EMA/47517/2015 EMEA/H/C/000829 EPAR-samenvatting voor het publiek dabigatran-etexilaat Dit document is een samenvatting van het Europees openbaar beoordelingsrapport (EPAR) voor. Het geeft uitleg over de aanpak van het Comité voor geneesmiddelen voor menselijk gebruik (CHMP) bij de beoordeling van het geneesmiddel, een proces dat tot doel heeft een positief advies voor vergunningverlening en aanbevelingen voor de gebruiksvoorwaarden van vast te stellen. Wat is? is een geneesmiddel dat de werkzame stof dabigatran-etexilaat bevat. Het is verkrijgbaar in de vorm van capsules (75 mg, 110 mg en 150 mg). Wanneer wordt voorgeschreven? wordt voorgeschreven in de volgende gevallen: ter voorkoming van het ontstaan van bloedstolsels in de bloedvaten van volwassenen die een knieof heupvervangende operatie hebben ondergaan; ter voorkoming van een beroerte en van de vorming van bloedstolsels bij volwassenen die een abnormale hartslag hebben ( niet-valvulair atriumfibrilleren ), en die daardoor een verhoogd risico op een beroerte lopen; ter behandeling van diep-veneuze trombose (DVT, een bloedstolsel in een diep bloedvat, doorgaans in het been) en van longembolie (een stolsel in een bloedvat naar de longen), alsmede ter voorkoming van het terugkeren van DVT en van longembolie bij volwassenen. Dit geneesmiddel is uitsluitend op doktersvoorschrift verkrijgbaar. Hoe wordt gebruikt? De capsules moeten in hun geheel met water worden doorgeslikt. Voor patiënten die een knie- of heupvervangende operatie hebben ondergaan, moet de behandeling met beginnen met de 30 Churchill Place Canary Wharf London E14 5EU United Kingdom Telephone +44 (0)20 3660 6000 Facsimile +44 (0)20 3660 5555 Send a question via our website www.ema.europa.eu/contact An agency of the European Union European Medicines Agency, 2015. Reproduction is authorised provided the source is acknowledged.
toediening van één capsule van 110 mg één tot vier uur na afloop van de operatie. Vervolgens wordt de behandeling voortgezet met 220 mg (twee capsules van 110 mg) eenmaal daags gedurende 28 tot 35 dagen na een heupvervangende operatie en gedurende 10 dagen na een knievervangende operatie. Bij patiënten die nog bloeden op de plaats van de ingreep, moet het begin van de behandeling worden uitgesteld. Begint de behandeling niet op de dag van de operatie, dan moet worden gestart met eenmaal daags een dosis van 220 mg (twee capsules van 110 mg). Bij patiënten met een matig verminderde nierfunctie wordt een lagere dosering toegepast, evenals bij patiënten die ouder zijn dan 75 jaar en bij patiënten die ook amiodaron, kinidine of verapamil gebruiken (geneesmiddelen ter behandeling van hartproblemen). Voor het voorkomen van een beroerte en van bloedstolsels bij patiënten met niet-valvulair atriumfibrilleren wordt in een dosis van tweemaal daags één capsule van 150 mg ingenomen en moet het langdurig worden gebruikt. Voor het voorkómen en behandelen van DVT en van longembolie wordt in een dosis van tweemaal daags één capsule van 150 mg voorgeschreven, na behandeling gedurende minstens vijf dagen met een injecteerbaar antistollingsmiddel. Voor zowel het voorkomen van een beroerte en van bloedstolsels bij patiënten met niet-valvulair atriumfibrilleren, als voor het voorkomen en behandelen van DVT/longembolie, dient bij patiënten van 80 jaar of ouder en bij patiënten die ook verapamil innemen, een lagere dosis te worden voorgeschreven. Alle patiënten die een verhoogd risico op bloedingen lopen, moeten nauwlettend worden gecontroleerd en hun dosis moet worden verlaagd als de arts dit raadzaam acht. Bij alle patiënten moet ook de nierfunctie worden beoordeeld voordat de behandeling wordt gestart, om patiënten met een ernstig verminderde nierfunctie uit te sluiten. De nierfunctie moet tijdens de behandeling opnieuw worden beoordeeld als er sprake is van vermoedelijke verergering. Wanneer langdurig wordt gebruikt bij patiënten met niet-valvulair atriumfibrilleren, of wanneer het wordt gebruikt bij patiënten met DVT of longembolie, moet de nierfunctie minstens eenmaal per jaar worden beoordeeld als hun nierfunctie licht tot matig verminderd is of als zij ouder zijn dan 75 jaar. Raadpleeg voor meer informatie de samenvatting van de productkenmerken, die eveneens in het EPAR is opgenomen. Hoe werkt? Bij patiënten die een heup- of knievervangende operatie ondergaan, is er een groot