RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 12 juni 2008 (13.06) (OR. fr) Interinstitutioneel dossier: 2008/0110 (COD) 10637/08 ADD 2 AGRILEG 104 CODEC 769 INGEKOMEN DOCUMENT van: de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie ingekomen: 11 juni 2008 aan: de heer Javier SOLANA, secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger Betreft: WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE Begeleidend document bij het ontwerpvoorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (Verordening dierlijke bijproducten) SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING Hierbij gaat voor de delegaties Commissiedocument SEC(2008) 1995. Bijlage: SEC(2008) 1995 10637/08 ADD 2 lv DG B I NL
COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 10.6.2008 SEC(2008) 1995 WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE Begeleidend document bij het ontwerpvoorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (Verordening dierlijke bijproducten) SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING {COM(2008) 345 definitief} {SEC(2008) 1994} NL NL
WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE Begeleidend document bij het ontwerpvoorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (Verordening dierlijke bijproducten) SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING 1. BELEIDSCONTEXT EN RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN Dit voorstel maakt deel uit van de agendaplanning en het werkprogramma van de Commissie (referentie 2005/SANCO/058). Naar aanleiding van een aantal crises (TSE, dioxine, klassieke varkenspest en monden-klauwzeer) in verband met producten van dierlijke oorsprong die een gevaar voor de volksgezondheid en de diergezondheid vormden, heeft de Gemeenschap een reeks maatregelen vastgesteld om de volksgezondheid en de diergezondheid "van boer tot bord" te beschermen. Een van deze wetsbesluiten inzake diergezondheid en volksgezondheid is Verordening (EG) nr. 1774/2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten 1, waarbij 19 bestaande besluiten geconsolideerd, vereenvoudigd en vervangen zijn. Voorts zijn bij die verordening strengere voorschriften ingevoerd voor de erkenning van bepaalde bedrijven, de kanalisatie en traceerbaarheid van bepaalde producten en de toepassing van een reeks verwerkingsparameters voor strikt op risico gebaseerde categorieën dierlijke bijproducten, teneinde te garanderen dat eindproducten voor vervoedering of technische doeleinden veilig zijn. Sinds de inwerkingtreding van de verordening heeft de Commissie doorlopend met de stakeholders gecommuniceerd en overlegd om na te gaan of er zich op bepaalde punten of gebieden problemen voordoen (zie bijlagen I en II). Voorts heeft het Voedsel- en Veterinair Bureau inspecties verricht om toezicht te houden op de tenuitvoerlegging van de voorschriften inzake dierlijke bijproducten door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten. Op basis van de door de lidstaten verstrekte informatie en de resultaten van de inspecties van het VVB heeft de Commissie op 24 oktober bij het Europees Parlement en de Raad een verslag (COM(2005) 521) ingediend over de ervaring die de 25 lidstaten hebben opgedaan met de uitvoering van de verordening. Om gegevens te verzamelen over de mogelijke effecten van dit initiatief op de administratieve lasten, is voorts een algemene raadpleging via internet gehouden en is een vragenlijst over de administratieve kosten gestuurd aan de bevoegde autoriteiten, de betrokken bedrijven en de stakeholders, waaronder derde landen. Om de werkzaamheden te stroomlijnen en een gespecialiseerde bijdrage aan de effectbeoordeling te kunnen leveren, is een interdepartementale stuurgroep met 1 PB L 273 van 10.10.2002, blz. 1. NL 2 NL
vertegenwoordigers van verscheidene directoraten-generaal opgericht. De stuurgroep is tijdens de opstelling van de effectbeoordeling driemaal bijeengekomen. De wetgeving functioneert goed en beantwoordt over het algemeen aan de doelstellingen. Bij de raadplegingen is echter gewezen op gebieden waarop wijzigingen moeten worden overwogen om de huidige wetgeving te actualiseren, meer rechtszekerheid te bieden, de wetgeving te vereenvoudigen en de administratieve lasten te verminderen. Met name is gebleken dat bepaalde kwesties moeten worden verduidelijkt en dat enige flexibiliteit nodig is om rekening te houden met nieuwe wetenschappelijke kennis over de risico's die met de mogelijke toepassingen van dierlijke bijproducten samenhangen. Daarom wordt een herziening overwogen. Deze brengt echter geen veranderingen met zich in de basisbeginselen en de structuur van de voorschriften voor het gebruik, de verwerking, de verwijdering, de traceerbaarheid en de kanalisatie van dierlijke bijproducten in de EU. Er moeten verscheidene kwesties worden aangepakt, maar deze effectbeoordeling is vooral gericht op de volgende gebieden, die belangrijke effecten met zich kunnen brengen: het toepassingsgebied van de verordening is onvoldoende duidelijk. Met name is het niet duidelijk wanneer producten niet langer als dierlijke bijproducten worden beschouwd en dus niet langer onder de verordening vallen, en of dierlijke bijproducten van vrij wild onder de verordening vallen; de indeling van dierlijke bijproducten in categorieën staat niet altijd in verhouding tot het risico dat zij inhouden; sommige bedrijven die onder deze verordening vallen, moeten tweemaal erkend worden (overeenkomstig de wetgeving inzake dierlijke bijproducten en overeenkomstig wetgeving inzake andere sectoren); in de huidige verordening komen een aantal belangrijke kwesties in verband met afwijkingen niet aan bod (bv. het belang van dierlijke bijproducten voor onderzoek, natuurrampen). 