van pellen hebben ondergaan, moeten worden ingedeeld in onderverdeling 11.02 Β I a) 2 bb). VERORDENINGEN Nr. 1434/69 VAN DE COMMISSIE van 24 juli 1969 (c) Overwegende dat bepalingen noodzakelijk zijn om de uniforme toepassing van de nomenclatuur van het gemeenschappelijk douanetarief te verzekeren, inzake de indeling van produkten verkregen door het fijnmaken of malen van hele maïskolven (spil met de korrels), welke met name ongeveer 50 gewichtspercenten zetmeel, 7 gewichtspercenten proteïne, 6 gewichtspercenten ruwe cellulose, 3 gewichtspercenten vetstoffen en 1,4 gewichtspercent minerale stoffen (as) bevatten en met een vochtgehalte van ongeveer 10 gewichtspercenten; (a) PB nr. C 200 van 7.8.1981, blz. 3. (b) PB nr. C 195 van 29.7.1982, blz. 16. (c) PB nr. L 183 van 25.7.1969, blz. 19. 6* wijziging 1 januari 1983

11.02 / 6 Overwegende dat post 11.01 betrekking heeft op meel van granen bedoeld bij hoofdstuk 10 van het gemeenschappelijk douanetarief; dat dit hoofdstuk volgens de Algemene opmerkingen van de toelichting van de nomenclatuur van Brussel op dit hoofdstuk eveneens maïskolven omvat; Overwegende dat post 11.02 onder meer betrekking heeft op grutten, gries en griesmeel verkregen van dezelfde granen, terwijl het onderscheid tussen de produkten van deze post en die van post 11.01 moet worden gemaakt afhankelijk van de mate waarin de betrokken produkten worden doorgelaten door een zeef met een bepaalde maaswijdte; HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: Artikel 1 De produkten, welke worden verkregen door het fijnmaken of het malen van hele maïskolven (spil met de korrels) en welke met name ongeveer 50 gewichtspercenten zetmeel, 7 gewichtspercenten proteïne, 6 gewichtspercenten ruwe cellulose, 3 gewichtspercenten vetstoffen en 1,4 gewichtspercent minerale stoffen (as) bevatten en met een vochtgehalte van ongeveer 10 gewichtspercenten, worden ingedeeld in het gemeenschappelijk douanetarief onder de onderverdeling 11.01 Meel van granen E. van maïs II. ander Indien bij het zeven met behulp van een zeef met een maaswijdte van 500 micron 90 percenten of meer van het gewicht van de op de zeef gebrachte hoeveelheid wordt doorgelaten, of onder de onderverdeling 1 1.02 Grutten, gries, griesmeel; gort en parelgort en andere gepelde, geparelde, gebroken of geplette granen (vlokken daaronder begrepen), met uitzondering van gepelde, geglansde, gepolijste of bij het pellen gebroken rijst; graankiemen, ook indien gemalen: A. Grutten, gries en griesmeel: V. van maïs: b) andere indien bovengenoemd doorlatingspercentage niet wordt bereikt. Nr. 3556/81 VAN DE COMMISSIE van 8 december 1981 (a) Overwegende dat bepalingen dienen te worden vastgesteld om de uniforme toepassing van de nomenclatuur van het gemeenschappelijk douanetarief te waarborgen met betrekking tot de indeling van een produkt verkregen bij het zeven van maïs, bestaande uit gebroken maïskorrels, een geringe hoeveelheid kleine misvormde maïskorrels en 4 tot 5% andere cultuurzaden, met een zetmeelgehalte (bepaald volgens de gewijzigde polarimetrische methode van Ewers) van 66,5% (berekend op de droge stof) en een asgehalte van 1,7% (berekend op de droge stof) en dat voor minder dan 95 gewichtspercenten passeert door een zeef met een maaswijdte van 2 mm; Overwegende dat post 11.02 D V van het gemeenschappelijk douanetarief dat als bijlage gevoegd is bij Verordening (EEG) nr. 950/68 van de Raad ('), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3300/81 ( 2 ), betrekking heeft op enkel gebroken granen van maïs; Overwegende dat het produkt in kwestie door de aanwezigheid van een geringe hoeveelheid kleine misvormde maïskorrels alsmede van 4 tot 5% andere cultuurzaden het karakter van enkel gebroken granen van maïs van post 11.02 D V niet heeft verloren; V) PB nr. L 172 van 22.7.1968, blz. 1. ( 2 ) PB nr. L 335 van 23.11.1981, blz. 1. (a) PB nr. L 356 van 11.12.1981. blz. 25. 6* wijziging - 1 januari 1983

