VLAAMS VERBOND VAN HET KATHOLIEK SECUNDAIR ONDERWIJS. Guimardstraat 1-1040 BRUSSEL LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS. AV FRANS 3de graad KSO-TSO DEEL C



Vergelijkbare documenten
Aartsbisdom Mechelen-Brussel Vicariaat Onderwijs Diocesane Pedagogische Begeleiding Secundair Onderwijs

VLAAMS VERBOND VAN HET KATHOLIEK SECUNDAIR ONDERWIJS. Guimardstraat BRUSSEL LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS. AV FRANS Derde graad KSO-TSO DEEL D

Doorlopende leerlijn vaardigheden Frans ERK (PO - havo/vwo) 2009 Streefniveaus en eindniveaus ERK per vaardigheid

Wat stelt de doorlichting vast? Enkele voorbeelden:

Engels, vmbo gltl, Liesbeth Pennewaard kernen subkernen Context (inhoud) taalvaardigheidsniveau CE of SE Eindterm niveau GL/TL Exameneenh eid Lezen

MODERNE VREEMDE TALEN - ASO DUITS Het voorliggende pakket eindtermen beantwoordt aan de decretale situatie waarbij in de basisvorming in de derde

Zakelijk Professioneel (PROF) - B2

VLAAMS VERBOND VAN HET KATHOLIEK SECUNDAIR ONDERWIJS Guimardstraat BRUSSEL

Kruistabel ter inspiratie voor het opmaken van een jaarplan Duits voor de derde graad Moderne Talen

Wat kan ik na het 1 ste jaar? SPREKEN SCHRIJVEN LUISTEREN

CONCEPT. Domein A 1: Lezen van zakelijke teksten. Tussendoelen Nederlands onderbouw vo havo/vwo

VLAAMS VERBOND VAN HET KATHOLIEK SECUNDAIR ONDERWIJS. Guimardstraat BRUSSEL LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS. AV FRANS Derde graad TSO DEEL B

CONCEPT. Domein A 1: Lezen van zakelijke teksten. Tussendoelen Nederlands onderbouw vo, vmbo

Profiel Professionele Taalvaardigheid

Tussendoelen Engels onderbouw vo havo/vwo

INFORMATICA(BEHEER) 3de graad TSO AV FRANS. Eerste leerjaar: 3 uur/week Tweede leerjaar: 3 uur/week. In voege vanaf 1 september 1999 D/1999/0279/024C

CONCEPT. Tussendoelen Engels onderbouw vo havo/vwo

Niveaubepaling Nederlandse taal

Moderne vreemde talen vmbo Leerlijnen landelijke kaders

Vlaams Verbond van het Katholiek Secundair Onderwijs Guimardstraat 1, 1040 Brussel

~ 1 ~ selecteren. (LPD 1,8,27) (LPD 13,22,23,27)

Common European Framework of Reference (CEFR)

Eindtermen Nederlands lager onderwijs

Voor alle leraren Nederlands. 'Vergelijkend schema', eindtermen vaardigheden van de 3 graden: tekstsoorten, procedures/strategieën en attitudes.

Taaltaken, verwerkingsniveaus, tekstsoorten, tekstkenmerken en strategieën

Opleiding. Tolk Vlaamse Gebarentaal. Code + officiële benaming van de module. Module Vlaamse Gebarentaal B. Academiejaar

3.4. De profielbeschrijvingen Profiel Toeristische en Informele Taalvaardigheid

Kan ik het wel of kan ik het niet?

2.3 Literatuur Schriftelijke vaardigheden Lezen LES GODVERDOMSE DAGEN OP EEN GODVERDOMSE BOL LEERPLAN ALGEMEEN:

Luisteren 1 gt/h 2 gt 3/4 vmbo

Lokaliseren situeren van plaatsen op een landkaart (in een beperkt of ruim kader).

Luisteren 1 hv 2 hv 3hv

Educatief Startbekwaam (STRT) - B2

HUIDIG LEERPLAN FRANS

Luister- en kijkvaardigheid in de lessen Nederlands

De leerling leert strategieën te gebruiken voor het uitbreiden van zijn Duitse woordenschat.

Nieuwe woorden correct kunnen schrijven, kunnen vertalen van N-F en van F-N en kunnen gebruiken in mondelinge en schriftelijke zinnen.

Profiel Maatschappelijke Taalvaardigheid

A1 A2 B1 B2 C1. betrekking op concrete betrekking op abstracte, complexe, onbekende vertrouwde

Taaltaken, verwerkingsniveaus, tekstsoorten, tekstkenmerken en strategieën

Europees Referentiekader

COMMUNICATIE IN VREEMDE TALEN

1 Spelling en uitspraak

Wat kan ik na het 1 ste jaar?

Niveaus Europees Referentie Kader

VLAAMS VERBOND VAN HET KATHOLIEK SECUNDAIR ONDERWIJS LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS. NEDERLANDS Derde graad BSO Derde leerjaar. Alle studierichtingen

Nederlands ( 2F bb kb/gl/tl )

Leerlijn ICT VIJFDE LEERJAAR 1 Kennismaken - aanzetten - occasioneel opbouwen - regelmatig VERWERVEN - systematisch herhalen - verdiepen - verbreden -

Eindtermen Nederlands algemeen secundair onderwijs (derde graad)

Niveaus van het Europees Referentiekader (ERK)

Syntheseproef kerst 2013 Theoretische richtingen

TABASCO. Oriëntatie + voorbereiden

Doorlopende leerlijn vaardigheden Duits ERK (PO - havo/vwo) 2009 Streefniveaus en eindniveaus ERK per kernvaardigheid

Taaltaken, verwerkingsniveaus, tekstsoorten, tekstkenmerken en strategieën

Gesprekjes voeren Waar sta ik nu?

Kan-beschrijvingen ERK A2

Educatief Professioneel (EDUP) - C1

Educatief Professioneel (EDUP) - C1

NIVEAU TAALBEHEERSING MODERNE VREEMDE TALEN VWO/HAVO STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0

luisteren: ET 4, 6 spreken: ET 15, 18, 23 lezen: ET 10, 12 schrijven: ET 28, 30, 31, 34 mondelinge interactie: 24, 27

Themaboek IBL1 - Internationaal marktanalist

Programma van Inhoud en Toetsing

Programma van Inhoud en Toetsing

1.a. De leerlingen hebben een positieve houding tegenover ICT en zijn bereid ICT te gebruiken om hen te ondersteunen bij het leren.

Opleiding. Meertalig secretariaat. Code + officiële benaming van de module. A3 Frans 1. Academiejaar Semester. 1 en 2.

taal portfolio Checklist B1

1 Basiscompetenties voor de leraar secundair onderwijs

Profiel Academische Taalvaardigheid PAT

Schrijven tekstkenmerken productief A1 A2 B1 B2 C1 C2. Bereik van de woordenschat

VOET EN STUDIEGEBIED HANDEL

Naam leerlingen. Groep BBL 1 Nederlands. Verdiepend arrangement. Basisarrange ment. Leertijd; 5 keer per week 45 minuten werken aan de basisdoelen.

Behaal je diploma secundair onderwijs

CONCEPT. Tussendoelen Engels onderbouw vo vmbo

VSO leerlijn Engels (uitstroom arbeid)

Spreken tekstkenmerken A1 A2 B1 B2 C1 C2. Bereik van woordenschat

PTA Nederlands TL/GL Bohemen, Houtrust, Kijkduin, Media&Design cohort

Tussendoelen Engels onderbouw vo vmbo

Kruistabel ter inspiratie voor het opmaken van een jaarplan Duits voor het 2 e leerjaar van de 2 e graad aso. Datu m van de les. De leerlingen kunnen

Handleiding Vervolgmodule OGO- Extra materiaal na Taalsituaties 3-6-9

FUNCTIONELE TAALVAARDIGHEID / TEKSTGELETTERDHEID IN PAV

Maatschappelijk Informeel (INFO) - A2

13. De leerling leert strategieën te gebruiken bij het verwerven van informatie uit gesproken en geschreven Engelstalige teksten.

Vertaalde ET ICT. ET 1: ik wil, ik kan. ET 2: Ik werk veilig, ik draag zorg voor. Ik kan hulp vragen. Ik durf iets uitproberen.