2. ALGEMENE DOELSTELLINGEN De algemene doelstellingen van dit initiatief zijn dezelfde als die van de huidige wetgeving, namelijk de gezondheid van mens en dier beschermen, de voedselveiligheid garanderen, het vertrouwen van de consument in de veiligheid van de voedsel- en voederketen versterken, de interne markt goed helpen functioneren en het concurrentievermogen van de betrokken sectoren in de EU versterken. 3. OPERATIONELE DOELSTELLINGEN De specifieke doelstellingen zijn: de verordening inzake dierlijke bijproducten herzien om het regelgevingskader aan te passen aan de risico's die dierlijke bijproducten met zich brengen, meer juridische duidelijkheid scheppen en de voorschriften aanpassen aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang. NL 3 NL
Om deze specifieke doelstellingen te verwezenlijken, zijn voor de volgende problemen de volgende operationele doelstellingen vastgesteld: wat het toepassingsgebied betreft: het regelgevingskader aanpassen aan de risico's van dierlijke bijproducten door vast te stellen op welke verwerkte producten de voorschriften van toepassing zijn, teneinde lacunes of overlapping in de wetgeving te voorkomen en het vertrouwen van de consument te versterken; wat de indeling van nieuwe producten betreft: het regelgevingskader aanpassen aan de risico's van nieuwe dierlijke bijproducten en meer juridische duidelijkheid scheppen; wat meer duidelijkheid over erkenning, registratie en controles betreft: meer juridische duidelijkheid scheppen en onnodige lasten voorkomen; wat meer duidelijkheid over afwijkingen betreft: het regelgevingskader aanpassen aan de risico's van dierlijke bijproducten en bijdragen aan de wetenschappelijke vooruitgang inzake de invoer van dierlijke bijproducten. Het doel van dit initiatief sluit aan bij de strategische doelstellingen van de Commissie en de beginselen van betere regelgeving, namelijk de maatregelen beter, doelmatiger en doeltreffender maken en onnodige lasten voor het bedrijfsleven voorkomen voor zover dit de bescherming van de volksgezondheid en de diergezondheid en de voedselveiligheid niet in het gedrang brengt. 4. OVERWOGEN MOGELIJKHEDEN Om de problemen aan te pakken die tijdens het proces naar voren zijn gekomen, zijn diverse opties overwogen, met uitzondering van deregulering, aangezien de huidige wetgeving een doeltreffend instrument is gebleken om een hoog niveau van bescherming tegen risico's voor de volksgezondheid en de diergezondheid te bieden. Bij de effectbeoordeling zijn de sociale, economische en milieueffecten van alle opties onderzocht. Aangezien de vragenlijst slechts weinig gegevens heeft opgeleverd (zie punt 6), ging het vooral om een kwalitatieve analyse. Hoewel het niet mogelijk was het standaardkostenmodel te gebruiken, zijn voor sommige beleidsopties de administratieve kosten geraamd voor zover de beschikbare gegevens daarvoor konden worden gebruikt. De verrichte analyses kunnen als volgt worden samengevat: de optie "niets veranderen", dat wil zeggen de huidige situatie behouden wat alle kwestie betreft, werd niet passend geacht omdat dit geen oplossing zou bieden voor de huidige problemen met het niveau van bescherming van de volksgezondheid en de diergezondheid, concurrentieverstoring en het functioneren van de interne markt; voor de verduidelijking van het toepassingsgebied van de verordening werden ook niet-regelgevende of "zachte" regelgevende instrumenten overwogen; voor de overige kwesties werden deze instrumenten niet passend geacht. Uit de NL 4 NL
resultaten van de effectbeoordeling werd geconcludeerd dat niet-regelgevende instrumenten geen oplossing zouden bieden voor het probleem van de rechtsonzekerheid over het toepassingsgebied van de verordening; uiteindelijk werd een herziening van de bestaande verordening overwogen. 5. CONCLUSIE De algemene conclusie van de effectbeoordeling was dat de beste optie om de bij de evaluatie vastgestelde problemen aan te pakken, een herziening van de bestaande verordening is. Deze herziening zou een oplossing bieden voor de problemen met de interpretatie van het toepassingsgebied van de verordening en daarmee samenhangende problemen zoals concurrentieverstoring en ongelijke niveaus van bescherming tegen risico's voor de volksgezondheid en de diergezondheid. Voorts wordt voorzien in een meer op risico's gebaseerde indeling van dierlijke bijproducten, worden de afwijkingen verduidelijkt en worden de administratieve lasten verlaagd doordat bepaalde soorten bedrijven niet langer tweemaal erkend hoeven te worden. NL 5 NL