11.02 / 7 HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: Artikel 1 Een produkt verkregen bij het zeven van maïs, bestaande uit gebroken maïskorrels, een geringe hoeveelheid kleine misvormde maïskorrels en 4 tot 5% andere cultuurzaden, met een zetmeelgehalte (vastgesteld volgens de gewijzigde polarimetrische methode van Ewers) van 66,5% (berekend op de droge stof) en een asgehalte van 1,7% (berekend op de droge stof) en dat voor minder dan 95 gewichtspercenten passeert door een zeef met een maaswijdte van 2 mm, wordt in het gemeenschappelijk douanetarief ingedeeld onder post: 11.02 Gries en griesmeel; grutten, gort en parelgort en andere gepelde, geparelde, gebroken of geplette granen of granen in vlokken, met uitzondering van rijst bedoeld bij post 10.06; graankiemen, ook indien geplet, in vlokken of gemalen: D. enkel gebroken granen: V. van maïs. TARIFERINGEN - van 22 maart 1973, ref. nr. 011 OMSCHRIJVING Gestabiliseerde tarwekiemen in de vorm van meel waarvan: het oliegehalte en het watergehalte zijn verlaagd met het oog op de houdbaarheid, de enzymen zijn geïnactiveerd, en met de volgende kenmerken: uiterlijk aanzien droge stof : 96,0% as 4,4% vet 4,9% proteïne 33,8% zetmeel 23,5% ruwe vezels 2,2% Het produkt wordt als dieetvoeding gebruikt. zeer fijn beigekleurig poeder TARIEFINDELING Post 11.02 G I. MOTIVERING De verlaging van het oliegehalte is niet ver genoeg doorgevoerd om dit produkt te beschouwen als een afval, verkregen bij de winning van plantaardige oliën, als bedoeld bij post 23.04. Bovendien verleent de stabilisering (verlaging van het olie- en watergehalte en het inactiveren van de enzymen) aan dit produkt niet het karakter van een mee/preparaat voor kindervoeding, voor dieetvoeding of voor keukengebruik, bedoeld bij post 19.02. Dit produkt, dat niet het karakter van tarwekiemen heeft ver/oren, blijft ingedeeld onder post 11.02. 6" wijziging- 1 januari 1983

11.02 / 8 - van 22 maart 1973, ref. nr. 012 OMSCHRIJVING Tarwekiemen, waaraan de olie gedeeltelijk is onttrokken met de volgende kenmerken: uiterlijk aanzien droge stof as vet proteïne zetmeel ruwe vezels lichtbruin, in de vorm van fijne gries 96,4% 4,6% 4,3% 28,5% 29,6% 3,1% Het produkt wordt als veevoeder gebruikt. TARIEFINDELING Post 11.02 G I. MOTIVERING De verlaging van het oliegehalte is niet ver genoeg doorgevoerd om dit produkt te beschouwen als een afval, verkregen bij de winning van plantaardige oliën, als bedoeld bij post 23.04. Dit produkt, dat niet het karakter van tarwekiemen heeft verloren, blijft ingedeeld onder post 11.02. 6* wijziging - 1 januari 1983

12.01 / 1 VERORDENING Nr. 1536/77 VAN DE COMMISSIE van 4 juli 1977 gewijzigd bij de Verordeningen (EEG) nr. 3038/79 van 2 december 1979 en nr. 1259/82 van 19 mei 1982 houdende vaststelling van de voorwaarden en bepalingen voor de indeling van zaaigoed onder de posten 07.01 A I, 10.01 A, 10.05 A, 10.06 A en 12.01 A van het gemeenschappelijk douanetarief Zie voor de tekst van deze verordening onder post 07.01. 6" wijziging- 1 januari 1983