Kijkwijzer techniek. Kijkwijzer leerlingencompetenties, materiaal uit traject Talenten breed evalueren, dag 1 Pagina 1

Model om schoolse taalvaardigheden te observeren en te reflecteren

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Gelet op artikel 7 van het Eindexamenbesluit v.w.o.- h.a.v.o.- m.a.v.o.- v.b.o.

Taal en rekenenen bij kwalificatiedossier Helpende zorg en welzijn

Wat te doen met zwakke begrijpend lezers?

EINDTERMENTABEL OVERZICHT. Flos en Bros werkboekjes. x x. x x x x x. x x x. Werkboekje blz e Leerjaar 6 e Leerjaar

Algemeen Kan gesprekken voeren over alledaagse en niet alledaagse onderwerpen uit dagelijks leven en werk.

Maatschappelijk Formeel (FORM)- B1

KIJKWIJZER VOOR PAV-BUNDELS

NEDERLANDS VMBO. Syllabus BB, KB en GT centraal examen 2012

TAALDREMPELS OPLEIDINGSVLOER INFORMATICA

GESPREKS- EN DOELEN VANDAAG 6/1/2016 SPREEKVAARDIGHEID IN DE ISK ONDERWIJSACTIVITEITEN. Hoe zeg je dat?

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

samenhang Kan een reeks kortere, op zichzelf staande eenvoudige elementen verbinden tot een samenhangende lineaire opeenvolging van punten.

luisteren: dialoog beluisteren en

Maak je eigen folder! Leerkrachtenbundel

STUDIEGEBIED ALGEMENE VORMING

Transcriptie:

VLAAMS VERBOND VAN HET KATHOLIEK SECUNDAIR ONDERWIJS Guimardstraat 1-1040 BRUSSEL LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS AV FRANS 3de graad KSO-TSO DEEL C Brussel - Licap - D/1992/0279/013C - september 1992

Werken aan het christelijk-gelovig opvoedingsproject is een opdracht van de hele schoolgemeenschap. Deze uitdaging is zeker geen aangelegenheid van de leraar godsdienst alleen. Elk vak kan in zijn dialoog met de werkelijkheid een eigen bijdrage leveren tot een christelijk geïnspireerd zoeken naar waarheid. Elk vak biedt de kansen en de mogelijkheden om tot waardenverheldering of gelovige duiding te komen. In elk vak kunnen leraars vanuit een dialogale houding jonge mensen aanzetten tot een christelijk-ethische reflectie op de inhouden, tot een houding van verwondering en bewondering, van solidariteit, van eerbied en dankbaarheid. AV Frans 3de graad KSO - TSO DEEL C Deze brochure bevat de leerplannen Frans voor volgende studierichtingen: - Apotheekhulp - TSO. 2 u./w. - Bijzondere jeugdzorg, Lichamelijke opvoeding en sport, Verpleegaspiranten - TSO. 2 u./w. - Biotechniek, Sociale en technische wetenschappen, Techniek-wetenschappen. 3 u./w. Chemie, Industriële wetenschappen - TSO. 2 u./w. - Landbouw, Land- en tuinbouw, Tuinbouw - TSO. 2 u./w.

INHOUD AV Frans 3de graad TSO - 2 u./w. Apotheekhulp. blz. 1 UITGANGSPUNTEN... 4 1.1 Een maximumomschrijving van de doelstelling... 4 1.2 Een taakgerichte benadering van het taalleerproces... 4 2 SITUERING VAN HET LEERPLAN... 5 2.1 Het verdere curriculum... 5 2.2 Aansluiting bij de algemene doelstellingen van de studierichting Apotheekhulp TSO... 5 3 BEGINSITUATIE... 5 3.1 De vooropleidingen... 5 3.2 Doelstellingen en leerinhouden van de 2de graad... 6 4 ALGEMENE DOELSTELLINGEN... 6 5 LEERPLANDOELSTELLINGEN EN LEERINHOUDEN... 7 5.1 Gespreksvaardigheid... 7 5.2 Luistervaardigheid... 14 5.3 Leesvaardigheid... 15 5.4 Schrijfvaardigheid... 17 5.5 Kennis van land en volk... 18 5.6 Lexicon... 19 5.7 Grammatica... 20 6 METHODOLOGISCHE WENKEN... 21 6.1 Het jaarplan... 21 6.2 Motivatie... 22 6.3 Gespreksvaardigheid... 22 6.4 Luistervaardigheid... 24 6.5 Leesvaardigheid... 26 6.6 Schrijfvaardigheid... 28 6.7 Leerautonomie... 29 7 EVALUATIE... 32 7.1 Evalueren zoals men heeft geoefend... 32 7.2 Basisdoelstellingen evalueren... 34 7.3 Permanente evaluatie... 34 8 BIBLIOGRAFIE... 35

4 1 UITGANGSPUNTEN 1.1 Een maximumomschrijving van de doelstellingen Dit leerplan gaat onder meer uit van een inventarisatie van nuttige of noodzakelijke taalkennis voor de leerlingen van deze studierichting, zowel in het beroep als tijdens de opleiding. De algemene doelstellingen (4) en de daaruit afgeleide formuleringen in de rubrieken Leerplandoelstellingen en Leerinhouden (onder 5.1, 5.2, 5.3 en 5.4) vormen een vrij ideaal referentiekader voor het vreemde-talenonderricht. Telkens dit nuttig en mogelijk is worden daarom, in de rubriek Afbakening, haalbare basis- en uitbreidings/verdiepingsdoelstellingen geformuleerd. Als leraar is men mee verantwoordelijk voor het bereiken van de basisdoelstellingen. Anderzijds is er een inspanningsverplichting. Men moet met name een maximale invulling van het leerplan nastreven, rekening houdend met een realistische inschatting van de mogelijkheden binnen de leerlingengroep. 1.2 Een taakgerichte benadering van het taalleerproces - Het leerplan legt een sterke nadruk op de ontwikkeling van de TAAL- EN LEERAUTONOMIE van de leerlingen. Het gaat ervan uit dat er, tegelijk met de verdere opbouw van woordenschat- en grammaticale kennis, op systematische wijze moet worden gebouwd aan de inzichten, attitudes en vaardigheden:. die een autonoom en zinvol taalgebruik mogelijk maken;. die het mogelijk maken dat de leerlingen greep krijgen op hun eigen taalleerproces. Dit kan enkel gebeuren door middel van gepaste lesactiviteiten en oefenvormen. - De methodologische wenken die bij dit leerplan zijn gevoegd zijn daarom in hoofdzaak taakgericht. Taal leert men best al doende, namelijk door communicatieve taken of opdrachten uit te voeren. Dit heeft voor gevolg dat de opdracht van de leraar er anders zal gaan uitzien. Hij wordt meer de "manager" van het klasgebeuren. Hij staat niet alleen in voor de aanbreng van de noodzakelijke kenniselementen, maar meer dan voorheen het geval was, organiseert en begeleidt hij de leeractiviteiten. Een taak wordt in 't algemeen gedefinieerd als een communicatieve opdracht die afgeleid is van authentieke communicatie, en waarin echte informatieoverdracht centraal staat (b.v. een doktersvoorschrift verduidelijken voor een klant, een concrete informatie opzoeken in een bijsluiter). Deeltaken zijn dan die activiteiten (oefeningen, toepassingen van strategieën en technieken) die moeten plaatsvinden om tot de uitvoering van de voornoemde taken te komen (b.v. een tekst zoekend doorlopen om de gezochte informatie op te sporen, transfersituaties oefenen bij een "basisdialoog", zich voorbereiden voor een gesprek door een woordenboek of een woordenlijst te raadplegen enz.). - De leerplancommissie is zich bewust van de gevolgen van de vernieuwende aspecten van het leerplan voor de leraren. Zij zullen zich daarbij vaak met eigen materiaal moeten behelpen. Daarom worden in de Methodologische wenken suggesties gedaan in de zin van eenvoudig op te zetten lesactiviteiten en oefenvormen.