risico dat zich bloedstolsels in de aderen van hun benen vormen. Deze stolsels, waaronder diep-veneuze trombose (DVT), kunnen gevaarlijk zijn als ze in een ander deel van het lichaam terechtkomen, zoals de longen. Patiënten met atriumfibrilleren hebben ook een verhoogd risico op bloedstolsels die zich naar de hersenen kunnen verplaatsen en een beroerte kunnen veroorzaken. De werkzame stof in, dabigatran-etexilaat, is een prodrug van dabigatran. Dit betekent dat de stof in het lichaam wordt omgezet in dabigatran. Dabigatran is een antistollingsmiddel, een stof die de bloedstolling tegengaat. Het blokkeert de stof trombine, die een centrale rol speelt in het bloedstollingsproces. Hoe is onderzocht? Er zijn twee hoofdonderzoeken uitgevoerd waarin (220 mg of 150 mg per dag) werd vergeleken met enoxaparine (een ander antistollingsmiddel) bij patiënten die een knie- of EMA/47517/2015 Blz. 2/5
heupvervangende operatie hadden ondergaan. Aan het eerste onderzoek namen in totaal 2 101 patiënten deel die een knievervangende operatie hadden ondergaan, en aan het tweede in totaal 3 494 patiënten die een heupvervangende operatie hadden ondergaan. In beide onderzoeken was de voornaamste graadmeter voor de werkzaamheid gebaseerd op het aantal patiënten bij wie zich stolsels in de bloedvaten vormden of die door eender welke oorzaak overleden tijdens de behandelperiode. In de meeste gevallen werd de vorming van bloedstolsels gedetecteerd met behulp van scans van de bloedvaten of door te controleren op tekenen van bloedstolsels in de longen. In een derde hoofdonderzoek werden (tweemaal daags 110 mg en 150 mg) en warfarine (een ander antistollingsmiddel) onderling vergeleken bij ongeveer 18 000 volwassen patiënten met nietvalvulair atriumfibrilleren die werden geacht een verhoogd risico op een beroerte te lopen. De patiënten werden gedurende een tot drie jaar behandeld en de voornaamste graadmeter voor de werkzaamheid was gebaseerd op het aandeel patiënten per jaar dat een beroerte kreeg of bij wie een bloedstolsel bloedvaten in andere delen van het lichaam blokkeerde. In twee hoofdstudies onder 5 100 volwassen patiënten met symptomen van DVT of longembolie, die aanvankelijk werden behandeld met een injecteerbaar antistollingsmiddel, werd met warfarine vergeleken. In twee andere studies werd gekeken naar de preventie van DVT of longembolie bij ongeveer 4 200 volwassen patiënten met symptomen van terugkerende bloedstolsels, die een langdurige behandeling met antistollingsmiddelen ondergingen. In een van deze preventiestudies werd met warfarine vergeleken en in de andere studie met placebo (een schijnbehandeling). In deze vier onderzoeken was de voornaamste graadmeter voor de werkzaamheid gebaseerd op het aantal patiënten bij wie zich stolsels in de bloedvaten (DVT) of in de longen (longembolie) vormden of die om cardiovasculaire redenen overleden tijdens de behandelperiode. Welke voordelen bleek tijdens de studies te hebben? was even werkzaam als enoxaparine voor het voorkomen van de vorming van bloedstolsels of overlijden. In het onderzoek met patiënten die een knievervangende operatie hadden ondergaan, werden bij 182 (36%) van de 503 patiënten die de 220 mg-dosis kregen toegediend, bloedstolsels gevonden, tegenover 192 (38%) van de 512 die enoxaparine kregen toegediend. In beide groepen was er één sterfgeval (minder dan 1%). In het onderzoek met patiënten die een heupvervangende operatie ondergingen, werden bloedstolsels gevonden bij 50 (6%) van de 880 patiënten die 220 mg kregen toegediend, tegenover 60 (7%) van de 897 die enoxaparine kregen toegediend. In de -groep overleden drie patiënten (minder dan 1%), maar twee van deze sterfgevallen hielden geen verband met bloedstolsels. In de knie- en heuponderzoeken waren er aanwijzingen dat de dosis van 220 mg mogelijk werkzamer is dan die van 150 mg. Uit het onderzoek bij patiënten met niet-valvulair atriumfibrilleren bleek dat per jaar ongeveer 1,5% van de patiënten die 110 mg gebruikten (183 patiënten van de 6 015), en 1,1% van de patiënten die 150 mg gebruikten (134 van de 6 076) een beroerte of andere problemen kreeg als gevolg van bloedstolsels, tegen 1,7% van de patiënten die warfarine gebruikten (202 van de 6 022). In de onderzoeken naar de behandeling van DVT en longembolie kwam de vorming van bloedstolsels of overlijden in verband met bloedstolsels voor bij 2,7% van de patiënten in de -groep (68 van de 2 553), tegenover 2,4% van de patiënten in de warfarine-groep (62 van de 2 554). In het eerste onderzoek naar de behandeling van DVT en longembolie kwam de vorming van bloedstolsels of overlijden in verband met bloedstolsels voor bij 1,8% van de patiënten in de - EMA/47517/2015 Blz. 3/5