18.05/1 VERORDENING Nr. 1978/82 VAN DE COMMISSIE van 19 juli 1982 (a) Overwegende dat het noodzakelijk is bepalingen vast te stellen om de uniforme toepassing van de nomenclatuur van het gemeenschappelijk douanetarief te waarborgen met betrekking tot de indeling van een produkt bestaande uit cacaopoeder waaraan kleine hoeveelheden (ongeveer 5 gewichtspercenten) lecithine zijn toegevoegd; Overwegende dat post 18.05 van het gemeenschappelijk douanetarief, als bijlage gevoegd bij Verordening (EEG) nr. 950/68 van de Raad ('), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1883/82 f). betrekking heeft op cacaopoeder zonder toegevoegde suiker; Overwegende dat de toevoeging van geringe hoeveelheden lecithine aan cacaopoeder slechts leidt tot een verhoging van het dispersievormend vermogen ervan in vloeistoffen en daardoor tot een gemakkelijkere bereiding van cacaodranken ( oploscacao"); Overwegende dat de toevoeging van ongeveer 5 gewichtspercenten lecithine de aard van het produkt van post 18.05 niet wezenlijk verandert; Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen in overeenstemming van het Comité Nomenclatuur van het gemeenschappelijk douanetarief, zijn met het advies HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: Artikel 1 Een produkt bestaande uit cacaopoeder waaraan kleine hoeveelheden (ongeveer 5 gewichtspercenten) lecithine zijn toegevoegd, wordt in het gemeenschappelijk douanetarief ingedeeld onder post: 18.05 Cacaopoeder zonder toegevoegde suiker (') PB nr. L 172 van 22.7.1968, blz. 1. ( 2 ) PB nr. L 207 van 15.7.1982, blz. 4. (a) PB nr. L 214 van 22.7.1982, blz. 11. 6 e wijziging - 1 januari 1983

19.08/ 1 VERORDENING Nr. 3131/81 VAN DE COMMISSIE van 28 oktober 1981 (a) Overwegende dat het noodzakelijk is bepalingen vast te stellen om de uniforme toepassing van de nomenclatuur van het gemeenschappelijk douanetarief te waarborgen met betrekking tot de indeling van voorgebakken en diepgevroren pannekoekjes met kaasvulling (ongeveer 48 gewichtspercenten van het geheel) bestemd voor consumptie na kort in olie te zijn gebakken; Overwegende dat in het gemeenschappelijk douanetarief, gehecht aan Verordening (EEG) nr. 950/68 van de Raad ('), laatste/ijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3002/81 ( 2 ), banketbakkerswerk, gebak en biscuits, ook indien deze produkten (ongeacht in welke verhouding) cacao bevatten onder post 19.08 worden ingedeeld; Overwegende dat noch de samenstel/ing (met name de kaasvulling) noch de bereiding (voorbakken en vervolgens diepvriezen) van de onderhavige produkten een belemmering vormen om deze produkten in te delen onder post 19.08; dat binnen deze post onderverdeling B dient te worden toegepast; HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: Artikel 1 Voorgebakken en diepgevroren pannekoekjes met kaasvulling (ongeveer 48 gewichtspercenten van het geheel) bestemd voor consumptie na kort in olie te zijn gebakken, worden in het gemeenschappelijk douanetarief ingedeeld onder post: 19.08 Banketbakkerswerk, gebak en biscuits, ook indien deze produkten (ongeacht in welke verhouding) cacao bevatten: B. andere TARIFERINGEN - van 22 oktober 1971, ref. nr. 021 OMSCHRIJVING Bitterkoekjes, genaamd Amaretti", met een ronde vorm, een doorsnede van 1 tot 4 cm, platte onderkant en bolronde bovenkant en gereed voor onmiddellijke consumptie. De produkten zijn vervaardigd uit suiker (ongeveer 70%), gemalen abrikozepitten (ongeveer 20%), eiwit (ongeveer 10%) en soms een geringe hoeveelheid karamel om aan deze produkten een bruine kleur te geven. Deze produkten worden in een oven gebakken en zijn lange tijd houdbaar. (') PB nr. L 172 van 22.7.1968, blz. 1. H PB nr. L 301 van 22.10.1981, blz. 1. 6 e wijziging - 1 januari 1983