5 2 SITUERING VAN HET LEERPLAN 2.1 Het verdere curriculum De leerlingen die afgestudeerd zijn in deze studierichting, oriënteren zich deels naar een onmiddellijke tewerkstelling, deels naar vervolgstudies. Zij vinden werk in apotheken, ziekenhuisapotheken, de geneesmiddelenindustrie en laboratoria. Enkele leerlingen studeren verder in een 3de jaar van de 3de graad TSO Drogisterij en cosmetica. De meest gekozen vervolgstudies zijn technische of industriële richtingen van het HOBU (HOKT en HOLT, voornamelijk Chemie) en graduaten van het sociaal, paramedisch en pedagogisch hoger onderwijs (HOKT). Mits ernstige studie zijn er slaagkansen aan de universiteit. In het hoger onderwijs komt Frans niet meer voor in de lessentabellen, tenzij de individuele scholen er anders over beslissen. Een uitzondering hierop zijn, in het pedagogisch hoger onderwijs, de regentaten Frans-Geschiedenis en Frans-Aardrijkskunde en de opleiding voor toekomstige onderwijzers. 2.2 Aansluiting bij de algemene doelstellingen van de studierichting Apotheekhulp TSO - Bij de aanwerving van gediplomeerden van deze sector primeert de "technische" bekwaamheid van de kandidaten. Men acht het echter belangrijk dat klanten ook in het Frans kunnen bediend worden in een apotheek. In de industrie en in de laboratoria verhoogt de vreemde-talenkennis de mobiliteit in het bedrijf en dus de promotiekansen. In die zin maakt een praktische beheersing van het Frans deel uit van de beoogde kwalificatie. - Samen met de andere vakken speelt het vreemde-talenonderricht een rol bij het ontwikkelen van een aantal attitudes en sociale vaardigheden die vooraan staan in het specifieke onderwijs- project.. Oordelen en handelen in de lijn van de evangelische waarden (sociale gerichtheid, dienstbaarheid, respect voor zichzelf en anderen, verantwoord handelen...).. Aandacht voor het belang van het verbale element in de latere beroepsloopbaan.. Een klantvriendelijke houding.. Contactvaardigheid en bereidheid tot samenwerking.. Vlotheid in stijl en voorkomen.. Zin voor stiptheid: opdrachten correct en accuraat uitvoeren.. Efficiënt gegevens en informatie beheren. Van de leraren wordt verwacht dat ze zich bewust zijn van de belangrijkheid van deze attitudes en vaardigheden en dat ze dit inzicht ook doorgeven aan de leerlingen. 3 BEGINSITUATIE 3.1 De vooropleidingen Alle leerlingen hebben Frans gevolgd gedurende de vier voorbije jaren van het secundair onderwijs: - ten minste 4 u./w. in het eerste jaar van de eerste graad, - ten minste 3 u./w. in het tweede jaar, - ten minste 3 u./w. in de tweede graad (Techniek-wetenschappen TSO of ASO-studierichtingen).

6 3.2 Doelstellingen en leerinhouden van de 2de graad Wat volgt is een overzicht van de "specifieke doelstellingen en leerinhouden" die beschreven staan in het leerplan Frans voor de 2de graad TSO. (Licap, D/1990/0279/076, p. 17 e.v.) - De leerlingen moeten in een eenvoudige taal informatie kunnen uitwisselen in situaties die aansluiten bij hun leefwereld. Daarvoor moeten ze de gebruikelijke taalhandelingen kunnen uitvoeren. - Zij hebben eenvoudige of vereenvoudigde verhalende, maar ook informatieve teksten leren lezen. In dat kader zouden ze nu vertrouwd moeten zijn met een aantal eenvoudige leestechnieken gericht op globaal en selectief tekstbegrip (dat wil zeggen enkel de pertinente gegevens opsporen en begrijpen). Ze hebben ook een vertaalwoordenboek leren raadplegen. - De leerlingen hebben geleerd via een brief informatie in te winnen en te verstrekken. Eigen ervaringen en belevenissen kunnen zij verwoorden op een eenvoudige manier. Het uitgangspunt voor deze steloefeningen waren modellen, waarin ze formuleringen en structuren konden terugvinden. - De leerlingen zouden een praktische kennis moeten hebben van de Franse basisgrammatica. Dat wil zeggen dat ze de veel voorkomende vormen en structuren in de praktijk zouden kunnen toepassen. Met alle voorbehoud wordt de produktieve woordenschatkennis op het einde van de 2de graad op 1200 tot 1500 woorden geraamd. Indien blijkt dat de leerlingen een aantal belangrijke doelstellingen op onvoldoende wijze bereikt hebben, dan moeten ze ingebouwd worden in het jaarplan van het eerste jaar van de derde graad. Men moet echter vermijden dat dergelijke herhalingen de haalbaarheid van de doelen van de 3de graad hypothekeren. 4 ALGEMENE DOELSTELLINGEN Men kan de einddoelstellingen van het vak Frans in deze studierichtingen als volgt omschrijven. - Frans gebruiken voor beroepsdoeleinden.. Gebruikers van het Frans (moedertaalsprekers en andere) zelfstandig begrijpen en te woord staan tijdens rechtstreekse en telefonische contacten met klanten en leveranciers.. Informatie verzamelen uit functionele teksten als doktersvoorschriften, recepturen uit de farmacopee, bijsluiters, publiciteit, zakelijke brieven en dergelijke en er de voor zijn doeleinden relevante gegevens uit begrijpen. - Frans gebruiken voor studiedoeleinden (b.v. informatie verzamelen en verwerken). Dit impliceert dat men een voldoende taal- en leerautonomie ontwikkelt die gebaseerd is op:. een praktische beheersing van lexicon en grammatica,. de nodige inzichten, attitudes en de vaardigheden om zelfstandig lees-, luister-, en gesprekstaken uit te voeren. - Inspelen op persoonlijke behoeften tijdens verblijven in Franstalige gebieden (b.v. inkopen doen, vragen naar accomodaties).

7 - Elementaire sociale contacten onderhouden met anderstaligen (b.v. zich voorstellen, een kort gesprek voeren over alledaagse dingen). Dit impliceert onder meer omgaan met personen met andere sociale en culturele achtergronden. De taalvaardigheid die de leerlingen reeds hebben verworven in de 1ste en 2de graad en die vooral betrekking had op situaties uit het privé-leven, wordt onderhouden en in de mate van het mogelijke uitgebreid. De taalvaardigheid in functie van beroeps- en studiedoeleinden krijgt nu echter de prioriteit. Beide toepassingsvelden zijn niet strijdig met elkaar. De voorgehouden taaltraining maakt immers transfer mogelijk van taalgedrag in beroepssituaties naar taalgedrag in het sociale leven, en omgekeerd. 5 LEERPLANDOELSTELLINGEN EN LEERINHOUDEN 5.1 Gespreksvaardigheid 5.1.1 LEERPLANDOELSTELLINGEN Als inititiatiefnemer of als benaderde persoon, gebruikers van het Frans (moedertaalsprekers en andere) te woord staan tijdens rechtstreekse en telefonische contacten die betrekking hebben op: - de uitoefening van het beroep (klanten bedienen in een apotheek, contacten met leveranciers), - eigen behoeften, - de alledaagse omgang in het sociale leven. Om deze doelstellingen te realiseren zijn een aantal inzichten, attitudes en vaardigheden belangrijk. Bij het oefenen van de gespreksvaardigheid dient de leraar dan ook aandacht te hebben voor deze aspecten. - De vereiste taalhandelingen beheersen; ze gepast en op efficiënte wijze aanwenden. (Zie 5.1.2 Leerinhouden.) - De Franse uitspraak en intonatie beheersen. - Vat hebben op de inhoud en het verloop van een gesprek of betoog (tekstvaardigheid, compétence discursive).. Beleefd de aandacht trekken, een gesprek beginnen en beëindigen.. Binnen het gesprek een onderwerp inleiden en afsluiten (Et pour... - Vous avez bien compris? - Il y a encore un problème).. Hoofd- en bijzaken (onder)scheiden (onder andere door middel van intonatiepatronen, uitdrukkingen als "c'est important - attention! - surtout...").. Feiten, wilsuitingen en meningen (onder)scheiden.. Op eenvoudige wijze argumenteren met als doel de andere te overtuigen: beleefd onderbreken, feiten of meningen weerleggen, feiten of meningen introduceren (vous permettez? - attention! - je ne suis pas (tout à fait) d'accord).. Iets beknopt, duidelijk en op samenhangende wijze formuleren. - Het gebrek aan kennis van het Frans of een slechte verstaanbaarheid compenseren (compensatiestrategieën).. Zeggen dat men niet goed Frans spreekt, iets niet begrijpt.. Iets (doen) spellen.