groep (26 van de 1 430), tegenover 1,3% van de patiënten in de warfarine-groep (18 van de 1 426). In het tweede preventieonderzoek kwam de vorming van bloedstolsels of overlijden in verband met bloedstolsels voor bij 0,4% van de patiënten in de -groep (3 van de 681), tegenover 5,6% van de patiënten in de placebogroep (37 van de 662). Welke risico s houdt het gebruik van in? De meest voorkomende bijwerking van (waargenomen bij meer dan 1 op de 10 patiënten) is bloeding. Zie de bijsluiter voor het volledige overzicht van alle gerapporteerde bijwerkingen van. mag niet worden gebruikt bij patiënten met een ernstig verminderde nierfunctie, die momenteel een significante bloeding hebben of die lijden aan een aandoening die een significant risico op een ernstige bloeding met zich meebrengt. Het middel mag niet worden gebruikt bij patiënten die andere antistollingsmiddelen gebruiken, behalve in specifieke situaties zoals wanneer de patiënt wordt overgeschakeld op of van. mag evenmin worden gebruikt bij patiënten met ernstige leverproblemen of bij patiënten die via de mond of via injectie ketoconazol en itraconazol (geneesmiddelen bij schimmelinfecties) krijgen of cyclosporine (een geneesmiddel waarbij de activiteit van het immuunsysteem wordt verminderd) of dronedaron (een geneesmiddel ter behandeling van atriumfibrilleren) gebruiken. Zie de bijsluiter voor de volledige beschrijving van de beperkende voorwaarden. Waarom is goedgekeurd? Het CHMP heeft geconcludeerd dat de voordelen van het geneesmiddel groter zijn dan de risico s en heeft geadviseerd een vergunning te verlenen voor het in de handel brengen van dit middel. Het CHMP merkte op dat de werking van wat betreft het voorkomen van de vorming van bloedstolsels bij patiënten die een knie- of heupvervangende operatie hebben ondergaan, vergelijkbaar is met die van enoxaparine., dat via de mond wordt ingenomen, heeft het voordeel patiëntvriendelijker te zijn. Het CHMP merkte ook op dat gunstig afstak bij warfarine wat betreft de verlaging van het risico op beroerte bij patiënten met atriumfibrilleren, zonder het risico op ernstige bloedingen te verhogen. Aangezien bepaalde patiënten een verhoogd risico lopen op bloedingen, werd een aantal voorzorgsmaatregelen in de voorschrijfinformatie opgenomen. Tevens stelde het CHMP vast dat het algemene voordeel van voor de preventie en behandeling van DVT en longembolie vergelijkbaar is met het voordeel van warfarine. Het aantal bloedingen was echter geringer bij dan bij warfarine. Hoewel uit de onderzoeken een iets hoger risico op hartproblemen met bleek dan met warfarine, werden de voordelen van nog altjid geacht op te wegen tegen de risico's. Welke maatregelen worden er genomen om een veilig en doeltreffend gebruik van te waarborgen? Om een zo veilig mogelijk gebruik van te waarborgen, is een risicobeheerplan opgesteld. Op basis van dit plan is in de samenvatting van de productkenmerken en de bijsluiter van veiligheidsinformatie opgenomen, onder andere over de gepaste voorzorgsmaatregelen die professionele zorgverleners en patiënten moeten nemen. Daarnaast zal de fabrikant van aan alle artsen die naar verwachting het geneesmiddel gaan voorschrijven een informatiepakket verstrekken om hen beter bekend te maken met het risico op EMA/47517/2015 Blz. 4/5
bloedingen en een leidraad te bieden voor de behandeling ervan. Bovendien krijgen de patiënten een waarschuwingskaart waarop de belangrijkste veiligheidsinformatie over het geneesmiddel is samengevat. Overige informatie over De Europese Commissie heeft op 18 maart 2008 een in de hele Europese Unie geldige vergunning voor het in de handel brengen van verleend. Het volledige EPAR voor is te vinden op de website van het Geneesmiddelenbureau onder ema.europa.eu/find medicine/human medicines/european Public Assessment Reports. Zie de bijsluiter (ook onderdeel van het EPAR) of neem contact op met uw arts of apotheker voor meer informatie over de behandeling met. Deze samenvatting is voor het laatst bijgewerkt in 01-2015. EMA/47517/2015 Blz. 5/5