19.08/2 TARIEFINDELING Post 19.08 Β I. MOTIVERING Deze bitterkoekjes kunnen, vooral op grond van de wijze van vervaardiging (bakken in een oven) en hun gebruik, niet worden beschouwd als suikerwerk, bedoeld bij post 17.04, doch door de tekst van post 19.08 Banketbakkerswerk, gebak en biscuits, enz." worden gedekt. Met betrekking tot de samenstelling van deze bitterkoekjes wordt opgemerkt dat de omstandigheid dat ze geen meel van granen bevatten, indeling onder post 19.08 niet in de weg staat. (Verwezen wordt naar de Toelichting op Hoofdstuk 19, Algemene Opmerkingen, 2de alinea van de IDR-Nomenclatuur). van 19 februari 1982, ref. nr. 228 OMSCHRIJVING Produkten (in de vorm van een loempia), bestaande uit een pannekoekje dat een vulling omgeeft voornamelijk samengesteld uit: a) witte kool, varkensvlees (ongeveer 1 2%) en kruiden, of b) bonenkiemen, witte kool en kruiden, of c) appelmoes, rozijnen of krenten en bremen, of d) consumptie-ijs. De voorgebakken en diepgevroren produkten zijn, na kort in olie te zijn gebakken, gereed voor consumptie. TARIEFINDELING Post 19.08 B MOTIVERING Noch de samenstelling, noch de wijze van bereiding (voorbakken en diepvriezen) vormen een beletsel om de onderhavige produkten aan te merken als banketbakkerswerk van post 19.08. Zij moeten worden ingedeeld onder post 19.08 B. 6" wijziging- 1 januari 1983

HOOFDSTUK 20/1 VERORDENING Nr. 1979/82 VAN DE COMMISSIE van 19 juli 1982 (a) betreffende de analysemethode voor de bepaling van het aantal gewichtspercenten droge stof van tomatensap in de zin van Aantekening 4 op Hoofdstuk 20 van het gemeenschappelijk douanetarief Overwegende dat ten einde de uniforme toepassing van de nomenclatuur van het gemeenschappelijk douanetarief te waarborgen, bepalingen dienen te worden vastgesteld met betrekking tot de indeling van tomatensap; Overwegende dat in Aantekening 4 op Hoofdstuk 20 van het gemeenschappelijk douanetarief dat als bijlage is gevoegd bij Verordening (EEG) nr. 950/68 van de Raad C), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1883/82 ( 2 ). wordt bepaald dat de indeling van tomatensap afhankelijk is van het gewichtspercentage droge stof; Overwegende dat derhalve een analysemethode voor de bepaling van het aantal gewichtspercenten aan droge stof van tomatensap dient te worden vastgesteld; Overwegende dat op grond van proefondervindelijk onderzoek verkregen resultaten de in de bijlage van deze verordening opgenomen methode de meest geschikte lijkt; Overwegende dat de in deze verordening vervatte bepalingen in overeenstemming van het Comité Nomenclatuur van het gemeenschappelijk douanetarief, zijn met het advies HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: Artikel 1 Voor de toepassing van Aantekening 4 op Hoofdstuk 20 van het gemeenschappelijk douanetarief wordt het aantal gewichtspercenten droge stof in tomatensap vastgesteld overeenkomstig de methode opgenomen in de bijlage. (') PB nr. L 172 van 22.7.1968, blz. 1. ( 2 ) PB nr. L 207 van 15.7.1982, blz. 4. (a) PB nr. L 214 van 22.7.1982, blz. 12. 6" wijziging - 1 januari 1983