8. Om herhaling vragen, trager en uitdrukkelijker (doen) herhalen.. Vragen hoe iets heet in het Frans, onbekende begrippen (doen) omschrijven, moeilijke formuleringen omzeilen.. Belangrijke punten herhalen of op verschillende manieren (doen) omschrijven om misverstand uit te sluiten. In functie van de Afbakening (5.1.3) worden een aantal ontwijkingsstrategieën afzonderlijk vermeld.. Zich zo nodig beperken tot het louter benoemen van voorwerpen, handelingen.... Gebruik maken van woorden en uitdrukkingen in een (andere) taal die de gesprekspartner verstaat.. Een oordeelkundig beroep doen op niet-verbale expressiemiddelen: E gebaren (knikken, wijzen...), E gelaatsuitdrukkingen, E vragen dat de persoon iets toont of tekent, zelf iets tonen of tekenen.. Vragen naar iemand die Nederlands spreekt. - Het gesprek doelmatig voorbereiden door de voorkennis te mobiliseren, gebruik te maken van informatieve teksten over het onderwerp en een beroep te doen op hulpmiddelen als woordenlijsten en woordenboeken. - Socio-culturele en sociale vaardigheden. Blijk geven van een klantgerichte instelling.. Bereid zijn te luisteren en openstaan voor andere opvattingen.. Zich op formele wijze uitdrukken met klanten en onbekenden (b.v. vous i.p.v. tu); de gepaste beleefdheidsvormen beheersen.. Tactvol optreden overeenkomstig de culturele achtergrond van de gesprekspartner; op de hoogte zijn van de belangrijkste internationale (voornamelijk Belgische en Franse) conventies: gespreks-, telefoon-, eventueel tafelconventies en dergelijke. (Zie ook 5.5 Kennis van land en volk.) 5.1.2 LEERINHOUDEN Om de hogervermelde doelstellingen te bereiken, moeten de leerlingen ook vertrouwd zijn met de voorkomende gesprekssituaties, de eraan verbonden taalhandelingen, woordenschatvelden, morfologische en syntactische structuren. Als oriëntatie worden hieronder een aantal belangrijke/ interessante gesprekssituaties en taaluitingen gesuggereerd. Daarbinnen zal men uiteraard EEN KEUZE moeten maken en rekening houden met: - de prioriteiten vermeld onder 4 (Algemene doelstellingen), - de suggesties en wensen van de verantwoordelijken voor de technische en praktijkopleiding, - de vraag in de stage-apotheken en -bedrijven, - de mogelijkheden binnen de groep leerlingen. De opsomming is niet exhaustief. De lijst met voorbeelden kan dus aangevuld worden. Een aantal situaties bieden de gelegenheid om het taalgebruik dat reeds aan bod kwam in de tweede graad, te heractiveren. (Zie het leerplan Frans 2de graad TSO, 3.1.)

9 5.1.2.1 Uitoefening van het beroep (Sommige gesprekken kunnen zowel rechtstreeks als telefonisch gevoerd worden.) - De gangbare conventies toepassen bij telefoongesprekken: zich melden, doorverbinden, vragen of men even wil wachten, zeggen dat men de gevraagde persoon gaat roepen, dat wordt terug getelefoneerd, het gesprek beëindigen, enz. - Afspreken.. Een afspraak maken, bevestigen, annuleren of wijzigen.. Samen zoeken naar een passend ogenblik.. Formuleren waarom een afspraak niet kan doorgaan (men is benomen, afwezig enz.).. Afspreken voor het uitvoeren/afhalen van een bestelling.. Zich verontschuldigen omdat er iets met de afspraak is misgelopen; zeggen dat men de bestelling zelf aan huis zal brengen. - Courante inlichtingen verstrekken met betrekking tot:. openingstijden,. dokters en apothekers met wachtdienst,. telefoonnummers en eventueel de bereikbaarheid van dokters, andere apothekers, belangrijke ziekenhuizen, het anti-vergifcentrum, hulpdiensten als AA-groepen, AIDS-telefoon en dergelijke,. het voorradig hebben van geneesmiddelen en produkten, eventuele wachttijden, - Klanten onthalen in de apotheek.. Begroeten, afscheid nemen.. Vragen even te wachten, eventueel doen zitten.. Een informeel gesprek voeren, bij voorbeeld over het weer, om een korte wachttijd te overbruggen.. Informeren naar iemands gezondheid, empathie betonen. - Iets verkopen.. Zeggen dat voor een geneesmiddel al dan niet een doktersvoorschrift vereist is. Geneesmiddelen op doktersvoorschrift. Vragen naar het voorschrift, naar vereiste formulieren, naar een zelfklever van de mutualiteit...; indien dit vergeten werd, vragen een zelfklever na te brengen of vragen er een te gaan halen.. Eventueel informeren naar de aandoening (de betrokken persoon: leeftijd, gewicht, medische gegevens die een contra-indicatie kunnen tot gevolg hebben); zo nodig zeggen dat men de apotheker gaat roepen of telefoneert naar de dokter.. Eventueel zeggen dat het geneesmiddel moet besteld of bereid worden; zeggen wanneer het beschikbaar zal zijn.. Eventueel iets zeggen over de bereiding, de ingrediënten (bij voorbeeld voor homeopathische geneesmiddelen).. Het gebruik verduidelijken: de posologie, wanneer innemen, hoe toedienen (b.v. voor antibiotica: de fles schudden, volledig uitnemen) enz.. Aanduiden doe het geneesmiddel moet bewaard worden: al dan niet in de koelkast, donker.... Waarschuwen: mogelijke neven-effecten, toxiciteit of schadelijkheid, niet in het bereik laten van kinderen enz.. Afrekenen, een cheque aannemen, een eventuele korting/eindejaarsristourne verklaren...

10 Geneesmiddelen waarvoor geen doktersvoorschrift vereist is, verzorgingsprodukten, kinder- en dieetvoeding, veterinaire produkten enz.. Informeren naar de koopwens.. Voor verzorgingsprodukten, de koopwens doen preciseren (b.v. moet passen bij..., voor een droge huid); informeren naar de smaak (kleuren, voorkeur voor bepaalde merken); iets demonstreren en bondig commentariëren.. Het soort verpakking, de grootte, in capsules, druppels enz. doen preciseren.. De gebruiksvoorschriften verduidelijken (b.v. voor het aanbrengen en verwijderen van produkten). - Optreden in verband met thuisverzorging.. Toestellen verhuren en demonstreren (b.v. een weegtoestel, een inhalator).. Adviezen geven in verband met de thuisverzorging van zieken, bejaarden, gehandicapten.. Informatie verstrekken over sociale begeleidingsmaatregelen, rechten, administratieve stappen... - Optreden in noodsituaties.. Vragen naar alle nuttige gegevens: gebeurtenis, identiteit, plaats en bereikbaarheid, symptomen.... EHBO doen toepassen: efficiënt en zakelijk instructies geven in de meest voorkomende noodsituaties.. Dringend verwijzen naar een dokter, een ziekenkuis, een hulpdienst.. Zeggen dat men zelf de bevoegde diensten waarschuwt, dat men iemand stuurt, zelf komt. - Omgaan met leveranciers en vertegenwoordigers.. Informeren naar produkten, toestellen, benodigdheden; vragen om documentatie, een demonstratie (waar, wanneer), verkoops- en leveringsvoorwaarden; richtlijnen vragen bij gebruik.... Iets telefonisch (bij)bestellen met de bijbehorende afspraken; aandringen om spoed.... Een klacht formuleren in verband met gebrek aan conformiteit met de bestelling, leveringstermijn enz. 5.1.2.2 Eigen behoeften (Bij voorbeeld tijdens een reis of vakantie in Franstalige gebieden.) - Bank, wisselkantoor: geld wisselen, geld van zijn rekening halen, een storting doen, een cheque innen... - Garage, tankstation, pechdienst. Vragen naar/om courante produkten en diensten: benzine, olie, antivriesmiddel, een smeerbeurt, bandendruk controleren enz.. Vragen naar een garage, naar de ligging; signaleren waar men staat.. Courante problemen omschrijven (wagen start niet, trekt niet op, problemen met remmen, koppeling, contactsleutel onbereikbaar enz.).. Een afspraak maken voor smeerbeurt, herstelling... - Geneesheer, ziekenhuis. Vragen naar een geneesheer of een ziekenhuis.. Een afspraak maken.. Pijn, koorts, duizeligheid en dergelijke signaleren.. Instructies begrijpen in verband met het innemen van geneesmiddelen (hoeveelheid, frequentie...), een verwijzing naar..., administratieve formaliteiten.