HOOFDSTUK 20/2 BIJLAGE 1. DOEL EN TOEPASSINGSGEBIED Deze methode maakt het mogelijk het aantal gewichtspercenten droge stof in tomatensap te bepalen. 2. DEFINITIE Het aantal gewichtspercenten droge stof wordt bepaald aan de hand van de droogrest verkregen na het drogen van het monster volgens de hierna omschreven methode. 3. PRINCIPE Bij de bepaling van het gewichtsverlies door droging, wordt het monster grondig met diatomeeënaarde of soortgelijk materiaal vermengd, voorgedroogd en daarna in de vacuümdroogstoof bij 70 ± 1 C en ongeveer 6,6 kpa (66 mbar) 2 uur gedroogd. 4. REAGENTIA 4.1. Diatomeeënaarde of soortgelijk materiaal 4.2. Gedistilleerd water 5. APPARATUUR 5.1. Droogtoestellen 5.1.1. Een vacuümdroogstoof voorzien van een automatische temperatuurregeling, een thermometer en een manometer. Deze droogstoof moet zodanig geconstrueerd zijn, dat de temperatuurverschillen op verschillende plaatsen in de oven niet meeer dan 2 C bedragen. 5.1.2. Een droogstoof voorzien van een ventilatiesysteem, een automatische temperatuurregeling en een thermometer. De constructie moet een snelle luchtcirculatie in de droogstoof en een voldoende uitwisseling met de buitenlucht mogelijk maken, zodat de waterdamp snel wordt afgevoerd. 5.1.3. Eventueel noodzakelijk: Een waterbad. 5.2. Een inrichting voor het drogen van lucht, bestaande uit een droogkolom gevuld met vers geactiveerde silicagel of met een soortgelijk droogmiddel, voorzien van een vochtigheidsindicator. De droogkolom is verbonden met een wasfles, gevuld met geconcentreerd zwavelzuur, die gekoppeld is aan de luchttoevoerinrichting van de droogstoof. Voor de veiligheid dient voor en achter deze wasfles een lege wasfles geplaatst te worden. 5.3. Een vacuümpomp, waarmee in de droogstoof (5.1.1.) een druk van ten minste 6,6 kpa (66 mbar) verkregen kan worden. 5.4. Een metalen corrosiebestendige schaal met vlakke bodem en afsluitend deksel, met een diameter van ongeveer 100 mm en een hoogte van ten minste 30 mm. 5.5. Een glasstaaf. 5.6. Een exsiccator met vers geactiveerde silicagel of een soortgelijk droogmiddel met een vochtigheidsindicator. 5.7. Een analytische balans. 6. UITVOERING 6.1. Weeg ongeveer 1,5 g diatomeeënaarde (4.1 ) af in een schaal (5.4). Breng de open schaal samen met het deksel over naar de droogstoof en droog gedurende 30 minuten bij 110 ± 3 C. Sluit de schaal af met het deksel en breng hem over naar de exsiccator (5.6), laat afkoelen en weeg nauwkeurig. 6" wijziging - 1 januari 1 983

HOOFDSTUK 20/3 6.2. In de schaal wordt ongeveer 15 gram van het monster nauwkeurig afgewogen. Weeg snel om vochtverlies te voorkomen. 6.3. Het monstermateriaal en de diatomeeënaarde (4.1) worden met behulp van de glasstaaf (5.5) gemengd en gelijkmatig in de schaal verdeeld. Voor een optimale vermenging kan men verdunnen met gedistilleerd water (4.2). De glasstaaf wordt met gedistilleerd water afgespoeld. 6.4. Het monster wordt volgens één van de hierna omschreven methodes tot schijnbare droogheid gedroogd. 6.4.1. Plaats het schaaltje met het monster op een kokend waterbad (5.1.3). 6.4.2. Plaats het schaaltje met het monster in de droogstoof (5.1.2) bij 70 C. 6.4.3. Plaats het schaaltje met het monster in de vacuümdroogstoof (5.1.1) bij 70 C en verminder de druk tot ongeveer 41,3 kpa (413 mbar). 6.5. Plaats het schaaltje met het gedeeltelijk gedroogde monster in de vacuümdroogstoof (5.1.1). Verlaag de druk tot ongeveer 6,6 kpa (66,6 mbar) (komt overeen met een doorstroomsnelheid van de gedroogde lucht van 2 tot 4 luchtbellen per seconde door geconcentreerd zwavelzuur). Laat het monster 2 uur drogen bij 70 ± 1 C. Sluit het vacuüm af en laat langzaam droge lucht binnenstromen tot de atmosferische druk is bereikt. 6.6. Plaats het afgesloten schaaltje met het monster onmiddellijk in de exsiccator (5.6) en weeg zodra kamertemperatuur is bereikt. BEREKENING VAN DE RESULTATEN Formule en berekeningswijze van de resultaten De gewichtspercenten droge stof worden berekend aan de hand van de volgende formule:.. 100 lm, m 2 ) χ waarbij m 0 m 0 : de ingewogen massa van het monster in g m, de massa van de schaal met diatomeeënaarde, deksel en droogstof in g m 2 de masssa van de schaal met diatomeeënaarde en deksel in g. 6 e wijziging 1 januari 1983

21.07 / 17 van 15 april 1977, ref. nr. 147 OMSCHRIJVING Een ingrediënt dat in de banketbakkerij wordt gebruikt bij de vervaardiging van gebak en biscuits. Het betreft een pasteus produkt dat als volgt is samengesteld : mono-, di- en triglyceriden sorbitol lecithine water 31% 37% 2% 30% TARIEFINDELING Post 21.07 G la) 1 MOTIVERING Er kunnen twee posten in overweging worden genomen, namelijk de posten 38.19 en 21.07. Aangezien dit preparaat zelfstandigheden bevat, die in dit geval als voedingsstoffen moeten worden beschouwd (triglyceriden) is post 38.19, op grond van Aantekening 1 b) op Hoofdstuk 38, niet van toepassing. Dit produkt valt onder post 21.07 G I a) 1 als produkt voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen (zie ook de Toelichtingen op de IDR-Nomenclatuur, in onderdeel B, op post 21.07), blz. 144 a). van 18 november 1977, ref. nr. 162 OMSCHRIJVING Een kristallijn, zoet, oranje poeder met een sinaasappelsmaak, gereed voor de verkoop in het klein (in glazen potjes met een nettogewicht van 400 gram). Het produkt wordt gebruikt voor de bereiding van alcoholvrije dranken (twee theelepels op 0,1 liter water). Het kan bovendien gebruikt worden voor het op smaak brengen van nagerechten. Het is samengesteld uit saccharose (84,5%), citroenzuur (ongeveer 8%), sinaasappelaromaat, kleurstof, vitamine C (2,8 gr per 400 gr produkt) en een bepaalde hoeveelheid plantaardige vulstoffen (ongeveer 2%). TARIEFINDELING Post 21.07 MOTIVERING Door het hoge gehalte aan citroenzuur en de aanwezigheid van plantaardige vulstoffen, kan het produkt niet beschouwd worden als suiker waaraan uitsluitend aromaten en kleurstoffen zijn toegevoegd, van post 17.05. Het wordt daarom ingedeeld onder post 21.07 als een produkt voor menselijke consumptie elders genoemd, noch elders onder begrepen. 5 e wijziging- 1 januari 1982

21.07 / 18 - van 7 december 1978, ref. nr. 183 OMSCHRIJVING Suikergoed in de vorm van zuurtjes of lollies, verkregen uit gehydrogeneerde glucosestroop (97%), waaraan bepaalde smaakgevende en aromatische zelfstandigheden zijn toegevoegd en soms saccharine. TARIEFINDELING Post 21.07 G I a) 1 MOTIVERING Aangezien gehydrogeneerde glucosestroop geen suiker is in de zin van hoofdstuk 17 van het Tarief van invoerrechten kan het produkt niet worden ingedeeld als suikerwerk onder post 17.04. Rest dus slechts de indeling als produkt voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen" onder deze post. Aangezien het desbetreffende produkt geen zetmeel bevat, valt het onder onderverdeling G I a 1. van 14 september 1979, ref. nr. 196 OMSCHRIJVING Een produkt voor menselijke consumptie bestaande uit een mengsel van melkpoeder (94%) en enzymatisch actief moutextract (6%). TARIEFINDELING Post 21.07 D II. MOTIVERING Drie tariefposten kunnen in aanmerking worden genomen : 04.02, 19.02 en 21.07. Het onderhavige produkt moet worden uitgesloten van post 04.02 vanwege de aanwezigheid van 6% actief moutextract, waarvan de toevoeging aan melkpoeder niet is toegestaan (zie de toelichting, a/gemene opmerkingen, op hoofdstuk 4 van de IDR-Nomenclatuur en de toelichtingen op de posten 04.01 en 04.02). Aangezien het gehalte aan moutextract te gering is om het onderhavige produkt te kunnen beschouwen als een moutextract preparaat" dient post 19.02 eveneens te worden uitgesloten (zie de toelichting op post 19.02, onderdeel II, van de IDR-Nomenclatuur). Omdat een meer specifieke post ontbreekt valt dit produkt onder post 21.07, als een produkt voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen, onderverdeling D II (melkpreparaten in poedervorm voor kindervoeding, voor dieetvoeding of voor keukengebruik). 6" wijziging - 1 januari 1983