11. Eigen medische informatie meedelen: bloedgroep, allergieën (b.v. voor penicilline).. Bij ziekenhuisopname, het soort kamer bespreken, vragen om contact op te nemen met thuis, het bedrijf, de verzekeraar, een bijstandsorganisme... - Hotel, restaurant, café, camping. Zich melden bij aankomst, zich oriënteren;. Een drank, een maaltijd bestellen;. Een kamer, een standplaats bespreken, vragen naar accomodaties (badkamer, douches, toilet...), vragen om gewekt te worden.... Vragen naar beddegoed, kleerhangers, een scheerapparaat enz.. Een klacht formuleren (b.v. de accomodaties zijn niet zoals overeengekomen, functioneren niet...).. Afrekenen. - Ongeval. Vragen of/zeggen dat er gekwetsten zijn.. Om hulp vragen; vragen dat iemand telefoneert naar een dokter, naar de politie, de pechdienst.. Een minnelijke schikking voorstellen; zeggen dat men tussenkomst wenst van de politie.. Een aangifteformulier (doen) invullen en mee ondertekenen.. Vragen naar getuigen, iemand vragen om te willen getuigen. - Openbaar vervoer (o.a. trein, vliegtuig). Inlichtingen vragen met betrekking tot vertrektijden, uur van aankomst, aansluitingen, perronnummer enz.. Een ticket bestellen. - Politie. Aangifte doen van diefstal, verlies.. Een boete betalen. - Post. Vragen naar het postkantoor, naar een brievenbus.. Een brief of een pak versturen.. Postzegels kopen, vragen naar de tarieven. - Telefoon, telegraaf. Vragen of men mag telefoneren; vragen waar de telefoon staat; het telefoonboek vragen.. Een telegram versturen. - Toerisme en tijdverdrijf. Vragen naar toeristische bezienswaardigheden, routes.. Vragen naar sportaccomodaties, bioscoop, programma's...

12 - Winkels (voedsel, apotheek...). Vragen naar veel voorkomende artikelen.. Een afspraak maken voor een herstelling.. Afrekenen. 5.1.2.3 Alledaagse omgang in het sociale leven - Kennismaken: zichzelf, zijn familie, vrienden, collega's aan anderen voorstellen. - Groeten, afscheid nemen, gelukwensen, condoleren, bedanken... - Op vakantie: zeggen van waar men komt, waar men heen gaat, hoelang men blijft, hoe men zijn tijd doorbrengt... - Iets aanbieden. - Feiten, toestanden en gebeurtenissen vermelden met betrekking tot de actualiteit, het privé-leven en de sociale omgeving. - Aansluitend, standpunten, meningen, gevoelens, argumenten en dergelijke vertolken. -... 5.1.3 AFBAKENING Bij het afbakenen van de doelstellingen maakt men een onderscheid tussen transactionele en interactionele situaties of gesprekken. - Transactionele situaties Dit zijn situaties waarbinnen de communicatie relatief goed voorspelbaar is, omdat ze volgens een weinig variërend patroon verloopt. Bij voorbeeld: courante artikelen verkopen, afrekenen, een afspraak maken, telefoongesprekken waarbij men optreedt als tussenpersoon enz. - Interactionele situaties Dit zijn meer open situaties, waarbinnen de communicatie niet zo goed voorspelbaar is. Bij voorbeeld: telefoneren in noodsituatie, gesprekken in het sociale leven. Normaal doen interactionele situaties een beroep op een vrij grote taalbeheersing. Nochtans is het belangrijk dat de leerlingen ook leren op efficiënte wijze te communiceren in deze situaties (evenals in belangrijke transactionele situaties die, gezien de tijdsbeperkingen, niet aan de orde kunnen komen op de daartoe geëigende wijze - zie 6.2.1 Methodologische wenken). Daarom oefenen ze om vlot en op gepaste wijze gebruik te maken van:. compensatie- en ontwijkingsstrategieën zoals vermeld onder 5.1.1.. eventueel, lijsten met (specialistische) woordenschat en bruikbare uitdrukkingen.

13 BASIS - Transactionele gesprekken voeren in een aantal goed gekozen "modelsituaties". - Zich op efficiënte wijze behelpen in interactionele situaties en in niet modelmatig behandelde transactionele situaties. Daarbij op verantwoorde wijze gebruik maken van compensatie- en ontwijkingsstrategieën en van specifieke woordenschatlijsten. (Zie 5.6.) UITBREIDING/VERDIEPING - Transactionele gesprekken voeren over meer onderwerpen. - Daarbij slechts een beperkt gebruik maken van ontwijkingsstrategieën. (Zie 5.1.1.) - Eenvoudige instructies en boodschappen formuleren of overbrengen. - Met de steun van kernwoorden of vragen (b.v.: ce dont on parle, où, quand, qui, quoi, comment, pourquoi, solution) de essentie weergeven van concrete onderwerpen waarover men zich al lezend en/of luisterend gedocumenteerd heeft. Belangrijke functies - Omgaan met getallen (betalingen, afstanden, uur en datum, hoeveelheden, afmetingen, gewichten... - Tijdsaanduidingen, duur, frequentie, volgorde... geven en bepalen. - Telefoonconventies toepassen. - Situeren en aanwijzen. - Manipulaties en bewegingen benoemen (donner, pousser, reculer e.d.). - Iets vragen. - Vergelijken. - Bevestigen, ontkennen, zijn instemming betuigen, aanvaarden, danken, weigeren, voorkeur uiten, beloven, zekerheid of twijfel uitdrukken, zich verontschuldigen, gelukwensen... Correctheid Transactionele gesprekken Het aanwenden van woordenschat en structuren, de uitspraak en de intonatie zijn van die aard dat de spreekintenties probleemloos overkomen bij toehoorders met Frans als moedertaal of met een vlotte beheersing van het Frans. Interactionele gesprekken De taalcorrectheid is van secundair belang: de doeltreffendheid van de interactie primeert. Er wordt een zekere graad van taalcorrectheid nagestreefd.

14 Tempo Het spreektempo mag het geduld van de toehoorders niet storend op de proef stellen. 5.2 Luistervaardigheid 5.2.1 LEERPLANDOELSTELLINGEN 1) In het Frans gesproken taaluitingen begrijpen die toelaten deel te nemen aan rechtstreekse en telefonische gesprekken. 2) In het Frans gesproken aankondigingen, mededelingen en richtlijnen zelfstandig begrijpen. 3) Zelfstandig de voor zijn doeleinden relevante informatie putten uit korte en eenvoudige uiteenzettingen. (Uitbreiding) Het belang van deze doelstellingen mag niet onderschat worden: een groot deel van de communicatie in het bedrijf of in het privé-leven impliceert immers luistergedrag. De luistervaardigheid wordt ook apart geoefend. Dit is onder meer nodig om de leerlingen vertrouwd te maken met de woordenschat, de uitspraak, de intonatie, de spreeksnelheid en de verschillende taalregisters van moedertaalsprekers. Om de doelstellingen te realiseren zijn een aantal inzichten, attitudes en vaardigheden belangrijk, waaronder: - gericht luisteren (zich richten op wat men wil vernemen); - rekening houden met de talige en niet-talige context (b.v. de omstandigheden, de betrokken personen, wat juist gezegd werd); - de voorkennis mobiliseren: eigen voorkennis met betrekking tot het doel van een bezoek, het onderwerp van een gesprek, te verwachten aandachtspunten en dergelijke; - zich richten op wat men begrijpt: zich niet laten afleiden door wat men niet heeft verstaan of begrepen; - hoofd- en bijzaken onderscheiden, onder meer op basis van structurerende uitspraken, signaalwoorden, intonatie en debiet, redundantie (zie 6.3.1), het aanwenden van voorbeelden; (uitbreiding) - feiten, wilsuitingen en meningen onderscheiden; - formeel en informeel taalgebruik onderscheiden; - intonatiepatronen interpreteren (b.v. vraagtoon, gebiedende toon, ongeduld, verwondering, ongeloof). 5.2.2 LEERINHOUDEN Met het oog op een representatieve variatie tekstsoorten die relevant zijn voor de studierichting, maakt men een oordeelkundige keuze uit: - gesprekken die aanleunen bij:. situaties in de verzorgingssfeer,. situaties in het maatschappelijk leven, - boodschappen op een automatisch antwoordapparaat; - mededelingen, onder andere informatie via luidsprekers of intercom in het station, de luchthaven, een handelsbeurs en dergelijke; - instructies voor het uitvoeren van opdrachten; - reclameclips, produktinformatie;