21.07/19 van 29 mei 1980, ref. nr. 208 OMSCHRIJVING Een produkt bestaande uit lemmetjes in poedervorm, waarbij de etherische oliën voor het grootste deel zijn afgescheiden, Arabische gom, poeder van lemmetjesschillen en citroenzuur, met een saccharosegehalte (het gehalte aan invertsuiker, berekend als saccharose, daaronder begrepen) van 15 of meer, doch minder dan 30 gewichtspercenten. Het produkt wordt hoofdzakelijk gebruikt voor het aromatiseren van bepaalde produkten voor menselijke consumptie. TARIEFINDELING Post 21.07 G I c) 1. MOTIVERING Het produkt kan niet worden beschouwd als een mengsel van reukstoffen, noch als een mengsel op basis van één of meer van deze zelfstandigheden met andere stoffen, in de zin van post 33.04. Bij het ontbreken van een meer specifieke post, moet het produkt als een produkt voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen", onder post 21.07 worden ingedeeld (onderverdeling G I c) 1. van 23 juni 1982, ref. nr. 229 OMSCHRIJVING Een dikvloeibaar produkt, bestaande uit ongegiste sappen van frombozen, rode bessen en tomaten, rozebottelpulp (12 30%), saccharose (ongeveer 55%), alsmede een geringe hoeveelheid citroenzuur, vruchtenaroma en conserveringsmiddel. Het is bestemd om na verdunning met water te worden gebezigd als (kinder)drank, dan wel om onverdund te worden toegevoegd aan yoghurt en dergelijke produkten. TARIEFINDELING Post 21.07 G Ie) 1 MOTIVERING Gelet op de hoeveelheid rozebottelpulp (12 30%) kan post 20.07 niet in overweging worden genomen. Bij afwezigheid van een meer specifieke post dient dit produkt als een produkt voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen, onder post 21.07 G I e) 1 te worden ingedeeld. &' wijziging 1 januari 1983

21.07/20 - van 24 juni 1982, ref. nr. 230 OMSCHRIJVING Produkten in de vorm van een bruinachtig kristallijn poeder met, in gewichtspercenten, de volgende samenstelling: a) tarwezetmeel 12% sojameel 14% melasse 73% calciumstearaat 1% b) tarwezetmeel 30% sojameel 5% melasse 64% calciumpreparaat 1% Het is bestemd om als produkt voor menselijke consumptie ondermeer aan bakkerswaren en banketbakkerswaren te worden toegevoegd. TARIEFINDELING Post 21.07 G MOTIVERING De onderhavige produkten kunnen op grond van hun samenstelling niet als melasse van post 1 7.03 worden aangemerkt. Post 19.02 komt evenmin in aanmerking aangezien het tarwezetmeel en het sojameel slechts zijn toegevoegd om de produkten op de onderscheiden melassegehalten te brengen en het gebruik te vereenvoudigen. Bij het ontbreken van een meer specifieke post moeten zij als produkten voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen, onder post 21.07 G worden ingedeeld. van 24 juni 1982, ref. nr. 231 OMSCHRIJVING Een produkt in de vorm van een bruinachtig kristallijn poeder met, in gewichtspercenten, de volgende samenstelling: tarwezetmeel 29% sojameel 10% honig 60% calciumstearaat 1% Het is bestemd om als produkt voor menselijke consumptie ondermeer aan bakkerswaren en banketbakkerswaren te worden toegevoegd. TARIEFINDELING Post 21.07 G 6" wijziging - 1 januari 1983