15 - korte en eenvoudige TV- en radio-uitzendingen over zieken-, bejaarden- en gehandicaptenzorg, medische, sociale en maatschappelijke problemen, hulporganisaties; bijdragen met betrekking tot de farmaceutische en de voedingsindustrie (Uitbreiding) - korte en eenvoudige uiteenzettingen over concrete onderwerpen, ook buiten de verzorgingssfeer (Uitbreiding) -... 5.2.3 AFBAKENING BASIS - De voor zijn doeleinden relevante informatie begrijpen:. in korte en concrete berichten (b.v. mededelingen, instructies, reclamespots, produktinformatie op TV),. in gesprekken over vertrouwde onderwerpen. Niveau De sprekers houden rekening met anderstaligen met minder vlotte beheersing van het Frans (eenvoudige woordkeuze, vrij veel redundantie, rustig spreektempo, aandacht voor culturele verschillen). UITBREIDING/VERDIEPING. Ook in korte, eenvoudige uiteenzettingen over concrete en vertrouwde onderwerpen. Niveau De sprekers houden minder rekening met anderstaligen met een minder vlotte beheersing van het Frans. (Weergeven van de informatie: zie 5.1.3.) 5.3 Leesvaardigheid 5.3.1 LEERPLANDOELSTELLINGEN Met betrekking tot gevariëerde authentieke teksten die relevant zijn voor de studierichting, het leesgedrag afstemmen op verschillende doeleinden. Deze zijn achtereenvolgens: - vertrekkend vanuit een bepaalde informatiebehoefte, bepalen of een tekst relevante informatie bevat en zo ja, welke: "in tekst X staat iets over...", (relevantiebepaling) - aan de hand van zo weinig mogelijk tekstinformatie, relatief snel de globale strekking van een tekst bepalen, - de strekking van (relevante) gedeelten van een tekst ook in detail bepalen, (detailidentificatie) - de onderdelen van een tekst onderscheiden en hun verband bepalen, (structureren) (Uitbreiding) - conclusies of besluiten trekken.

16 Om deze doelstellingen te realiseren, zijn een aantal inzichten, attitudes en vaardigheden belangrijk. - Teksten lezen met als doel vlug zicht te krijgen op de globale strekking/inhoud (skimmen). - Snel en gericht bepaalde informatie opzoeken (scannen), onder andere op basis van vertrouwdheid met bepaalde tekstsoorten. - Zichzelf vragen stellen over de inhoud van een tekst. - De voorkennis mobiliseren. - Hoofd- en bijzaken onderscheiden. - Feiten en meningen onderscheiden. - Teksten in betekenisvolle segmenten onderverdelen; de segmenten met elkaar in verband brengen (m.a.w. de tekst of de informatie structureren); daarbij gebruik maken van de aanwezige structuurindicatoren (d'abord, ensuite, pour...). (uitbreiding). - De in diverse bronnen bekomen informatie vergelijken en bundelen. - Een woordenboek en gespecialiseerde woordenlijsten doeltreffend gebruiken (dus als het nodig is, en anders niet). - De betekenis van onbekende woorden afleiden uit de context, uit gelijkenis met woorden in de doeltaal of in andere talen. - In een ingewikkelde zin, de zinskern onderscheiden (de zinskern draagt meestal ook de kern van de boodschap). 5.3.2 LEERINHOUDEN 5.3.2.1 Geschreven boodschappen in het dagelijks leven Bij voorbeeld:. borden, wegwijzers, opschriften in de woonomgeving, in warenhuizen, langs de wegen enz.,. mededelingen aan het publiek: bezoekuren, uurregelingstabellen van het openbaar vervoer en dergelijke,. instructies in telefooncellen, bij geld- en parkeerautomaten enz., 5.3.2.2 Documenten voor studie en beroep Bij voorbeeld:. doktersvoorschriften,. recepturen uit een Franstalige farmacopee,. informatie over produkten, apparatuur en dergelijke in catalogi, folders, publiciteit in (gespecialiseerde) tijdschriften,. bijsluiters,. uitnodigingen voor voorstellingen en demonstraties,. informatie op verpakkingen, etikettering op de apparatuur,. handleidingen: gebruiksaanwijzingen en -voorschriften, montage-, plaatsings- en onderhoudsvoorschriften, eenvoudige identificatievoorschriften bij defecten...,. commerciële documenten als facturen, bestel- en leveringsbonnen, eenvoudige brieven (goednieuwsbrief, offertes...),. korte en eenvoudige artikels over concrete onderwerpen: vulgariserende artikels in de pers, bijdragen in vaktijdschriften, (Uitbreiding) Het is wel duidelijk dat niet alle vernoemde tekstsoorten even belangrijk zijn. Men dient de opsomming als een leidraad te gebruiken om, in overleg met de leraren voor de technische vakken en de praktijk, een korpus samen te stellen dat representatief is voor de studierichting.

17 Men moet de motivatie van de leerlingen in het oog houden. Een aantal deelvaardigheden kunnen ook geoefend worden aan de hand van korte en eenvoudige artikels. Deze moeten niet noodzakelijk beroepsgericht zijn, en men kan de kans aangrijpen om afwisseling te brengen in de lessen door in te spelen onder andere op actuele gebeurtenissen en ontwikkelingen. (Zie ook 5.5 Kennis van land en volk.) 5.3.3 AFBAKENING BASIS UITBREIDING/VERDIEPING - Geschreven boodschappen in het dagelijks leven correct interpreteren. - Binnen een redelijke, vooraf bepaalde tijd, met behulp van een woordenboek of woordenlijst, de onder 4.3.1 (vetgedrukte tekst) beschreven doelstellingen realiseren naar aanleiding van eenvoudige, goed gestructureerde teksten over concrete en vertrouwde onderwerpen. (Niet structureren.) (Weergeven van de informatie: zie 5.1.3.) Ook structureren. (Weergeven van de informatie, zie 5.1.3.) 5.4 Schrijfvaardigheid 5.4.1 LEERPLANDOELSTELLINGEN Hierbij wordt uitdrukkelijk gesteld dat de schrijfvaardigheid GEEN BASISDOELSTELLING is in deze studierichtingen. Schrijfactiviteiten kunnen wel aangewend worden als oefenvorm bij het verwerken van woordenschat, structuren en nuttige uitdrukkingen. (Zie 6 Methodologische wenken.) Als UITBREIDINGSDOELSTELLING geldt het volgende. Formulieren in het Frans invullen. Eenvoudige briefmodellen, stereotiepe mededelingen en berichten aanpassen aan veel voorkomende behoeften. Daarbij is de taalcorrectheid van die aard, dat de boodschap gemakkelijk overkomt. Een moedertaalspreker zal de tekst kunnen corrigeren zonder al te veel veranderingen aan te brengen. Bij de realisatie van deze doelstelling spelen de volgende inzichten, attitudes en vaardigheden een rol. - De Franse spelling en grammatica toepassen. (Zie 5.7.) - Een betoog structureren en bondig formuleren. - Conventies toepassen.. De gebruikelijke schrijfconventies: opmaak, vorm van het adres, aanduiding van referten en voorwerp, aanspreekvormen, openings- en slotformules, aanduiding van eenheden en symbolen en dergelijke.. De specifieke structuren van zakelijke (en persoonlijke) brieven.. De juiste zakelijke toon.

18 - Hulpmiddelen gebruiken.. Brieven en documenten waarop men een antwoord moet schrijven.. Modellen (brieven/documenten die men aan de eigen behoeften aanpast).. Naslagwerken, onder andere: E een vertalend woordenboek, E een basisgrammatica of overzichtstabellen. - De ingesteldheid om belangrijke geschriften te laten nalezen op taalcorrectheid. 5.4.2 LEERINHOUDEN - Courante mededelingen, borden, boodschappen, berichten aan inwoners, deelnemers en bezoekers. - Formulieren:. formulieren voor beroepsziekten;. formulieren voor sociale voorzieningen van bedrijven;. formulier 704 (afschrift van het voorschrift + reden van contante betaling); - Zakelijke brieven:. vraag om inlichtingen, offerte, cataloog en dergelijke,. een bestelling plaatsen (eventueel bevestigen),. inschrijven voor stages en demonstraties, uitwisselingsprogramma's, vakantieverblijven...,. reserveren voor een verblijf in een hotel, 5.5 Kennis van land en volk In de algemene doelstellingen wordt de aandacht gevestigd op de interculturele aspecten van de communicatie, in het volgende perspectief: - het bevorderen van een effectievere communicatie met anderstaligen, - "het verbreden van de geestelijke horizon en het relativeren van de eigen gebruiken en opvattingen (G. Westhoff)". Concreet kan men deze doelstellingen als volgt vertalen. - Beschikken over enige globale kennis van de anderstalige gebieden die toelaat toegang te krijgen tot de belevingswereld en de perspectieven van mogelijke gesprekspartners (of correspondenten). Bijvoorbeeld. De staatsvorm, de economische, politieke en toeristische situatie.. Opvallende maatschappelijke kenmerken, gewoonten in de dagelijkse omgang en de voeding, nationale gevoeligheden.. Geografische gegevens, gebeurtenissen die de laatste jaren wereldnieuws vormden, eventueel een markant hoogtepunt uit de (culturele) geschiedenis.

19 - Openstaan voor culturele verschillen en bereid zijn de eigen leefsituatie kritisch te beschouwen. Aansluitend hierop gevoelig zijn voor verschillen in cultuuruitingen en voor de vooroordelen die daarmee verband kunnen houden. - Weet hebben van gevoeligheden die samenhangen met ideologische/religieuze, sociaal-maatschappelijke en politieke factoren, en ermee rekening houden. - Op de hoogte zijn van verschillen in sociale conventies (b.v. omgangsvormen, manieren om zijn instemming te betuigen, iets te aanvaarden of te weigeren) en ze oordeelkundig toepassen of ermee rekening houden. - Weten dat sommige uitdrukkingen anders geïnterpreteerd worden al naargelang het land of de regio. Niet-talige communicatievormen (gebaren, gelaatsuitdrukkingen e.d.) correct interpreteren en zelf geen aanleiding geven tot ongewenste interpretaties. - Tenslotte, bewust zijn dat de eigen taalbeheersing wel eens (veel) beter kan zijn dan die van de gesprekspartner; ook in dit geval alert zijn om niet misbegrepen te worden. Met "anderstalige gebieden" bedoelt men de landen en regio's waar Frans wordt gesproken, en wel in eerste instantie Franstalig België en Frankrijk. Het is echter ook mogelijk dat de leerlingen Frans als "tussentaal" zullen gebruiken in hun contacten met personen waarvan ze de taal niet of onvoldoende beheersen. Daarom is het belangrijk dat ze de attitude ontwikkelen om STEEDS (dus ook met sprekers van andere talen) aandacht te schenken aan culturele verschillen zowel als de vaardigheid om er "onvoorbereid" mee om te gaan. De kennis van land en volk wordt zoveel mogelijk geïntegreerd in de taalvaardigheidstraining. Het ligt voor de hand dat, wanneer het gaat om training van de lees- en de luistervaardigheid, men ook een beroep zal doen op teksten die nuttige kenniselementen verstrekken en op gespreksmodellen die culturele verschillen illustreren zowel als manieren om erop in te spelen. Bij het oefenen van de gespreksvaardigheid kan men in enkele opdrachten voorzien die inspelen op de receptief aangeboden informatie. Deze geïntegreerde aanpak in de gespreksvaardigheid biedt het voordeel dat de leerlingen zich leren inleven in de situatie van hun gesprekspartners. Interculturele vaardigheid komt niet alleen te pas in de omgang met buitenlanders, maar ook wanneer men zich moet aanpassen aan verschillende bedrijfsculturen. 5.6 Lexicon De woordenschat die de leerlingen tijdens de voorbije jaren hebben verworven en die in grote mate gericht was op praktisch taalgebruik, wordt zo goed mogelijk herhaald en verder geïntegreerd in het kader van communicatieve situaties. Ook in de derde graad gebeurt het verwerven van nieuwe woorden op functionele basis. - Dit betekent dat de actief te beheersen woordenschat overwegend wordt bepaald in functie van een oordeelkundige keuze van gesprekssituaties (en eventueel enkele schrijfsituaties). - Via de lees- en luisteroefeningen zal eveneens een nieuwe woordenschat geassimileerd worden, zij het vaak op receptief niveau, zoals dit ook in de moedertaal gebeurt. Dit geldt onder meer voor de specialistische terminologie. Door te zorgen voor afwisseling qua tekstsoort en behandelde onderwerpen wordt ook deze receptieve woordenschat systematisch uitgebreid.

20 Daarmee wordt zeker geen lans gebroken voor een uitgebreide vocabulaire die de leerlingen van buiten moeten leren. Men moet alleszins vermijden hun geheugen te overladen met woorden die zij niet meteen in gebruikstaal kunnen integreren. Dit leerplan legt nadrukkelijk accenten op een leerproces waarbij de vaardigheidstraining centraal staat en waarbij veel teksten/modellen aan bod komen. 5.7 Grammatica De grammaticale component is eveneens functioneel. - De grammaticale vormen en structuren toepassen die het mogelijk maken de leerplandoelstellingen te realiseren. - Eventueel de voor zijn doeleinden relevante informatie betrekken uit een basisgrammatica of uit overzichtstabellen. De voor dat doel noodzakelijke (eventueel Nederlandse) metataal beheersen. 5.7.1 IN FUNCTIE VAN DE GESPREKSVAARDIGHEID Vooral in functie van de gespreksvaardigheid, kunnen enige onderwerpen op praktische wijze aan de orde komen. - Het gebruik van "grammaticale woorden" als celui-ci, tous, quelques, plusieurs... - De telwoorden. - Eenvoudige uitdrukkingen van verleden, heden en toekomst (met nadruk op het gebruik van de "futur proche"). - Eenvoudige uitdrukkingen van doel, middel, wijze, voorwaarde... - De vragende en ontkennende zinnen. - De woordorde. 5.7.2 IN FUNCTIE VAN DE SCHRIJFVAARDIGHEID Men vergeet niet dat de schrijfvaardigheid een uitbreidingsdoelstelling is. Aangezien men uitgaat van modellen (zie 5.4), primeert het taaltechnische aspect van de schrijfvaardigheid (een zo correct mogelijke schrijfwijze). Dan kunnen eventueel de volgende onderwerpen van belang zijn. - De schrijfwijze van de voorkomende pronomina. - De congruentieproblematiek. Een praktische, eventueel vereenvoudigde beregeling van:. het vrouwelijk en het meervoud van de voorkomende adjectieven en substantieven, van de pronomina,. de overeenkomst van het adjectief met het bijbehorende substantief, van het werkwoord met het onderwerp, van het voltooid deelwoord. - De voorkomende werkwoordsvormen. - Het opsplitsen in lettergrepen. - Het gebruik van koppeltekens. - De punctuatie. - De afkortingen. -... Daarbij is het minder de bedoeling dat de leerlingen deze vormen zelfstandig kunnen toepassen in geschreven taaluitingen, dan dat ze een klare kijk hebben op de mogelijk voorkomende problemen bij het schrijven van brieven en alert zijn om zo nodig een grammatica of een woordenboek te raadplegen.