21.07 / 21 MOTIVERING Het onderhavige produkt kan op grond van de samenstelling niet als natuurhonig van post 04.06 worden aangemerkt. Post 19.02 komt evenmin in aanmerking aangezien het tarwezetmeel en het sojameel slechts zijn toegevoegd om het produkt op een bepaald honiggehalte te brengen en om het gebruik te vereenvoudigen. Bij het ontbreken van een meer specifieke post moet het als een produkt voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen, onder post 21.07 G worden ingedeeld. 6''wijziging 1 januari 1983

23.04 / 1 ARRESTEN VAN HET HOF - Zaak 18-72 AAN HET HOF GESTELDE VRAGEN (a) /. Brengt een juiste uitleg van artikel 14 van Verordening nr. 120/67 EEG en van de in de bijlage A bij die Verordening vermelde, eveneens in het gemeenschappelijk douanetarief voorkomende, tariefpost ex 23.02, omschreven als: Zemelen, slijpsel en andere resten van het zeven, van het malen of van andere bewerkingen van granen", mede, dat onder die tariefpost moet worden ingedeeld een produkt, welks bereidingswijze en samenstelling en hoedanigheden zijn als hierboven ten aanzien van het produkt hominy chop specified is omschreven? en indien deze vraag door het Hof bevestigend zou worden beantwoord: 2. Voorziet enig voorschrift van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, dan wel van enige op dat Verdrag gegronde verordening, met name van een der in deze uitspraak genoemde EEG-verordeningen, in de mogelijkheid, dat de nationale instanties van een Lid-Staat gebruik maken van een bepaling als die van artikel 12, lid 1, van het In- en uitvoerbesluit Landbouwgoederen 1963, jo. artikel 2, aanhef en onder g, van de In- en uitvoerbeschikking Produktschap voor Veevoeder 1963, dan wel van artikel 15, lid 1, aanhef en onder d, van de Beschikking landbouwheffingen- en -restitutieregime 1968 II, tot het verlenen van ontheffing van een verplichting tot het betalen van heffing ingevolge artikel 14 van de Verordening nr. 120/67/EEG ter zake van de invoer in de Gemeenschap van een produkt, vallende onder de in de bijlage A bij die Verordening genoemde tariefpost ex 23.02 van het gemeenschappelijke douanetarief? ARREST (b) 1. Artikel 14 van Verordening nr. 120/67/EEG van de Raad moet aldus worden uitgelegd dat post 23.02 geen onderscheid maakt naar het procédé, toegepast bij de bewerking van de granen, daar post 23.04 uitsluitend doelt op afvallen verkregen bij de winning van plantaardige oliën. 2. Geen enkele bepaling van het Verdrag of van de voor zijn toepassing gegeven regels voorziet in de mogelijkheid voor de nationale instanties om vrijstelling te verlenen van de in artikel 14 van Verordening nr. 120/67/EEG bedoelde heffing ter zake van de invoer in de Gemeenschap van produkten, vallende onder de in bijlage A van deze verordening omschreven post 23.02 van het gemeenschappelijk douanetarief. - Zaak 129-81 AAN HET HOF GESTELDE VRAAG (c) of meel van sojaextract behoort tot de produkten vermeld in artikel 1, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 136/66 van de Raad van 22 september 1966, en inzonderheid in de posten 12.02, 15.17 of 23.04 van het gemeenschappelijk douanetarief". ARREST (d) van 11 maart 1982 Sojameel moet worden ingedeeld onder post ex 23.04 van het gemeenschappelijk douanetarief en behoort derhalve tot de produkten genoemd in artikel 1, lid 2, van Verordening nr. 136/66/EEG van de Raad van 22 september 1966 houdende de totstandbrenging van een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector oliën en vetten (PB nr. 172 van 30.9.1966, blz. 3025/66). (a) PB nr. C 59 van 8.6.72, blz. 9. (b) PB nr. C 15 van 30.3.73, blz. 13. (c) PB nr. C 158 van 27.6.1981, blz. 2. (d) PB nr. C 83 van 2.4.1982, blz. 4. 6" wijziging - 1 januari 1983