21 5.7.3 OCCASIONEEL EN SYSTEMATISCH GRAMMATICA-ONDERRICHT Men maakt een onderscheid tussen een occasionele en een systematische herhaling/behandeling van grammaticale items. - Een occasionele behandeling vindt plaats wanneer men merkt dat daaraan bij de leerlingen behoefte is, naar aaanleiding van een gesprek, lees- of schrijfoefening. Ze neemt weinig tijd in beslag en is gericht op een beperkt toepassingsveld (b.v. het onderscheid tout/tous). Een korte, gerichte oefening kan daarbij ruimschoots volstaan. - Een systematische herhaling heeft als doel een referentiekader te onderhouden (of eventueel bij te brengen), waardoor de leerlingen zich kunnen oriënteren binnen het beperkt aantal grammaticale structuren en regels die relevant zijn voor hun taalgebruik. Zo leren zij ook een basisgrammatica of overzichtstabellen doelmatig gebruiken. Dit soort herhalingen mag nochtans niet te veel tijd in beslag nemen. Men vermijdt een nutteloos gedetailleerde of ingewikkelde voorstelling van zaken. Dat geldt zeker voor de referentiële gegevens die iedere leerling in zijn geheugen moet opslaan. Het doel van grammatica- onderricht is vereenvoudigen door overzicht en niet compliceren met uitzonderingen. 6 METHODOLOGISCHE WENKEN 6.1 Het jaarplan Bij het begin van het schooljaar stelt men, liefst na raadpleging van of in samenwerking met de leraren van de vakken die het eigen profiel van de studierichting bepalen (onder andere PV Praktijk/Stages), aan de hand van de leerinhouden die in het leerplan worden gesuggereerd, een lijst op van situaties, bijbehorende documenten (voor lezen en luisteren) en taken die men aan bod wil laten komen. De gesprekssituaties worden bondig beschreven, eventueel in de loop van het schooljaar, met aanduiding van het transactionele en/of interactionele karakter van de behandeling. Bijvoorbeeld - Advies geven in verband met problemen bij thuisverzorging (interactioneel). Taalhandelingen: omgaan met getallen (prijzen, hoeveelheden, gewichten) - frequentie, volgorde bepalen - manipulaties benoemen - voorwaarde, oorzaak en gevolg uitdrukken - vragen - voorkeur uiten. - Iemand bedienen naar aanleiding van een courant doktersvoorschrift (transactioneel). Taalhandelingen:... - Gesprek tussen kassier en klant in een warenhuis: een artikel onterecht aangerekend... (transactioneel en interactioneel) Taalhandelingen:... Zo krijgt men zicht op de opbouw van de leerstof en ook op mogelijke hiaten. De aanwijzingen van de voornoemde leerkrachten laten toe realistische scenario's op te bouwen en bepaalde onderwerpen te plannen in functie van de groeiende kennis en ervaringen van de leerlingen. Het jaarplan is geen star programma: het moet steeds aangevuld, gepreciseerd en aangepast kunnen worden in de loop van het schooljaar.

22 6.2 Motivatie Men moet de motivering van de leerlingen in het oog houden, onder andere door rekening te houden met hun leefwereld, hun leerstijl en mogelijkheden. - De lessen Frans moeten in de eerste plaats "doe-lessen" zijn. De leerlingen oefenen al doende bepaalde vaardigheden in en verwerven daardoor de nodige kennis.. Ze krijgen zoveel mogelijk reële taken of opdrachten waarmee ze ook in het beroep of in het privé-leven kunnen te maken krijgen.. Bij gespreksvaardigheid wordt een sterke klemtoon gelegd op eenvoudige, formule-achtige uitdrukkingen die nuttig zijn voor de dagelijkse omgang.. Men waardeert het als een prestatie als ze zich op efficiënte wijze kunnen uitdrukken. Hen vaak laten proberen heeft meer leer-effect dan aanhoudend verbeteren. - Er moet voldoende variatie zijn in de lesactiviteiten en in de referentiële syllabus.. Voor het oefenen van de gespreksvaardigheid wisselen situaties in de beroepssfeer af met situaties uit het privé-leven. Het kan aangewezen zijn dat men zich in de beginfase eerder toelegt op de meer gesloten oefenvormen die aan bod komen bij transactionele situaties. (Zie 6.3.) Maar na enige tijd laat men transactionele gesprekken afwisselen met interactionele spreekoefeningen.. De gesprekssituaties, de inhoud van lees- en luisterteksten moeten zoveel mogelijk als nieuw, boeiend of ontspannend overkomen. - Via stages (mogelijk ook via ervaring thuis of tijdens vakantiejobs), krijgen de leerlingen een steeds betere kijk op de beroepsrealiteit. Men tracht rekening te houden met hun constructieve opmerkingen, vragen en mogelijke wensen. 6.3 Gespreksvaardigheid 6.3.1 TRANSACTIONELE SITUATIES Bij dit soort situaties kan men gebruik maken van modeldialogen en bij de verwerking een vrij hoge taalcorrectheid eisen. Belangrijke kenmerken van een goede modeldialoog zijn de duidelijkheid en vanzelfsprekendheid van het scenario en het authentiek taalgebruik. - Een duidelijk en vanzelfsprekend scenario Het scenario moet aanleunen bij de herkenbare praktijk; het mag geen moeilijkheden opleveren om te memoriseren, maar moet integendeel zelf een geheugensteun zijn. Het moet de aangeboden taaluitingen verbinden met een geëigende en goed identificeerbare context, zodat nadien een analoge context het gepaste taalgebruik als het ware automatisch oproept. Modeldialogen zijn best niet te lang, tenzij men ze kan opsplitsen in duidelijk te onderscheiden delen. - Authentiek taalgebruik Modeldialogen moeten echte, eenvoudige en gebruikelijke spreektaal aanbieden. Het taalmateriaal wordt in eerste instantie aangewend in functie van een efficiënte boodschap, en niet van lexicale of grammaticale verruiming. Bijkomende woordenschat die men noodzakelijk acht, wordt best nadien aangeboden en geoefend. Om een modeldialoog te laten verwerken voorziet men de nodige tussenstappen, zonder daarom in tijdverlies te vervallen. Mogelijke tussenstappen zijn:

23 - de dialoog voorstructureren en beluisteren (zie 6.4 Luistervaardigheid); - de dialoog nogmaals beluisteren en volgen in de tekst; - de leerlingen zeggen hem na met aandacht voor uitspraak, ritme en intonatie; - verwerkingsoefeningen (invul-, combinatie-, gedeeltelijke vertaaloefeningen enz.) die de leerlingen moeten vertrouwd maken met de nieuwe uitdrukkingen en met bepaalde vormelijke aspecten van de dialoog (b.v. het gebruik van de subjonctif na préférer); deze oefeningen moeten zoveel mogelijk aanleunen bij de geoefende tekst; - de dialoog memoriseren; als tussenstap kan men hem laten spelen met behulp van teksten waar de replieken van een personage zijn vervangen door hun vertaling, een beknopte aanduiding of een tekening; de leerlingen kunnen elkaar corrigeren; - transferoefeningen via situationele variaties: deze etappe is belangrijk daar ze de integratie van de nieuwe taalelementen in het semantisch- of lange-termijngeheugen bevordert; het louter memoriseren van de modeldialogen heeft enkel invloed op het kort geheugen. Men confronteert de leerlingen liefst met verschillende modellen. Bij transferoefeningen en wanneer de leerlingen zelf een dialoog moeten bouwen, zorgt men voor een nauwkeurige beschrijving van de personages, de situatie en zo nodig, het verloop van het gesprek (de setting). Daarbij moeten ze beschikken over de nodige woordenschat en uitdrukkingen. Men kan ze dit alles geven op fiches of "rollenkaarten" (cue-cards), zodat ze groepsgewijs aan een opdracht kunnen werken en nadien de opdrachten uitwisselen. Men kan een analoge werkwijze toepassen voor het leren formuleren van instructies en boodschappen. 6.3.2 INTERACTIONELE SITUATIES Bij het oefenen met dit soort situaties zullen de accenten eerder liggen op spreekdurf en doeltreffend taalgebruik. De leerlingen durven zo nodig risico's nemen en ontwijkingsstrategieën toepassen. Groeien in vormcorrectheid blijft nochtans een uitdaging. Hier volgen enige voorbeelden. - Een gezamenlijke keuze bepalen, aan taakverdeling doen.. De optimale realisatie van een opdracht bespreken in functie van een vastgestelde kostprijs; de besteding bespreken van gezamenlijke gelden voor een goed doel, een klasactiviteit en dergelijke.. Een lijst benodigdheden opstellen voor... De leerlingen moeten elkaar kunnen overtuigen en het samen eens worden. Na 15 minuten brengt elk groepje verslag uit over de getroffen beslissingen en motiveert ze. - In groepjes laten reageren op pregnante of controversiële uitspraken. Na 10 minuten brengt elk groepje verslag uit over de naar voor gebrachte meningen. - Standpunten en/of ervaringen uitwisselen naar aanleiding van een lees- of luistertekst, gebeurtenissen, ervaringen en dergelijke. De leraren van een aantal richting-specifieke vakken kunnen ongetwijfeld meer interessante suggesties aan de hand doen. Om een optimaal effect te bereiken met dergelijke communicatieve oefeningen moeten wel een aantal voorwaarden vervuld worden.